Een leven
lang achter
een masker
TT
Door zich voortdurend te verschuilen heeft Ab
Nicolaas het tot nu toe gered in het leven. Als
kind kroop hij weg in kartonnen dozen, in het
Duitse concentratiekamp Oraniënburg-
Sachsenhausen probeerde hij zich zo onzichtbaar
mogelijk te maken en na de oorlog verborg hij
zijn verdriet achter het masker van de
professionele clown. Zelfs het boek dat hij schreef
nadat de schmink zijn tranen niet meer kon
verbergen, bracht hij uit onder een andere naam.
Nick Nicholls, die in Noordwijk door het leven
gaat als Ab Nicolaas, constateert op 77-jarige
leeftijd: ,,Mijn vermogen om me te verbergen
heeft mijn leven gered.
ZATERDAG 1 APRIL 199!
Het oorlogsverdriet
van Ab Nicolaas
Ab Nicolaas geschilderd als clown.
FOTO'S DICK HOOEWONING
ij is de laatste der Mohikanen. Van
een groep van zes Leidse verzets-
strijders waarbij hij was aangesloten
is hij de enige die nog leeft. Als 23-jarige werd hij
op 10 mei 1941 samen met Wout Brons verraden
vanwege verzetsactiviteiten. Via het Oranjehotel
in Scheveningen belandde hij in strafkamp
Amersfoort. Daarna zat hij vier jaar in Oraniën-
burg- Sachsenhausen.
Over enkele weken - op 23 april - keert hij terug
naar het concentratiekamp vanwege een officiële
herdenkingsbijeenkomst. ,,Ik zal er zijn. Met al
mijn verdriet", zegt Noordwijker Ab Nicolaas die
zijn kampervaringen heeft opgetekend in het boek
De Kartonnen Doos.
,Ik ben als een biertje dat gisteren is getapt,"
zegt hij. Nicolaas bedoelt ermee dat er voor hem
niet zoveel meer te lachen valt in het leven. Welis
waar was hij dertig jaar lang clown, maar als zoda
nig heeft hij vooral anderen laten lachen. Bij hem
zelf knaagde altijd het verdriet over de gruwelen
van het kamp.
Zestig keer moest hij in Sachsenhausen mee
maken dat kampmaten werden opgehangen. „Bij
de eerste weet je je geen raad, bij de zestigste ver
tel je een vieze bak aan je buurman." In vier jaar
concentratiekamp werd hij geregeld gedwongen
toe te kijken hoe medegevangenen 'op de bok'
gruwelijk werden bewerkt met de zweep. Hij
werkte in Klinker, de kleigroeve bij Sachsenhau
sen, waar de dood vrijwel elk uur van de dag gena
deloos toesloeg. Hij zag één van de meeste lugu
bere plekken ter wereld: de Industriehof, een met
bloed doordrenkt terrein waar massamoorden
werden gepleegd.
Toen na vier jaar de Russen kwamen, werden
de bewoners van het kamp naar de Oostzee ge
dreven. De Duitsers wilden de gevangenen op
gammele boten richting Zweden vervoeren. Een
zeemansgraf vonden zij een passend einde voor
de kampbewoners. Tijdens deze mars, die later
bekend zou worden als de dodenmars, overleden
in het zicht van de bevrijding zesduizend mensen.
Wie niet meer kon lopen, werd neergeknald door
de achter de stoet lopende 'opruimploeg'.
Nicolaas ondersteunde op een gegeven mo
ment twee mannen, de latere minister van weder
opbouw Ringers en Koos Vorrink, later regerings
beambte. Een man die voor hem liep, struikelde
en smeekte ook hem te ondersteunen. Nicolaas
had daar de kracht en de handen niet voor en
hoorde even later het genadeschot. Het is een van
de geluiden die tot op de dag van vandaag in zijn
herinnering zijn blijven doordreunen. Ook deze
tocht 'doorstond'-ie op wonderbaarlijke wijze en
hij vluchtte toen de Duitsers even de greep op de
situatie kwijt raakten.
