Nederlands-lndië: omzien zonder vrees Twee weken Grozny erger dan driejaar Bosnië Feiten &Meningen Vrije pers weegt zwaarder dan gekrenkte ziel VRIJDAG 13 JANUAR11995 Columnisten, journalisten en andere schrij vers zijn niet gelijker dan andere Nederlan ders. Zij hebben dezelfde rechten. De vrij heid om een ander te beledigen is be grensd. Maar het recht op een vrije pers weegt in Nederland vrijwel altijd zwaarder dan de gekrenkte ziel van de beledigde par tij. De Nederlandse rechter grijpt niet snel Met smaad valt in Nederland in materiële zin niet veel te verliezen. Procureur-gene raal mr. P. Roelse eiste gisteren voor het ge- rechtshol in Leeuwarden niet meer dan een symbolische boete tegen Graa Boomsma: zegge vijfhonderd gulden. De schrijver Boomsma had in een interview het gedrag van militairen tijdens de politionele acties in het vroegere Nederlands-lndië vergele ken met gedragingen van SS'ers. Beledigen mag niet, maar de sancties zijn gering. De grootmeester in het kwetsen, Theo van Gogh, stond zo ongeveer een de cennium lang voor de rechter. Zonder uit zondering werd de cineast-columnist, die zijn beledigingen steevast sick jokes noemt, in alle zaken vrijgesproken. Het gaat vrijwel altijd om artikel 137 C van het Wetboek van Strafrecht: Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrifte of afbeelding opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, godsdienst of levensovertuiging wordt ge straft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van 10.000 gul den. G. Schuijt, universitair hoofddocent bij het Instituut voor Informatierecht van de Universiteit van Amsterdam en bijzonder hoogleraar in het pers-, omroep- en tele- communicatierecht, onthoudt zich mo menteel van commentaar op de zaak- Boomsma. Diens vrijspraak voor de recht bank in Groningen, op 9 juni 1994, noemde Schuijt echter van groot belang voor de vrij heid van meningsuiting. I let Europese I lof voor de Rechten van de Mens vindt het volgens Schuijt niet noodza kelijk in een democratische samenleving de uitlatingen van Boomsma te bestraffen. Dat zou als een vorm van censuur werken. Schuijt vergeleek de zaak-Boomsma met die van de IJslander Thorgeirson, die agen ten van politie na bruut optreden had ge kwalificeerd als 'geüniformeerde beesten'. Thorgeirson werd veroordeeld wegens bele diging. maar het Europese Hof vond dat in strijd met de wet. Een scribent kan in Nederland ver gaan. Ging columnist Theodor Holman ver ge noeg? „Nog steeds vind ik iedere christen hond een misdadiger, bidden iets kinder achtigs en de kerk een poppenkast. Hoewel ik niemand het recht wil ontzeggen misda diger of kinderachtig te zijn of van poppen kast te houdenschreef hij op 2 juli in Het Parool. Holmans zaak is aangehouden tot 26 ja nuari. De Amsterdamse inspecteur van po litie die zich als beledigde partij in de zaak- Holman heeft gevoegd, kan een vergoeding van ten hoogste 1.500 gulden krijgen. Die zaak is aangedragen door Jaap Cordia, schrijver van juridisch getinte artikelen in het Nederlands Dagblad. „Ik vind dat er een right to insult is", zei Holman nadat hij de dagvaarding had ont vangen. Dat is dan de zogeheten columnis tenvrijheid. „Het is een filosofische discus sie. Christenen hebben zelf gekozen voor hun christen-zijn. Ik vind dat je dat aan mag pakken. I let is iets anders als ik zou zeggen: homo's zijn misdadigers of bruinen zijn misdadigers. Dat is geen keuze ge weest." Boomsma zei gisteren niet het oogmerk te hebben gehad iemand te beledigen. Uit 'De Laatste Tyfoon', zijn boek over Indone sië, moet blijken dat hij juist veel begrip heeft voorde Indiëgangers, die na terugkeer in Mgen land weinig erkenning kregen. De in Leeuwarden demonstrerende veteranen hadden daar echter geen begrip voor. LEEUWARDEN GUUS MATER Schande over minister Pronk! Dat was in essentie de razendsnelle reactie van de kamerleden Weisglas (WD) en De Hoop Scheffer (CDA) op de visie