'Alleen in
Auschwitz
ben ik vrij'
ZATE
R
DAG
S
B
IJ VOEG
S
E
Hitiers moordmachine
kon dagelijks 5.000
mensen ombrengen
ZATERDAG 21 JANUAR11995
In de derde week van januari 1945 begonnen de nazi's in allerijl concentratiekampen in en
rond Auschwitz te ontruimen. Het was een ultieme poging te voorkomen dat er getuigen
zouden overblijven van de jodenvernietiging. Wie achterbleven waren de stervenden en
zwaar zieken. Zij zouden later de wereld het ongelooflijke verhaal vertellen. Hun getuigenis
gaf hun leven zin. Dit is het verhaal van Sonja Kiek-Cohen.
Op 20 juni 1943 werd ik in Amsterdam
opgepakt tijdens een van de laatste
grote razzia's. Dat was ook de dag dat
nijn ouders en mijn zusje uit hun huis werden ge
laaid. Terwijl ze stonden te wachten, werd achter hun
ug de piano al weggesleept.
Mijn vader, mijn moeder en mijn zusje verbleven
Dg tien dagen in Westerbork. Toen werden ze naar
iobibor gevoerd. Ik heb mijn vader in Westerbork ge
ien, terwijl hij een kruiwagen voortduwde. Hij was al
terk vermagerd en zag er heel slecht uit. Ik ben naar
lem toegegaan en ik heb gehuild. 'God helpt wel', zei
lij troostend. 'God helpt wel'. Nou, die god heeft ge-
veldig geholpen. Ik heb ze nooit meer teruggezien.
Herman, mijn grote schoolliefde, was al een maand
erder afgevoerd naar Westerbork. Maar we-zijn daar-
a allebei terecht gekomen in Theresienstadt. Met Her-
nan was ik in 1942 getrouwd, ik hield zielsveel van
lem. Hij werd op een gegeven moment op een man-
lentransport gezet naar Dachau.
We hebben de laatste nacht samen in bed doorge
dacht, dat werd toen niet gecontroleerd. Bij ons af-
cheid zei ik iets merkwaardigs. Ik zei: 'Herman, waar
ook terecht komt, blijf zitten waar je zit en verroer je
iet'. Want ik had een voorgevoel dat ze ons zouden
aan verplaatsen als de vrede dichterbij zou komen.
Ik wist niet waar ze hem heen stuurden. Pas later
'loorde ik dat hij naar Dachau was gevoerd. Herman
leeft mijn raad niet opgevolgd. Toen de moffen Da-
hau gingen ontruimen is hij niet bij de zieken achter-
ebleven, hij wilde met zijn vrienden mee. Ik heb ge
oord dat hij is gestorven toen de trein, waarin hij en
e andere gevangenen werden vervoerd, werd bescho-
in. Ze hebben hem naast de trein neergelegd. Ik weet
liet waar zijn lichaam is gebleven.
We wisten niets over het lot van de joden die vóór
ns naar de kampen waren gegaan. In Westerbork had
wel een verhaal gehoord over mobiele gaskamers in
lost-Europa, vrachtwagens waarin joden werden ver
ast. Ik heb aan een oom gevraagd: 'Zou dat waar zijn?
maar die zei: 'Kindje, hoe kun je zoiets nou geloven!'
In kamp Theresienstadt kregen we heel zelden een
aartje uit andere kampen zoals Auschwitz. Daar stond
an in, dat de afzender het goed maakte. Ik klampte
ie heel erg vast aan die berichten. Maar zelf moesten
ook wel eens zo'n kaartje invullen. Dan werd je ver
licht zoiets te schrijven als: 'Met mij gaat het goed, we
litten hier met z'n allen gezellig in Theresienstadt'.
Ik bleef op de been door mijn hoop Herman weer té
unnen zien. De vrouwentransporten die in het najaar
an 1944 werden georganiseerd, zouden ons bij onze
mannen brengen. Dat zeiden de moffen: 'Jullie gaan
weer naar je man toe'. En ik geloofde het.
Spookachtig
Na drie dagen en nachten staan in een veewagon kwa
men we in Auschwitz aan. Het was laat in de middag.
Toen de deuren werden geopend brulden de SS'ers en
stuurden ze hun honden op ons af. We werden uit de
trein geslagen. De mensen gilden van angst. Alles was
spookachtig, in een blauwig licht. Ik begreep er niets
van.
