Zijn muziek wekt een rillen, trillen en hevig beven Cultuur&Kunst ;pAG 11 FEBRUARI 1995 .'!-w wV-if.^ Jt on ^Ss> J3Lk£ Uvr, _'h t^fUi L^.-ÏLj^U' yk tyhp* tói At TA k\ Jtu i -in <7= V ƒ«- h&tapd1 frjkil jd-rfr (óm. 4' (J^ 'M r '('uier h L'5nu. fttt 4 ^cjuau-JUm <y .yax^f »<j.y ^e&i/f 7&P nn-.i-tf A'(i:"T -f T" r JcryyJ.4,. a_W Jo peer- 'bvtv*. oJ\ on J/um v JJix/lUo: J* pay Con f nojjip /j&i ^jajit- if" 'wttf Jjjetav nxf'ccVr'^kim jjfj /u> f-rstn. Cy- jcen-ry^ De Engelse componist Henry Purcell (1659 - 1695) wordt dit jaar uitgebreid in Nederland herdacht met concerten en met name uitvoeringen van zijn opera Dido and Aene as. Over zijn leven is nauwelijks iets bekend. Als wij iets over hem te weten willen komen zullen we naar zijn mu ziek moeten luisteren. Dat is een verrukkelijk mengsel van gaiety en sadness, van opgewektheid en verdriet. HAARLEM ERIC BOS/GPD Purcell is een kosmisch ver schijnsel. Als een komeet ver schijnt hij met enige regelmaat aan de hemel om er even snel weer uit te verdwijnen. Als een meteoriet slaat hij in de rustige dreven van de gearriveerde mu ziekcultuur. Als wij denken alles te weten, alles te kennen, van William Byrd tot Benjamin Brit ten, duikt hij plotseling op. Zo was ook zijn korte leven dat mu zikaal gezien een groot succes was. En even snel was hij daarna vergeten. In boeken over muziekgeschie denis komt Henry Purcell dan ook slechts sporadisch voor. Zijn muziek zit in een gesloten kast. Alleen zijn opera Dido and Aene as wordt in onze eeuw nog wel uitgevoerd en een enkele Celes tial Music vindt, sinds de heront dekking van Purcell begin deze eeuw, ook nog wel zijn weg. En gelukkig heeft het Britse ensem ble King's Music eind jaren '70 onder leiding van de inmiddels overleden Alfred Deller ons al de oren geopend voor al die prachti ge Purcellliederen, zoals If music be the food of love, Sweeter than Roses, Music for a while, The sparrow and the gentle dove. Complete, vergeten werelden werden daarmee ontsloten. Pur cell was een componist van lief- desmuziek, alsof muziek werke lijk het voedsel van de liefde is. Wie de deuren van de Purcell- kast opentrekt, wordt verrast door de schoonste klanken en harmonieën die daaruit tevoor schijn tuimelen. Een wonderlijk herdersspel van consonanten en dissonanten, en zo Italiaans en Frans als Engelse muziek maar zijn kon. Maar toch ook heel, heel erg Engels. Niet voor niets zagen de moderne Britse componisten Purcell als hun grote voorbeeld, als de aartsvader van de Engelse muziek. Benjamin Britten (1913-1976), de Purcell van de 20ste eeuw, zei het al: „Door Purcell heb ik ont dekt hoe prachtig dramatische gezangen in het Engels'kunnen klinken." Want, dat bedoelde Britten, Engelse muziek dat is al gauw Greensleeves en Now is the month of maying en van die volksliedjes waarbij je het Engel se landschap voor je ziet. Glooi end, lieflijk, zonder het ruige.dra- ma van de Schotse Hooglanden bijvoorbeeld. Een land waar het altijd mist, zodat de dramatische contrasten, het kenmerk van de Duitse muziek, uit het zicht zijn verdwenen. Barokke opvolgers Ook in de muziek van Purcell ontbreekt het clair-obscur van zijn barokke opvolgers. En dat is vermoedelijk de reden waarom hij regelmatig een beetje Verge ten raakt. Zijn muziek is gewoon nog te maagdelijk. Daar heersen nog andere maatstaven en schoonheidsprincipes. Dus laten we die kastdeuren nou maar he lemaal opengooien en luisteren wat er gebeurt. Verrukking. Dat is waar het bij Purcell om gaat. Intense verruk king, daar is zijn muziek van doortrokken, uitgedragen door een in die tijd nog subtiel instru mentarium van houten instru menten, de blokfluit, vedel, luit, gamba en clavecimbel. Breekbare klanken, maar vol karakter, zuch tend,"strijkend en strelend. Gay of ■sad, bij Purcell klinkt muziek nog naar het paradijs. 