Eerst sterft de vis, dan de mens
>C
De sluipende gevolgen
van een oliecatastrofe
in Siberië
Het was een Amerikaanse satelliet
die vorig jaar zomer een geweldige
olievlek signaleerde bij het Siberische
Oesinsk. Maanden duurde het
voordat de omvang van de
catastrofe bleek: uit 22 gaten in een
verrotte pijpleiding van het
Russische olieconcern Komineft was
naar schatting 100.000 ton olie in
het toendra- en taiga-gebied
gestroomd. Bijna een jaar latei-
wordt er in de ooit vrijwel ongerepte
streek bijna geen vis meer gevangen,
sterven de bomen èn wordt het
bestaan van de oorspronkelijke
bewoners bedreigd.
Een reportage.
torm geweest afgelopen nacht,
k Het is niet veel." Nikolaj Gre-
gorevitsj Rocin haalt zijn
schouders op en laat zijn netten weer in het
water zakken. Voor vandaag heeft hij genoeg
vis. We zitten vlak onder de Poolcirkel in zijn
bootje op de Petsjora, een machtige rivier in
west-Siberië. „Vroeger", zo vertelt de dertiger
met zijn ruige kop, „haalden we hier min
stens vijftig kilo vis per dag binnen. Maar
sinds de oliewinning stroomopwaarts op
gang is gekomen, wordt het steeds minder."
Nikolaj meert zijn bootje af bij een blok
hut. Hier in de taiga woont hij, samen met
zijn twee jongere broers. Ze leven van wat de
rivier oplevert, van de jacht en van de groen
ten en aardappels die ze voor eigen gebruik
verbouwen. „Wat we verder nodig hebben,
ruilen we in het dorp verderop tegen vis,
vlees en huiden", vertelt Nikolaj, terwijl hij
met vaardige hand de vis schoonmaakt. De
resten zijn voor de honden. Binnen loeit de
kachel. Het is nog bar koud in Siberië. Nikolaj
trekt een fles wodka open en zet sterke zwar
te thee.
Nikolaj Gregorevitsj Rocin kijkt uit over de Petsjora: „Dit is ons land.'
Heeft hij veel last van de olie? „Natuurlijk
merken we het. Nu staat de rivier nog hoog
door het smeltwater, maar als in de zomer
grote stukken land droogvallen, dan zie je de
olieresten. Daar groeit niets meer." De Pet
sjora mondt uit in de Barentszzee, een uniek
en nog vrijwel ongeschonden natuurgebied.
Maar onderweg neemt de rivier het water op
van talloze zijstrofnen, zoals de Oesa en de
Kolva. Die stromen dwars door het gebied
waar de Russen olie en gas winnen, en waar
raffinaderijen zijn gebouwd. Dat daarbij
nogal eens iets mis gaat, is algemeen bekend.
En al dat gif belandt uiteindelijk in zee.
Ook het gif uit Oesinsk. De barre Siberische
winter voorkwam tot nog toe dat de olie de
Barentszzee bereikte, omdat het zwarte
goedje eenvoudigweg bevroor. Er moet nu
echter wel snel iets gebeuren om te voorko
men dat zich alsnog een ecologische ramp in
het poolgebied voltrekt. Onder internationale
druk liet Moskou buitenlandse specialisten
het land binnen om de schade op te nemen.
Na maandenlange onderhandelingen kreeg
een Canadees bedrijf in maart de opdracht
om in actie te komen. De Canadezen, geas
sisteerd door Russen, hopen hun werk voor
de winter te hebben afgerond.
In feite is het echter dweilen met de kraan
open, want in de ruim 25 jaar dat de Russen
hier olie en gas uit de grond halen, is er al on
eindig veel kostbaar natuurgebied voor tien
tallen jaren verpest, zo niet voor eeuwen.
Niemand weet wat er nog gaat gebeuren in
dit gebied, dat volgens alle deskundigen over
onvoorstelbaar grote energiereserves be
schikt. Achter de schermen woedt een bikkel
harde strijd tussen Russische en internatio
nale concerns over de vraag wie deze bo
demschatten mag exploiteren. Twee verlie
zers staan al vast: de natuur en de plaatselijke
bevolking.
Aalmoes
Nikolaj Gregorevitsj is daar verbitterd over:
„Het is ons land, onze natuur, maar die lui
daar in Moskou en al die anderen, ook uit het
buitenland, willen alleen maar geld verdie
nen. Ze maken alles kapot. Machteloos zijn
we." En dan zegt hij vol walging: „Vorig jaar
wilden ze ons 30.000 roebel (ongeveer tien
gulden) schadevergoeding geven. Een
podakski, een aalmoes. Natuurlijk hebben we
dat geweigerd."
Terwijl Nikolaj bestek en borden bij elkaar
zoekt om de vis op te dienen, jankt buiten
zijn oude sledehond. „Beren. Die zitten hier
aan de overkant van de kreek", is zijn nuch
tere reactie. „Wij leven hier in en met de na
tuur. We nemen niet meer dan we nodig
hebben, en dat doen we al generaties. Mijn
ouders, mijn grootouders; allemaal zijn ze
hier geboren en gestorven. Daar, in die
bocht, is mijn vader verdronken. Ik zeg het
nog maar een keer: dit is óns land."
