Ritzen vreest rol Bolkestein: 'Dat kan dus echt niet langer zo' Feiten Meningen Goede fee Borst kan wel eens Dracula zijn Contrarevolutie in het wetenschappelijk onderwijs I' Op het ministerie van volksgezondheid zwaait een goede fee de scepter. Flet is me vrouw Borst, voor D66 minister in het paar se kabinet-Kok. Wat staatssecretaris Simons (volksgezondheid) in het vorige kabinet niet is gelukt, lijkt onze goede fee zonder veel omhaal van woorden en commotie voor el kaar te krijgen: het socialiseren van de ge zondheidszorg. Simons heeft er voor gezorgd dat we met vijftien miljoen Nederlanders zijn verzekerd bij één verzekeringskartel onder leiding van Hans Wiegel. Mevrouw Borst zorgt ervoor dat binnenkort de medische specialist als vrije ondernemer voltooid verleden tijd is en dat de vrij gevestigde apotheker- straks een drogisterij kan beginnen. Doel is een goedkopere gezondheidszorg. Dat is nodig omdat deze veel te duur zou zijn. De medisch-specialisten zijn door me vrouw Borst uitgeschakeld met behulp van de zorgverzekeraars Nederland. Die doen straks alleen nog zaken met het ziekenhuis en niet meer met de specialisten. Fleel be grijpelijk. Wanneer je het vrijwel alleen voor het zeggen hebt dan doe je liever zaken, grote zaken, met minder dan met meer par tijen. De medische specialist moet maar af wachten wat de ziekenhuisdirectie voor hem in de wacht weet te slepen. Hij is geen partij meer. Hij is ook geen loonafhankelij ke die zijn werk verricht van negen tot vijf, met een goed pensioen en een redelijk sala ris. Nee, de medisch specialist wordt een soort franchise-ondernemer, een uitermate beklagenswaardige soort. U kent ze wel die zwoegers die een winkel uit een keten mogen beheren. Zij zijn met handen en voeten gebonden aan de leve rancier van hun produkten, die hen dikwijls ook nog tegen woekerprijzen de winkel ruimte verhuurt. Andere merken mo gen zij niet verko pen, de winstmarge per produkt wordt vastgesteld door de leverancier. Wanneer onvol doende wordt ver kocht om van te le ven en de winkel- huur te betalen geeft de feitelijke ei genaar van de keten niet thuis. Helaas pindakaas! Degenen die het lukt het hoofd boven water te houden, maken buitensporig lange uren en zetten als onbetaald personeel dikwijls vrouw en kinderen in. Een uitgekookte for mule, die veel weg heeft van een moderne vorm van slavernij. Iets soortgelijks hangt de medisch specia listen boven het hoofd. Hun winkel mogen ze huren van het ziekenhuis tegen door de directie vast te stellen prijzen en wat ze ver dienen is in overwegende mate niet meer afhankelijk van hetgeen ze presteren, maar van hetgeen de verzekeraars met de zieken huisdirecties overeen komen. De onderne mende specialist die probeert zijn praktijk zo efficiënt mogelijk te runnen en tracht zo veel mogelijk mensen van dienst te zijn, ziet daar straks weinig of niets van terug in zijn portemonnee. Het zal met dit soort specialisten dus wel snel afgelopen zijn, want al te goed is buur- mans gek. Zal het hier nu allemaal beter en goedkoper van worden. Ik geloof daar niets van. Verambtelijkte gezondheidszorg is ner gens in de wereld een succes gebleken. De rijken zijn er niet van gediend en roepen door hun behoeften als vanzelf een particu liere gezondheidszorg op. