Umberto Eco dwingt ongeloof niet af
Hollands orakel Maarten
't Hart helder belicht
Poëzie tussen neus en lippen bedreven
Boeken
Wereld vol
bureaucratie
en paranoia
Hl F iJ
■L
tl
DONDERDAG 12 JANUAR11995
Verteller van 'Het eiland van de vorige dag' zit hinderlijk in de weg
LITERATUUR
RECENSIE THEO HAKKERT
Umberto Eco 'Het eiland van de vonge
dag' Roman Vertaling: Yond Boeke en
Patty Krone 488 bladzijden Gebonden f
65,-/paperback f 45,- (tot 1 februan met
kortingsbon uit de voorpublicatie f
39.90.).
Nog voordat Umberto Eco des
tijds, in 1983, zijn roman 'De
naam van de roos' publiceerde,
kreeg hij al het verwijt dat de
eerste hoofdstukken van het
boek zo moeilijk waren door te
komen. Zeker in vergelijking
met de honderden vlotlezende
bladzijden die volgden, zouden
de eerste honderd voor veel le
zers wel eens een onneembare
barrière kunnen zijn, vreesden
de redacteuren van zijn uitgeve
rij.
Bij de nieuwe roman van
Umberto Eco (62) is iets soort
gelijks aan de hand, maar deze
keer is de methode om de lezer
het lezen zuur te maken nog ge
niepiger: de eerste honderd
bladzijden van 'Het eiland van
de vorige dag' zijn ronduit ver
velend. De schrijver poogt een
bepaalde spanning op te bou
wen, maar slaagt daar absoluut
in. Dat heeft alles te maken
het feit dat Eco, net als in
'Der
de r
r het
langzamerhand vervelend
dende spelletje speelt met een
zogenaamd gevonden ma
nuscript. De schrijver heeft een
aantal geschriften gevonden, in
dit geval brieven, die hij van
zulk eminent belang acht dat hij
wel uit moet geven.
Bij 'Het eiland van de vorige
dag' hanteert hij een andere
methode. Hij introduceert een
verteller, die het hele boek door
aan het woord blijft en de ge
vonden brieven navertelt. De
verteller probeert het leven van
de brievenschrijver Roberto te
deduceren aan de hand van
diens brieven aan een geliefde.
Helaas heeft dit tot effect dat
de afstand tussen de lezer en
Roberto veel te groot blijft. Het
is domweg niet mogelijk in de
huid van Roberto te kruipen,
omdat de verteller vele bladzij
den lang als een hinderlijk in
termediair in de weg zit. Pas als
rond bladzijde 235 de prachtige
figuur van Pater Caspar Wan-
derdrossel wordt geïntrodu
ceerd, is het enigszins mogelijk
je met beide mannen te identi
ficeren.
Dat wil zeggen dat Eco de he
le eerste helft van zijn boek ge
bruikt om de levensgeschiede
nis van Roberto Pozzo di San
Patrizio te schetsen. De jonge
man komt op een mooie mor
gen in 1643, na een schipbreuk,
op een provisorisch vlot bij de
Daphne, een verlaten schip -
een Hollandse 'fluyt' - aan drij
ven. Tot zijn grote verbazing en
vreugde blijkt het schip niet al
leen geheel verlaten maar ook
geheel intact en wat meer is: er
is voor vele weken proviand.
Deze Roberto moet al vrij snel
nadat hij het schip in bezit heeft
genomen, zijn begonnen zijn
levensverhaal op te schrijven, in
brieven gericht aan zijn 'Dame'.
Hij maakt er zich bepaald niet
gemakkelijk van af. Hoewel het
vele dagen duurt voordat hij de
schipbreuk enigszins heeft ver
werkt, geeft hij in zijn brieven
hele dialogen met zijn leer
meesters weer en legt hij ook
alinea's lang vrij ingewikkelde
filosofische problemen uit.
