éi Een Bourgondiër zonder oogkleppen Lichaamsreligie Sommige wielerliefhebbers schakelen onmiddellijk over naar de BRT op het moment dat ze zijn stem horen. Anderen loven hem juist vanwege zijn grote kennis van het cyclisme en zijn enorme ervaring in de verslaggeving ervan. Jean 'De NeelNelissen ligt er zelf niet wakker van. Voor de 28ste keer doet hij deze weken verslag van de Tour de France, omdat het toch het hoogtepun t van het vak is. En nee, ruzie met Mart Smeets heeft hij echt niet. DOOR DICK HEUVELMAN Alsof Jean Nelissen (59) ermee wil zeggen dat-ie zelf ook niet de eer ste de beste in Maastricht is, somt hij enkele buren op. „Vlak naast me zit Max Moskowicz, één van de beste, zo niet'de bes te advocaat van Nederland. En hier tegen over is de vrouw van Van Agt, Eugenie, gebo ren. Vroeger woonden hier allemaal notabe len, nu is het een zakenstraat geworden. Je vindt hier consulaten, notarissen, gerechts deurwaarders, dat soort werk." En Jean Nelissen dus. Bourgondiër, en óók niet onbemiddeld, dankzij een werkzaam en produktief leven. Sinds hij niet meer is te vin den op de burelen van het dagblad De Lim burger, houdt hij met zijn eigen bedrijf WIN- publiciteit kantoor in het hart van Maas tricht, waar de vroegere statigheid is verdre ven door een eigentijdse no nonsense-struc tuur. De stoffige panden lijken er een beetje onder te lijden. Zo niet Nelissen. Hij maakt er dagen van tien tot twaalf uur. En als het zo uitkomt ook nog wel eens langer. Achter zijn bureau hangt een uitgeknipte krantekop: 'Grootste dreiging is de macht van de middelmaat', luidt de boodschap. Waarom heeft Nelissen dat credo van schrij ver Kees Fens daar zo opvallend bevestigd? „Omdat ik me er helemaal in kan vinden", zegt hij. „Neem de kranten. Wie maken daar promotie? De lieden uit de vergadercircuits, die de hele dag maar praten en overleggen en verder niets doen. „De echte vakmensen, de jongens met cre ativiteit, hebben daar geen tijd voor. Die zijn de hele dag met hun produkt bezig. En daar door zijn ze uitgesloten van topfuncties. Vak kennis telt steeds minder. ,En er is geen ge drevenheid meet'. Ik mis,bij.s,teeds meer col lega's de vreugde van het brengen van een primeur. Het zal ze worst wezen. Dat snap ik niet. Wat is er nou mooier voor een journalist dan een primeur? Dat was voor mij altijd de crux van het vak, nieuws brengen." Primeurs, Jean Nelissert leefde er voor. Troefde als 'regionaal' vaak landelijke dag bladen af. Zoals in 1971, toen hij als eerste meldde dat Rinus Michels trainer werd bij Barcelona. Nelissen: „Ajax had net de eerste keer de Europa Cup gewonnen door Panathi- naikos te verslaan. Ik was erbij in Londen, en ik weet nog goed dat Michels een zeer ge spannen indruk maakte. Ik proefde gewoon dat er iets bijzonders stond te gebeuren. „Afijn, niet veel later was er een zogenaam de gentleman-koers, ergens in de Achter hoek. Een van de deelnemers was Sjaak Swart, Mister Ajax. 'Jean', vroeg hij me, 'zou je m'n banden even op spanning willen bren gen?'. Toen ik bezig was, vroeg ik en passant: 'Zeg, waar gaat Michels heen?' Barcelona, zei-ie. Ik heb meteen al m'n relaties inge schakeld. En ja hoor, midden in de nacht kreeg ik de bevestiging dat Michels twee da gen later zou tekenen. Toen was het pats- boem, op acht kolom op de voorpagina." Scherp Ze kunnen Jean Nelissen veel verwijten, maar niet dat hij geen hart voor de zaak heeft. Een week geleden begon hij aan z'n 28ste Tour de France. En andermaal is hij met een opge wonden gevoel afgereisd. Hij is verre van blasé. Hoe dat kan, na zoveel 'dienstjaren'? Nelissen: „Laat ik voorop stellen dat ik die hele Tour met realiteitszin kan beschouwen. Ik houd van Frankrijk, mag er heel graag we zen. Maar een veel belangrijkere reden om te gaan is dat de Tour toch één van de hoogte punten is van je werk. Het houdt je scherp." We mogen niet van een vorm van versla ving spreken? „Nee, absoluut niet zeg! Ik zou best zonder de Tour kunnen. Ik heb heus geen oogkleppen op. Je