Het onbekommerde genie Jac. P. Thijsse Plaatjes plakkend maakten de lezers van de Verkade-albums kennis met het natuurschoon van Nederland. De albums, te genwoordig gewilde collectors - items, dienden voor de oorlog als klantenwerver en -binder bij de produkten van Verkade. Met ti tels als 'Vogelzang', 'Texel', 'Onze Groote rivieren', 'Zomer', 'Herfst' en 'Winter' hebben ze een plaats gekregen in de jeugdherinnerin gen van veel natuurliefhebbers. Dr. Jac. P. Thijsse schreef de tekst, samen met Artis-directeur Portielje. De plaatjes werden ge leverd door schilders als Wenckebach en Voerman. In to taal gingen tussen 1903 en 1940 2,2 miljoen albums over de toon bank. Tot 1939 kwamen 363 mil joen plaatjes, verpakt bij de Ver- kadeprodukten, in omloop. Voor Thijsse betekende de Verkade-al bums het begin van zijn wel stand; ze brachten zo veel geld in het laatje, dat hij en zijn gezin zich een fraai pand in Bloemen- daal konden veroorloven. ZATERDAG 3 JUNI 1995. Als de kwieke grijsaard op zijn wandelingen door de duinen of het bos een kind tegen kwam, sprak hij het aan. Vaak mondde dat uit in vriendschap, gebaseerd op liefde voor de natuur. f In de klas was hij als leraar biologie een fenomeen doorzijn prettig afwijkende manier van les geven. De kinderen van toen, inmiddels hoogbejaard, spreken nog vol liefde en ontzag over hem: de buitengewoon aardige dr. Jac. P. Thijsse (1865-1945). Vijftigjaar geleden gestorven, maar nog niet vergeten. Niet doorzijn schaarse familieleden, onder wie schoondochter mevrouw A. Thijsse-vanNiftrik (96), noch doorzijn leerlingen van het Kennemer Lyceum in IOverveen. Jac. P. Thijsse: een man die altijd zó aardig was, dat hem wel is verweten dat hij tegen iederéén aardig was. 11 iiiih'm iaamiii Altijd in één adem genoemd: de Verka de-albums en dr. Jac. P. Thijsse, de sa mensteller ervan. Die albums zijn vol gens romanschrijver Jan Wolkers zó 'prachtig van inhoud en goed geschreven', dat hij ze in zijn kieskeurige jeugdjaren op gelijke hoogte stelde met de Statenbijbel. Vijftig jaar geleden (op 80-jarige leeftijd) over leed hij, de man die verschillende generaties liefde voor het Nederlandse landschap bijbracht met zijn boeken, geschreven in een sprankelende stijl. In dit herdenkingsjaar wordt 'Dr. Jac. P.' op veel plaatsen geëerd. Het hoogtepunt daarvan ligt in Bloemendaal, waar Thijsse vanaf 1902 tot aan zijn dood in 1945 woonde. Daar wordt in september een borstbeeld onthuld in Thijsse's Hof. Maar op het Kennemer Lyceum in Overveen, waar hij ja renlang voor de Idas stond als leraar biologie, blijft het merkwaardig stil. Mogelijk is de schoolleiding zich daar nog steeds bewust van de minder fraaie rol die Thijsse speelde in oktober 1940, bij de ar restatie door de Duitsers van de rector. Vlak na de inval van de bezetter moest de anti- Duitse rector dr. A. de Vletter het veld ruimen. Het lerarencorps wist zich aanvankelijk geen raad met de door de NSB naar voren geschoven vervanger, R. Kuitert. Maar Thijsse wel. Tijdens een vergade ring van het curatorium van de school, waar hij deel van uitmaakte, 'roemde hij hem ten zeerste'. Op de ontvangstreceptie schudde hij de nieuwe rector zelfs hartelijk de hand, daarmee demon strerend dat hij de man beslist niet als een onder kruiper beschouwde. Archivaris J. Römelingh van het Kennemer Lyceum, die over de arrestatie van De Vletter een nog niet gepubliceerd artikel schreef, verklaart die houding van Thijsse uit naï veteit. „Thijsse was een heel aardige man, dus ook tegenover de bezetter. Niet dat hij fout was, dat zeker niet, maar hij vatte de toestand gewoon niet zo ernstig op. Hij deed alles erg gemakkelijk." En gemakkelijk was Thijsse zeker. Zelf was hij zich daar ook van bewust. In zijn ExLibris nam hij vijf spreeuwen op, die zich in een voorjaarsstorm onbekommerd vastgrijpen aan de zwiepende tak ken. 