Warm welkom voor asielzoekers Inwoners 'Aan de rand van Leiden is een nieuw dorpje ontstaan. In een i'paar maanden tijd werd het uit 1de grond gestampt. Zes woonblokken portocabins, waarin straks in totaal zeshonderd mensen kunnen worden gehuisvest, een schooltje, een kindercrèche, een ruime eetzaal, een winkeltje en i veel kantoorruimte in het f hoofdgebouw. Het nieuwe opvangcentrum voor asielzoekers aan de Willem van «V ner Madeweg is sober ingericht maar toch van vele gemakken ïf ei voorzien. is ZATERDAG 11 MAART 1995 Onze Taal Vrachtwagens rijden af en aan. Maar maandag is alles in orde en kunnen de eerste asielzioekers worden ontvangen. FOTO'S HENK BOUWMAN m i en prima centrum', verzucht I i directeur Herke Smidstra. Maandag ziet hij de eerste asielzoekers binnendruppelen vanuit de twee aanmeldcentra in Nederland. Nog niet zo lang geleden trok Smidstra de deur van het asielzoekerscentrum in de Merenwijk defini tief achter zich dicht. Het was voor hem en voor de bewoners een opluchtig. De omstan digheden in het voormalige schoolgebouw waren zo slecht dat Smidstra sprak van 'het minst aantrekkelijke' centrum van Neder land. „Zo slecht als het aan de Flevoweg was, zo goed is het hier", zegt hij nu. „Aan de Fle voweg was het niet prettig om te werken en voor de bewoners was het nog vervelender om er te wonen. Geen privacy, grote slaapza len en slechte voorzieningen." Een week voordat de eerste bewoners van het opvangcentrum in Roomburg zich zullen aanmelden, moet er nog veel gebeuren. De posters hebben al een plekje gekregen. Veel spreuken van Loesje, 'Tegen het georgani seerd internationaal verdriet' en 'Beter tien in het land dan één op de vlucht'. Maar de pa den naar de wooneenheden zijn nog steeds niet .bestraat. In het schooltje werken tim merlieden met man en macht om de binnen wanden overeind te krijgen. En in hét kan toorgebouw, tussen de woonunits en de A4 in, zijn de medewerkers druk bezig om het meubilair uit te pakken. Overal staan dozen opgestapeld, vrachtwagens rijden af en aan. „Geen zorgen", zegt Smidstra. „Maandag de dertiende kunnen de eerste gasten echt ko men. We zijn ruim op tijd." Een goed gevoel Hij is een tevreden mens. De ruime voorbe reidingstijd, die hij en zijn medewerkers heb ben gekregen, is volgens hem uniek in Ne derland. „Ik ben het anders gewend. Voor het centrum aan de Flevoweg werd ik op een za terdag gebeld met de vraag of ik maandag wilde beginnen met het werven van men sen omdat een week later de eerste asiel zoekers binnen zou den komen. Nu heb ben we het anders kunnen doen. De medewerkers kon den allemaal stage lopen in een van de andere opvangcentra in Nederland en aan de hand daarvan hebben we deelwerkplan nen op kunnen stellen. En als maandag de eerste asielzoekers binnenkomen, gaat dat geleidelijk. Maximaal veertig per dag hebben ze beloofd, dus niet 600 in één keer zoals in Den Haag gebeurde. Het gebouw kan rustig volstromen. Dat geeft een goed gevoel." Bijna trots laat hij de woongebouwen zien. Heldere gangen, met aan weerszijde de deu ren naar toiletruimten en de kamers. Veel vierpersoonskamers, met hier en daar een tussendeur naar een tweepersoonkamertje. „Voor grotere gezinnen", zegt Smidstra. „We hebben ook aparte kamers voor zwangere vrouwen. Het ziet er niet uit als een luxe ho tel, de kamers zijn heel sober ingericht, maar de mensen kunnen hier wél op zichzelf zijn. Ze hebben privacy." Sociale werkgever Alle medewerkers van het asielzoekerscen trum aan de Flevoweg zijn meegekomen naar het nieuwe opvangcentrum. Daarnaast