kunt me bijvoorbeeld ook vragen naar het kinderwetje van Van Houten, of naar welk wereldprobleem ook, ik kan je er iets over vertellen. Maar ik heb dit vak nu eenmaal gekozen, en dan moet je ook de consequenties ervan aanvaarden en niet weglopen voor je verplichtingen." Nelissens kennis van zaken bleef niet al leen beperkt tot De Limburger en Studio Sport. Hij heeft ook acht boeken op z'n naam staan, waarvan het laatste 'De Bijbel van de Tour de France' vorige week van de pers liep. Een tweetalige publicatie, want voor de helft in het Frans geschreven. Hij gaat er prat op veel parate kennis van het cy clisme te hebben. Van de ongeveer 900 profs die er zijn, kan hij er zo'n 750 in kaart bren gen. Zegt-ie. Nelissen: „Als je verslag doet voor de TV, dan kun je niet gauw even in al lerlei documentatie bladeren. Dat werkt niet. Dan val je gauw door de mand." Nelissen is ook gek op cijfers. In zijn 'Tour bijbel' heeft hij uitgerekend dat er op de kop af 361.876,3 Tourkilometers zijn afgelegd als deze Ronde van Frankrijk erop zit. Nelissen: „En daarvan heb ik er dan 30,36 procent af gelegd, ofwel 109.979,8 kilometer. Als ik daar de verplaatsingen nog bij tel, heb ik in 28 jaar 214.979,8 kilometer gemaakt. Mart Zijn faam als Tourverslaggever geldt niet zijn stukken Voor De Limburger, maar vooral het co-commentatorschap met Mart Smeets bij de NOS. Een duo dat het prima met elkaar kan vinden, al menen nogal wat kijkers dat er ZATERDAG 8 JULI Denkwijzer Jean Nelissen tijdens de Tour in zijn commentaarpositie: „Soms spelen Mart en ik Walden en Muyselaar. Dat doen we om de zaak te verlevendi gen." FOTO GPD COR VOS Commentator Jean Nelissen nadert zijn dertigste Tour de France tussen beide heren een chronische animosi teit heerst. Nelissen: „Flauwekul, we kunnen het gewoon goed met elkaar vinden. Anders hou je het toch niet zo lang vol. Sinds 1973, kun je nagaan. Ja, we zijn wel eens als Wal den en Muyselaar (cabaretduo Snip en Snap, red.) bezig. Dan ben ik de aangever, dan weer Mart. Dat doen we om de zaak te verlevendi gen. En na een etappe kunnen we samen uren over wielrennen praten. Trouwens, niet alleen daarover hoor. We zijn geen vakidio ten. Over politiek, kunst, mens en maat schappij praten we ook heel intensief." De Belg De roep om 'de Belg' die onder wielerkijkers hier en daar wel eens wordt gehoord, moet volgens hem niet .worden overdreven. „Metingen hebben uitgewezen dat nauwe lijks drie procent van de Nederlanders de BRT opzet voor het wielrennen. Ik zal je wat anders vertellen: er kijken meer Vlamingen naar ons dan andersom." De BRT heeft voor de ins en outs een oud-renner als gastcom- mentator ingehuurd. Nelissen: „Dat hebben wij in de jaren zeventig ook geprobeerd, met Jan Janssen bijvoorbeeld. Maar het voegde niets toe, omdat hun waarneming ook de on ze is. Als ze een tijdje uit het peloton zijn, is het gauw over met bijzondere wetenswaar digheden." Mensen die Jean Nelissen beter kennen, zeggen dat hij minder vertelt dan hij weet. „Ja, maar met een medium als TV moet je heel voorzichtig zijn, vanwege de impact die het heeft. Vóór je het weet beschadig je ie mand. Daarom vermijd ik ten allen tijde on bewijsbare kretologie. Dingen die je 's avonds in een informele sfeer hoort. Je moet rekening houden met de sectarische wereld waarin je werkt. Vergeet niet dat veel van wat zich iri het peloton afspeelt de pers nooit be reikt. Soms komen bepaalde dingen later naar buiten. Dat kan maanden duren, maar ook wel jaren." Gastcommentatoren zouden toch wel een boekje open kunnen doen over dopingge- bruik in de Tour. De nog actieve coureur Ab- doesjaparov liet onlangs nog in Elsevier we ten dat de helft van het peloton zonder do ping te voet zou gaan. Nelissen: „Ik geloof dat niet. Natuurlijk worden er middelen ge bruikt, maar ik ben er heilig van overtuigd dat de grote drogeurs van weleer er niet meer zijn. Kijk, een Tour vergt veel van iemands li chaam. Dankzij de medische begeleiding krijgen renners nu bepaalde supplementen