Zach de Beer neemt zijn
fiets mee naar Nederland
Zaaien voor Nederlands-Indonesische toekomst
Feiten &Meningen
Oorlogsverleden
DINSDAG 10 JANUAP'
rvUENSDAG 11 JANUAR11995ih
COLUMN
Toen ik in 1980 in de aula van de Rijksuni
versiteit Groningen mijn proefschrift ter
verkrijging van de graad van doctor in de
sociale wetenschappen verdedigde, zorgde
ik ongewild voor een bijna uit de hand gelo
pen incident. In dat proefschrift, dat gaat
over de allereerste fundamenten van de Ne
derlandse verzorgingsstaat die zijn gelegd
in de eerste vijfjaar na de oorlog, betrek ik
de stelling dal de toenmalige minister van
sociale zaken, Willem Drees (PvdA), veel
van zijn sociale wetten ontleende aan het
denkwerk dat op last van de Duitse bezetter
gedurende de oorlog door Nederlandse en
Duitse ambtenaren was verricht.
Ik was mij er wel van bewust dat deze fei
ten niet strookten met het heersende beeld.
Immers, dat was er een waarin, naar het
voorbeeld van de Britten, de Nederlandse
sociale wetgeving door Drees en conjpanen
is vervaardigd. Dat was natuurlijk veel pret
tiger, daar de Britten onze bevrijders waren
en de Duitsers onze onderdrukkers. Goed
en kwaad werden scherp gescheiden. De
geallieerden waren goed en de As-mogend-
heden Duitsland, Italië en Japan waren
fout. Hen beeld dat in grote lijnen klopt.
Maar men ging verder. De goeden hebben
altijd het juiste en het goede gedaan en de
kwaden zijn verantwoordelijk voor al het
kwaad en hebben nooit iets verstandigs of
goeds gedaan.
Een historisch-socialistisch onderzoeker
kan met een dergelijk ongenuanceerd goed-
kwaad-schema niet uit de voeten. Hij moet
proberen de geschiedenis zo goed mogelijk
te reconstrueren en vooral de feiten laten
spreken. Als aankomend jonge doctor vond
ik het natuurlijk leuk dat de feiten een heel
ander verhaal vertelden dan de officiële
beeldvorming wilde. Het waren niet onze
bevrijders die aan de wieg van de Neder
landse verzorgingsstaat stonden, maar onze
bezetters. Die laatsten hadden daarvoor
overigens naast sociale, heel zakelijke mo
tieven. Onder Hitler was een fors begin ge
maakt met het reali
seren van sociale
voorzieningen voor
de gewone Duitsers.
Een deel van zijn
vooroorlogse popu
lariteit onder zijn
landgenoten heeft
Hitier daaraan te
danken.
Na de verovering
van Europa door
nazi-Duitsland was
er voor het eerst in
de geschiedenis één
grote Europese bin
nenmarkt. In Ne
derland stelde de
sociale voorziening voor de oorlog niet al te
veel voor, waardoor Nederland in vergelij
king met Duitsland een goedkope-lonen-
iand was. Mede om dit concurrentienadeel
voor het Duitse bedrijfsleven tegen te gaan,
werd op last van de bezetter de Nederland
se sociale wetgeving in de steigers gezet.
Door het verloop van de oorlog in het na
deel van de As-mogend heden, kwam het
niet veel verder dan denkwerk. Denkwerk
waar na de oorlog onder meer door Drees
enthousiast gebruik van werd gemaakt. Aan
de grote klok werd dat overigens niet ge
hangen zo vlak na de oorlog, maar de oude
Drees had er in 1979, toen ik hem daarover
interviewde, niet de minste moeite mee om
dat te erkennen. Hij vond het zelfs nogal
stompzinnig om van goed denkwerk geen
gebruik te maken, ook al kwam dat van de
voormalige overheerser. Zo niet tijdens
mijn promotie. Een paar hoogleraren waren
van mening dat ik op onaanvaardbare wijze
het erfgoed van Drees door het slijk haalde.