Twijfel
Om kort te zijn: dat kan natuur
lijk nooit. Het is Umberto Eco
die op deze manier probeert
weer te geven hoe de vaste
waarden en normen en het on
wankelbare geloof dat zo ken-
De werkelijkheidsniveaus in de nieu
gigantisch door elkaar heen.
merkend was voor de middel
eeuwen aan het begin van de
17de eeuw langzaam aan plaats
maakt voor 'de Twijfel als le
venshouding'. Want misschien
had Galileï toch niet geheel on
gelijk gehad.
Uiteraard is 'Het eiland van
de vorige dag' niet alleen maar
een 17de eeuwse avonturenro-
Schrijver krijgt studie die hem toekomt
RECENSIE HANS WARREN
Wam de Moor: Een Hollands orakel Over
Maart 't Hart - 272 pag./f 39,90 - De Ar
beiderspers, Amsterdam/Antwerpen.
Maarten 't Harts vijftigste ver
jaardag wordt niet gevierd met
een boek van, maar met een
boek óver de schrijver. Een Hol
lands orakel heet her werk
waarin Wam de Moor het oeu
vre van de auteur doorlicht. Na
tuurlijk waardeert hij de litera
tuur van 't Hart, maar zijn irrita
ties verbloemt hij allerminst.
Vooral de soms lelijke taal en de
slordige stijl staan hem niet aan.
Zo heeft de schrijver van Een
vlucht regenwulpen, waarvan
nu al 450.000 exemplaren zijn
gedrukt, de studie gekregen die
hem toekomt. Want zijn oeuvre
èn zijn persoon zijn zo rijk aan
tegenstijdigheden dat er van
zelfsprekend ook heel uiteehlo-
pend op gereageerd wordt.
In elk geval is het bijna nooit
stil rond 't Hart, zo populair bij
het publiek en zo elitair in zijn
voorkeuren. Waarschijnlijk het
meeste tumult ontstond toen in
het voorjaar van 1991 Maarten
zich openlijk als Maartje pre
senteerde. Wie er alles over wil
weten moet niet alleen Mensje
van Keulens Geheime Dame le-
I zen maar ook het onthullende
I vraaggesprek dat René Stoute "s
lands beroemdste travestiet' af
nam. Het is te vinden in zijn re
cente bundel interviews met
travestieten en vrouwen die
hun leven delen met een traves
tiet, getiteld Een goeie travestiet
zie je niet. Maartje kregen we
dus wèl te zien, maar tegen-
woordigd sluimert zij 'als
doornroosje' zoals de schrijver
laat weten.
Schools
De literaire loopbaan van 't Hart
begon heel rustig, blijkt uit het
overzicht van De Moor. Stenen
voor een ransuil, het in 1971
verschenen debuut, kreeg nau
welijks aandacht. Net als zijn
andere boeken, wordt het in
Een Hollands orakel uitvoerig
besproken. Er zijn zeker bezwa
ren in te brengen tegen De
Moors werk. Zijn aanpak is
soms die van een scriptieschrij
ver met zinnen als 'Ik ga het
boek niet uiteenrafelen', 'Ik
stipte dat al aan...', 't Hart
blijft, zeker qua locatie en stof
fering, in deze roman weer ta
melijk dicht bij huis' en 'Curi
eus is dat hij dan ineens uit een
heel ander vaatje tapt'.
Ondanks die al te schoolse
benadering, biedt De Moor seri
eus kritisch tegenspel aan 't
Hart. Lees hoe hij laat zien dat
De ortolaan als een hommage
aan Kierkegaard kan worden
beschouwd. Een ander goed
voorbeeld is zijn bijna veertien
pagina's tellende beschouwing
over Du holde Kunst; de in 1994
verschenen bundel met essays
over muziek. Hij wikt en weegt,
en laat zich niet ringeloren. Zo
ontdekt hij dat er tussen de mu
ziekstukken en de beschouwin
gen over boeken grote verschil
len bestaan: ,,Zo apodictisch als
't Hart zich beweegt in kringen
van literatuurcritici, zo genuan
ceerd stelt hij zich op als het om
de muziek gaat."