heeft Smidstra nog flink wat nieuwe krachten moeten werven voor de vier afdelingen 'ad ministratie en balie', 'medische opvang' en Nieuw centrum voor opvang bij Leidse wijk Meerburg klaar 'agogische medewerkers' en 'magazijn/inter ne dienst'. Het centrum aan de Willem van der Madeweg is een sociale werkgever. Vijf tien (30 procent) van de vijftig personeelsle den zijn van buitenlandse afkomst; ruim twintig van hen waren voordien langdurig werkloos. „Ik hecht veel waarde aan werknemers van buitenlandse afkomst", zegt Smidstra. „We moeten maar eens af van het stokpaardje 'ze spreken geen vloeiend Nederlands', we moe ten de stoute schoenen maar eens aantrek ken. De migranten die hier werken, beschik ken over uitstekende vaardigheden. Dat moet ook want de bezetting is beslist niet welda dig. Iedereen kan worden aangesproken op zijn of haar werk en de migranten voldoen aan het plaatje. Ze werken vaak vanuit een andere invalshoek en weten van andere cul turen en van andere geloven. Dat heeft grote voordelen." Dagelijkse praktijk De directeur heeft overigens nog steeds niet helemaal op een rijtje wat straks voor de staf de dagelijkse praktijk gaat worden. „We moe ten er eigenlijk nog een beetje achter komen wat werken in een opvangcentrum betekent. Het is wezenlijk anders dan in een asielzoe kerscentrum", zegt Smidstra. Het opvangcentrum valt wellicht het beste te omschrijven als de plek waar de selectie plaatsvindt. De asielzoekers, die in aanmer king komen voor een uitgebreide behande ling van hun asielaanvraag, komen er recht streeks vanuit een aanmeldcentrum terecht. In het opvangcentrum krijgen ze hun 'eerste gehoor' en aan de hand daarvan maakt de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) een scheiding tussen kansrijke en asielzoekers en mensen die geen aanspraak kunnen maken op een vluchtelingenstatus. De laatste cate gorie moet het land verlaten, de kansrijken verhuizen naar een asielzoekerscentrum zoals het centrum aan de Flevoweg er een was. Een verblijf in een opvangcentrum is als er geen grote opstoppingen zijn van korte duur. Drie maanden is het maximum, zes weken de gemiddelde verblijfsduur. De be woners houden zich er ten opzichte van be woners in een asielzoekerscentrum meer be zig met de juridische procedure en veel min der met integratie in de Nederlandse samen leving. „Je moet vanwege de aard van een opvangcentrum wat voorzichtiger zijn in het investeren in mensen. We kunnen ze niet echt de Nederlandse samenleving in laten duiken terwijl dat aan de Flevoweg wel de bedoeling was", zegt Smidstra. Onpersoonlijker „Het werk zal hier anders zijn", zegt ook Mila Lazaro, baliemedewerkster. „In het,asielzoe kerscentrum aan de Flevoweg woonden de mensen veel langer. Je kreeg echt een band met ze. Ik denk dat het werken in een op vangcentrum onpersoonlijker is. Je krijgt bij na de kans niet om mensen echt te leren kennen. Maar alles heeft zijn voor- en nade len. Te veel betrokkenheid is ook niet altijd goed, denk ik." Toch kunnen de aanstaande bewoners van haar een hartelijk welkom verwachten. „Het geeft een goed gevoel om bijvoorbeeld Ango- lezen in hun eigen taal, het Portugees, aan te spreken. Dat stelt de mensen meteen op hun gemak. Ik spreek zelf Portugees en Spaans maar er werken hier ook mensen die Farsi spreken, de taal in Iran, waar veel asielzoe kers vandaan komen. En anders lukt het al tijd wel met veel handen en voeten-werk. Een vriendelijk mens zijn, dat is belangrijk. Ik doe mijn werk met een glimlach op mijn ge zicht. Het geeft veel voldoening, ik