Wat dit voorbeeld duidelijk maakt, is dat
zelfs in een hooggeleerde omgeving het
heel erg moeilijk is om te proberen objectief
te spreken over met grote emoties beladen
gebeurtenissen. Dat geldt met name voor
oorlogen. Het lijkt een bijna natuurlijke nei
ging van mensen om in die gevallen heel
scherp de grens te trekken tussen goed en
kwaad en met name tussen hen die goed en
fout zijn geweest.
Het probleem is nu dat de uitersten van
het spectrum, het goede en het kwade,
dikwijls helder te onderkennen zijn, maar
dat het handelen van de meeste mensen,
ook in tijden van oorlog, zich daar ergens
tussenin bevindt. De meesten van ons zijn
helden noch aperte booswichten, maar
mensen die ervoor zorgen dat ze zo goed
mogelijk door de winter komen. Niet iets
om je echt voor te schamen, maar ook niet
iets om je uitvoerig voor op de borst te
kloppen. En toch, dat laatste doen we na af
loop graag. Iedereen wil bij de goeden en de
heldhaftigen horen. Die hebben immers
uiteindelijk gewonnen. Ikzelf ben van de
generatie die onder zijn onderwijzers uit
sluitend oorlogshelden telde die de ene
heldhaftige verzetsdaad na de andere had
den gepleegd en, het spreekt vanzelf, dit
hadden overleefd en ons daarop nu in
spannende sessies tracteren.
Welnu, Nederland is een van de landen
waar relatief gezien het grootste deel van de
joodse bevolking is afgevoerd naar de ver
nietigingskampen, met de hartelijke mede
werking van het Nederlandse ambtelijke
apparaat en zonder noemenswaardige sa
botage van de bevolking. Dat geeft dus te
denken.
Poncke Princen is nu weer naar huis. Zijn
tweede thuis, Indonesië. Vijftig jaar na het
uitroepen van de onafhankelijkheid van
Indonesië door Soekarno blijken we nog
niet in staat om een fatsoenlijke discussie te
voeren over onze oorlog tegen de onafhan
kelijkheidsstrijders. We noemen het zelfs
niet eens een oorlog, omdat het tenslotte
een binnenlandse aangelegenheid betrof en
dan spreek je over politionele acties. Het
wordt lijd dat we dit verleden diep in de
ogen kijken. De goede dingen zien die we
bebben gedaan in de voormalige kolonie,
maar ook de slechte dingen. Dat maakt ons
als volk sterker. Dat draagt bij tot een vol
wassen relatie met het huidige Indonesië.
Het is goed dat de voorzitter van de Tweede
Kamer, W. Deetman (CDA), nu tot dit
noodzakelijke debat heeft opgeroepen. La
ten we het dan ook doen!
PIM FORTUYN
medewerker
Zuidafrikaanse zakenman nieuwe ambassadeur te Den Haag
Op de salontafel ligt
een fotoboek van Mar
tin Kers met weidse
Hollandse landschap
pen. Bij het inschen
ken van de koffie
vraagt Zach de Beer
de nieuwe Zuidafri
kaanse ambassadeur
in Nederland of er
melk in moet. „In Ne
derland krijg je, als je
niet oppast, automa
tisch melk in de koffie
nietwaar?", vraagt hij.
Tenminste, dat heeft
hij gelezen in het
boekje 'Doe maar ge
woon', over Nederlan
ders en hun eigenaar
digheden.
De aanstaande ambassadeur zit
volop in de voorbereidingen
van zijn vertrek. Op 14 januari
verruilt hij de warme Zuidafri
kaanse zomer en het grandioze
uitzicht over de Kaapse kust
voor de grauwe Nederlandse
winter. Op 18 januari overhan
digt hij zijn geloofsbrieven aan
koningin Beatrix.
Hij is pas twee keer kort in Ne
derland geweest, maar heeft
enige ervaring met het klimaat.