'Wat heb ik toch een lui leven' liet hij zich vaak tegenover zijn schoondochter ontvallen. De 96-jarige Bloemendaalse mevrouw A. Thijsse-van Niftrik weet nog hoe het zorgeloze karakter van haar schoonvader diens vrouw, Helena Bosch, tot wanhoop kon drijven. De geldzorgen in de begin jaren van hun huwelijk en het huishouden liet Thijsse graag aan haar over, terwijl hij met hun twee zoons lange wandelingen maakte. Tegenstellingen Thijsse had zijn echtgenote Helena leren kennen op de kweekschool in Amsterdam, waar ook zij de opleiding volgde. De beginjaren van het huwelijk waren moeilijk. Direct na de trouwerij, sleepte Thijsse zijn vrouw mee naar het eiland Texel, waar hij in Den Burg een betrekking als onderwijzer had. Op het dunbevolkte, natuurrijke schapenei land was hij in zijn element, maar zijn jonge echt genote kon niet aarden. „Ze had enorme heimwee", weet haar schoondochter. „Ze miste haar vrienden in Amsterdam en kon de eenzaam heid niet aan. Op haar aandringen zijn ze na tweeëeenhalf jaar teruggekeerd naar Amsterdam." Helena Thijsse was een lieve vrouw, maar ze droeg een pantser. „Mijn schoonmoeddr was schooljuffrouw en eigenlijk is ze dat altijd geble ven, als u begrijpt wat ik bedoel", zegt mevrouw Thijsse-van Niftrik met een veelzeggende blik. „In het begin hadden mijn schoonzusje en ik het wel een beetje moeilijk met haar, maar later zijn we heel erg veel van haar gaan houden. Ze was erg praktisch en vreselijk zuinig. Zo volgde ze ooit een cursus meubels repareren; kapotte meubels in huis maakte ze zelf. Voor mij en mijn schoonzusje naaide ze japonnen en cape's." De strenge Helena hield er principiële opvattin gen op na, over geboorte beperking bijvoorbeeld. „De overbevolking zag ze als een groot probleem. Meer dan twee kinderen nemen, vond ze schanda- lig", moest haar schoon- dochter eens ervaren. Toen zij in Indië haar vierde kind kreeg, bleef ■ïniMgL een felicitatie uit Neder land uit. Pas bij de aan blik van het 13 maanden oude kind, tijdens een be zoek aan Java, liet Helena Thijsse haar bezwaren va ren. Met zijn koopziekte bracht Jac. P. de zuinig heid van zijn vrouw weer in evenwicht. Volgens kleinzoon Hans (kind van Thijsse's oudste zoon) kon zijn grootvader niet met geld omgaan. „Als hij het had, gaf hij het on- middelijk uit. Mijn moeder stond een keer met hem in de tuin van ons huis aan de Laan van Poot in Den Haag, toen er een verkoper met een handkar vol viooltjes voorbij kwam. 'Stel je toch eens voor dat je zo veel vio len in je tuin zou hebben', zei mijn moeder. En prompt kocht grootvader de hele kar leeg. Nog jaren daarna zei die verkoper tegen moeder: Wanneer komt uw schoon vader weer?" Huiselijk Behalve solide, was het hu welijk ook liefdevol. „Ze wa ren dól op elkaar", zegt zijn schoondochter. „Tegen el kaar waren ze altijd schattig, helemaal in vrede hoor. Zij noemde hem Vaas, van va der, en hij noemde haar Schijn Dat klonk niet zo aardig, maar ik wist dat het van Zonneschijn kwam." Volgens kleinzoon Co (kind van Thijsse's jongste zoon) vulden zijn grootouders el kaar aan. „Oma maakte een beetje strenge en zure in druk, opa daarentegen was een vreselijke spring in het veld." Aan de Parallelweg in Bloemendaal, die later werd omgedoopt tot Jac. P. Thijsselaan, woonde het gezin Thijsse in 't huis Binnenduin Uit de verhalen rijst een huiselijk gezinsle-^ ven op. Mevrouw Thijsse- van Niftrik: „Vader speelde viool, moeder piano. Later, toen haar oudste zoon beter piano begon te spelen dan