Kritiek
Met zijn vaak provocerende be
schouwingen over literatuur
maakt 't Hart vele vijanden. De
Moor toont dat mede als gevolg
daarvan na Een vlucht regen
wulpen de waardering bij de re
censenten begon om te slaan.
Hoe beroemder hij werd, des te
harder werd de tegenstand: ,,De
aanwijzing van 't Hart als de au
teur van het Boekenweekge
schenk (in 1984) was de druppel
die de emmer van de negatieve
kritiek deed overlopen. „In Ras
ter, de Volkskrant en De Groene
verenigden zijn tegenstanders
zich tot een compleet front."
't Hart antwoordde met een
soort eenmansguerrilla, in zijn
verhalen en essays verdedigde
hij zich met alle mogelijke mid
delen. Ondanks alles heeft het
'Hollands orakel' zich staande
weten te houden, met zijn ran
cunes en zijn liefdes, met zijn
realisme en zijn visoenen, met
alles waarmee hij ergernis op
roept dan wel bewondering af
dwingt. Nooit werden alle te
genstellingen en verbanden zo
helder belicht als in De Moors
boek.
s Lands beroemdste travestiet, Maarten 't Hart, slaapt nu als Doornroosje.
ARCHIEFFOTO HOLVAST/MARKLAMERS
man. Het is weer zo'n complex
bouwwerk waarin alles naar al
les verwijst en waarin liefdese
pisodes doodleuk worden afge
wisseld met verhandelingen
over de techniek van het scher
men, de functie van de duif in
de beeldende kunst en het ge
loof, de toenmalige theorieën
over de oerknal en de zond-
RECENSIE ARNO RUITENBEEK
Yuri B. Shvets: Mijn jaren als spion bij
de KGB in Washington, uitgever
BZZT6H; prijs f34,50.
Op de vraag wat hij voor de
kost wil gaan doen, ant
woordt KGB-officier Yuri B.
Shvets die net zijn ontslag
heeft ingediend: „Journalis
tiek. Het genre van de idiote
rie." Zijn baas vraagt hem
waarom. Shvets: „Omdat ik
me de laatste paar jaren met
dat genre vertrouwd heb
kunnen maken." Deze pas
sage aan het eind van Shvets'
boek 'Mijn jaren als spion bij
de KGB in Washington' slaat
de spijker op zijn kop. De ge
heime dienst van de Sovjetu
nie Was een wereld van bure-
acratie en (daardoor) para-
De KGB stuurde een idea
listische, jonge officier Shvets
naar de Verenigde Staten en
kreeg een cynicus terug. Hij
had zonder al te veel moeite
een waardevolle agent bin
nengesleept: Martin Snow,
voormalig adviseur van de
regering-Carter.
Snow, die onder de naam
Socrates op de KGB-loonlijst
werd geplaatst, vertelde hon
derduit over westerse topge
heimen. Maar in plaats van
de officier en de agent in de
watten te leggen, liet de KGB
ze bijkans verzuipen.
Waarom? Bijvoorbeeld
omdat ze de informatie te
goed vonden. De inlichtin
gen moesten wel door de CIA
of FBI ingestoken zijn, meen
den de KGB-bazen. En als
dat al niet zo was, dan moes
ten de kolonels en generaals
de eer en de promotie krij
gen, niet die onderknuppels.
Peter Wright suggereerde
in 'Spycatcher' (1987) dat di
recteur-generaal Sir Roger
Hollis van de Britse geheime
dienst MI5 de 'vijfde man'
was. Hollis zou net als Bur
gess, Maclean, Philby en
Blunt voor de Russen hebben
gewerkt.
Wrights boek zorgde des
tijds voor enorme opschud
ding, maar wat bleef hangen
is een beeld van knulligheid
en amateurisme in de spio-
nagebranche.
Shvets' boek sluit daar
naadloos op aan en bevestigt
(gelukkig) dat het er aan de
andere kant van het IJzeren
Gordijn minstens zo achter
lijk aan toeging.