„Ik ken Engeland goed." In ie
der geval neemt hij zijn fiets
mee en hij vertrouwt erop dat
de Hollandse polder wat dat be
treft stimulerend zal werken.
Dat er in Nederland veel gefietst
wordt, is ook tot Zuid-Afrika
doorgedrongen.
De Beer spreekt Afrikaans en
heeft net de eerste zes Neder
landse lessen achter de rug. De
krant lezen gaat hem met zijn
kennis van het Afrikaans heel
redelijk af. „Maar spreken kost
enige zelfoverwinning. Vooral
die grammatica. Soms denk ik
dat het makkelijker moet zijn
Nederlands te leren als je geen
taal spreekt die er zo nauw aan
De 66-jarige De Beer komt uit
de zakenwereld. Hij was jaren
directeur van de Zuidafrikaanse
mijngigant Anglo American.
Daarnaast heeft hij zijn sporen
verdiend als blanke, liberale te
genstander van het apartheids
regime. In de jaren vijftig was
hij parlementslid voor de oppo
sitionele Verenigde Partij. In
1988 werd hij voorzitter van de
Progressieve Federale en later
de Democratische Partij.
Ondanks zijn verleden als te
genstander van het apartheids
regime was zijn benoeming tot
ambassadeur niet helemaal
zonder tegenstand. De Neder
landseanti-apartheidsbeweging
toonde zich bij monde van Siet-
se Bosgra teleurgesteld dat er
geen ANC'er naar Den Haag
werd gestuurd. Een ANC-sena-
tor in het parlement in Kaap
stad meende dat er te veel blan
ken onder de nieuw benoemde
ambassadeurs zaten.
De Beer kan zich de teleurstel
ling van Bosgra indenken, ge
zien diens nauwe banden met
het ANC. „Maar iedereen weet
dat ikzelf altijd een duidelijk an
ti-apartheidsstandpunt heb in
genomen. Een van mijn eerste
afspraken in Nederland is met
vertegenwoordigers van de
voormalige anti-apartheidsbe
weging, en ik verwacht dat dat
onze verstandhouding aanzien
lijk zal verbeteren."
De kritiek op zijn huidskleur
vindt hij wat kortzichtig. Hij be
nadrukt dat het voor het ver
trouwen van buitenlandse za
kenlieden en investeerders be
langrijk is dat er ook blanken in
dienst van de Zuidafrikaanse re
gering zitten. „Binnen zekere
grenzen, uiteraard, het moeten
er niet te veel zijn. Maar het is
onzin mij op mijn huidskleur te
bekritiseren. Het zou iets anders
zijn als mensen mij aanvielen
op mijn competentie."
Voor De Beer is het ambassa
deursschap in Nederland de
eerste, en naar hijzelf verwacht
ook de laatste diplomatieke
post die hij zal bekleden. Een
langdurige diplomatieke carriè
re zit er op zijn leeftijd niet echt
meer in. „Ik heb een contract
van vier jaar, maar er is afge
sproken dat dat van beide zij
den herroepbaar is. Ik zie mij
zelf daarna niet nog ergens an
ders heen gaan."
Maar zelfs al is het zijn eerste
post, hij is niet echt bang voor
een gebrek aan diplomatieke
ervaring. „Ervaring is natuurlijk
mooi meegenomen. Maar aan
de andere kant, Oscar Wilde zei
al dat ervaring bestaat uit de
fouten die mensen in het verle
den hebben gemaakt. Ik heb in
mijn politieke en mijn zakelijke
leven veel met diplomaten te
maken gehad en ik denk dat ik
wel enig inzicht in het vak heb
gekregen."
Als zijn belangrijkste toekomsti
ge taak ziet hij het bevorderen
van de handels- en investe
ringsrelaties tussen Nederland
en Zuid-Afrika, iets dat hem als
zakenman op het lijf geschreven
is. En een van de eerste dingen
die zal moeten gebeuren, is het
herstellen van de vertrouwens
band tussen beide landen. Die
is gedurende de apartheid
zwaar beschadigd.