doe het met plezier. De balie is als de receptie van een hotel. Wij schrijven de mensen in, verde len de kamers en we vertellen dat er afspra ken gemaakt moeten worden met de vreem delingendienst en de mensen van de medi sche opvang." Vanaf de balie, waar Mila werkt, worden de binnengekomen asielzoekers opgevangen door de medewerkers van het agogische team. „Ze krijgen eerst een rondleiding. Dat is ook wel nodig want de eerste twee dagen verdwaal je hier", zegt Muna Samawi. Ze ze telt in het hoofdkantoor, waar ook de acht tien ambtenaren van de vreemdelingen dienst zitten, die in opdracht van de Immi gratie en Naturalisatie Dienst de vluchtverha len van de bewoners aanhoren tijdens het eerste gesprek; het bureau voor rechtshulp en Vluchtelingenwerk die de rechtsbijstand verzorgen en de medische opvang. Iedere be woner van het opvangcentrum krijgt met al deze afdelingen te maken en moet dus de weg kunnen vinden. Positieve ti jdvulling De medewerkers van de agogische dienst hebben tot taak de mensen op te vangen en te begeleiden. „We krijgen hier straks te ma ken met mensen uit alle delen van de we reld", zegt Jenik Gargosian, eveneens van het agogisch team. Jenik en Muna hebben bei den ervaring in het omgaan met asielzoekers. Voorheen werkten ze op de Flevoweg. „We bieden de mensen een positieve tijdvulling aan", zegt Jenik. „Dat is belangrijk, je moet de mensen structuur geven. Want de mensen die hier komen, hebben veel problemen. Ze hebben een nare geschiedenis achter de rug en ze moeten een hoop verwerken. Daar komt nog eens bovenop dat ze in angst leven, dat ze bang zijn om te worden uitgezet." De afdeling Medische Opvang is al voor een groot gedeelte ingericht. Bovenin het hoofdgebouw bevinden zich een aantal on- derzoekskamers. Dit is het terrein van basis arts Luciel Tjon A Loi en haar collega's. „Hier krijgen de mensen de eerste medische op vang. Controle op infectie-ziektes onder an dere. Iedereen moet een vragenlijst invullen en aan de hand daarvan krijg je al een rede lijk goed beeld. Veel asielzoekers zijn nog re delijk jong, tussen de twintig en vijftig jaar, en gezond. Maar er komen hier straks ook mensen met een medische voorgeschiedenis. Mensen met suikerziekte, mensen met hart kwalen, invalide mensen, mensen met oor logstrauma's." Tjon A Loi bereidt zich voor op een drukke periode. Niet alleen krijgen alle nieuwe be woners een medisch onderzoek, de afdeling zet gelijk ook een bureau jeugdgezondheids zorg op. „Veel kinderen hebben niet alle inentingen en daarnaast worden hier straks de periodieke controles gedaan", zegt de ba sisarts. Specifieke psychische problemen, zoals zich geregeld in asielzoekerscentra voordoen, verwacht ze niet direct in het op vangcentrum. „De mensen, die hier komen zijn nog maar kort in Nederland. Ze hebben het razend druk met hun procedure. In een asielzoekerscentrum, voor hen de volgende stap, hebben de bewoners ineens veel meer tijd om na te denken over wat er allemaal met ze is gebeurd. Maar we zijn wel voorbe reid op mensen, die in geestelijke nood ko men door hun traumatische ervaringen. Er zijn afspraken met onder andere de Riagg en Centrum '40-'45. Net zo als we afspraken hebben gemaakt met de huisartsen, met de kraamzorg en de GGD." De zeven leerkrachten, die het schooltje gaan bemannen, moeten nog even wachten. Het gebouw wordt pas de zestiende maart opge leverd en dan moeten de lokalen nog worden ingericht. Een steeds wisselende groep van zo'n honderdtwintig kinderen in de leeftijd van vier tot veertien jaar zal straks de