'Mijn jaren..' wordt met
vaart en humor verteld. Te
gelijkertijd blijft het vermoe
den bestaan dat de gewezen
spion de waarheid soms
slechts benadert. Daar moe
ten we mee leren leven.
vloed en de uitvinding van de
roman. Zo werkt Eco altijd. De
wereld in zijn boeken is niet al
len complex, maar ook com
pleet. Maar in dit boek zijn de
filosofische, technische en
godsdienstige passages lang
niet zo harmonieus en soepel
met de handeling verweven als
in beide eerdere.
Hoofdthema van deze roman
is de tijd, en alles wat daar mee
samenhangt. Roberto wordt de
zee op gestuurd om er achter te
komen wat het geheim van de
lengtecirkels is. De speurtocht
naar de lengtebepaling op zee,
het 'punto fijo', is de rode draad
van deze roman.
Van allerwege werd gepoogd
de cirkels proefondervindelijk
vast te leggen. Helaas vergaat
Roberto's schip, maar Pater
Caspar, die zich 230 bladzijden
lang in het ogenschijnlijk lege
schip waar Roberto aanspoelt,
schuil weet te houden, weet
toevalligerwijs ook veel van
lengtecirkels en meridianen.
Niet alles, maar wel genoeg om
de arme Roberto er van te over
tuigen dat het schip precies op
de vaste grens van twee dagen
voor anker ligt. Licht charge
rend zou je kunnen zeggen dat
hij gelooft aan bakboord de
middernacht van donderdag te
zien en aan stuurboord de mid
dernacht van vrijdag. De ziel.
Duizelingwekkend
Verder weet Pater Caspar helaas
ook niet hoe een duikersklok
werkt. Roberto en de pater heb
ben niet de beschikking over
een roeiboot en omdat ze geen
van beiden kunnen zwemmen,
zien ze geen kans het eiland te
bereiken, dat aan de kant van
'de vorige dag' ligt. Roberto's
pogingen de zwemkunst mach
tig te worden duren de onge
duldige jezuïet te lang en hij
gaat met een experimentele
duikboot te water. Het is onge
twijfeld de meest hilarische ver
dwijning van een romanfiguur
die ik ooit heb gelezen. Als lezer
hou je er eigenlijk geen moment
rekening mee dat hij voor eeu
wig onder de zeespiegel ver
dwijnt.
Vanaf dat moment wordt 'Het
eiland van de vorige dag' een
duizelingwekkend boek. Rober
to namelijk besluit uit radeloos
heid een roman te schrijven. Hij
heeft bedacht dat hij in een ro
man wel kan bereiken wat hem
in het echt niet lukt: het eiland
bereiken en bij zijn geliefde
'Dame' zijn.
In de roman die Roberto
schrijft, beschrijft hij ook de ver
dere gebeurtenissen rond de
Daphne. Hij beschrijft hoe hij
probeert het eiland te bereiken,
maar daarbij gebeten wordt
door een vis en begint te hallu
cineren. Dan staat echt alles op
losse schroeven. We lezen hoe
een verteller uit nagelaten brie
ven een roman van die brieven
schrijver navertelt, waarin deze
al hallucinerend een mogelijk
vervolg van gebeurtenissen
waar hij het in de brieven over
had beschrijft. Maar wat ge
beurt nu echt? Hij is op het
schip een roman aan het schrij
ven. Om met Italo Calvino te
spreken: de werkelijkheidsni
veaus lopen grandioos door el
kaar heen.
„Als men naar verhalen wil
luisteren dient men zijn onge
loof op te schorten", schrijft Eco
op bladzjde 252. Dat valt bij
'Het eiland van de vorige dag'
niet altijd mee. De schrijver
moet ook bij de lezer afdwingen
dèt deze zijn ongeloof opschort
en dat heeft Eco met dit boek
niet op alle momenten weten te
bereiken.