zij, ging ze cello studeren. Met zijn vieren speelden ze kwartetten." Een virtuoos was Jac.P. Thijsse echter niet, kan zijn kleinzoon Hans nog getuigen. „Als hij bij het spelen van bijvoor beeld Paganini een snelle rits noten niet kon bijbenen, hield hij op met spelen en vulde dan de ontbrekende passage zelf in door tiitiitutiitii te zingen, waarna hij weer vrolijk doorging." Vanuit zijn werkkamer had Thijsse zicht op de tuin. Veel orde was daar niet aangebracht, weet straatventer Reinier van der Voort (81) uit Haar lem te vertellen. „Het was niet zo'n denderende tuin, 't was echt op zijn manier, met onkruid-en zo." Ooit bestelde Thijsse bij hem drie conifeer- tjes, die een plaatsje bij de voordeur kregen. Ver schillende malen wipte Van der Voort daarna nog aan. „Hij was een enorm amicale man, je kreeg meteen koffie." Maar verkopen deed hij bijna nooit wat. „Het spul dat ik verkocht, petunia's en salvia's, lag hem niet zo." Talenten Voor lesgeven had Thijsse een uitzonderlijk talent. Een talent, dat ook doorklinkt in zijn boeken die hij volgens zijn kleinzoon Hans schreef net als zijn brieven: 'Zonder doorhalingen, achter elkaar'. Op zijn leerlingen maakte het levendige mannetje een verpletterende indruk. Tijdens de les zat hij bij voorkeur op zijn bureau, bungelend met zijn korte beentjes. Proefwerken vond hij totaal onbelang rijk; als hij al een schriftelijke overhoring gaf, ver trok hij naar het schoollaboratorium en liet hij de klas zonder toezicht achter. Liever trok hij er met de klas op uit, weer of geen weer. Als biologiele raar aan de kweekschool in Amsterdam stuurde hij zijn leerlingen naar de Oostelijke Handelskade, weet Els Szakécs-Pontfoort. Haar moeder, die in 1988 op 94-jarige leeftijd stierf, speurde op de vrije zaterdagmiddag tussen de rails van de daar aan komende goederentreinen naar vreemde planten. „Die moesten dan uitgegraven worden en meege nomen naar school. De treinen afkomstig uit Oost-Europa vervoerden, landbouwprodukten en uit de goederenwagons vielen vreemde zaden, die nadat ze hier waren ontkiemd 'gastplanten' ople verden." Cijfers vond Thijsse onbelangrijk. „Maar hij stond heus geen flauwe onzin te verkopen", zegt mevrouw C. Schoute-Jonker (88). „Hij vond het heel belangrijk dat je bepaalde dingen wist. Maar goed, als het je niet interesseerde, dan moest je dat zelf maar weten." Op het Kennemer Lyceum, toen nog gehuisvest in de houten villa Aelberts- Dr. Jac. P. Thijsse. Een buitengewoon aardige man, gezegend met vele talenten. Herinneringen aan een begenadigd schrijver en unieke leraar berg, zat ze vier jaar bij Thijsse in de klas. „Hij was een man die me altijd is bijgebleven. De rest van de leraren was heel anders: wij stil zitten en zij maar leuteren." Overhoringen pasten ook niet bij de stijl van Thijsse. „Hij was helemaal niet geïnteresseerd in wat je niet wist, maar alleen wat je wel wist", zegt J. Hoogendijk (80) in Aerdenhout. Twee jaar lang zat hij op het Kennemer Lyceum bij Thijsse in de klas. „Bij mijn eindexamen liep hij met me naar die kasten met opgezette vogels, wees ze aan en vroeg wat voor soorten het waren. Als ik een goed antwoord gaf, zei hij tegen de andere examinator: „Fantastisch, wat die jongen allemaal weet." Thijsse hield wel van een lolletje. De klas van me vrouw Schoute ging eens met hem op excursie naar het Naardermeer. In de loop van de dag werd de stemming steeds uitgelatener. „Op de terug weg naar Muiden stonden we met zijn allen zo te springen in de stoomtram, dat de laatste wagon uit de rails liep. Thijsse zat in de wagon voor ons, en die lachte zich daar een aap om! Met zijn aljen hebben we die wagen weer in de rails moeten