Citaat uit zijn boek 'De Kartonnen Doos':
Voort holde ik, weg van vier jaren van onmense
lijkheid en vernedering. Het was of de hele wereld
de adem inhield tot ik struikelend en rochelend
voorover viel en finaal uitgeput mijn gloeiende ge
zicht in het natte gras drukte.
Zwarte humor
Na zijn terugkeer in Leiden vanuit de hel van
Sachsenhausen probeerde hij zijn 'gewone' leven
weer op te pakken; hij hervatte zijn werk als teke
naar bij Het Leidsch Dagblad. Zijn superieuren
hadden een plan bedacht om hem weer 'in het
gareel' te krijgen: Nicolaas kreeg een kofferschrijf
machine mee naar huis en het advies 'alles op te
schrijven'. Maar omdat de kampervaringen nog
'te vers' waren en hij boordevol kritiek zat op alles
en iedereen, sloegen zijn ontboezemingen niet
aan. Het bleef destijds bij niet uitgegeven notities.
In zijn Noordwijkse villa vertelt hij meteen een
wrange witsch over zijn stramme botten. Zwarte
humor ('ik blijf een artiest die optreedt') houdt
hem blijkbaar op de been. Hoewel de ziekte van
Parkinson dat moeilijk toelaat, gaat hij staan. Zegt:
„Elke etalageruit is nu meedogenloos. Tot nu toe
dankte ik mijn leven aan het feit dat ik mij zo on
opvallend mogelijk gedroeg. Door deze ziekte val
ik steeds meer op."
Nicolaas vertelt dat hij vlak na de oorlog iedere
vent die niet in een concentratiekamp had geze
ten eigenlijk een 'grote zak' vond-. Hij had geleerd
dat uiterlijk een dun laagje vernis is. „Ik was niet
in het minst geïmponeerd door een gabber achter
een duur mahoniehouten bureau en ik keek
dwars door elk duur maatkostuum heen."
Hij nam ontslag bij de krant en werd clown.
Hoewel, je wordt volgens Nicolaas geen clown, je
bent clown. In zijn geval, omdat de behoefte om
zich te verstoppen altijd al aanwezig was. Met een
rode neus en te grote schoenen trok hij vervolgens
dertig jaar van zaal naar zaal. Het legde hem geen
windeieren, maar daar ging het hem niet om.
Voor hem was het de manier om te overleven. „Ik
hoorde nergens meer bij. Ik was een outsider,
want ik was blijven leven." Als clown kon hij be
droefd en vrolijk, wijs en dom, rijk en arm zijn. „Je
doet er een leven lang over om clown te worden.
De beroemdsten zijn oude -mannetjes, maar ik
had er na de oorlog al tien levens opzitten."
Op de schnabbeltoer in armzalige zaaltjes ver
gat hij voor even zijn narigheid. „Je kwam uit het
kamp terug met een te zware rugzak vol ellende
en je kon nergens je verhaal kwijt. Clown word je
als je een flink pak op je donder hebt gehad. De
gruwelen van het kampleven kende ik tot op m'n
botten en tijdens de voorstellingen kon ik die her
inneringen van me afzetten. In het kamp had ik
ook steeds gefantaseerd over de aanstaande be
vrijding. Ik had er mijn maten over verteld en als
je dat lang genoeg moet doen, word je wel een ra
re snuiter, maar je blijft tenminste leven."
Na dertig jaar bleek de clowns-therapie niet
meer te werken. Het kamp-syndroom sloeg in vol
le hevigheid toe. Hij werd na dertig jaar alsnog
één van de 'zorgenkinderen' van de stichting '40-
'45. „Ik wilde na de oorlog gen kreukel of huile
balk zijn, maar na al die jaren bleven de tranen in
eens komen. Er was onvoldoende schmink om
mijn verdriet te maskeren."