'Het refrein is Hein' komische
situaties in sombere burcht
roepsgeheim van de arts-schrij
ver. De 'ik' is arts in wat soms
sarcastisch 'Huize Knekelstein'
wordt genoemd, samen met De
Gooyer en Jaarsma. 'De Gooyer'
legt het M'isi hii nu tussen hem
zelf en Jaarsma. „Als ik alleen in
de lift sta. durf ik pas na veel
wikken en wegen de enorme
wind te laten die me dwarszit.
Waarna er op de volgende ver
dieping meteen zestien anderen
de lift binnenstappen. Jaarsma
weet zich alleen in die lift te be
heersen en zal de wind in alle
gemoedsrust laten nadat die
zestien zijn binnengestapt."
Tussen dit drietal ontspinnen
zich regelmatig komieke, ont
nuchterende en zeer serieuze
tot nadenken nopende discus-
Scène uit een verpleeghuis:
„Vorige week stierf mevrouw
Frederikse als volgt: een zuster
is haar haar aan net borstelen
en vraagt haar iets naar voren te
leunen zodat ze er van achteren
beter bij kan. Waarop mevrouw
naar voren, nou zeg, wel over-
'Komt u nu maar weer terug,
zegt de zuster een beetje
angstig, bang dat ze helemaal
naar voren zal duiken. Maar ze
is al dood." Zo gaat dat vaak,
volgens Bert Keizer: „De meeste
slappen met de pet over de
ogen gezakt de afgrond in."
Bert Keizer is de auteur van
Het refrein is Hein, de ondertitel
luidt: dagen uit een verpleeg
huis.
Je bent geneigd te denken dat
zo'n boek zware kost zal zijn.
Verpleeghuizen immers roepen
associaties op met kwijlende
dementen, rottende doorlig-
wonden, breekbare AIDS-pa
tiënten, deerniswekkend ver
eenzamende bejaarden, over
werkt personeel en spaarzaam
langskomende familieleden die
eigenlijk ook niet weten wat ze
er te zoeken hebben.
Die situaties kom je er inder
daad in tegen, en dat stemt
somber. Daar staat tegenover
dat ik heel vaak verschrikkelijk
heb moeten lachen en hele
stukken heb voorgelezen: om
dat de situaties komisch zijn,
door de kwinkslagen van de ik
figuur (Anton) of door zijn cita-
tenkeuze (Chamfort: je kunt de
dag het beste beginnen met het
verorberen van een levende
pad, dan kan je die dag verder
niets nóg walgelijkers overko
men).
Het refrein is Hein wordt ge
presenteerd als roman; dal zal
te maken hebben met het be
Rode draad in alle verhalen is
de zeer beperkte wetenschap
pelijkheid van het vak genees
kunde en de onvoorstelbare
overschatting van de macht van
de geneesheer (heelkundig ge
zien) Waaraan ontleent die
laatste dan zijn prestige? „Om
dat het lichaam wordt ervaren
als een onbegrijpelijk dier dat
aan ons rukt, en de arts de be
doelingen van dit dier beter
doorgrondt dan het slachtoffer,
zonder er overigens veel aan te
kunnen veranderen." De com
petitie van de arts wordt bondig
samengevat in zijn uitspraak:
„We geven hem de juiste be
handeling en dan begraven we
hem." Patiënten willen daar
echter niets van horen: zij wil
len een mooi gekleurde pil die
ze hoop op herstel biedt. „Het
gaat er niet om", zegt Anton er
gens, „het graf te halen, het gaat
erom iets te begrijpen van men
sen die hopen eroverheen te
springen."
Het is in dit bestek niet moge
lijk in te gaan op alle aspecten
van dit boek. Hoe het ook zij:
koop en lees het, of gij ziek of
gezond zijt. Het is een van de
indrukwekkendste boeken die
ik las het afgelopen jaar.