Nederland heeft zich altijd op
geworpen als een van de groot
ste voorstanders van de interna
tionale sancties tegen Zuid-Afri
ka. Sancties waar De Beer zich
ironisch genoeg altijd tegen
heeft verzet. Hij staat nog steeds
achter zijn toenmalige stand
punt. „De sancties hebben
meer kwaad dan goed gedaan",
zegt hij. Maar dat zal zijn relatie
met Nederland niet beïnvloe
den, zegt hij. Over het doel, de
strijd tegen apartheid, bestond
immers geen meningsverschil.
Het eindresultaat van de sanc
ties was in ieder geval, dat Zuid-
Afrika nu nog steeds voor een
goed deel afgesneden is van de
internationale zakenwereld. Om
daar weer aansluiting bij te vin
den, kost moeite. Internationale
investeerders wachten af hoe de
situatie zich ontwikkelt. Heel
begrijpelijk, meent De Beer, als
je kijkt naar de situatie in de
rest van Afrika. Een verstandige
zakenman wil eerst zeker weten
dat investeren in Zuid-Afrika
meer oplevert dan in Zambia,
Tanzania of Burkina Faso.
De Beer zelf twijfelt er overigens
niet aan dat dat het geval is.
„Zuid-Afrika is anders. Ik heb
voor de Anglo American jaren in
Zambia gezeten. Ik kan de ver
gelijking maken. Nergens an
ders in Afrika, en misschien
zelfs wel nergens anders op het
zuidelijk halfrond, vind je een
stad als Johannesburg. Met een
goed functionerende beurs, een
uitstekende infrastructuur en
een zakenwereld die gewend is
zaken te doen volgens westerse,
kapitalistische methoden.
KAAPSTAD RUNA HELLINGA
CORRESPONDENT
Forum-organisaties in Den Haag en Jakarta willen betere betrekkingen
Veel te veel is de Nederlands-
Indonesische relatie beperkt tot
die tussen een ex-kolonie en
een ex-kolonisator. Veel te wei
nig worden de mogelijkheden
tot samenwerking uitgebuit. De
betrekkingen moeten worden
verbreed en dat moet je niet al
leen aan de overheid overlaten.
Daarvoor is ook particulier ini
tiatief nodig. Daarom wordt
morgen in Den Haag, in aanwe
zigheid van premier Kok, het
Forum Nederland-Indonesia
opgericht. Tegelijkertijd ziet in
Jakarta het zusje, Forum Indo-
nesia-Nederland, het licht.
Vooraanstaande mensen uit
beide landen hebben hun naam
aan het initiatief verbonden.
Drijvende kracht achter het ini
tiatief is Flagenaar dr. Peter J.A.
Idenburg. „Het is een beetje een
familietraditie", legt hij uit.
„Mijn grootvader, A.W.F. Iden
burg, was gouverneur-generaal
(1909-1916) van Nederlands-In-
dië. Hij was de man van de eüii-
sche politiek." Idenburgs vader
bekleedde eveneens hoge pos
ten in Indië en werd eind jaren
veertig de belangrijkste adviseur
voor het Indonesië-beleid van
het Haagse ministerie van bui
tenlandse zaken, klenburg zelf
werd in 1934 geboren op Java,
zat tijdens de oorlog in een Ja
pans kamp en kwam in 1946
naar Nederland. Hier werd hij
jurist, doceerde hij internatio
nale betrekkingen aan de Vrije
Universiteit en werd hij in 1989
directeur van de International
Dialogues Foundation. Die
houdt zich bezig met in de knel
geraakte minderheden, zoals de
Palestijnen en de Koerden.
Bijna drie jaar geleden richtte
Idenburg zijn blik weer op
Indonesië. Minister Pronk (ont
wikkelingssamenwerking) had
de mensenrechten op Oost-Ti-
mor krachtig aan de orde ge
steld. De Indonesische regering
verbrak daarop de ontwikke
lingsrelatie met Nederland.