Verderop stond een in zwarte lompen gehulde ge
stalte, een vrouw die naar ons om eten riep. Ik zag haar
gezicht niet, er zat een doek omheen. Toen klonk er
een schot. Ze viel achterover en alles bloedde. Ik zag
haar vallen en ik zag dat ze geen onderbroek aan had.
Dat detail. Ze had niet eens een onderbroek!
We werden opgesteld. Joseph Mengele stond klaar
voor de selectie, wie kon werken en wie niet. Voor me
stond Lientje Coronel, die zei: 'Ik ben daar gek, ik ga
niet werken, ik heb genoeg gedaan in Theresienstadt'.
Ze liep de verkeerde kant op. Haar groep ging recht
streeks naar de gaskamer. Maar dat wisten we niet.
Mienie de la Parra kwam met haar moeder en haar
kinderen bij Mengele, en die stuurde Mienie de ene
kant op, de kant van de arbeidskrachten. Mienie vroeg
of ze bij haar kinderen en haar moeder kon blijven,
maar Mengele zei: 'Jullie zien elkaar vanavond weer'. Ik
hoor Mienie nog roepen: 'Mam, tot straks, let goed op
de kinderen!'
Ik kwam voor Mengele te staan. Hij kneep in mijn
wang en vroeg: 'Bist du gesund?' En hij stuurde me
door. Toen werden we over ons hele lichaam gescho
ren en vervolgens gedoucht. En daarna moesten we lo
pen naar Birkenau, urenlang voor mijn gevoel. Een
meisje naast me vroeg aan een SS'er: 'Wat ruikt het
hier raar, en die vlammen uit die schoorstenen, wat is
dat?' En die SS'er antwoordde: 'Dat is de bakkerij'.
We hadden het nog steeds niet door.
Toen we eindelijk in onze barak waren aangekomen,
vroeg Mienie de la Parra naar haar kinderen en haar
moeder. De vrouwelijke Kampkommandant zei niets.
Maar Mienie hield aan, totdat die vrouw haar ogen
naar de hemel opsloeg. 'Die sind schon zum Himmel-
kommando', zei ze. Mienie krijste het uit.
Lampekappen
We kwamen er langzamerhand achter wat er met ons
gevangenen gebeurde. Dat we vergast werden en ver
brand. En later hoorden we meer. Dat ze kranten
maakten van onze as. En lampekappen van onze huid.
Van ons haar werd vilt gemaakt. Ik werd langzaam
krankzinnig van angst.
Een paar maal werden we midden in de nacht wak
ker geschopt. Dan moesten we lopen naar een felver
lichte open plek, waar Mengele op een verhoging ging
staan. We kregen opdracht ons uit te kleden. Dat wa
ren selecties. Wie er slecht uitzag, ging regelrecht naar
de gaskamer.
Nou had je natuurlijk magere en vollere vrouwen. Ik
was vrij tenger en zoals iedereen probeerde ik op een
zo gunstig mogelijke plaats in de groep te komen. Dat
was een heel gewriemel. Je moest niet naast een dikke
re vrouw staan, want dan stak je natuurlijk niet zo goed
af. En vervolgens werd je langs Mengele geleid.
Op een van die nachten werd een vriendinnetje van
me weggevoerd. Dat was Reneetje van Kollem. Die
nachten waren zo gruwelijk. Als ze onze barak binnen
stormden voor zo'n selectie, dan moest ik overgeven
van angst. Maar ik had niks om over te geven, dus er
kwam alleen nog maar een soort gal uit. Als ik langer in
Birkenau had moeten blijven, was ik letterlijk gek ge
worden.
Na een paar weken werden we nog verder naar het
oosten vervoerd, naar een werkkamp bij het dorpje
Birnbauml. Met een grote groep vrouwen moesten we
tankgrachten graven, die als verdediging dienden tegen
de oprukkende Russische troepen. In Birnbauml wer
den we iedere ochtend om vier uur gewekt voor appèl.
Dat duurde tot acht uur in de ochtend. Al die tijd
moesten we staan, in de ijzige kou. Het vroor daar
soms dertig graden.
Ik had geprobeerd een baantje te krijgen als admi
nistratrice, zodat ik niet steeds de sneeuw in hoefde.
