'De dood in Billy
komt uit Vietnam'
Liedteksten leggen ziel Ramses Shaffy bloot
Boeken
Draaikolk vol vragen
over leven en dood
DONDERDAG 5 JANUAR11995
Huiveringwekkend debuut Albert French
Nee, hij houdt niet van schrijven. Hij haat het. Waarom?
„You put your soul on the pages." Én dat doet pijn. Al-
bert French, 51, geboren in Pittsburg, Pennsylvania, de
buteerde vorig jaar in de Verenigde Staten met Billy, een
roman die zich afspeelt in het Fictieve stadje Banes Coun
ty, in zuidelijk Amerika. Billy, een jongen van 10, wordt
ter dood veroordeeld omdat hij per ongeluk een blank
meisje van 15, Lori Pasko, heeft doodgestoken tijdens
een kinderlijk worstelpartijtje.
AMSTERDAM INGE V
Billy is een boek dat de lezer
van de eerste tot de laatste pagi
na in een gruwelijke spanning
houdt. Het is geschreven in een
stijl waaraan geen ontsnappen
mogelijk is, even rauw en direct
als poëtisch. Zonder omwegen,
zonder pardon. In zeggings
kracht slechts te vergelijken met
een boek dis In cold blood van
Truman Capote, en prachtig
vertaald door Rien Verhoef.
Hij schreef het boek, zijn de
buut, in zes weken, tijdens een
diepe depressie. „Ik kwam mijn
huis niet uit, behalve om een
{rakje sigaretten te kopen." Het
tijdschrift waarvan hij uitgever-
/redacteur was, een tweemaan
delijks vrouwenblad over zaken
en mode, was over de kop ge
gaan. Dat blad was zijn kind, hij
had er een veertienjarige carriè
re als dagbladfotograaf opgege-
Na dit faillissement speelde
het verleden op. Zijn ervaringen
in Vietnam, waar hij als jonge
man de meeste van zijn vrien
den zag sneuvelen, kwamen te
rug. Toen schreef hij in acht we
ken tijd het autobiografische
Patches of Fire ('Flarden vuur'),
over zijn tijd in Vietnam. Het
werd door uitgevers geweigerd,
maar French kreeg bemoedi
gende brieven terug, en besloot
het over een andere boeg te
gooien en fictie te gaan schrij
ven. Dat werd Billy.
Het is het hartverscheurende
relaas van een zwart jochie dat
gedoemd is op de elektrische
stoel vermoord te worden, na
vanwege 'dood met voorbe
dachten rade' als een volwassen
crimineel te zijn berecht. Een
juridische procedure die in
sommige Amerikaanse staten
vertrekt. Zelf
ook kind vai
moeder,
bij zware misdrijven nog steeds
mogelijk is.
Het is ook een portret van een
kleine stad, Banes County, waar
zwart en blank strikt gescheiden
leven en waar door de dood van
het blanke meisje de racistische
vlam in de pan slaat. Twee hui
zen van zwarten worden platge
brand. Na een drijfjacht worden
Billy en zijn moeder door de po
litie gepakt. Het volk wil wraak.
Cinder, Billy's moeder, is een
mooie, mysterieuze zwarte
vrouw, op haar zestiende zwan
ger geraakt v
een jonge avon-
de noorderzon
ze op haar beurt
een ongehuwde
blijkt in een ont
roerende kleine zijlijn, de na
tuurlijke dochter van een blan
ke politieman. In onvergetelijk
indringende scènes beschrijft
French de band tussen Cinder
en Billy, moeder en kind.
Het verhaal is van begin tot
eind fictie, benadrukt Albert
French, terwijl hij een nieuwe
sigaret opsteekt. „Er was nooit
een Billy Lee Turner, er is geen
Bane County. Maar de achter
grond van het verhaal is realis
tisch. Er zijn kinderen geëxecu
teerd in., deze eeuw. George
Stinney uit South Carolina was
veertien en werd in 1944 ge
dood. Dan zijn er twee kinderen
geëxecuteerd in Mississippi, van
vijftien en zestien. In Connecti
cut is een meisje van twaalf ge-
executeerd. Ze was achterlijk,
lid van een straatbende, en had
een jong meisje vermoord. On
geveer 80 van deze kinderen
was zwart of behoorde tot een
etnische minderheid."
Aanklacht
Albert French deed zijn re
search pas na het schrijven van
het boek en praat bijna ont
hecht over het onderwerp. Hoe
wel Billy door recensenten is
opgevat als een aanklacht tegen
racisme, was dat niet zijn opzet.