■truy V
Wv fl
MÈt
j ^HHSS
wSS A
Jules Deelders gedichten zijn bijeengebracht in wat hij bijna als een praalgraf moet ervaren, een heel lijvige en officieel ogende verzamelbundel
'Renaissance'. Een standbeeld werd al eerder voor hem opgericht. Hij onthulde dat indertijd in het bijzijn van zijn manager René Vallentgoed
(links). ARCHIEFFOTO
Renaissance: veel, misschien wel te veel Deelder
RECENSIE HANS WARREN
J A Deelder: Renaissance Gedichten '44-'94 - 596 pag.
f 42,50 gebonden f 50,- - De Bezige Bij, Amsterdam
De dichter J. A. Deelder (50) heeft een hekel
aan de officiële dichtkunst: Brede gedich
ten kan ik niet tegen Meestal zijn ze stront
vervelend Hun dichters blijven onbegrepen
En mogen elkaar dan prijzen geven.'' Hij
stelt andere eisen aan poëzie: „Niet steriel
ver- heven boven hier en toen en heden
maar tussen neus en lippen door be- dre
ven." Toch zijn Deelders gedichten nu bij
eengebracht in wat hij bijna als een praal
graf moet ervaren, een heel lijvige en offi
cieel ogende verzamelbundel 'Renaissance'.
De ondertitel luidt 'Gedichten '44-'94',
alsof meteen bij zijn geboorte de dichter is
opgestaan. Een boek van bijna zeshonderd
bladzijden, dat betekent veel, misschien wel
te veel Deelder. Want hij zegt nogal eens
hetzelfde, een enkele keer nota bene in de
zelfde woorden („De werkelijkheid is een
schaap met 4 poten", vinden we niet alleen
op pagina 91 maar ook op pagina 504). Bo
vendien is zijn humor dermate op de grens
dat je de ene keer kunt lachen om een wre
de grap, maar je je de volgende maal stoort
aan zoveel flauwekul.
Zere tenen
Toch mag ik de gedichten van Deelder wel.
Ze zijn uitdagend en baldadig. Hij laat zich
de wet niet voorschrijven door al die zelfge
noegzame dichtervorstjes van ons land die
zoeken naar een natuurlijk evenwicht èn
naar de steun van hun literaire vrienden.
Deze dichter blijft onder alle omstandighe
den zoals hij het zelf noemt „Een ietwat
louche Rotterdammer*'die graag op zere
tenen trapt en zijn nuchtere imago culti
veert. Hij is de schrijver van spitsvondighe
den als 'Heelal': „Hoe verder men keek, hoe
groter het leek." Hij legt bizarre dialogen
vast als: ,,'Poehhh! ben ik even blij dat ik
uit het gedrang ben! 'k Heb de hele rit op
één voet moeten staan.' ja de mijne." Hij
ziet de komische kanten van tragische om
standigheden: „Toen M. van 8-hoog naar
beneden sprong en onder zich/de auto's
zag, dacht hij nog I keer aan zijn dinky
toys. Vooral aan die ene."
Oorlog
Er zijn een paar onderwerpen die in deze
gedichten regelmatig aan de orde komen.
Zo zijn er verschillende gedichten over zijn
woonplaats: „Rotterdam is niet te filmen
De beelden wisselen te snel Rotterdam heeft
geen verleden en geen enkele trapgevel."
Ook zijn er veel gedichten over de oorlog,
en in het begin van zijn loopbaan schreef
hij dikwijls over geestverruimende midde
len. Maar wat in deze poëzie ook wordt
aangeroerd, zowel in zijn pittige als in zijn
melige momenten, steeds zorgt Deelder
voor een pantser dat de schrijver afschermt
van de lezer. Heel soms vertoont het pant
ser haarscheurtjes. Bijvoorbeeld in liet
merkwaardige liefdesgedicht 'Voor AMC', fn
het vers voor zijn dochter 'Voor Ari', of in
het hierbij afgedrukte 'Vader op zoon'. Even
wordt ons dan een blik gegund op het war
me hart van de Ijskoude Deelder.
We zagen de ochtend gloren
We waren verschrikkelijk hier
Er werd geen woord gesproken
De stilte was genoeg
Wie werden opnieuw geboren
Wie waren in korte broek