die Pronk in deze krant ontvouwde op het Nederlandse Indonesië-beleid tussen 1945 en 1950. Ze brengen daarmee het Indië-debat op het niveau van vruchteloos gekijf. Niemand is daarmee gediend. De Indië-veteranen voor wie Pronk het nota bene opnam al helemaal niet. Te hopen valt •dat anderen zich niet van de wijs laten brengen en de discussie wat doordachter voortzetten. Er schuilt immers veel waars in wat de Duitse presi dent, Herzog, onlangs op zijn nieuwjaarsreceptie zei: „In de openheid tegenover de geschiedenis komt de rijpheid van een natie tot uitdrukking." Voor alle duidelijkheid nog even Pronks belangrijkste uitspraken op een rijtje. Om te beginnen: „De beslissing om politionele acties te starten was verkeerd." En: „De dekolonisatie had via onderhandelingen moeten ver lopen." Daarover kunnen en mogen de meningen verschil len. Maar schokkend? Nou nee. Pikanter is een opmerking over de militairen in de Oost: „Er is altijd een eigen verantwoorde lijkheid voor de manier waarop je je opdracht vervult. Maar degenen die deserteerden om dat ze het niet eens waren met de mensenrechtenschendingen hebben het Handvest van de Verenigde Naties aan hun zij de." Pronk neemt het dus op voor de deserteurs. Maar geeft hij daarmee, zoals Weisglas zegt, 'een enorme trap in de richting van de Indië-vetera nen', de militairen dus die niet deserteerden? Geenszins. De bewindsman neemt het zelfs voor hen op: „Laten we begin nen vast te stellen dat de kabinetten-Drees en -Beel in de jaren veertig de beslissingen over de dekolonisatie namen, met instemming van de Tweede Kamer. De soldaten gingen in hun opdracht naar de Oost. We moeten dus niet met een be schuldigende vinger naar de ve teranen wijzen. Zij hebben ge lijk als ze zeggen dat de schuld niet op hun schouders moet worden gelegd. Zelfs voor de ex cessen zijn naar mijn mening politici verantwoordelijk. Zij hebben die mensen gestuurd en in de gelegenheid gesteld men senrechtenschendingen te be- gaan." Die zinnen zijn Weisglas en De Hoop Scheffer in hun enthou siasme kennelijk niet opgeval len. Voorzitter Dijkema van de Vereniging Oud-Militairen In diëgangers (VOMI) wel. Hij toonde zich verheugd dat Pronk de verantwoordelijkheid bij de politiek legt. „Ik zeg achteraf niet dat het allemaal juist is ge weest", zei hij. „Er zijn ook ex cessen geweest maar nogmaals, de verantwoording daarvoor lag in Den Haag, ook bij Drees." Pronk noemt het Nederlandse militaire optreden in Indonesië zinloos. Volgens Dijkema 'is het zeker voor een deel niet zinloos geweest. We hebben mensen het leven kunnen redden'. Dat is juist (en er zijn ook schooltjes gesticht en er is ook aan ge zondheidszorg gedaan). Maar impliciet erkent Dijkema daar mee tevens dat het Nederlandse optreden voor een ander deeU - wel degelijk zinloos is geweest. TEGEN DE STROOM Nederland probeerde in de ja ren 1945-1950 onder leiding van regering en parlement tegen de stroom der geschiedenis in te roeien. Dat, zo blijkt uit vele eeuwen wereldhistorie, is een tot falen gedoemde bezigheid. Pronk nam het woord zinloos dan ook in de mond 'omdat het dekolonisatieproces niet was te gen te houden'. De Hoop Schef fer wist daar gisteren wel raad mee: „Er is geen goedkopere wijsheid dan de wijsheid ach iO'N wrkonnfn wh 'of <W'INRÜWffr NlfTMNtWG. teraf." Die formulering leende hij let terlijk uit de voordracht die de Leidse hoogleraar Indonesische geschiedenis Fasseur eerder die dag hield bij de oprichting van het Forum Nederland-Indone- sia. „Wij, een halve eeuw later, kennen de afloop. Wij weten hoe razendsnel na 1945 de de kolonisatie van Azië en Afrika zich heeft voltrokken", aldus Fasseur. „De Nederlanders in verantwoordelijke posities die voor, tijdens een onmiddellijk na de (Tweede Wereld)oorlog hun gedragslijn tegenover de Indonesische verlangens moes ten bepalen, wisten dat niet." Op zichzelf is dat waar. Punt is echter, dat die beleidsmakers blijkbaar niet