„Over het racisme in de VS hoef
je je licht niet te laten schijnen,
dat zie je al bij een klein kaarsje.
Het ging mij in eerste instan
tie ook niet zozeer om het ver
haal, het ging mij erom erken
ning te krijgen van de uitgevers
in New York. Schrijven was op
dat moment in mijn leven de
enige manier waarop ik mijn
gevoel van eigenwaarde, mijn
waardigheid nog kon terugvin
den. Ik was 46 jaar oud, ik had
acht jaar besteed aan mijn tijd
schrift en dat was in duigen ge
vallen."
„In 1985 had ik op tv een pa
neldiscussie over kinderen en
de doodstraf gezien. Dat bleef
hangen. Ik dacht: hoe kan een
volwassene een kind execute
ren? Hoe zou dat kind zich voe
len, hoe zouden de ouders van
dat kind zich voelen? Daarover
wilde ik schrijven. Hoe kan een
kind van tien zelfs maar begin
nen te begrijpen wat zijn doem
is, zijn dood. Hoe kan de moe
der van dat kind zelfs maar be
ginnen daarmee om te gaan."
„Toen ik begon te schrijven
was het voor mij iets nieuws, de
eerste dertig pagina's. Een "nieu
we bezigheid. Maar toen ik be
schreef hoe Lori Pasko dood
ging, het blanke meisje, kwam
er een stilte in mijzelf. In de
nacht dat ik het schreef, om
twee uur 's nachts, werd alles
stil. It was an ugly death."
„Toen realiseerde ik me waar
ik mee bezig was, wat er aan de
hand was. Ik was in Banes
County, Lori was echt, en zij
ging dood. Billy was echt, en hij
was gedoemd. Die zes weken
waarin ik schreef waren irrele
vant, de tijd verdween, de pagi
na's die ik schreef werden de
tijd. Ik zat in het boek en ik kon
er niet meer uit. Nu, terwijl jij
mijn woorden op zit te schrij
ven, zie ik sheriff Tom en de an
dere personages uit het boek
voor me." Zacht: „Dat is wat ge
beurde."
Haat
„Het is geen wonder dat onz<?
Albert French: „Schrijven was op dat moment in mijn leven de enige n
waarde, mijn waardigheid nóg kon terugvinden."
maatschappij kinderen voort
brengt zonder normbesef. We
geven die kinderen wapens en
zijn dan verbaasd dat ze ze ge
bruiken. We zouden niet ver
baasd moeten zijn. In Pittsburg,
waar ik woon, vinden in vier da
gen vijf moorden plaats. In Chi
cago werd onlangs een jongen
van elf vermoord door een
straatbende. Hij had vijfentwin
tig zware misdrijven op zijn
naam staan en werd doodge
schoten met zijn gezicht naar
beneden. Zijn lijk is tussen het
afval gevonden. Dat zegt iets
over de treurige situatie van
Amerikaanse jongeren."
Zijn eigen preoccupatie met
de dood, vertelt French, komt
uit de tijd waarin hij vocht in
Vietnam, van zijn negentiende
tot zijn drieëntwintigste. Hij zag
daar zijn vrienden doodgaan,
jonge jongens net als hij.
Met zijn boek, dat volgend
jaar verfilmd wordt, en hoog op
diverse Amerikaanse en Engelse
literaire top tiens staat, heeft Al-
bert French misschien, zegt hij,
iets bijgedragen aan de tijd
waarin hij leeft. „Mijn succes als
schrijver geeft mij een antwoord
op de vraag waarom ik niet
doodging in Vietnam. Want de
meeste jongens met wie ik
vocht gingen wel dood, en daar
schaamde ik me voor. Ik voelde
me schuldig."
Albert French, Billy. Roman.
Vertaling Rien Verhoef. Uitg.
Balans, 192 pag., prijs f32,50.
Roman Willem Jan Otten laat sporen na
Hulp bij zelfdoding en eutha
Zaken van levensbelang. De i
t hot i
ie zijn wat je r
we roman met de veelzeggen
de titel 'Ons mankeert niets' van Willem Jan Otten 'behandelt'
de levensvraag of een medicus mag beslissen over leven en
dood: Cod mag spelen. Medici en ethici spreken elkaar op dit
terrein nogal eens legen.