toegediend om de lichaamshuishouding weer op z'n normale waarde te brengen. Dat gebeurt met lichaamseigen stoffen, die via het infuus worden toegediend. Maar is dat doping? Dat is een ethische kwestie." Zou Jean Nelissen elke dag aan het infuus willen liggen om een goed stuk op papier te kunnen zetten? „Nee, beslist niet. Aan mijn lijf geen polonaise. Maar wielrennen is geen spoil die de gezondheid bevordert. Ik heb ge probeerd een lijn te ontdekken in de sterfte onder oud-profs, met het idee er een boek over te schrijven. Er zijn er nogal wat jong ge storven. Ik denk aan Fausto Coppi, Hugo Ko- blet, Louison Bobet, Gastone Nencini, Jac ques Anquetil, Noël Foré, Fred De Bruyne, Mare Demeyer, Eef Dolman, Leo Duijndam, Bert Oosterbosch, Johannes Draaijer, noem maar op. „Ik heb de meest complete lijst van ren ners waarvan je zegt: 'Hé, is die al dood?'. Maar ik kan er verder niets mee. Er is geen aanwijsbaar verband tussen hun dood en het feit dat zij gefietst hebben. De vrouw van Dolman heeft me wel eens verteld dat zij denkt dat haar man zo vroeg is gestorven door het nemen van bepaalde produkten. Hij leed onder meer aan geheugenverlies. Ik heb Dolman wel duizend keer geïnterviewd, maar toen ik hem voor m'n boek wilde spreken, zei-ie: 'Ik ken je helemaal niet, man!'. Maar wie zegt me dat hij dat niet zou hebben ge had als hij niet gefietst zou hebben?" PerVitine Dat er stimulerende middelen worden ge bruikt in het cyclisme staat ook voor Nelissen als een paal boven water. 'De Neel', zoals zijn confrater Smeets hem noemt, gelooft niet in sprookjes. „Er wordt echter niet geslikt in die mate als Abdoe wil doen geloven. Het is wel een feit dat de mens altijd bezig is met de vervolmaking van de medische begeleiding. En het is ook een bewezen feit dat doping helpt, al kun je het niet ongestraft gebruiken. Als je een lange carrière wilt maken, moet je van het 'spul' afblijven." Voor zijn boek 'De anabolica-mannen' heeft Nelissen zich uit journalistieke nieuws gierigheid zelf eens laten injecteren met sti mulantia. „Dat was in 1967, samen met een andere journalist, Trino Flothuis. We wilden zelf wel eens ervaren wat de werking van het spul was. Samen met dokter Thei Jessen zijn we naar Beek gegaan. Eerst reden we een rondje van zeven kilometer 'naturel', twee uur later een rondje nadat we ons hadden la ten injecteren met pervitine, een middel dat het centraal zenuwstelsel activeert. ,„Nou, ik kan je vertellen dat we allebei na die spuit beduidend sneller reden, terwijl we nog meer last van de wind hadden ook. Ik herinner me nog dat we ook daarna zeer op gewonden waren. We moesten 's avonds voor ons werk naar een voetbalwedstrijd. Daar gedroegen we ons nóg zeer geïrriteerd en geagiteerd. Uiteraard schreven we onze bevindingen op. Dat gèf me toch een bomin slag voor die tijd. In heel Europa werden on ze verhalen gepubliceerd. Bonvivant Rijk is hij er toen niet van geworden, ook niet van het boek 'De anabolica-mannen'. Nelis sen: „Ik zal je vertellen dat het mijn minst verkochte boek is. De mensen willen dat soort verhalen gewoon niet lezen. Alles moet mooi en aardig zijn." Toch staat Nelissen in Limburg en (wijde) omstreken bekend als een bemiddeld man. Een bonvivant, die zich laat leiden door de levenswijze der Bourgon diërs. „Ach", zegt hij relativerend, „ik heb genoeg om leuk te leven. Dat zou ik niet kunnen als ik stinkend rijk was. Dan moet je steeds ach terom kijken of er iemand aan komt. Ik heb medelijden met mensen die alles opzij zetten om héél rijk te worden. Als ze het dan zijn, moeten ze tien bloedhonden kopen en een hek om hun huis zetten om zichzelf te be schermen. Rijk wezen in een kooitje, ik moet er niet aan denken, zeg! Ik ben tevreden. Door ons vak kom ik vaak in restaurants, waar ik mijn bourgondische inslag kan be vredigen. Dat is ook één van de dingen die me boeit in de Tour. Lekker eten en dan pra ten met de mensen die je in zo'n ronde te genkomt. Ja, in die zin mag men mij rijk noe men." Zowel in