in de gaten had den hoe sterk het vrijheidside aal zoals belichaamd door de Republiek van Soekarno en Flatta was geworteld onder de Indonesische bevolking. Tot het bittere eind bleef Nederland er naar streven Indonesië te ver zelfstandigen binnen een voor de Indonesiërs zeer knellende Unie met Nederland. Boven dien, vond Den Haag, moest In- sulinde worden gegoten in de vorm van de Verenigde Staten van Indonesië. De Republiek mocht slechts één van de deel staten zijn. Voor dat alles voel den de meeste Indonesische hoofdrolspelers echter niets. Met weglating van nuances kan worden gesteld dat Nederland daarop reageerde met een 'wie niet horen wil, moet maar voe len'. Met twee politionele acties als gevolg. Belangrijk is uiteraard, of de Nederlandse beleidsmakers be ter hadden kunnen of moeten weten. 'Geen goedkopere wijs heid dan de wijsheid achteraf is als antwoord dan te pover. Het 'vervelende' is namelijk, dat het Indonesië-beleid in '45-'50 wel werd gedragen door een grote meerderheid van de Nederlan ders en hun volksvertegenwoor digers, maar dat er ook mensen waren met heel andere inzich ten. Niet nu pas, vijftig jaar na dato, maar toen al. Communis ten en trotskisten in de eerste plaats, maar bijvoorbeeld ook groepen binnen de PvdA. Ook de internationale gemeen schap had trouwens meer oog voor de realiteit dan de Haagse beleidsmakers. Inzake beide po litionele acties keerde de Veilig heidsraad van de Verenigde Na ties zich tegen Nederland. Niet alleen de Sovjetunie of Aziati sche landen die het opnamen voor hun naar vrijheid streven de mede-Aziaten namen Den Haag op de korrel, ook westerse bondgenoten, de Verenigde Sta ten voorop, hadden ernstige be denkingen tegen de Nederland se koers. In het kader van de ontluikende Koude Oorlog za gen de Amerikanen liever ge matigde nationalisten aan het roer in Jakarta dan communis ten of andere radicalen. Den Haag schatte dus niet alleen de kracht van het Indonesische na tionalisme geheel verkeerd, maar ook het internationale machtspolitieke spel. Terugkijkend had Nederland er verstandiger aan gedaan het ad vies van Britten en Amerikanen te volgen en te proberen al snel na de Tweede Wereldoorlog tot een vergelijk te komen met Soe- karno's Republiek. In deel 12 van 'Het Koninkrijk der Neder landen in de Tweede Wereld oorlog' geeft dr. L. de Jong een uitgebreid antwoord op de vraag waarom dat niet is ge beurd. „Het is, afgezien nog van de weerzin die tegen de per soon van Soekarno bestond, na gelaten omdat de meesten die tot de leidende kaders behoor den, zich een toekomst zonder Indië niet konden voorstellen", aldus De Jong. „Die kaders ver wachtten, ten eerste, dat Neder land dankzij een vaste band met Indië als middelgrote mo- genheid en rol van betekenis in de wereld zou spelen zij waren, ten tweede, bevreesd dat zich in Nederland na en door 'het verlies van Indië' een ont zaglijke verarming zou gaan voordoen dan leefde, ten derde, bij een deel van die ka ders de wens om de in 1901 aangevangen, geleidelijke, door Nederland gecontroleerde ont voogding van Indië te voltooien en, ten vierde, zagen met name in '45 en '46 de kerken het als hun opdracht om de kerstening van Indië te bevorderen. Er was nog een vijfde, als het ware ne gatieve factor: Nederland werd door de uitroeping van de Re publiek Indonesië niet al leen met een niet voorziene si tuatie geconfronteerd maar ook met een waarin het, in tegen stelling tot Groot-Brittannië, geen enkele ervaring had. Daarmee is het wel 'verklaar baar en begrijpelijk', meent De Jong, maar niettemin waar, dat illustratie tom janssen 'het Nederlandse schip van staat een verkeerde koers heeft gevaren'. Pronk acht daarvoor twee kabinetten verantwoorde lijk. Het eerste kabinet-Beel. dat besloot tot de eerste politionele actie, en het kabinet-Drees/Van Schaik, dat voor de tweede poli tionele actie tekende. De Jong voegt daar nog een kabinet aan toe: dat van