'Such beauty and charms are seen United in your face The proudest can't but own you queen of beaut}', wit and grace' (Song: 'Oh, fair Cedaria') Waar in dit lied over gezongen wordt zijn schoonheid, verstand en gratie, Purcells drie persoonlij ke Muzen. Hier spreekt en klinkt een hoogst persoonlijke opvat ting over wat muziek dient te zijn, die hij trouw bleef vanaf het begin toen hij nadat hij als koorknaap in de Chapel Royale van Karei II zong 'Gentleman' en organist van dezelfde kapel was geworden. Purcell paste zijn muziek niet aan aan de smaak en de verwachtingen van het hof, hoogstens raffelde hij zo nu en dan een 'anthem' of 'ode' af om snel en doeltreffend aan zijn ver plichtingen te kunnen voldoen. Die adembenemende schoon heid van zo'n 'simpel' liefdeslied je als bijvoorbeeld Oh, fair Ceda ria gaat gepaard aan verstand, dat wil zeggen: een uitgekiend, geraffineerd en gedurfd harmo nisch weefwerk zoals we dat ken nen van de hoogtepunten van ex- perimenteerlust in de polyfonie, waar Purcell's muziek natuurlijk nog zwaar op leunt. Zoals het laatste couplet begint met 'Then pity me, who am your slave' daar spelen de noten een ongehoord spel, zoals ze naast en onder en tegen elkaar gekleefd, in kluwens dissonanten, de woorden 'pity me' een ongekende diepte en la ding geven. De rillingen lopen je dan over het lijf. Keurslijf Purcell is dan ook de laatste En gelse componist bij wie het om heel andere dingen ging. Geen dwingende sonatevormen, niet het keurslijf van de driedelige liedvorm, niet de terreur van toonsoorten en ingewikkelde modulaties de kern van zijn muziek wordt bepaald door een spel van consonanten en disso nanten, al speelt de kleine terts wel degelijk de hoofdrol in zijn Funeral Musics. Maar het gaat om dat spannende spel van me lodische lijnen die langs elkaar heen golven, af en toe schampen, een enkele keer een cluster vor men, langs een bijna Wagneri aanse chromatiek naar beneden of naar boven glijden of blijven zweven boven een 'ground'. Als je daarnaar luistert is het soms alsof je aan hoogtevrees lijdt en in een skilift zit. Daarin zit 'm die schoonheid, dat verstand en de gratie die in Purcells mu ziek nog een geïntegreerd leven leiden, waar ze in de verdere mu ziekgeschiedenis steeds meer ge scheiden raken. Je voelt in zijn muziek weliswaar het naderen van de barok, zoals vanaf 1711 van de dikke, Duitse, aan het En gelse hof componerende Georg Friedrich Handel, zoals je, door je oor op de rails te leggen een nog onzichtbare trein al van heel ver kunt horen aankomen, maar voorlopig is nog het ruisen van de bomen en het kwinkeleren van de vogels hoorbaar. De Purcelltijd loopt in Purcells leven inderdaad ten einde. Al die echo's van de Franse componist Lully, al die muzikale construc ties en melodische basislijnen Bij het driehonderdste sterfjaar van Henry Purcell: Henry Purcell, geportretteerd door John Closterman. Linksboven een gravure uit 1683, rechts een portret op jongere leeftijd. In het midden een van de weinige brieven die van Purcell bewaard zijn. ILLUSTRATIES UITHENRY PURCELLVERSCHENEN BIJ UITGEVERIJ THAMES HUDSON van Engelse voorgangers als Mor- ley en Dowland, hun meesterlijke beheersing van stemmingsuiter sten als opgewektheid en triest heid, het integreren van een En gels volksliedje hier en daar. Maar de opvattingen en de smaak veranderen al hoorbaar, zo tegen het einde van de 17de eeuw, wanneer Purcell in 1695, kort na koningin Mary II Stuart (de echtgenote van onze koning Willem III) overlijdt en Bach en Handel en Scarlatti ongeveer 10 jaar zijn en net als Purcell op hun beurt als koorknaapjes lustig kwelen in koren en kapellen. Zoals koningin Mary met haar dood een politiek tijdperk afsluit met een overgangsperiode naar nieuwe constitutionele regels die tot 1707 zou duren en Engeland in Groot-Brittannië zou verande ren daarin speelde de Hol- landsEngelse koning Willem III van Oranje nog een beslissende rol door Mary's vader, de gehate Jacobus II te verjagen zo be sluit Purcell een muzikaal tijd