Nikolaj, zijn broers en de andere jagers en
vissers die liier in de taiga leven, zijn er niet
eens zo slecht aan toe. Zij halen nog vis uit
hun netten, ook al is het minder dan vroeger,
en in hun bossen is het wild nog overvloedig
aanwezig. Stroomafwaarts aan de Kolva en
de Oesa ziet het er heel anders uit. Op een
boot van de visserij-inspectie zakken we de
machtige stromen af. Inspecteur Kolja laat de
plekken zien waar de olie zijn vernietigende
werk heeft gedaan. Bomen en struiken zijn
afgestorven. Kolja: „Kijk, hier mondt de Oesa
uit in de Petsjora, en even verderop de Kol
va."
Opnieuw is er voor de leek weinig van de
vervuiling te zien, maar Kolja en zijn mannen
hebben aan een half oog genoeg. Zij kennen
de sluipende, dodelijke werking van de olie.
Langzaam naderen we het gehucht Kolva.
Daar leven al meer dan 150 jaar Komies, de
traditionele bewoners van dit deel van Sibe
rië. Het is een klein, aan de Finnen verwant,
volk. Landbouw en visserij zijn hun bestaans-
bronnen. Vladimir Ivanovitsj Dansjewitsj is
Komie. Met zijn zoon en schoondochter
woont hij in een hut aan de Kolva. Vladimir
Ivanovitsj is 60 jaar, maar oogt als een man
wiens leven voorbij is. „Afgelopen winter heb
ik nog nieuwe netten gekocht voor mijn
zoon. Witte netten, maar na één keer vissen
waren ze helemaal zwart. Smerige olie."
Zijn schoondochter valt hem bij: „Vroeger
aten we alleen de vis die we lekker vonden.
Toen dronken we ook het water. Nu is het le
ven uit de rivier verdwenen en de paar vissen
die we nog vangen, zijn oneetbaar. We zijn
van viseters aardappeleters geworden. Maar
zelfs daar zit olie in." In het hutje, waar haar
twee peuters met ingevallen witte bekkies
lusteloos rondscharrelen, hangt een pene
trante olielucht. De Komies vertellen over vee
dat gestorven is na het eten van vervuild gras,
over de moeite die ze moeten doen om een
niet al te besmet plekje te vinden voor hun
paar armzalige beesten. Het is een intriest
verhaal.
Laveloos
De oude visser laat zijn bootje zien: „Daar
mee haalde ik vroeger tussen de 750 en 1200
kilo vis per week uit de Kolva. En nu? Kijk
maar, de olie zit er dik op. Hoe het verder
moet? Er zal wel weer een of andere oekaze
komen, maar de vis is al dood. Misschien,
heel misschien, krijgen mijn kleinkinderen
het beter." Hij schopt een smerige, met olie-
brei bedekte tak weg.
Of we hier ook de rivier op kunnen? Vladi
mir heeft geen zin en zijn schoondochter
meldt dat rond dit tijdstip, 's middags om
een uur of twee, alle mannen in het dorp la
veloos zijn. „Ze hebben toch niks te doen",
zegt ze. Als om haar woorden kracht bij te
zetten, mengt een buurman zich in het ge
sprek. Lallend biedt hij aan ons mee te ne
men in zijn bootje. Dat goedbedoelde gebaar
wijzen we, gezien zijn toestand, beleefd van
de hand.
Op de terugweg naar de stad Oesinsk, een
deprimerend architectonisch monstrum dat
speciaal voor de oliewinning uit de taiga-
grond is gestampt, vertelt een oude boor
meester over hoe het allemaal begon. „In
1968 ben ik uit het zuiden hier naartoe geko
men. Er waren geweldige olievelden ontdekt.
Natuurlijk werd er veel propaganda voor de
ontginning gemaakt en ik wilde hier mee hel
pen opbouwen. Ik was een echte pionier."
Bij de verlaten haven stopt hij: „Daar zijn
we begonnen met een paar barakken. Met
helikopters gingen we diep de taiga en de
toendra in naar de olievelden. Het was een
hard leven, maar we dachten goed werk te
doen. Nu vraag je je af of het wel de moeite
waard was. De stad Oesinsk is blijkbaar niet
meer nodig, de olie niet en de mensen die al
les op hebben gebouwd, zijn ook overbodig."
'Meer olie uit Oesinsk voor het moeder
land!', staat op een van de troosteloze flatge
bouwen in deze kunstmatige stad, waar zo'n
18.000 mannen, vrouwen en kinderen hun
leven moeten doorbrengen. „Meer olie uit
Oesinsk In het moederland", spotten sommi
ge inwoners. Ze hebben hun gevoel voor hu
mor nog niet helemaal verloren.
Leonidovki
Veel te lachen hebben ze echter niet meer.