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat dit ook niet in Nederland gaat gebeuren. De minder welgestelden zijn al aangewe zen op de verambtelijkte gezondheidszorg die qua kwaliteit holder de bolder achteruit zal gaan. Mensen die daarin werken zullen minder gemotiveerd zijn en de beteren zul len de weg naar de particuliere veel beter betalende gezondheidszorg snel weten te vinden. Het resultaat is voor heel veel men sen een slechtere gezondheidszorg en gro tere uitgaven voor die zorg, in plaats van minder. De verambtelijkte en particuliere gezondheidszorg levert bij elkaar opgeteld een veel groter beslag op het nationale in komen dan het huidige bestel. Dat blijkt al uit zo'n relatief kleine ingreep als het schrappen van een groot deel van de tandheelkundige zorg uit het ziekenfonds pakket. Mensen zijn zich razendsnel gaan bijverzekeren. De hele operatie heeft slechts een verschuiving opgebracht van verplicht naar vrijwillig verzekerden, maar alleen de verzekeraars zijn er heel veel beter van ge worden. Het gevolg is dat deze grotere uit gaven van de patiënten het beslag op het nationale inkomen verder omhoog hebben gedrukt. Nu niet via collectieve, maar parti culiere besteding. Wat zijn we er wijzer van geworden? Niets! De ruimte voor particuliere bestedin gen is af- in plaats van toegenomen, het- geem toch de bedoeling was, en we hebben er weer een categorie zielepoten bij die straks ui't arre moede hun gebit maar laten trekken. Het werkt dus niet. Het enige dat werkt is om de consumenten van gezondheidszorg, u en ik dus, kostenbewuster te laten om gaan met gezondheidszorg. Net als in de winkel is het duurste lang niet altijd het beste en net als in de winkel moeten we kiezen. We kunnen niet alles kopen wat ons hartje begeert. Dat kan worden bereikt door een kleiner basispakket en door meer keuzemogelijk heden te bieden. De gezondheidszorg staat op de drempel van een nieuwe collectivisti- sche tijd in een individualistische tijd. Daar kan weinig goeds uit voortkomen. Goede fee Borst kan weieens Dracula blijken te zijn. De bungee jump van een veel geplaagde politicus Voor de arme minister Ritzen (onderwijs en wetenschap) was het eerste paarse jaar een ramp. Maar ondanks alle tegensla gen is hij er nog. Hij durft zelfs waarschuwingen uit te delen aan de wel succesvolle Bolkestein. Ritzen zet door,'want hij weet dat een minister van onderwijs nooit een nationale held zal worden. Een gesprek. Na iedere monoloog is er die glimlach. Of zijn woorden nu ernstig, geestig of waarschu wend zijn. Grove plooien rond de mond, tot ver in de wangen. De ogen op vriendelijk. Een ai mabele man. Maar zijn bood schap kan streng zijn. Hard soms. Zoals over zijn ervaringen met 'paars'. De vraag luidt of paars is mee gevallen, omdat de minister ei genlijk niet zo'n zin had in rege ren met de WD. „Meegevallen is niet het goede woord. Het is een boeiende, interessante en plezierige periode geweest. Ook als het gaat om de samenwer king tussen kabinet en Tweede Kamer. Paars is een gewoon ka binet, ook als het gaat om het onderwijsbeleid. Met het CDA hadden we vrijwel hetzelfde kunnen doen. En toch..." Even valt er een pauze. „En toch", zegt de voormalige hoog leraar op doceertoon, „Er is een aantal bedreigingen. Het ge beurt te vaak dat de meerder heid in de Tweede Kamer er één is die niet overeen komt met de samenstelling van-de coalitie. Dat vind ik riskant. Dat moet de komende tijd gewoon minder gebeuren. Vooral ook omdat ik nu weet dat het tweede rege ringsjaar altijd heel belangrijk is. De 'honeymoon' is voorbij. De beoordeling is in het tweede jaar ook meestal kritischer". Het politieke zomerreces is een paar dagen oud. Het eerste lan ge, slopende jaar van kabinets formatie en parlementaire acti viteiten onder 'paars' is voorbij, de vakantie in aantocht. Een mooi moment om met de meest geplaagde minister van het kabinet-Kok terug te blik ken. Tot wie richt de minister de zojuist geuite waarschuwing eigenlijk? „Aan de drie coalitiepartijen. Men moet allemaal de hand in eigen boezem steken. Voor zo wel PvdA, WD als D66 geldt: let op uw zaak." Maar het is al snel duidelijk wie het eigenlijke aan spreekpunt is. „Daarnaast is er de specifieke rol van Bolkestein, dat zal niemand ontgaan