Elke arts heeft de taak 'ten leve' en daarom legt hij nog
steeds de eed van Hippocrates af: 'Ik zal aan niemand, ook niet
op zijn verzoek, enig dodelijk geneesmiddel toedienen, noch
mij lenen tot enig advies van dien aard.'
Ik reik de lezer deze eed maar even aan, want Otten heeft het
er wel enkele keren over, maar veronderstelt de eed bij de lezer
bekend. Otten, zo blijkt uit zijn essays in NRC-handelsblad, is
tegen ingrijpen van de arts in bovengenoemde situaties. En
ook in zijn roman vindt de jonge arts Justus Loef de 'zelf
moord' van zijn voorganger dokter Daan verwerpelijk.
•De jonge arts te Heimwou beschouwt de zelfmoord van de
oude dokter Daan (pp de datum van de dood van diens vrouw)
als 'de nederlaag der nederlagen'. Niets dan 'smalende' ge
dachten overvallen hem: 'Valt u in godsnaam alsnog dood.'
De vraag is of de jonge arts medeplichtig of zelfs schuldig is
aan de dood van dokter Daan, want een dag vantevoren heeft
dokter Daan zijn opvolger bericht 'morgen on1 half vier' naar
zijn huis te komen.
De roman is compositorisch opgezet volgens de wet der re
constructie. De 'ik' schrijft achteraf bij wijze van verantwoor
ding zijn 'bewegingen' op van de dag en avond die voorafgin
gen aan de dood van dokter Daan. Dat houdt de spanning er
tot aan het eind toe in. Al kom je net als bij een detective bij de
ontknoping bedrogen uit omdat je het al wist of vermoedde.
Vanaf het begin is duidelijk wat de plot is en wie het slachtof
fer. De vraag is: wie is de dader? Is dat dokter Daan die de hand
aan zichzelf slaat of is het Justus die niet heeft ingegrepen?
Loef zegt immers zelf: „Ook iemand zelf over zijn leven laten
beschildken is een besluit."
De hoofdpersoon laat de dag en avond nog eens aan zich
voorbijgaan. Hij verantwoordt zich tegenover een 'u', die kan
staan voorde leden van het medisch tuchtcollege, maar eerder
denk je bij zo'n zwaarwichtige verdediging aan Cod.
Er staan prachtige beschrijvingen in deze roman van een
dokterspraktijk: het consult, de spreekkamer, de patiënten
kaarten, de visites. Vooral de beschrijving van het acht minu
ien consult zal ik mij bij elk doktersbezoek herinneren: Wat is
de klacht? De stilte die vervolgens valt, de betasting.
Otten geeft, juist waar de roman zwakke schakels kent, iro
nisch commentaar op wat hij schrijft. Hij maakt toespelingen
op de doktersroman, voert een buitenechtelijke verhouding op
'ofschoon die de Zaak Daan te buiten gaat'. Ook laat hij de
hoofdpersoon een paar keer opmerken dat hij in herhaling ver
valt: „Ik weet het, maar de vraag is het raam, ook dat heb ik al
gezegd, en ik vlieg er tegen aan."
Als lezer draai je mee in deze draaikolk van vragen en ant
woorden over leven en dood. De stijl van deze roman is nogal
cerebraal, hoogdravend ('Uit welke samenhang ontsnapte zij
als zij mij had?') en soms worden er goedkope wijsheden te
berde gebracht ('Vertel mij waar een mart zich voor schaamt
en ik weet wie hij is.'). Toch is 'Ons mankeert niets' een roman
die indruk maakt en een spoor achterlaat.
Vrouwen tussen
gemis en luxe
BOEKEN
RECENSIE INGE VAN DEN BLINK
Hugo Camps, Een roos te weinig. Twintig
vrouwen over leven en welzijn. Uitg. Tho
mas Rap, 189 pag., prijs F.25,00.
Geen gezicht vindt Ria Lubbers
het, als haar man Ruud op zon
dag in korte broek de bossen in
gaat om te hollen. „Ik moet al
tijd vreselijk lachen als ik hem
in zo'n raar broekje de deur uit
zie gaan."
„Als ik zijn vrouw niet was,
dan zou ik van een premier-wel
een wat elegantere voorstelling
hebben dan de verschijning van
een overjarige man in korte
broek. Ik zou iets meer niveau
verwachten."
Ria Lubbers doet bovenstaan
de uitspraken in Een roos te
weinig, interviews met bekende
Nederlandse vrouwen door
Hugo Camps. Het gesprek met
Ria Lubbers gaat ongegeneerd
in op haar bestaan als vrouw
achter-de-bekende-politicus.