De oliewinning staat op een laag pitje na de
catastrofe van vorige zomer. Hun werkgever,
de almachtige Komineft, zou in grote finan
ciële problemen verkeren. De meeste werk
nemers hebben al driekwart jaar geen ge
woon salaris meer ontvangen. Ze worden, als
ze al iets krijgen, betaald in Leonidovki, een
soort alternatief geld dat ze hebben ver
noemd naar de president-directeur van Ko
mineft. Met deze vodjes kunnen ze in de
winkels de meest elementaire levensmidde
len kopen. Wie meer wil hebben, moet naar
de markt, en daar liggen de prijzen zelfs nog
hoger dan in Moskou. Maar in opstand ko
men ze niet. Vroeger werd hun harde leven
beloond met voor Sovjetbegrippen buiten
sporig hoge lonen en gratis vakanties in de
recreatieoorden aan de Zwarte Zee. Nu
vegeteren ze in hun betonnen gevangenis.
Een paar honderd oliewerkers hebben
meer geluk gehad. Voor zo'n 700 gulden per
maand zijn zij in dienst genomen door ABS-
/Hartec, een Canadees bedrijf dat is gespecia
liseerd in het bestrijden van milieucatastro
fes. Voor ongeveer 70 miljoen gulden is het
bedrijf door de Wereldbank ingehuurd om
een van de grootste olierampen in de ge
schiedenis aan te pakken. De rest van de zeer
zachte lening van 160 miljoen was voor Ko
mineft. De vervanging van de totaal verrotte
pijpleiding moet ermee worden betaald. De
Europese Ontwikkelingsbank deed er nog
eens 35 miljoen bij.
De Canadezen opereren vanuit een hyper
modern prefab-complex in Oesinsk. Hun
strategie in dit ontoegankelijke gebied is even
simpel als gecompliceerd: in de eerste plaats
voorkomen ze dat olie via de rivier Kolva en
de Petsjora in de uiterst kwestbare Barents-
zee belandt, daarna verzamelen ze de olie en
tenslotte herstellen ze de schade.
Sam Sacco, de woordvoerder van
AES/Hartec neemt ons mee naar één van de
meest bedreigde plekken. Onderweg zien we
stilstaande ja-knikkers, gammele pijpleidin
gen en kleine toendra-meertjes die glimmen
van de olie. Maar dat is nog lang niet het ge
bied waar de dertig Canadese experts en de
ongeveer driehonderd Russische helpers hun
strijd tegen de olie strijden.
Al uit Alaska is de voorman op Site One.
Wat dacht hij toen hij hier in maart arriveer
de? „Hey man, we hebben hier een klus te
klaren", is zijn laconieke reactie. En een klus
is het: de olie stond meer dan een meter
hoog. Via een ingenieus systeem van dam
men en drijvende barrières werd de drab te
gengehouden. Nu wordt er opgeruimd. Rus
sische werkers staan tot hun liezen in de
zwarte drek, pompen zuigen de olie op en via
containers wordt het spul afgevoerd om weer
in de pijpleiding te verdwijnen.
Voor de winter valt moet de klus zijn ge
klaard. „We liggen op schema", meldt Sam
Sacco. Hij en de andere Canadezen zijn vol
lof over de inzet van hun Russische werkne
mers. „Ze werken hard, maar je moet ze wel
eerst precies vertellen wat er moet gebeu
ren", zegt Al. Sacco ziet het project vooral als
een aanloop voor verdere samenwerking op
milieu-gebied met de Russen.
Geldkwestie
Bij het regionale 'Regeringscomité voor Na
tuurbescherming' in Oesinsk zijn ze hele
maal niet zo gelukkig met de komst van de
buitenlanders. „Wij, en dan bedoel ik Komi
neft en onze instelling, hadden het ook aan
gekund". zegt de jonge Sergej Zjenov. „Het is
allemaal een kwestie van geld, dus is het con
tract naar de buitenlanders gegaan." Volgens
hem hadden de Russen deze gigantische
milieuklus voor minder geld geklaard, als ze
de opdracht maar hadden gekregen.
Zjenov kijkt een enkele keer of alles via de
regels verloopt. Maar wat kunnen drie in
specteurs met één jeep controleren in zo'n
gigantisch gebied, waar bijna alles per heli
kopter gebeurt? Een blik in het kantoor van
het Comité voor Natuurbescherming is ook
onthullend: de voornaamste bedrijvigheid
bestaat uit het spelen van spelletjes op de ge-
importeerde computers.
De Canadezen en hun Russische werkne
mers zullen het karwei hoogstwaarschijnlijk
wel op tijd klaren. Het is immers een presti
ge-object, waar de hele wereld met argus
ogen naar kijkt. Maar de kans dat daarna
weer wordt overgegaan tot de orde van de
dag, is levensgroot. En dat betekent onver
mijdelijk nieuwe lekken, nieuwe olievervui
ling, nog meer dode vis en dode vogels in dit
tot voor kort ongerepte stuk Siberië.
De Canadezen van
AES/Hartec en hun
Russische helpers rui
men de stinkende
oliedrek in het ramp
gebied op.
FOTO'S GPD
HANS HOOGENDIJK
ZATERDAG 17 JUN11995