zijn. Dat kan dus echt niet langer zo. De risico's worden wel heel erg groot. Iedereen moet de lastige zaken voor zijn rekening durven nemen. Het kan niet zo zijn dat als de coalitie iets afspreekt, er later gemakkelijk afstand van kan worden genomen. Of het nu gaat om het sturen van mili tairen naar Bosnië of het verho gen van het collegegeld." Die collegeldverhoging dateert alweer van december vorig jaar. Na studentenprotesten over de voorgenomen verhoging met duizend gulden, moest de mi nister onder druk van de Kamer opnieuw onderhandelen. Het werd uiteindelijk de helft van dat bedrag. Het zit Ritzen nog erg hoog. „De WD was het meest van allemaal voor die verhoging, maar toen we dat hadden afgeproken riep Bolke stein dat het een hap-snap be leid was. Dat soort dingen val len slecht. Zeker als ze zich op hopen." Bolkestein zegt dan: ik steun het regeerakkoord, maar ik heb toevallig ook nog een mening. Fel: „Dat mag, maar het debat moet voor een beslissing plaats vinden, niet na afloop. Het mag Minister Jo Ritzen. niet zo zijn dat je altijd gelijk hebt, of je het hebt gekregen of niet. Na het gezamenlijk geno men besluit sta je ervoor. De WD wilde per se zwaar bezui nigen op het onderwijs, voor mij hoefde dat niet zo nodig. Dan moet je als WD dus niet afhaken zodra de studenten gaan protesteren. Dat kun je niet maken." „Hijzelf. Hij komt zichzelf wel tegen." Hoezo? „Ik denk dat de opmerkingen over de CPN dusdanig overtrok ken zijn, dat hij nu ook zelf rea liseert dat ernstig nadenken toch wel op z'n plaats is. Dat hij zowel inhoudelijk als politiek nagaat wat voor effect zijn uitla tingen hebben. Elke politicus moet dat vantevoren goed in schatten." Ritzen heeft het niet makkelijk gehad de afgelopen tijd. Eerst moest hij hoon en spot incasse ren omdat hij toch bleef als mi nister, ondanks de door hem eerst nog bekritiseerde bezuini gingen op het hoger onderwijs. Vervolgens sloot hij in het ge niep een akkoord met de bon zen van universiteit en hoge school dat er knap uitzag, maar waar de studenten met succes tegen te hoop liepen. Na de af keuring van de Kamer, kwam hij met een nieuw bezuinigings akkoord met 'slechts' vijfhon derd gulden collegeldverhoging. Intussen bleken er aan de in voering van de prestatiebeurs nogal wat haken en ogen te zit ten en sneuvelde de wet (op brengst bijna één miljard gul den) ook nog eens in de Senaat. Ten slotte hekelde zelfs zijn ei gen partij hem ('broddelwerk') om de botte wijze waarop hij de rekeningen van de ontslaguitke ringen voor onderwijzend per soneel doorschuift naar de scholen. Zou Ritzen, het vervelende jaar overziend, sommige kwesties misschien anders hebben aan gepakt? Onmiddellijk: „Niet veel. Wellicht had ik met nog meer verschillende mensen moeten praten, ondanks het feit dat ik al een dag per week in het land ben. Mijn hoofdprobleem is dat ik veel te weinig mensen uit het onderwijsveld spreek. Ik zie de universiteiten en hoge scholen nog te weinig van bin nen. Ik spreek alleen via de ver tegenwoordigers en de officiële stukken. Ik zou graag zelf meer willen uitleggen wat ik wil en waar ik mee bezig ben. Daar ga ik dan ook meer tijd in steken." U heeft nergens spijt van? „Als ik terugkijk, zie ik dat ik de stappen allemaal zeer secuur gezet heb, ondanks alle rotzooi die er is geweest. Maar de ti ming was zo strak. Alles moest binnen een jaar worden inge voerd: verlaging van de basis beurs, bezuinigingen op de in stellingen, invoering van de prestatiebeurs, de collegeldver hoging. Voor iedereen had ik wel wat vervelends in petto." De mooiste omschrijving van Jo Ritzen is die van hemzelf: de minister als 'bungee jumper'. De man die met een elastiek de diepte in springt. Grinnikend: „lk zou het nooit van mijn leven doen en ik raad het ook