Of haar man bang is voor
emoties, vraagt Camps. „Ja, dat
mag je wel zeggen" beaamt Ria
grif. Reden en oorzaak wil ze er
ook wel bij vermelden: „Omdat
emotieve perikelen veel tijd
kosten en die tijd is er niet. Die
angst voor emoties heeft ook te
maken met zijn kostschool-
jeugd. Ik neem me zelf nog
steeds kwalijk dat ik dat niet ge
signaleerd heb toen we gingen
trouwen." Oeps.
De overige interviews in het
boek van Hugo Camps gaan al
lemaal over vrouwen die wel ei-
gën carrières hebben, met als
uitzondering het curieuze ver
haal van Antoinette Mashavoe,
de zesde vrouw van de versto
ten Oegandese dictator Idi
Amin.
Als negentienjarige maagd
werd Mashavoe door Amin 'uit
verkoren' om in zijn harem te
worden opgenomen. Ze leefde
daarna in feite het leven van
een lijfeigene. Ten tijde van het
interview woonde ze, gevlucht
uit Afrika, met twee van haar
kinderen als bijstandsmoeder in
een treurige buitenwijk van
Brussel. Haar oudste twee kin
deren waren haar door Amin af
genomen. Onbevredigend is dat
het interview met deze ontwor
telde vrouw dateert van 1986 en
dat nergens in het boek is ver
meld hoe het nu, acht jaar later,
met ha^r gaat.
Brigitte Bardot, een trieste, eenzame vrouw, die zichzelf wijsmaakt dat
uitsluitend bij dieren begrip en troost te halen valt. archieffoto kippa
het gesprek met Brigitte Bardot,
die kennelijk helemaal met lege
handen is komen te staan nadat
ze haar status van seksbom en
de bijbehorende minnaars was
kwijtgeraakt. Een trieste, eenza
me vrouw, die zichzelf
wijsmaakt dat uitsluitend bij
dieren begrip en troost te halen
valt.
Camps zelf maakt zich ook
enigszins schuldig aan het op
een eenzaam erotisch voetstuk
plaatsen van Bardot. Als ze, ge
zeten bij de open haard, haar
honden halve klontjes suiker
toewerpt (nogal geperverteerde
dierenliefde) noteert hij idolaat
zuchtend: „Dal gebaar alleen al,
om stil van te worden." Waarna
het gesprek verdergaat over
haar zelfmoordpogingen. Het
heeft iets voyeuristisch, zo'n
babbelachtig interview met een
ongelukkige oude dame.
Dat een oudere actrice abso
luut geen treurige persoonlijk
heid hoeft te zijn, blijkt uit het
gesprek met de Franse Annie
Girardot. Gevraagd naar een
zaamheid zegt zij strijdbaar: „Ik
ken geen eenzaamheid. Eenza
me mensen sluiten zich op in
hun egoïsme. Ik ben psychisch
en fysiek gezond genoeg om dit
ger naar een nieuwe rol is nog
even scherp als vroeger. Ik kan
beter zeggen: de honger naar
kennis. En door mijn lange car
rière straal ik nu vertrouwen uit.
Die luxe is mooi meegenomen."
De vrouwen die in Een roos te
weinig aan het woord komen
vertegenwoordigen diverse dis
ciplines. Muziek (Mathilde San-
ting, Astrid Seriese, Candy Dul-
fer), sport (Ellen van Langen,
Leontien van Moorsel) en thea
ter/televisie (Sylvia Millecam,
Adelheid Roosen, Goedele Lie-
kens. De interviews zijn eerder
gepubliceerd in Elegance.
Het gesprek met Margot Keu-
ne, een actrice en journaliste
die op haar zesentwintigste
door een hersenbloeding getrof
fen werd, gaat vooral over haar
gehandicapt-zijn. Ze zit in een
rolstoel, en praat moeizaam.
Toch maakt Keune een allesbe
halve zielige indruk.
Waarom Hugo Camps juist
deze twintig vrouwen interview
de, vermeldt hij niet in het
boek. Waarschijnlijk gewoon
omdat ze hem interesseerden.
