De vrije boer
gaat in
wielerzaken
Sport
Henk Lubberding wil zijn kennis
en ervaring te gelde maken
WOENSDAG 17 MEI1995w
De koe of de fiets.
De tijd nadert dat
Henk Lubberding
niet langer zal
worden verscheurd
door twijfels. Het vee
garandeert hem de
prettige levenstijl
van de vrije boer,
maar met het rijwiel
denkt hij beter de
kost te kunnen
verdienen. De oud
wielrenner staat op
een tweesprong in
zijn leven.
Lubberding denkt er
Henk Lubberding: „Het is hard knokken op de boerderij."
serieus over om zijn
kennis van de
wielersport eindelijk
te gelde te maken.
„Want op de
boerderij is het hard
knokken." Het
verhaal van een
renner in ruste bij
wie het weer begint
te kriebelen.
VOORST HENK STOUWDAM
GPD-VERSLAGGEVER
Van afkickverschijnselen had Henk Lubberding
aanvankelijk weinig last. Nadat hij in november
'92 met een groot feest afscheid had genomen,
trainde hij nog vier maanden af. Gediscipli
neerd, zoals het een prof betaamt. Toen het hei
lige moeten had plaatsgemaakt voor de vrije wil,
was er sprake van grote opluchting. Zestien jaar
beroepsmatig fietsen had Lubberdings ziel aan
getast: hij verliet het peloton als een verzadigd
wielrenner. Inmiddels is zijn geest weer schoon
en lonkt de inmiddels 41-jarige Voorstenaar
naar een plaats in de sport waaraan hij zo veel te
danken heeft.
Niet dat Lubberding twee jaar terug was afge
knapt op de wielersport. O nee, die liefde zal
nimmer overgaan. Maar de fiets was als een
vrouw voor wie het vuur was gedoofd. Vanaf het
moment dat hij zich ontdeed van dat keurslijf,
genoot de boer uit Voorst van de tintelingen die
de vrijheid bood. Inmiddels is Lubberding een
gewone sterveling geworden. De enige schade
die hij aan zijn carrière zegt te hebben overge
houden, is zijn bodemloze maag. „Overdag gaat
het nog wel, maar als ik 's avonds ga zitten en
begin te eten, ben ik niet te stoppen. Ik ga daar
mee wel eens door tot diep in de nacht. Nee, dik
ben ik er niet van geworden, maar ik merk wel
dat mijn lichaam is veranderd. Maar ik blijf fiet
sen, hoor. Eenmaal per week zeker en als ik de
tijd heb vaker."
Aanvankelijk leek het Lubberding niet zinvol
om de wielersport te blijven dienen. Hij had met
een veestapel Blonde d' Aquitaine wat om han
den en kon als fokker aan zijn agrarische be
hoeften voldoen. Maar over een toekomst op de
boerderij had de gewezen coureur toen al zijn
twijfels. Maar wat Lubberding nu wèl wilde, wist
hij ook niet.
Totdat hij een telefoontje kreeg van zijn oude
wielermakker Maarten Ducrot. De doctorandus
in het peloton was bezig om met Hans van
Breukelen een bedrijf op te starten om topspor-
ters-in-de-dop te laten begeleiden door ervaren
topsporters. Of Lubberding de wielrenners voor
zijn rekening wilde nemen? „Dat doe ik", bloei
de het toch al stprke sociale hart van Lubberding
op. „Ik houd ervan om gericht bezig te zijn en
mijn voorkeur gaat uit naar scouten, begeleiden
en adviseren, kortom mijn ervaring overbren
gen. Dat heb ik als renner ook altijd gedaan." Zo
kwam hij dus terecht bij Top Support, het be
drijf waarbij hij nu als peetvader optreedt voor
de amateurs Koos Moerenhout en Rik Reine-
rink.
In die rol heeft Lubberding inmiddels de no
dige achterdocht onder amateur-ploegleiders
gekweekt. Ongewild overigens, want hij zaagt al
lerminst aan hun poten. „Bij mijn eerste contac
ten waren de ploegleiders enthousiast, maar la
ter veranderde dat in argwaan. Onbegrijpelijk,
want een ploegleider is er toch bij gebaat dat
zijn renners beter gaan rijden? Men schijnt niet
te beseffen dat mijn bemoeienissen niet bedrei
gend maar toevoegend zijn. Er blijft namelijk
zoveel liggen. Op terreinen als kleding, voeding,
positie op de fiets en training kan ik voor veel
ploegen van waarde zijn. Om die reden zou je
verwachten dat ze blij zijn om met Lubberding
te werken. Maar nee hoor, het tegenovergestel
de is het geval."
„Mij is onder andere kwalijk genomen dat ik
Moerenhout zou hebben geronseld voor Vrede-
stein. Klinkklare nonsens. Ik heb hem niet naar
Vredestein gebracht, dat heeft hij zelf gedaan. Ik
heb hem er alleen op gewezen dat er naast Agu,
Giant en Europolis meer ploegen bestaan. En
dat ik goede contacten heb met ploegleider
Arend Schepping is geen wonder. Hij heeft als
enige gevraagd of ik zijn renners zo nu en dan
van technische adviezen wil voorzien. En dat
doe ik dan, zonder op zijn positie te azen. Ik
vraag me af wat die andere ploegleiders bezielt,
want het is nog steeds zo dat niet zij, maar de
renner zelf bepaalt of hij ooit prof wordt. Neem
Moerenhout. Die kreeg vorig jaar een stage aan
geboden bij Motorola. Die jongen reed slecht en
was er mentaal niet klaar voor. Eigenlijk is dat
goed geweest, want zo leert hij tegenslagen te
incasseren. Kan-ie als renner alleen maar beter
van worden."