perk. Alle toepassingsmogelijkhe den van de muziek uit de renais sance zijn dan uitgebuit en er groeit een duidelijke behoefte aan een nieuwe muzikale taal. Liefst geen Italiaanse, maar des noods... Daarover konden de ge moederen overigens danig verhit raken. Vorstin Voor koningin Mary bestond het leven uit een doodsaaie, inge perkte jeugd en een huwelijksle ven» dat van crisis naar crisis voerde, want Willem III was niet bepaald trouw en er werd zelfs gefluisterd dat hij het met heren hield. De muziek die Purcell voor haar componeerde, moet zo'n beetje de enige kleur en trilling aan en in haar leven hebben ge geven. Purcells grote Ode's voor de verjaardagen van zijn vorstin zijn ware monumenten van zijn grote vakmanschap En hij was het ook die bij haar dood in janu ari 1695 de begrafenismuziek verzorgde, een compilatie van overgeleverde muziekstukken van Morley en composities van hemzelf. Het is overigens typerend voor Purcell om voortdurend, tot in de meest plichtmatige opdracht stukken, momenten te verwerken die het hoogste genot wekken, de bijzonderste notenclusters bevat ten cjie de muziekhistorie kent Altijd staan consonanten en dis sonanten in dienst van de expres sie, van de betekenis van woor den en hun emotionele lading. Ze maken via onze oren contact met ons lichaam of, nog beter, met de haarvaatjes en zenuwuit einden van opperhuid en onder huid. Dat subtiele trillen en rillen, de ijle huiveringen die dat tot ge volg heeft, is identiek aan de li chamelijke sensaties, dat krank zinnige fysieke gevoel, die een tot over zijn oren verliefde minnaar ervaart. Naar Purcell luisteren veroorzaakt een tintel, ril en bib- bergevoel waarmee vergeleken alle grote gebaren en opgelegde emoties van zijn barokke opvol gers loze bombast lijken te zijn. Dat werd door Purcells tijdge noten ook heel goed gevoeld. Die zaten net zo te trillen van verruk king of te beven van verdriet, misschien nog wel meer dan wij, daar in de vorstelijke balzalen en koninklijke schouwburgen in Londen waar de adel en de halfa- del haar avondjes uit organiseer den. Het zijn de momenten waarop muzikale klanken een al- chimistische verbinding aangaan met lichamelijke processen. Pur cell oogstte dan ook groot en al gemeen ontzag in die dagen. 'Oh let me ever, ever weep My eyes no more shall welcome sleep I'll hide me from the sight of day And sigh and sigh my soul away. She's gone, she's gone, her loss deplore And I shall never see her more. (Song: 'The Plaint') Purcell was dus, door zijn aan stelling aan het hof van Karei II, Jacobus II en Willem III, compo nist van anthems, odes, Celestial Musics en muzikale semi-opera's (waarin zowel zangpartijen als gesproken tekst voorkomt) waar bij de eventueel politiek gevoeli ge tekst nauwlettend door de toenmalige Engelse RVD gecon troleerd en waar nodig gekuist werd. Geen historisch onderwerp of Purcell had er voor te zorgen dat koning en koningin zich er in herkenden. Zoals in King Arthur or the Britisch Worthy, waarin het eigenlijk nauwelijks om de roem ruchte, mythologiosche koning Arthur gaat, maar om de liefde als enige voertuig van de bescha ving, van een vorstenhuis. Lastig was voor Purcell wel dat deze al legorie geschreven werd tijdens een politieke overgangsperiode, zodat het evenbeeld van Karei II plotseling vervangen moest wor den door Jacobus II. In deze fantasierijke semi-ope- ra uit 1684/85 komt Purcells mu zikale rijkdom volkomen aan bod, zijn vermogen om op een onorthodoxe wijze vorm te geven aan bedoelingen en betekenis sen. Meer dan een ode aan het vorstenhuis als erfgenamen van de hoogstaande Arthur, is King Arthur een ode aan de liefde. Al leen als de liefde in de geschiede nis de hoofdrol speelt, blijft de Britse monarchie overeind, zo luidt in wezen de boodschap. Vandaar die verbazingwekkende scènes waarin Cupido de bevro ren koning Winter de Cold Geni us) en zijn ijsvolk in beweging probeert te