Hij werkte nog een tijdje als tekstschrijver voor
ondermeer het televisieprogramma Oebele. Het
enige dat overbleef, was zijn ervaringen nogmaals,
maar nu in een wat afstandelijker versie, weer te
geven. „Maar nu het boek af is, ben ik weer in een
enorm gat gevallen.
'Lekker kneuterig'
Alleen in de beschermde omgeving van zijn auto
voelt hij zich nog wel eens gelukkig. Soms zit hij
daar alleen maar, soms is hij onderweg, zoals
vroeger tijdens de reizen naar zijn voorstellingen.
Het geeft hem in ieder geval een 'lekker kneuterig'
gevoel, zoals hij zelf zegt. En de gelegenheid t^rug
te denken aan de tijd van weleer.
Aan zijn kindertijd bijvoorbeeld, een periode
waarin hij zich ook al verstopte. Zijn vader was
conciërge in het Verenigingsgebouw op de Heren
gracht in Leiden en beschikte over grote karton
nen dozen. Daar kroop hij in en vanuit die veilige
schuilplaats keek hij naar de wereld. „Ik was altijd
al een dromer en kon als kind al goed fantaseren.
Later heeft die eigenschap mijn leven gered", zegt
Nicolaas die als jongeman 'zeer onzeker' was. „En
behept met een penetrant gemis aan ontzag voor
iedereen die hoger in rang was. Ik was vrij eigen
wijs".
In 1938 werd hij opgeroepen voor de militaire
dienst en in 1940 werd hij gemobiliseerd. Citaat
uit 'De Kartonnen Doos':
Het heette: 'onder-de-wapenen-geroepen zijn' en
het was een lachertje. Een grote klucht. Mobilisatie
van het Nederlandse leger was een potsierlijke ver
toning vol uit-de-tijdse geweren en ouderwetse ka
nonnen. Ik bleef een burger met een uniform aan
en ik wist dat ik van binnen nooit een soldaat zou
Ab Nicolaas. Dertig jaar op pad geweest als clown. Toen werkte de 'therapie' niet meer. Het kamp-syndroom sloeg in volle hevigheid toe.
worden. Ergens in Duitsland had ene Adolf Hitler
andere plannen. Ook met mij.
In juni 1940 kwam Ab na het Grebbebergavon-
tuur terug in Leiden. Alles was anders, Nederland
was bezet. Hij ging in het verzet en schilderde on
der meer leuzen op de muren van het postkantoor
in de Breestraat. 'De moffen eruit, Nederland vrij'.
Ook andere verzetswerkzaamheden, waarvoor hij
later zou worden onderscheiden, ondernam hij
samen met zijn vriend Wout Brons die zijn maat
zou blijven tot hij vorig jaar overleed.
Nicolaas en Brons werden verraden door Mozes
Brandon, een verklikker van de SD. De mannen
vluchtten, maar omdat de vader van Ab werd ge
gijzeld, meldde hij zich vrijwillig in het Scheve-
ningse Oranjehotel. Twee dagen later werd zijn
vriend gearresteerd.
Citaat uit 'De Kartonnen Doos':
Desadisten konden doen en laten wat zij wilden.
Net zoals de SS en Gestapo-figuren zich martelme
thoden eigen hebben gemaakt, leerden de gevange
nen het slachtoffer-zijn. De geestelijke kwellingen
waren eigenlijk erger. De geluiden van het marte
len van anderen gevangen. Ik was een nieuweling
en het pantser om mij heen dat mij later zou be
schermen, moest nog groeien.
Wreed en hard
Via het strafkamp Amersfoort kwam hij in de zo
mer van 1941 in het concentratiekamp Sachen-
hausen. Hij leerde er snel de regels van het kamp,
dat vele ongeschreven wetten had, waarvan de
meeste zeer wreed en hard waren. Net als in de
samenleving waren in het ommuurde maatschap
pijtje bazen en knechten, rijken en armen, voor-
dringers en sukkels, kapitalisten en sloebers. Ze
waren alleen nog gemener.