Schermerhorn. Dat kabinet besliste immers in okto ber '45 dat gouverneur-generaal Van Mook niet met Soekarno mocht gaan praten. En het be sloot een maand later tot de eerste troepenzendingen. Dat kabinet ook erkende wel in be ginsel Indonesië's recht op zelf beschikking, maar 'schoofde verwezenlijking daarvan op de lange baan', aldus De Jong. DOODNORMAAL In een eerste reactie op Pronks uitspraken, verklaarde premier Kok gisteren dat hij 'geen be hoefte voelt om met terugwer kende kracht te zeggen dat we fout hebben gehandeld'. Wie de passages van De Jong leest, vraagt zich af waarom dat toch zo n probleem moet zijn. De ei gen historie telkens opnieuw bezien, beschrijven en beoorde len, is een doodnormaal proces. „Geschiedschrijving", zo haalde Fasseur de beroemde historicus Huizinga aan, „is de wijze waar op een beschaving zich reken schap geeft van haar verleden." Wanneer dat volwassen ge beurt, hoeft ook geen enkele ve teraan zich gekwetst te voelen. In Nederlands-lndië hebben verreweg de meesten van hen immers gewoon hun stinkende best gedaan hun taak zo goed mogelijk uit te voeren en/of er het beste van gemaakt in de hoop heelhuids de boot naar Nederland te halen. Bij een vol wassen debat hoort bovendien de vraag op tafel te komen hoe de Indië-strijders bij terugkeer door de Nederlandse overheid zijn behandeld. Ook daartegen zullen veteranen toch moeilijk bezwaar kunnen hebben. Waar zit dan toch voor Kok en andere politici de pijn? Vrezen ze misschien dat aan het eind van een Indië-debat publieke lijk zal worden vastgesteld dat hun eigen partijen of de voorlopers daarvan een niet zo glanzende rol hebben ge speeld? Leeft wellicht huiver voor de conclusie dat zelfs 'va dertje' Drees niet onfeilbaar was? Waarom toch die koudwa tervrees als we weten dat Drees zelf op 11 december 1978 te genover de Indonesische oud minister Anak Agung erkende dat de tweede politionele actie 'natuurlijk fout' was. Waarom toch die huiver als we weten dat Mansholt (PvdA), minister in de destijds verantwoordelijke kabinetten, in 1993 in een inter view zei: „Ik was het met ons beleid niet eens eriik heb die politionele acties verafschuwd, maar ik heb niet de consequen tie getrokken: aftreden. Dat is een zwarte bladzijde in mijn politieke carrière. Het enige zinnige argument te gen een publiek debat is mis schien dat het overbodig is, om dat al ruimschoots bekend is hoe het destijds allemaal zo heeft kunnen lopen. De journa listen Hofland en Wigbold han teren dat argument. De vraag is alleen: bekend bij wie? T. Mei nes, voorzitter tfan het Vetera nen Platform, is in elk geval nog niet geheel op de hoogte. Deze week opperde hij dat de rege ring opdracht zou moeten ge ven tot wetenschappelijk ar chiefonderzoek. Welnu: al zo'n 25 jaar wordt daaraan nauwge zet gewerkt. Het resultaat is de monumentale serie 'Officiële Bescheiden betreffende de Ne derlands- I ndonesische betrek kingen 1945-1950'. Achttien vuistdikke delen zijn al beschik baar, deel negentien rolt vol gende week van de persen en het twintigste en laatste deel valt over ongeveer een jaar te verwachten. Ep dan zwijgen we nog over de vele andere weten schappelijke publikaties. Geschreven en gediscussieerd over de Nederlandse bemoeie nis met Indonesië in de jaren '45-'50 is er dus inderdaad ge noeg. Maar helaas is die over stelpende berg feiten en inter pretaties nog niet echt tot pu bliek en politiek doorgedron gen. Het Nederlandse volk heeft zich, met andere woorden, dat deel van zijn eigen geschiedenis nog niet werkelijk eigen ge maakt. Laat staan er mogelijke lessen uit getrokken. DEN HAAG RONALD FRISART „Al het leed dat ons wordt aangedaan, is niet snel ver geten. Russische vliegtuigen hebben onze sleden en dorpen totaal vernietigd. Het aantal buijgerslachtoffers is extreem hoog en honderdduizenden Tsjetsjenen zijn op de vlucht geslagen. Ons land wordt vernietigd in op dracht van een klein groepje in Moskou, dat