zet ten." Met zijn plotselinge invallen hield Thijsse de aandacht in de klas op scherp. Mevrouw Schoute: „Op een keer zei hij: 'Als jullie allemaal een goed cijfer halen, dan gaan we een blok natrium in de vijver gooien. En als je geen goed cijfer haalt, dan geef ik je er wel een." De klas kon niet geloven dat een blok natrium van twee vuisten groot een grote watergolf zou veroorzaken. „Met zijn allen liepen we naar de vijver achter de school. Eddie mocht het blok erin gooien, 't Gaf een geweldige ontplof- flng!" Tegenpool De autoritaire rector De Vletter was een tegenpool van Thijsse en op het Kennemer Lyceum weinig geliefd. Tijdens de lessen spiedde hij door de gangvensters de klaslokalen binnen. Leraren die deze inspecties niet op prijs stelden, sloten het gordijn. Thijsse schepte er natuurlijk plezier in om De Vletter een beetje dwars te zitten. Mevrouw Schoute: „Hij was echt een stoute jongen. Op een tuinfeest achter de school had rector De Vletter vooraf tegen ons gezegd: 'Niet op de zijpaadjes lo pen'. Thijsse zei tegen mij: 'Kom op, we gaan de rector pesten. We gaan in dat laantje daar staan smoezen'. Opeens klonk daar de stem van de rec tor: 'Wie is daar!?'. Thijsse stak zijn vinger op en zei: 'Ik, meneer'." Na zijn pensionering maakte Thijsse met zijn vrouw een reis naar Bandoeng, op Java, naar hun jongste zoon. Op een avond laat arriveerden ze. „Voor het ontbijt de volgende ochtend had hij al een wandeling gemaakt", vertelt zijn schoondoch ter. „Hij zei: 'Ik ben hier tegenover het ravijn inge- .gaan en heb al tien soorten rijstvogeltjes gezien'. Dat was zó typerend voor hem; hij was er nauwe lijks een ogenblik en had dat allemaal al bestu deerd." Thijsse genoot met volle teugen van de tropische omgeving en zijn kleinkinderen, die hij natuurlijk zelden zag. „Hij rolde met ze over de grond." Een bezoek aan de pasar, met een Fiatje, was voor Thijsse een feest, herinnert zijn schoondoch ter zich. „Op de terugweg zat mijn schoonvader achterin, tussen de vruchten en de groenten. Moeder riep maar steeds: 'Vaas, ga er niet op zit ten, pas toch op. dat geeft vlekken. Toen hij uit stapte. zat er toch een grote vlek in zijn broek, van een geplette tomaat. Schoonmoeder was in alle staten. Ik zei: 'Moeder, die broek kun je hier voor een dubbeltje laten wassen en strijken.' Ze was helemaal opgelucht! Ik weet nog dat ze zei: Ach, natuurlijk, waarom vergeet ik dat toch steeds?" Mevrouw Thijsse-van Niftrik kan nog lachen om het quasi-bedrukte gezicht van Thijsse als hij wist dat zijn vrouw hem een standje zou geven. „Ik zat achter het raam, toen hij me wenkte en naar zijn schoenen wees. Helemaal onder de modder! Mijn schoonmoeder was weer in paniek. Ik zei: Geef de schoenen maar aan de tuinman, die maakt ze zo schoon. En dan slaakte ze weer een zucht van verlichting." Niet lang na de terugkeer uit Indië, stierf Helena Thijsse aan kanker; Jac. P. nam een huishoudster in dienst. Uit die jaren dateren de verhalen van kinderen die met de oude man vriendschap slo ten; Thijsse kon het lesgeven niet laten. De Haar lemmer Joop Cronau (70) was 13, toen hij door Thijsse werd aangesproken langs de Zanderijvaart in Middenduin. „Ik zat met mijn flora wat plantjes te determineren. Achter mij hoorde ik opeens 'Kun je het vinden?'