De langst aanwezigen waren 'prominenten'.
Zelf zou hij ook tot die groep gaan behoren, met
alle rechten en plichten die eraan verbonden wa
ren. Vooral toen het aantal kampbewoners boven
de honderdduizend kwam, telde Nicolaas met
nummer 39757 terdege mee. Zo kreeg hij eens een
bijzondere klus. Voorzien van een roestkrabber,
een kwast en een pot roestwerende verf werd hij
in zijn eentje het beruchte Industriehof ingedre
ven.
Citaat uit het boek 'De kartonnen doos':
Daar stonden de schietstand en de galgen, daar
stonden doodkisten klaar, daar was het bloeddoor
drenkte terrein waar massamoorden werden ge
pleegd. Ik stond als versteend in een geïmprovi
seerd crematorium. Een rijdende lijkenverbran-
dingsfabriek! Er stond een simpel houten optrekje
waarin onmiskenbaar de stokers van het on
heilspellende bedrijf hadden gewoond. Ik zag gou
den tanden, ik zag Russische identiteitsplaatjes. De
crematoriumbedienden waren als laatsten opge
ruimd en in hun eigen fabriek verdwenen. Hier
waren de vele Russische krijgsgevangenen gecre
meerd tegen elk volkerenrecht in de beruchte
nekschotinstallatie vermoord. Mijn opdracht was
de roestplekken schoon te krabben en met Oerf te
behandelen. Van de zenuwen liet ik mijn krabber
vallen, ik moest onder de wagen kruipen en con
stateerde dat het cremeren in zo hoog tempo was
gedaan dat totale verbranding niet was afgewacht.
Nicolaas werd zoals hij zelf aangeeft gaandeweg
steeds meer 'beest' in de 'zwijnenstal' die Sach
senhausen was. Het apatisch accepteren hoorde
bij zijn manier van overleven. Hij had ergens een
schakelaar omgedraaid waardoor zijn motor op
halve kracht liep, terwijl de hoop bleef. Tijdens
een enkele Holllandse avond, die met groot gevaar
voor het leven van de gevangenen werd georgani
seerd, speelde hij voor clown en deed hij een be
roep op zijn capaciteiten als sneltekenaar. Om te
vergeten en zijn kampmaten op te vrolijken. „Ik
vind dat het er niet toe doet wat je doet, maar hoe
je het doet. Vroeger zat ik in een kartonnen doos,
in Sachsenhausen speelde ik voor clown en teke
naar, later was ik beroepsclown en nu ben ik een
bejaarde man met een concentratiekampverle
den. Iedere minuut waarin je kunt fantaseren, is
mooi meegenomen.
Als een warme douche
Het lijkt voor de hand te liggen dat hij Duitsers
haat. Het tegendeel blijkt het geval. Nicolaas is
nog altijd in staat nuances aan te brengen. „Ik heb
geen hekel aan Duitsers", zegt hij, „want ik heb
ettelijke keren meegemaakt dat Duitsers me het
leven hebben gered. Hitler was in '33 al begonnen
met het oppakken, martelen en vermoorden van
zijn landgenoten. De goede Duitsers zaten dus in
de kampen."
Hij is door de Duitse autoriteiten uitgenodigd
om op 23 april aanwezig te zijn bij een grote her
denkingsceremonie in het kamp Sachsenhausen.
Hij zal er zijn. „Natuurlijk ga ik, met mijn verdriet.
Ik wil erbij zijn. Al die herdenkingen, ook in Ne
derland, ervaar ik als een warme douche. Vlak na
de oorlog luisterde niemand naar ons. Nu kan ik
eindelijk mijn verhaal kwijt."
De Kartonnen Doos; Nick Nicholls, pseudoniem
voor Ab Nicolaas; Uitgeverij Cadans, Amster
dam. Prijs/29,90.
Nabtnonspas