slechts handelt uit persoonlijke politieke ambitie." Dat zegt Aslambek Kadiev. de speciale afgezant van de Tsjetsjeense president, die eergisteren is begonnen aan een Europese tournee om politieke steun te verwerven. Kadiev werd vorige week door de president naar het Westen gestuurd, omdat de Tsjetsjeense communica tiemiddelen door bombardementen zijn vernietigd. )nze contacten met de buitenwereld zijn verbroken. Als de wereld wil weten wat er in Tsjetsjenië werkelijk gebeurt, moeten we dat zelf gaan vertellen", aldus Ka diev, die met valse papieren en na een omzwerving door vijandelijk gebied uiteindelijk in St. Petersburg be landde en vandaar naar Schiphol vloog. De Tsjetsjeense afgezant legde in Den I laag een verkla ring af waarin hij de westerse wereld opriep de druk op de Russische president Jeltsin op te voeren om de oor log te stoppen. „Wij willen deze oorlog niet: we zijn de ze oorlog ook niet begonnen. De Tsjetsjenen willen vre de en vriendschappelijke relaties onderhouden met al onze buren, ook met Rusland." Maar Kadiev verklaarde ook dat het moeilijk zal zijn de banden met Rusland te herstellen. „Dit is geen oorlog van het ene leger tegen het andere. We hebben, op vijf tot zeshonderd soldaten na, niet eens een leger. Als we een leger zouden hebben, dan hadden we deze oorlog allang verloren. Toen de Russen hun invasie begonnen, op 11 december 's morgens om negen uur. meldde de commandant dat Grozny (de Tsjetsjeense hoofdstad) om elf uur zou zijn ingenomen. Een maand later staan de Russen nog steeds op 500 meter van het presiden tieel paleis en daar staan ze al bijna twee weken." Het tot nu toe succesvolle verzet is volgens Kadiev te danken aan de vastberadenheid van de Tsjetsjenen en de geringe motivatie bij de Russen. „Geen enkele Russi sche soldaat wil in deze oorlog sneuvelen, terwijl elke inwoner van Tsjetsjenië bereid is te sterven voor de vrij heid van zijn land. Zelfs Russen die hier wonen, vech ten mee. Ze zeggen: 'we wonen hier al zo lang, onze huizen zijn gebombardeerd, nu vechten we mee voor de vrijheid van onze gezinnen, van onze vrienden en buren'. Die mentaliteit betekent dat er nooit een einde aan deze oorlog komt." De strijd op Tsjetsjeens grondgebied noemt Kadiev de bloedigste sinds de Tweede Wereldoorlog. „Ik bagatelli seer niet wat er in het voormalige Joegoslavië gebeurt, dat is verschrikkelijk, maar twee weken Grozny is erger dan drie jaar Bosnië. De hoofdstad ligt compleet in puin. er zijn in een maand honderdduizend doden ge vallen. De Russen zeggen dat ze tegen bandieten vech ten, maar zij zijn zelf de bandieten. Ze bombarderen met hun vliegtuigen woningen en komen even later te rug om de mensen te doden die de slachtoffers van de eerste aanval willen bergen." „Ze hebben even buiten Grozny doelbewust een kin derziekenhuis gebombardeerd, waarbij vijftig doden vielen. Als wij dat vertellen, is dat volgens de Russen propaganda. Maar het gebeurt wel. Zelfs Russische par lementariërs die in Grozny waren, hebben het met ei gen ogen gezien. Ze hebben verklaard dat de Russen de mensenrechten in Tsjetsjenië op alle fronten schenden. Hulpverlening kan niet op gang komen, omdat de Rus sen alles en iedereen tegenhouden. Tot nu toe heeft al leen het Rode Kruis een paar keer de grens mogen pas- Kadiev, blij met de morele steun van de Europese Unie. de NAVO en de OVSE (Organisatie voor Vrede en Sa menwerking in Europa), wil tijdens zijn Europese rondreis bereiken dat de druk op de Russen wordt op gevoerd. „Ik ben blij dat er nu zoveel regeringen zijn die de Russen oproepen de oorlog te stoppen. Maar de ze reacties komen veel te laat. Het Westen heeft veel te lang helemaal niets gedaan." DEN HAAG JOS HEYMANS De afgezant van de Tsjetsjeense president Doedajev, Aslambek Kadiev, werd woensdagmiddag op Schiphol verwelkomd door landgenoten. foto gpd roland de bruin

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 2