De Hauptsturmführer vroeg of er een schrijfster tussen
de gevangenen was. Ik had een opleidng bij Schoevers
gehad, dus ik liep naar voren. Ik moest mijn handen la
ten zien. Om één van mijn duimen zat een stuk papier,
omdat de nagel er helemaal af was.
Toen die Hauptsturmführer dat zag, raakte hij buiten
zinnen. Hij sloeg me en trapte me, totdat het bloed uit
mijn ogen, mijn oren en mijn mond kwam. Hij riep:
'Denk jij, rotjood, dat ik syfilis van je wil krijgen?'
Dus ik moest de sneeuw weer in. Met een schop op
onze schouder werden we afgemarcheerd. Soms ston
den er Duitse boerinnen met hun kinderen toe te kij
ken als we langs strompelden. Die kinderen pakten ste
nen en gooiden ze naar ons, hun moeders deden niets.
En 's avonds was er weer appèl, van acht tot elf. Ik
viel soms flauw van de uitputting en dan werd ik over
eind gehouden door vriendinnen die achter me ston
den. Tijdens een van die eindeloze appèls keek ik naar
die duim en ik dacht: voordat die nagel weer is aange
groeid, moet ik bevrijd worden. Anders geef ik het op.
Alle vrouwen kregen afschuwelijke vrieswonden.
Mijn voeten, handen en neus bevroren steeds. Overdag
voelde ik dat minder, maar als ik eindelijk onder mijn
paardedeken lag en ik langzaam wat warmer werd, dan
deed het vreselijk pijn. Ons houten barakje was gevuld
met gekreun. En er stierven vrouwen van de honger en
de ziekten. Als je eindelijk insliep, dan was het al weer
bijna ochtendappel.
Ik heb me in leven gehouden met extra aardappel
schillen. Ik ontdekte dat onze Hongaarse Kapo die ge
woon weggooide en toen heb ik gevraagd of ik ze
mocht hebben. Het waren rottende, schimmelende
schillen, maar ze stilden de honger een beetje. Ik
mocht ze hebben en later heb ik ze ook met de ande
ren gedeeld. Die schillen hebben mijn leven toen mis
schien gered.
Voettocht
Op 20 januari 1945 kreeg iedereen die kon lopen het
bevel zich klaar te maken voor een voettocht van 150
kilometer naar het kamp Grosz Rosen. De Duitsers wil
den hun vernietigingswerk afmaken. Maar ik bleef. Ik
had toch afgesproken met Herman dat we op onze
plek zouden blijven? Bovendien, mijn voeten waren to
taal verminkt door de bevriezingen, ik viel flauw als ik
er naar keek. Ik kon niet meer lopen, ik kon niet eens
meer strompelen.
De volgende ochtend bleven zestig vrouwen liggen.
We hoefden niet op het appèl te komen. Uren later
werd er iemand in onze barak wakker. Ze opende het
deurtje en de witte Poolse zon was al
boven de horizon. Het was vreemd stil.
Ik hoor een stem. 'Ze zijn weg! Er is nie
mand meer!'
De SS'ers waren weg, bijna alle vrou
wen en de meeste Duitse bewoners van
de boerderijen verderop. Het was on
werkelijk. Een paar vrouwen uit mijn
barak waagden zich naar buiten en ze
bekeken de barak van de Duitse bewa
kers. Daar was niets meer overgeble
ven. Later gingen ze naar de boerderij
en, waar ze truien en broeken vonden
en potten suikerstroop. Ik durfde daar
niet heen te gaan om spullen te zoeken.
Ik was heel netjes opgevoed, ik kon dat
gewoon niet. Eén keer, in Birkenau, heb
ik iemands brood gestolen, nadat ze het mijne onder
mijn kussen hadden weggehaald. Daar heb ik nog
moeite mee.
Na twee dagen stilte kwamen de eerste Russische
soldaten. Ik lag onder mijn deken. Het deurtje ging
open en er bukte iemand om naar binnen te kruipen
Het was een jongen met een hele grote bontmuts op
met leren oorkleppen en een leren bandje om zijn kin.
Z'n gezicht was helemaal rood opgezet van de kou en
hij had heel blond haar. Het was een grote, lieve jon
gen.