nie mand aan om het te doen. Maar figuurlijk is het een karaktertrek van mij: de sensatie van je in iets storten dat ook onaangena me kanten heeft. Als ik zo niet in elkaar gezeten had, zou ik niet aan mijn ministerschap be gonnen zijn. Je moet er alleen van verzekerd zijn dat alles goed vast zit, dat je geen risico loopt. Het geeft me nu een heel prettig gevoel dat het elastiek mee heeft gegeven en dat we een eind uit de problemen zijn. Ik zeg niet dat het allemaal voorbij is: we moeten veel za ken nog concreet uitwerken. Maar toch." U had ook te pletter kunnen vallen. Het elastiek kan knap pen. „Ik geef toe: het was een narrow escape." Aiet dank aan premier Kok. „En met dank aan minister Zalm (financiën). Ze hebben mij samen geholpen toen de prestatiebeurs het niet haalde. Er is echter geen moment spra ke van geweest dat mijn depar tement zou moeten opdraaien voor 1,2 miljard gulden schade die daar het gevolg van is. Het kabinet steunde mij onmiddel lijk. Dat geeft aan hoe intuïtief en instinctief de problemen worden opgelost." Bij het aantreden van de toen nog relatief onbekende hoogle raar financiën Ritzen als minis ter in 1989, zette de kersverse bewindsman zich in Vrij Neder land'meteen af tegen zijn CDA- voorganger, de toen zeer impo pulaire Wim Deetman: „Ik hoop niét dat ik zo in de problemen kom als Deetman. Ik geef me zelf wel een kans." Zijn voor spelling is niet echt uitgeko men. Ritzen: „Ik zou het nu anders hebben gezegd. Ik denk name lijk dat het afgelopen jaar voor iedere minister lastig zou zijn geweest. Deetman had toen veel last van problemen met de technische uitvoering van zijn beleid, zoals de studiefinancie ring. Dat soort problemen heb ik absoluut niét gehad. Overi gens heeft Deetman in sommi ge gevallen de loopplank voor mij uitgelegd." Vergeleken met Deetman noemde u zich in datzelfde in terview opener en communica tiever. Toch liegt de kritiek er niet om. Een greep uit de kwali ficaties: Ritzen is een sjoemelaar (voorzitter Van Lieshout van de gezamenlijke universiteiten), hij luister nooit, geeft alleen colleges (Kysia Hekster, studentenbond LS\dj) en is een cijferfetisjist, zonder liefde voor de universiteit (Gevers, voorzitter college van bestuur Universiteit van Amster dam). Ritzen, opeens heel afstandelijk FOTO CPD HENRIETTE GUEST l over zijn baan: „Als er één ding duidelijk is in dit land en ook j internationaal, is dat een minis-1 ter van onderwijs gelukkig te j maken heeft met een gra»t aan tal mensen die buitengewoon s hoog opgeleid en goed gebekt zijn en eigen opvattingen heb ben. Op een onderwijsminister wordt altijd veel kritiek uitgeoe fend. Er is nog nooit een minis ter van onderwijs geweest die er als een held is uitgekomen. Je moet eelt op je ziel hebben." Het ligt dus aan de functie, niet aan de persoon? „Daar ben ik helemaal van overtuigd. Het is een vast gege ven dat er kritiek is op de minis ter van onderwijs. Als dat er niet zou zijn, betekent het dat ieder een het me mij eens is. Je hebt als minister met bijna vier mil joen mensen te maken: leerlin gen, studenten, personeel. En dan heb ik het nog niet eens over de ouders. Bovendien zet de pers het ook nog eens op de voorpagina." De kritiek is meestal heel per soonlijk. Dat doet u niets? „Dat hoort er bij. Functioneel doet het mij niets. Maar als persoon? „Persoonlijk ook niets". Lacht 'wat. „Ik maak altijd de schei ding tussen de functie en de persoon." DEN HAAG WILFRED SCHOLTEN De universitaire bestuursstructuur staat weer volop in de schijnwerpers. Op het ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschappen (OC&W) liggen plannen klaar om de bezem door dit 'stof nest' te halen. Als wortel van het kwaad wordt de radendemo cratie aangewezen. Ex-staatssecretaris Cohen heeft destijds