Op de achterflap staat dat het
'een beeld geeft van de vrouw in
het fin de siècle.' Een beetje
overdreven. Maar onderhou-
Boek ontrafelt stukje mystiek rondom bijzonder artistiek talent
Biografen die zich in de toe
komst willen buigen over het le
ven van Ramses Shaffy wacht
een zware klus. In de loop van
zijn meer dan dertig jaar lange
carrière heeft Shaffy zoveel on
zinverhalen de wereld inge
stuurd, dat het moeilijk is na te
gaan wat er wel en wat er niet
van klopt. De biografie 'We zul
len doorgaan, een leven in lied
teksten' van Kick van der Veer
en Hilde Scholten vormt een
goede tussen-oplossing. Aan de
hand van het repertoire van de
ze innemende artiest schetsen
zij een beeld van zijn roem
ruchte leven.
Al sinds mensenheugenis
hangt er een vreemde soort
mystiek rondom Ramses Shaffy.
Dat komt niet in de laatste
plaats door zijn afkomst. Ram
ses wordt op 29 augustus 1933
geboren in een voorstadje van
Parijs. Hij is het kind van een
Egyptische diplomaat met een
verworven adellijke titel en een
Poolse gravin met Russisch
bloed.
Eigenlijk ligt daar de sleutel
tot alle tragiek in het leven van
Shaffy. Zijn ouders waren al uit
elkaar nog voordat hij geboren
was. En toen Ramses zes jaar
was, zette zijn moeder hem op
de trein naar Nederland. Ze leed
aan tbc en was niet meer in
staat voor haar zoon te zorgen.
Als ze later weer ten tonele ver
schijnt, kiest Ramses ervoor bij
zijn pleeggezin te blijven.
Ramses Shaffy omschreef het
verplichte verjrek naar Neder
land op ontroerende wijze in
'De trein naar het Noorden': „Ik
zong ons slaapgebedje zo hard
als ik maar kon omdat ik klein
was in de trein naar het noor
den Je staat voor mij nog
steeds op een wegstervend per
ron omdat God ons gebedje niet
verhoorde". Shaffy schreef het
in 1972.
Voorafgegaan door een korte
levensloop behandelt het boek-
je ruin-honderd teksten uit het
Liesbeth List, nog altijd onlosmakelijk verbonden met Ramses Shaffy.
de periode voordat Ramses zich
aansloot bij de Baghwan-bewe-
ging zijn vaak pure poëzie. En je
kunt er van op aan dat er geen
woord gelogen is, dat het op
rechte emoties zijn die Shaffy in
zijn werk stopt.
Minder overtuigend zijn de
nummers die hij schreef onder
invloed van Baghwan. Zelf
spreekt hij over „een paar heel
typische teksten". Liesbeth List,
die nog altijd onlosmakelijk ver
bonden is met Shaffy, heeft er
een wat meer heldere kijk op:
„De teksten die hij onder in-
vloed van Baghwan schreef,
was echt helemaal verliefd op
die man en zijn filosofie. Dat
zweverige en ellenlang oeverlo
ze gestroom van die rivier, dat
overal in terugkomt, daar word
ik zenuwachtig van.
Eenzaamheid is een veel
voorkomend thema in zijn
werk. „Eenzaamheid ken ik als
mijn eigen naam. Eenzaamheid
is een gemis. Eenzaamheid is
altijd verlangen naar een ander
die er niet is." Uit de korte uit
leg bij de liedjes blijkt dat zijn
mooiste nummers vaak ook op
die eenzame momenten zijn
geschr-^en. Puur en onvervalst,
typisch Shaffiaans.
Vertelt het boek iets nieuws
over Ramses? Nee, niet echt.
„Alle verhalen die over hem de
ronde doen, blijken waar en
niet waar", zo moesten ook de
auteurs na uitgebreid onder
zoek vaststellen. Liesbeth List
legt uit hoe dat komt: „Vroeger
vond Ramses interviews alle
maal zo'n flauwekul. Om zo
weinig mogelijk van zichzelf te
venellen ging hij fantaseren.
Gaf hij antwoorden die echt
nergens op sloegen. Maar door
dat hij daarbij zo diepzinnig
kon kijken dachten mensen.
archjeffoto andrê beekman
En toch leverden Van der
Veer en Scholten een uitermate
boeiend boek af over misschien
wel één van de merkwaardigste
artistieke talenten van Neder
landse bodem. 'We zullen door
gaan' vormt een soort handlei
ding voor degenen die willen
proberen dit bijzondere feno
meen te begrijpen. Er blijven
veel vragen onbeantwoord.
Desondanks ontrafelt het boek
een stukje van het mysterie en
wordt er veel duidelijk over za
ken die Shaffy al zijn leven lang
bezig houden. Daarvoor moet je
inderdaad zijn repertoire indui-