Idenburg: „Na die breuk, de zo
veelste fase in het dekolonisa
tieproces, was volgens mij de
tijd rijp voor een andersoortige
relatie". Nederland was tot dan
toe het ontwikkelde land dat het
minder ontwikkelde Indonesië
een handje hielp. Indonesië was
dus nog altijd de onderliggende
partij, en dat doet volgens Iden
burg geen recht aan de werke
lijkheid.
TEKENING TOM JANSSEN
„Nederland moet zich erop in
stellen dat Indonesië het be
langrijkste van de twee landen
is. Om te beginnen is Indonesië
veel groter. Bovendien is het
sterk in ontwikkeling." Indone
sië speelt een steeds belangrij
ker rol in het Verre Oosten. Het
economisch zwaartepunt van
de wereld verschuift in hoog
tempo van de landen rond de
Atlantische Oceaan naar de sta
ten rond de Stille Oceaan.
Bij een nieuw soort relatie kan
volgens Idenburg Nederland
voor Indonesië de toegangs
poort zijn tot de Europese Unie
en Indonesië voor Nederland
het plechtanker in Zuidoost-
Azië. Dat is zowel economisch
als politiek van belang. Verder
wil Idenburg af van het dunne
culturele sausje dat altijd over
de Nederlands-Indonesische
betrekkingen heeft gelegen. „Er
moet meer zijn. Denk bijvoor
beeld aan de jongerencultuur in
Indonesië. Jonge Indonesiërs,
vooral die uit de sterk opko
mende middenklasse, hebben
een hang naar de moderne wes
terse cultuur. Daarin kan Ne
derland een rol spelen." Milieu
is ook zo'n gebied waarop Iden
burg goede mogelijkheden voor
samenwerking ziet, evenals ter
reinen als onderwijs, technolo
gie en sociale aangelegenheden.
Hij realiseert zich dat de oudere
generaties in beide landen nog
erg vast zitten aan het verleden.
Daarom zullen de Forum-orga
nisaties in Nederland en Indo
nesië zich vooral richten op de
jeugd. Grote nadruk zal worden
gelegd op het vinden van stage
plaatsen in bijvoorbeeld bedrij
ven en in het onderwijs. „Wij
willen bemiddelen bij contacten
tussen tal van instellingen, be
drijven en organisaties in beide
landen. We willen ook een dia
loog op gang brengen. En als je
honderden stageplaatsen hebt
georganiseerd, heb je onder
jongeren gezaaid." Gezaaid
voor een beter begrip tussen
Nederland en Indonesië, ge
zaaid ook voor samenwerking
buiten de officiële regeringska
nalen om!
Niettemin figureren onder de
adviseurs en bestuurders van de
beide Forum-organisaties diver
se oud-politici. Aan Nederland
se kant onder anderen Piet Buk
man (CDA), Neelie Kroes (WD)
en Laurens-Jan Brinkhorst
(D66) en aan Indonesische zijde
onder anderen de oud-minis
ters Radius Prawiro, Fuad Has
an en Anak Agung Gde Agung.
Voorts zijn het bedrijfsleven en
de vakbeweging vertegenwoor
digd met mensen als Chris van
Veen (ex-VNO) en Wim Spit
(ex-FNV). Via deze en andere
bekende personen proberen
Idenburg en de zijnen voet aan
de grond te krijgen bij tal van
maatschappelijke organisaties,
zodat die kunnen meedoen aan
het opbouwen van nieuwe en
betere Nederlandse-Indonesi
sche betrekkingen.
Op het voorstel van kamervoor
zitter Deetman om een debat
de beginnen over het Neder
landse Indonesië-beleid tussen
1945 en 1949 wil Idenburg liever
geen commentaar geven. „Onze
Indonesische partners willen
zich nadrukkelijk op de toe
komst richten. Dat beperkt dus
onze geneigdheid ons in deze
discussie te mengen."
DEN HAAG RONALD FRISART
De nieuwe Zuidafrikaanse ambassadeur in Nederland, Zach de Beer.
FOTO GPD ERIC MILLER