klaslo kalen bevolken, schat Hanneke Lagendijk, hoofd van de school. „Daarnaast vangen we ook een groep op van veertien tot zestien jaar." Het onderwijs in de school op het terrein van het opvangcentrum lijkt volgens Lagen dijk niet op het reguliere onderwijs. Dat kan ook niet. De kinderen wonen als alles loopt zoals het moet lopen slechts korte tijd in het opvangcentrum. Ze spreken bo vendien allemaal een andere taal en een aan tal zal nog nooit een school van binnen heb ben gezien. Daarnaast komen er straks kin deren, die door hun vlucht een grote leerach- terstand hebben opgelopen. „Het is een inge wikkelde klus", aldus Hanneke. „Maar we hebben een Amerikaans leersysteem overge nomen, het zogenaamde Total Physical Res ponse programma. Kinderen leren met dit programma als het ware Nederlands zoals ze 'hun eigen taal hebben leren spreken. Ze pik ken het ontzettend snel op." Warm hart De omstandigheden zijn goed, de plek van het opvangcentrum is ook goed, zegt direc teur Herke Smidstra. „De houding van de ge meente Leiden en de bevolking is heel posi tief, anders dan je vaak elders in het land ziet. De wethouder, die vluchtelingen een warm hart toedraagt, de ambtenaren... Nergens werd er tegengewerkt. En heel veel Leide- naars hebben zich aangemeld als vrijwilliger. Uit de buurt, Meerburg, hebben we ook geen echt harde geluiden gehoord. De omwonen den zijn wel bezorgd, maar dat kan ik me wel voorstellen. Leiden heeft een positieve hou ding ten opzichte van vluchtelingen. Dat is uniek." Toch maakt hij zich zorgen. „Het politieke draagvlak voor de opvang van vluchtelingen holt achteruit. Tot nu toe gingen we in Ne derland op een heel normale manier met vluchtelingen om. Maar de regels worden strenger en strenger. Terecht, want je moet streng en rechtvaardig selecteren, Maar de grens is nu in zicht. Misbruik maken van de regelingen? Vergeet het maar. De mensen die nu binnenkomen zijn echte vluchtelingen. De tendens is echter om het nog moeilijker te maken. Dat kan niet meer. Dan moet je het als overheid anders gaan verkopen. Dan moet je eerlijk zijn en als overheid zeggen dat je geen vluchtelingen meer wilt opvangen." Herke Smidstra: „Het ziet er niet uit als een luxe hotel, de kamers zijn heel sober inge richt, maar de men sen kunnen hier wél op zichzelf zijn. Ze hebben privacy." Als iemand mij vraagt: hoeveel in woners heeft Nederland? dan kan ik het antwoord geven. Een dikke 15 miljoen, geloof ik. Maar als iemand mij vraagt: wat zijn eigenlijk inwo ners? dan sta ik met de mond vol tanden. Het is maar goed dat we die vraag zelden stellen, want het ant woord is helemaal niet zo simpel. Ik zou er dan ook nooit over begonnen zijn, als het niet echt aan mij ge vraagd was. Vol vertrouwen werd de vraag gesteld, want van een taal kundige mag je immers het ant woord verwachten, 't Is niet de eer ste keer dat ik iemand moest teleur stellen. Laat ik eerst uitleggen waar het om ging. We kunnen zeggen dat Nederland 15 miljoen inwoners heeft, en dan zijn inwo ners de mensen die in Nederland wonen. Tot zo ver zijn er geen problemen. Maar in woners zijn natuurlijk niet altijd mensen die in Nederland wonen. Als we spreken over de inwoners van Frankrijk of van Ber gen op Zoom, dan zijn inwoners ineens de mensen die in Frankrijk wonen of die in Bergen op Zoom wonen. Inwoners zijn dus mensen, zou je kunnen zeggen, die ergens wonen. En dat 'ergens' kan dus een bepaald land zijn of een bepaalde stad. Wat verder nog? Nu moeten we ineens oppassen. Iemand die in een bepaald huis woont, is namelijk