het startsignaal voor de contrarevo lutie in het wetenschappelijk onderwijs gegeven door de Leidse universiteit tot proeftuin voor een andere bestuursstructuur te verklaren. Een uit de hand gelopen bouwproject was aanlei ding voor een Leidse bestuurscrisis in 1994. Co- hen loste de vertrouwensbreuk tussen College van Bestuur en U niversiteitsraad op door de raad zijn beslisbevoegdheden te ontnemen en deze over te dragen aan het College. Bij het uitoefenen van deze bevoegdheden heeft het College nu goedkeuring van een nieuw ingestelde externe Raad van Toezicht nodig. Nu ook de Wetenschappelijk Raad voor het Rege ringsbeleid (WRR) soortgelijke plannen heeft ge openbaard, is het zinvol de ware aard van de uni versitaire organisatie weer eens te bekijken. Een universiteit verenigt niet één, maar zeker drie or ganisatieprincipes voor onderwijs, onderzoek en beheer. Ieder principe vraagt om een eigen wijze van organiseren en controleren. Het onderwijs is in handen van professionals, het is sterk aan regels en voorschriften gebonden. De docenten verrichten hun arbeid op grond van de normen en waarden van hun professie en voeren daarop zelf controle uit. Het universitaire bestuur oefent indirecte macht uit. Hel vormt een schakel met de omgeving van de universiteit, in het bij zonder de overheid, en het schermt de weten schappers af. Bestuurders oefenen macht uit bij de gratie van deze professionals. Het fundamenteel onderzoek is innovatief van aard. Op dit soort onderzoek past geen controle door planning, regulering en standaardisatie van het werk. Onderzoek gedijt in een omgeving waarin deskundigen de grootst mogelijk zelfstan digheid bezitten. Het onstaat aan de basis en wordt bedreigd door een geformaliseerde omge ving. Informele, door wetenschappers beheerste structuren scheppen de voorwaarden voor inno vatief onderzoek. Het recht van de wetenschap pers om volledig te kunnen mislukken, is voor waarde voor succesvol onderzoek. De rol van het universitair bestuur hierbij is beperkt, maar wel van groot belang. Dit bestuur heeft niet alleen een ondersteunende taak, maar neemt ook strategi sche beslissingen over de aanwezigheid van we tenschapsgebieden binnen een universiteit. Het beheer van de gehele universitarie huishou- dingheeft een bureaucratisch karakter en wordt van bovenaf door een commandostructuur ge leid. Een universiteit is dus per definitie een veelsoor tige organisatie, waarvoor geen enkelvoudige vorm te vinden is. Machtsevenwicht tussen cen traal (universitair) en decentraal niveau, tussen wetenschappers en bestuurders, is bevorderlijk voor de stabiliteit en slagvaardigheid van een uni versiteit. Het instellen van een externe Raad van Toezicht als substituut voor de interne controle biedt geen soelaas, omdat de belangrijkste spelers in de organisatie dan buitenspel staan. De modellen van OC&W en de WRR concentre ren de beslissingsmacht dus in feite bij één groep èn op één niveau en dat is strijdig met het karak tervan de universitaire organisatie. Beperking van macht en invloed van de Universiteitsraad is denkbaar, zolang de interne machtsbasis maar weer op een andere wijze wordt hersteld. Onder meer versterking van de facultaire besturen en het verschaffen van vergaande bevoegdheden aan professionele dekanen en het behoud van de be staande inspraak op vakgroepsniveau, zijn de mi nimale voorwaarden voor een nieuw evenwicht in de universitaire bestuursstructuur. Voorlopig blijven bestuurders ook in het Leidse proefmodel nog roeien met een lepel en soep eten met een vork. Na de invoering van dit model voor alle Nederlandse universiteiten zal de bezem helaas weer snel nodig zijn. GERT JAN VAN HELDErA TU DELFT ROLF OOSTERLOO RU LEIDEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 2