. Ik mompelde: 'Ja hoor'. Toen ik omkeek zag ik Thijsse weglopen. Barst, dacht ik, dat was Thijsse. Een paar uur later kwam hij weer voorbij. Hij zei: 'La- ten we een keer samen op stap gaan', en zo is het ook gebeurd. Een week later haalde ik hem thuis op en liepen we samen door de Kennemerduinen." Ir. I. Cannegieter uit Enschedé was twaalf jaar oud, toen hij in 1943 voor zijn vader bij Thijsse wat papieren moest afgeven. „Hij infor meerde vriendelijk naar mijn hob bies. Toen ik vertelde dat ik witte en gekleurde muizen hield, rea geerde hij enthousiast en vroeg of ik er zin had om hem te helpen bij het vangen van bosmuizen in het Bloemendaalse bos." Samen vin gen de bejaarde heer en de school jongen heel wat bosmuizen voor een onderzoekje naar staartlengtes. Veel kinderen ontmoetten Thijs se in 'Thijsse's Hof, de door Thijs se samen met de tuinarchitect Leo nard Springer ingerichte heemtuin in het Bloemendaalse bos. 'Opa-figuur' Bij leven al was Thijsse jen geacht man; het lapje grond voor de heemtuin was hem door het ge meentebestuur geschonken. Thijs se betrad de hof via een eigen toe gangshek, waarvan alleen hij een sleutel bezat. De latere voorzitter van Thijsse's Hof, burgemeester foto spaarnestadfotoarchief w. Holthuizen van Bussum, ont moette de bioloog hier eens. „Hij was een soort opa-figuur, heel vriendelijk. Hij deelde stukjes brood uit, die de kinderen moch ten voeren aan de omhoogsprin- gende visjes in de vijver." In november '41 gaf Thijsse weer eens blijk van zijn politieke naïve teit.. De nieuwe NSB-burgemeester Ier van Bloemendaal, die in de plaats kwam van de anti-Duitse Den Tex, hield een receptie. Getui ge het gastenboek was slechts een handjevol ambtenaren present, als mede enkele burgers onder wie dr- Jac. P. Thijsse. In een pamflet ver schenen na de oorlog, kon rector De Vletter van het Kennemer Lyce um zich over Thijsse's opwachting bij Zigeler nog flink opwinden. Ar chivaris Römelingh: „Wat had Thijsse daar ook te zoeken? Hele maal niets. Wat De Vletter hem vooral verweet, was dat Zigeler in de plaats kwam van Den-Tex, die notabene evenals Thijsse lid was van het cura torium van de school." Pas in zijn laatste levensdagen leek het of Thijs se zijn onbekommerdheid begon te verliezen. De wandelingen met jeugdige vriendjes werden kor ter, evenals de toelichtingen bij de bloemen en vogels. „Hij werd stiller, stug bijna", herinnert Joop Cronau zich. „Hij praatte niet meer aan een stuk door; 't leek alsof hij meer in gedachten liep." Het huis van Thijsse lag in spergebied; tegen het einde van de oorlog moest hij het verlaten en ver huizen naar een pand aan de Militairenweg. Zijn bibliotheek werd bij vrienden ondergebracht. Sobere begrafenis De dood kwam onaangekondigd. Kleinzoon Hans: „Daags tevoren schreef hij nog een brief aan mijn ouders in Den Haag; hij had nog plannen voor een boek." Bij de begrafenis op de begraafplaats aan de Bergweg, midden in spergebied dus, was slechts een handjevol mensen aanwezig. Joop Cronau haaide een vergunning bij de Duitse Orts- kommandant om het spergebied in te mogen gaan. Met een vriend toog hij op een fiets met houten banden naar de begraafplaats in de dui nen. ,,'t Was er niet druk, alleen wat familieleden." Aan het graf sprak ook hij even. De tekst herinnert hij zich nog. „Bedankt voor de vele uitwijdingen en de kennis die u heeft gegeven aan de Neder landse jeugd. We hebben er veel profijt van ge had." Voor de hovenier van Thijsse's Hof, de knorrige Jansen, was de dood van Thijsse een grote slag. Deze tuinman in vaste dienst was gevreesd. Bijna niemand kon met hem overweg, op de aimabele Thijsse na. Nog tot in de jaren vijftig waakte Jan sen als een leeuw over de tuin, voortdurend achter de bomen loerend naar bezoekers die het waag den buiten de paden te treden. In zijn overijver spande hij langs alle paden prikkeldraad. Na het vertrek van Jansen, verdween ook het prikkel draad. Naar verluidt ligt op zolder van de tuin- loods nog een hele voorraad te roesten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 33