Toen hij zag hoe we naar hem keken en geluid
maakten, begon hij 'Ik weet het, ik weet het' te stame
len in het Russisch. We waren niet het eerste kamp dat
hij had gevonden. 'Glebba', zei hij. Brood. En hij maak
te eetgebaren. Ze gaven ons brood. En toen ze een paar
Duitsers hadden gevonden, dwongen de Russen hen
voor ons te koken.
Toen de SS'ers waren vertrokken, voelde ik me niet
bevrijd. Er was alleen maar leegte. Ik heb ook nooit
meer een bevrijdingsgevoel gehad. Toen ik na een ein
deloze reis op station Amsterdam Centraal arriveerde,
zaten er mensen aan tafeltjes te wachten. Ik moest hun
vertellen van welke gevangenen ik zeker wist dat ze
nog leefden en van wie ik zeker wist dat ze waren ge
storven. Ik heb gezegd dat mijn vader, moeder en zusje
dood waren. Ik voelde gewoon heel diep in mijn bin
nenste dat zij in Sobibor niet hadden overleefd wat ik
in Auschwitz-Birkenau had moeten doorstaan.
De enige plaats waar ik me vrij voel is Auschwitz. En
als ik in Sobibor ben, voel ik me weer een beetje jong.
Daar ben ik weer dicht bij mijn ouders, daar ben ik
weer even kind."
AUSCHWITZ IS hèt symbool geworden van de jodenvernieti
ging. In Auschwitz bereikte de moordmachine van Hitier zijn
grootste schaal. Schattingen van aantallen mensen die hier
omkwamen variëren tussen ruim één miljoen en twee mil
joen. Niemand weet het precies, want slechts een klein deel
van de gevangenen werd geregistreerd. De anderen werden
meestal direct bij aankomst vergast.
Officieel spreekt men van Auschwitz-Birkenau. Het gehucht
Birkenau moest in 1940 plaats maken voor een enorme uit
breiding van het kamp Auschwitz.'Nadat experimenten had
den uitgewezen dat mensen met blauwzuurgas Zyklon-B
massaal om het leven konden worden gebracht, werd het
vernietigingskamp uitgebreid met bouwwerken waarin de
moordpartijen met industriële perfectie werden uitgevoerd.
De complexen bevatten ontkledingskamers en gaskamers en
ook crematoria, waar de lijken werden verbrand. Op volle
toeren werkend konden per dag ongeveer vijfduizend Stück
in deze installaties worden vermoord. Vijfduizend mensen
per dag.
De jodenmoord vond met name in Polen plaats, waar in de
jaren 1941 en 1942 nog vier vernietigingskampen werden
gebouwd: Chelmno, Belzec, Sobibor en Treblinka. Maar ook
elders werden de joden (en in kleinere aantallen zigeuners,
politieke gevangenen, verzetsmensen, homoseksuelen en
anderen) massaal afgemaakt. Er waren kampen in Duits
land, Frankrijk, Oostenrijk, Nederland, Tsjechoslowakije,
Italië, Oostenrijk, Hongarije.
Vele kampen, waaronder Auschwitz-Birkenau, waren nauw
verbonden.aan de Duitse oorlogseconomie. Honderdduizen
den gevangenen moesten in fabrieken en steengroeven wer
ken. Enorme aantallen stierven door uitputting: ze waren af
gemat door het werk, de dagelijkse marsen, de lichamelijke
mishandelingen, de ziekten.
Vele duizenden van degenen die het tot het laatst toe had
den volgehouden, stierven nog tijdens de 'Dodenmarsen',
toen de nazi's hun gevangenen vaak lopend voor de opruk
kende geallieerden voortjoegen. Volgens cijfers van dr. L. de
Jong werden in totaal ongeveer 107.000 joden uit Neder
land gedeporteerd. De meesten, bijna zestigduizend, kwa
men in Auschwitz terecht. Van hen overleefden er 971 het
kamp. Naar Sobibor werden ruim 34.000 Nederlandse jo
den afgevoerd, van wie er slechts negentien overleefden.
Elders, zoals in Theresienstadt en Bergen-Belsen, waren de
percentages overlevenden hoger, onder meer doordat gevan
genen als ruilobject dienden voor Duitse krijgsgevangenen.
De Jong schat het totale aantal Nederlandse joden dat te
rugkeerde uit de kampen op ruifn 5.200.
Gevangenen in Auschwitz.
FOTO SPAARNESTAD FOTO-ARCHIEF