het begin van de jaren zeventig als aan het eij van de jaren tachtig, hield het Amerikaanse tijdschrift 'Psychology Today' een enquête onder haar lezers ove gevoelens met betrekking tot uiterlijk en lichaamsge- wicht. Over die periode van bijna twintig jaar bleek er sprake te zijn van een opmerkelijk afname in tevreder heid over het eigen lichaam, zowel bij vrouwen maar vooral bij mannen. Het traditionele verschil op dit pui tussen de geslachten lijkt aan het verdwijnen. Of ande gezegd: we leven allemaal in een cultuur waarin de dr om er goed uit te zien steeds groter wordt, en de koste van er-niet-goed- uitzien steeds hoger. Natuurlijk is uiterlijk altijd al belangrijk geweest en het be antwoorden aan het heersende schoonheidsideaal voordelig. En natuurlijk hebben mensen van alle tijden getracht om nun uiter lijk te verfraaien door het te be schilderen, aan te kleden of door de groei van bepaalde lichaams delen (zoals voeten) te beperken en van andere te stimuleren (zoals borsten). Maar in onze tijd, als gevolg van technische ontwikkelingen, is er een kracht ontketend die ons vrijwel dage lijks dwingt om ons uiterlijk, ons lichaam, aan standaarden van perfectie te spiegelen en ons druk te maken om iets te doen aan de afstand tussen werkelijk heid en standaard. Door de me dia - reclameborden, bladen, film, televisie - komen we dage lijks, op straat maar ook in onze eigen huis- en slaapkamer, aller lei bloedmooie mensen bijna even vaak tegen als onze familie leden of kennissen. Die media- schoonheden herinneren ons er constant aan hoe 'gaaf mensen eruit kunnen zien, en ook hoe gaaf ze eruit moeten zien om aan de hoogste standaard van uiter lijke perfectie te beantwoorden. Als het daar nou bij zou blij ven, dan zou het allemaal nog daar aan toe zijn. Maar tegelijk met het onophoudelijke schoon heden-bombardement, wordt ook de boodschap ingehamerd dat we niet bij de pakken neer moeten en hoeven te zitten. We moeten dat niet doen, omdat we onszelf anders maatschappelijk en financieel schade berokkenen. Dikke mensen hebben, bij gelijke capaciteiten, bij sollicitaties min der kans dan slanke, net zoals ze met pech langs de weg minder kans hebben om geholpen te worden. Mooie vrouwen krijgen, bij een gelijk vergrijp, een gemid deld lagere straf dan 'niet-zo- mooie' vrouwen. Mooie mensen worden over het algemeen ook aardiger gevonden. Kortom, in onze cultuur geldt: wat er van buiten goed uit ziet, zal dat van binnen ook wel doen. Verder hoeven we ook niet bij de pakken van ons uiterlijk te gaan neerzitten, omdat er talloze trucs zijn om ons uiterlijk zodanig te corrigeren dht we veel dichter in de buurt van de ideaalstandaard komen dan we op dit moment nog zijn. Als we naar een televi sie-kanaal zappen waar net een aerobic-les aan de gang is en prachtig gevormde lichamen on der kreten als 'trek die buikspie ren in', 'beweeg die heupen', 'stretch die armspieren' aan het werk zijn, dan wordt er in feite op ons ingepraat met de bood schap: 'schoonheid, slankheid, fitheid is een persoonlijke presta tie'. Daarmee is uiterlijk het visi te-kaartje van onze persoonlijk heid geworden. Wie een stevig, goed gepropor tioneerd, krachtig en gezond uitziend lichaam heeft, heeft ook een stevige, krachtige, gezonde persoonlijkheid met een hoge mate van zelfbeheersing en zelf controle. Wie een slap, slecht ge proportioneerd, ongespierd li chaam heeft, heeft ook een slap pe, weinig krachtige persoonlijk heid en een gebrek aan zelfbe heersing. Wie aan zijn lichaam werkt om het zo dicht mogelijk in de buurt van het heersende schoonheidsideaal te brengen en zo fit mogelijk te houden, levert daarmee het bewijs te kunnen voldoen aan de belangrijkste psychologische waarden in onze cultuur, te weten zelfbeheersing, zelfcontrole, zelfbepaling. Op nieuw dus: wat van buiten goede proporties heeft, zal dat van bin nen ook wel hebben. Sterker nog: steeds meer mensen geloven dat het veranderen van het lichaam door training de meest tastbare en voor iedereen