niet een inwoner van dat huis, maar een bewoner. Ik kan niet zeggen dat ons huis vier inwoners heeft, er zijn vier bewoners. Wonen in Frankrijk maakt je tot een inwo ner van Frankrijk, maar wonen in een huis maakt je tot een bewoner van dat huis, niet een inwoner. Anders gezegd: wat is het verschil tussen een inwoner en een bewoner? Er moet verschil zijn, want 'de bewoners van Koude kerk' klinkt net zo raar als 'de inwoners van Damlaan 17'. En zo luidde dan ook eigenlijk de vraag: wat is het verschil tussen een in woner en een bewoner? Ik hoop dat meteen ook duidelijk is, dat het antwoord helemaal niet zo simpel is. Eerst ga je denken dat het als volgt zit: bij landen en steden spreken we van inwoners, bij huizen van bewoners. Gaat het om groot tegenover klein? Inderdaad spreken we meestal over de inwoners van bijvoorbeeld Parijs of Koudekerk, en over de bewoners van een flat, een stacaravan, een bungalow. Maar waar ligt de grens tussen groot en klein? We hebben het over de bewoners van onze straat, niet over de inwoners van onze straat. En de wijk? Wij hebben een bewo nersvereniging, wat geen inwonersvereni ging zou kunnen heten. Ligt de grens er gens tussen een stadswijk en een apart dorp? De aantallen zijn kennelijk niet rele vant, want onze wijk telt beslist veel meer bewoners dan menig dorpje inwoners heeft. Of zit het verschil toch in iets anders? De Veluwe is behoorlijk groot en er wonen veel mensen, heel veel meer dan in Koude kerk of Heiloo, en toch klinkt 'de inwoners van de Veluwe' nogal raar. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de uiterwaarden van on ze grote rivieren. De inwoners van de uiter waarden? Nee, we spreken over de bewo ners. Trouwens, is 'de bewoners van Bergen op Zoom' echt uitgesloten? Misschien zou je het toch wel zo kunnen zeggen, maar wat is dan het verschil met 'de inwoners van Bergen op Zoom'? Vorige week las ik een boek over Nederland in de ijstijd. Daarin was sprake van de be woners van de Lage Landen. Uiteraard. Had er ook kunnen staan: de inwoners van de Lage Landen? Nee, volgens mij niet. En ik besefte ineens, waarom niet. Als je spreekt over de inwoners van Nederland in de ijs tijd, dan is dat raar, omdat je dan gaat den ken aan zoiets als een Burgerlijke Stand die dat bijhoudt en telt. In de oertijd was daar natuurlijk nog geen sprake van. eri daarom moet men spreken over de bewoners van Nederland in de oertijd. Ik denk dat we hiermee inderdaad een be langrijk verschil hebben tussen inwoners en bewoners. Inwoners, van een land of stad of dorpje, zijn op de een of andere ma nier geregistreerd en geteld. Vandaar dat er bij inwoners meestal ook sprake is van aan tallen: 15 miljoen, 100.000 of 2.500. De Ve luwe, of de Uiterwaarden van de grote rivie ren, zijn bij ons geen teleenheden. Vandaar dat we spreken over de bewoners van de Veluwe. Net als de bewoners van Nederland in de oertijd, toen er zeker nog niet geteld werd. Inwoners bekijken we met een tellend oog; bewoners zijn mensen die ergens wo nen zonder dat hun aantallen relevant zijn. Vandaar ook, denk ik nu, dat bij bijvoor beeld Bergen op Zoom allebei mogelijk is. Hebben we het over inwoners, dan gaat het om hun aantal; maar als het getal er niet toe doet, kunnen we best spreken over de be woners van Bergen op Zoom. Ik heb niet het gevoel de kwestie nu opge lost te hebben. Maar 't is in ieder geval al wat meer dan de woordenboeken ons bie den. Wie nog andere verschillen ziet, moet me vooral eens een briefje schrijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 39