krijgen. Laten ze maar met elkaar gaan vrijen in plaats van de wereld naar het nulpunt te leiden. En dan ont staat er een van de curieuste mu- ziekpassages uit de geschiedenis, waarin zangstemmen beven en bibberen en de koude het ijsvolk- koor hoorbaar belet een woord, laat staan een zin vloeiend uit te spreken. Herderinnetjes Tegenover deze koudescène in King Arthur staat de hitte van een ondeugend, pornografisch herde rinnetjesduet dat na Purcell uit fatsoensoverwegingen een tijdje geschrapt werd bij uitvoeringen. Het is nummer 15, een 'Sympho ny', een samenklank letterlijk, wanneer twee herderinnetjes, omfladderd door vlinderende fluitklanken een ondeugend, speels gecomponeerd duetje zin gen, een uitnodiging om de aan wezige herders eens lekker te pij pen, al klagen de dames er indi rect wel over dat het fluitblazen wat kort duurt en hen opzadelt met louter natte plekken. Maar, bedenken ze opgewekt, zijn dit niet de eerste signalen van trouwbeloftes?: 'Sheperd, sheperd, leave decoying Pipes are sweet on summer's day But a little after toying Women have the shot to pay Here are marriagevows for sig- After that, without repining Play, and welcome, day and night. Toch is King Arthur niet zo vol pracht en praal als zijn semi-ope ra's Dioclesian en Fairy Queen. Het is de emotionele uitbundig heid en de verrukking ervan waardoor King Arthur tot ver in de 19de eeuw repertoire hield. En de Vriesscène werd iedere keer weer als iets buitengewoons ge waardeerd. Dido and Aeneas In 1683 echter had Purcell de eer ste echte Engelse opera geschre ven, waarmee hij blijvend de mu ziekgeschiedenis en het operare pertoire wist te halen: Dido and Aeneas. Een soort Ariadne op Naxos, zoals Monteverdi die had geschreven en waarvan alleen het Lamento (de klaagzang) is over gebleven. Minstens even be roemd is het lamento uit Dido and Aeneas. 'When I'm laid in earth'. Maar waar het Lamento bij Monteverdi, hoe psycholo gisch waarheidsgetrouw ook, af en toe werkelijk een jammer klacht is geworden, daar gaat het bij Purcell niet om het klagen over wat het Noodlot, het leven, heeft aangericht, maar over ie mand die zelf een besluit geno men heeft en daarvoor om begrip vraagt. In Dido's Lament neemt Dido afscheid van het leven. Het enige waar ze om vraagt, is dat men haar zal herinneren. 'Re member me'. En dat leidt .tot een van de mooiste en indrukwek kendste aria's uit de operage schiedenis Dido and Aeneas is de eerste opera met doorgecom- poneerde aria's. Dido is los van het vroegba- rokke noodlotsthema met mu ziek die schildert en beeldhouwt tegelijk (zoals in de heksen en geestenscène) een tijdloos en herkenbaar vrouwendrama. Vol gens de Romeinse mythologie is Dido de zuster van de Tyrische koning Pygmalion die haar echt genoot doodt, waarop Dido vlucht tot ze in NoordAfrika van een bevriende koning een stukje land krijgt waar ze de stad Cart hago sticht. Als ze voor de tweede keer de man van haar leven ont moet, Aeneas, wordt deze door de goden (in feite door een hek- sencomplot) bevolen te vertrek ken. Een tweede wreed afscheid van wat haar dierbaar is, kan Dido niet aan. Ze besluit zelf moord te plegen en zingt dan, de luttele zinnen van Purcells libret tist Nahum Tate, omrankt door een ongewoon piëteitsvolle me lodie in dalende noten, als is het de muziek zelf die Dido ten grave draagt, een verbintenis met de tijd aangaat: achter het nu, wan neer Dido haar laatste woorden zingt, is reeds het straks hoor baar, wanneer zij door de aarde wordt opgenomen. Schoonheid, verstand en gratie in zijn meest volmaakte verbinding: 'When I am laid in earth, may my wrongs create No trouble in thy breast; Remember me, but ah! forgot my fate' Het is deze aria die Benjamin Britten ruim twee eeuwen later de verzuchting doet slaken dat Purcell hem heeft geleerd hoe prachtig dramatische gezangen in het Engels kunnen klinken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 21