weggelegde manier is om te bewijzen dat we over die wilskracht beschikken die nodig is om in en van het le ven echt iets te maken. Zelfs als we geen baan hebben om aan te werken, kunnen we toch bewij zen iets in onze mars te hebben door hard aan ons lichaam te werken. Met de opkomst van deze 'li chaamsreligie' zijn ook een aan tal symptomen opgekomen die bij elke religie gebruikelijk zijn. Eén daarvan is het ervaren van schuldgevoelens als we ons niet aan de rituele voorschriften van de religie houden. Zo zijn er steeds meer mensen die zich schuldig voelen als ze een ii- chaamsdienst, zoals hun aero bic-les of hun jogging-parkoe een keer overslaan. Een ande symptoom is dat je je pas iet! leuks of iets lustvols kan vero loven als je eerst een bepaald chaamsritueel hebt verricht. Net zoals de gelovige van wel de koffie op zondag alleen m; vond smaken na een uur kerk dienst, zo geeft de lichaamsge vige zich pas met een gerust 1 aan bepaald eten of drinken o als-ie eerst een flinke tijd 'geë cised' heeft. En net zoals voor een bepaalde zonde eertijds d geestelijke biechtvader een b( tedoening oplegde, zo leggen tegenwoordig onszelf voor li chaamszonden - toch dat exti taartje of die ongezonde pizza gegeten hebbend - een bepaa lichamelijke boetedoening op een keer extra trainen of renn Alleen, wij gaan niet meer te biecht bij een mens. Wij gaan biecht bij de techniek: de spie of de weegschaal. En hoe grot de afwijking, de zondeval, hot groter en hoe langduriger vaa de straf die we opgelegd krijgt Veelbetekenend in dit opzie is het woord dieet, een van vaakst uitgedeelde straffen. H woord dieet stamt van de Grit woorden diaita, wat zoiets be kent als leefregel, en aisa, dat iets betekent als het juiste, tot mende deel. Kortom, diëten z bedoeld om ons zelf te dwingt weer op het juiste, goede pad komen. Het is dus niet zo vreemd dat veel mensen het weer op dieet moeten als een gelrechte straf ervaren, waarv: ze tegelijkertijd vinden dat ze zich er niet aan mogen onttre ken (hoewel ze vaak wel in hè j geniep 'zondigen'). Dat èen d veel meereen lichaamsreligie! boetedoening dan een gezontj heidsmaatregel is, blijkt uit he feit dat het volgen van diëten meestal helemaal niet helpt o een gewenst of ideaal lichaam gewicht te handhaven. Wie va op dieet gaat, komt op den du eerder aan. Ik wil overigens allerminst de druk wekken dat de heersendi chaamsreligie met alle ellendt van dien eenvoudigweg de schuld van de media is. Wat w de media terecht kunnen vem ten, zoals de psychologe Juditl Rodin in haar boek Body trapi< (Lichaamsvallen) zegt, is dat z een bepaalde uiterlijke standa - die onbereikbaar is voor de meeste mensen en heel goed waarneembaar is in een serie 'The Bold and The Beautiful' - ideaal'heeft verheven. Maar i\ kunnen de media niet verant woordelijk stellen voor het feit dat hoe we eruit zien, sterk bei vloedt hoe we ons zelf voelen. Wat we de media wel weer kui nen verwijten, is dat ze ons voortdurend proberen te verle den om veel, zeg maar rustig z veel mogelijk, met ons uiterlijl bezig te zijn. Dat ondermijnt c ze geestelijke gezondheid. Er zijn inmiddels tal van studii die laten zien, dat hoe meer mensen op hun lichaam letten (hoe vaker ze in de spiegel kijk bijvoorbeeld), hoe kritischer z< ten opzichte van zichzelf word en hoe-meer negatieve gevoelt ze over hun lichaam, en - wati ger is - in het voetspoor daarva over zichzelf als persoon hebbi Grote aandacht voor ons licha helpt ons niet, het brengt ons hoogstens verder van huis. Als u wilt weten of u aan uite lijkheids-fundamentalisme lijdt, een simpel advies. Schrijf twintig dingen op waarvan u zi op dit moment het meest bew bent. Tel vervolgens het aantal dingen dat direct of indirect m uw lichaam of uiterlijk te make heeft. Als dat vijf of meer is, kijl dan wat minder vaak in de spie gel. Laten we zeggen:hoogsteni eenmaal per dag. Na een week twee zult u een weldadig spiegi logisch effect merken. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 34