Koudwatervrees
Welbeschouwd vindt Lubberding dat er in de
amateurwereld sprake is van koudwatervrees. Er
zou meer naar de prestaties van de profs moe
ten worden gekeken om daaruit conclusies te
trekken. Volgens de oud-renner heeft de tijd in
Nederland stilgestaan en heeft ons land de
laatste jaren renners van te laag niveau voortge
bracht. Lubberding vindt dat de Nederlandse
renner terug moet naar af om zich voor te berei
den op het harde bestaan van prof. „Dan zal er
gerichter gewerkt moeten worden. Amateur-
ploegen laten hun renners wel dure testen afne
men, maar doen er vervolgens te weinig mee.
En het kan toch ook niet dat vijftien renners van
een ploeg hetzelfde trainingsschema meekrij
gen. Die moeten juist voor elke renner afzonder
lijk worden samengesteld. Een trainer en een
renner moeten één zijn, anders wordt het nooit
wat. En er moet rrieer in het buitenland worden
gereden. Daar leren ze wat het is om af te zien.
Van dat gepriegel in de Nederlandse waaierklas-
siekers leren ze weinig."
Als begeleider legt Lubberding veel nadruk op
de psyche. Naast talent bepalen in zijn visie juist
de ongrijpbare zaken in de geest de mate waarin
een renner succesvol is. „Een sportman moet
blaken van het zelfvertrouwen. Een mooi voor
beeld is Jeroen Blijlevens. Daar straalt het vanaf.
Fantastisch zoals hij sprint, maar om hem af te
schilderen als Nederlands hoop gaat me te ver.
Ik heb m'n twijfels over Blijlevens, omdat-ie nog
geen viaduct overkomt. Wil hij mee blijven doen
in de sprints, dan moet hij meer inhoud kwe
ken. Kijk, om aan sprinten toe te komen, zal hij
toch eerst alle hindernissen moeten overwin
nen. Neem jongens als Cipollini, Nelissen en
Abdoesjaparov, die kunnen redelijk bergop en
acceptabel tijdrijden. En zover is Blijlevens in
mijn ogen nog niet. Maar dat zeg ik wel van af
stand, want kennen doe ik die jongen niet."
Dan kent Lubberding Frans Maassen beter. Al
reden ze voor concurrerende ploegen, hij was
nimmer te beroerd om zijn vriendelijke Lim
burgse collega van adviezen te voorzien. Lub
berding: .Als ik hem nu hoor praten, denk ik:
godverdomme Frans, geef niet zoveel van jezelf
weg. Hij is zó gefrustreerd door de Italianen,
dat-ie bij voorbaat is verslagen. Neem een voor
beeld aan Jalabert, die volledig in de kreukels
heeft gelegen, maar in Milaan Sanremo wel
alle Italianen klopt..."
Op basis van zijn kennis, ervaring en betrok
kenheid veronderstelt Lubberding nog een
waardevolle rol in de wielersport te kunnen spe
len. 't Liefst begon hij een advies- en manage
mentbureau voor toekomstige profs, maar daar
mee is geen droog brood te verdienen. „Jaarlijks
worden er maar een paar amateurs beroepsren
ner. Ik kan het echt niet over mijn hart verkrij
gen om die jongens nog tien of vijftien procent
commissie van hun beginnend salarisje te vra
gen. Als ik profvoetballer was geweest, had ik
met een adviesbureau een goed bestaan kunnen
opbouwen. Wat ik nu doe is kennis en ervaring
overdragen, maar daarmee houd ik het hoofd
niet boven water. Bij Top Support kan ik mijn
kosten declaren, maar financieel word ik daar
niet wijzer van."
Dus wordt het hoog tijd om het anders aan te
pakken. De oud-renner heeft zijn kennis inmid
dels zo vaak gratis verspreid, dat hij de tijd rijp
acht om commercieel te gaan. En dan moet hij
niet alleen bij de profs en amateurs zijn. Nee,
Lubberding richt zich op twee andere doelgroe
pen: de toerrenner en de licentiehouder tussen
veertien en achttien jaar. Hij heeft ontdekt dat
deze categorieën smachten naar kennis en in
formatie en bereid zijn veel in hun hobby te in
vesteren.
Met het Zutphense hotel Inntel en de Wipsel-
berg in Beekbergen heeft Lubberding een deal
gesloten voor groepsbijeenkomsten. De oud
renner kan worden ingehuurd om een program
ma af te werken. Op de aard en de lengte van de
bijeenkomst kan vergaande invloed worden uit
geoefend. Wil een groep zich verpozen op de
mountainbike, dan ligt het bosrijke Beekbergen
voor de hand. Wie een dag of weekeinde met
Lubberding wil fietsen op de weg, zal in Zut-
phen terecht komen.
Knokken
De eerste bijeenkomsten heeft Lubberding in
middels achter de rug en hij is razend enthou
siast. Mocht hij daadwerkelijk een gat in de
markt hebben gevonden, dan bestaat er een ge
rede kans dat hij afscheid neemt van de koeien.
„Weet je wat het is„ trekt hij een ernstig gezicht,
„tegenwoordig zijn de milieu-eisen dermate
streng, dat het voor de boer steeds moeilijker
wordt om de bedrijfsvoering rendabel te hou
den. Het is echt knokken op de boerderij. Ik
moet financieel steeds meer inleveren en de
vraag is hoe lang dat nog is vol te houden. Voor
mijn kennis bestaat veel belangstelling en ik
vind het hoog tijd worden om daar van te profi
teren. Ik zou best ploegleider willen worden,
maar ik heb niks te bieden, geen renners, geen
personeel, niks. Welke sponsor trapt daar in?
Niet één toch. En als het zelfs Peter Post niet
lukt om een ploeg op de been te houden, hoef ik
helemaal geen illusies te koesteren."