'In een half uur was hij grijs'
ZATERDAG 10 DECEMBER 1994
J.
Al J
Het oude hoofdstation met rangeerterrein. De schoorsteen op de achtergrond hoort bij het ketelhuis van het Academisch Ziekenhuis.
De eerste vier oorlogsjaren
was Leiden 'onbeschadigd'
doorgekomen. Tot op 10
en 11 december 1944 de
Kooi en het
Stationskwartier zwaar
werden getroffen bij drie
Engelse bombardementen.
Er vielen meer dan vijftig
doden, honderden mensen
raakten gewond en
honderden gezin nen
werden dakloos. Morgen is
er voor het eerst een
herdenking van deze
bombardemen ten.
De Haverzakbuurt, pal aan de stationsweg, werd zwaar getroffen.
FOTO'S ARCHIEF
INGRID APPELS»
December 1944: Het vergeten bombardement van Leiden
Leiden, maandag 11 december 1944.
Het is de eerste zonnige dag nadat
het wekenlang heeft geregend en
gehageld. Na acht dagen ziek op bed te heb
ben gelegen verlaat Niek van der Meel tegen
het middaguur zijn woning aan de Stations
weg 16 om een kijkje te nemen in zijn zaak,
de CITO-rijwielstalling aan de overkant.
Zijn 15-jarige zoon Nico, een dagje thuis
van school, is op hetzelfde moment op be
zoek bij zijn oom aan de Beestenmarkt. Hij
gaat rond twaalf uur terug naar huis om te
eten als zestien Engelse vliegtuigen hun
bommen boven Leiden loslaten. Zijn ouder'
lijk huis wordt geraakt door een voltreffer.
Nico wordt uren later zwaar gewond bij de
voordeur van zijn ouderlijk huis gevonden.
Hij overlijdt op weg naar het ziekenhuis. Zijn
oma en tante, toevallig op bezoek aan de Sta
tionsweg, vinden de dood op straat waar zij
een veilig heenkomen zoeken.
In luttele seconden raakt vader Niek van
der Meel drie van zijn dierbaren kwijt. Zelf
overleeft hij het bombardement door het
stomme toeval dat hij in de fietsenstalling is
die niet wordt geraakt.
Vijftig jaar later, Niek is inmiddels overle
den, herinnert zijn broer Jan zich het gebeu
ren nog als de dag van gisteren. „Het ging al
lemaal zo snel. Mijn broer had zwart haar,
maar in een half uur was hij helemaal grijs."
De Engelse vliegtuigen zijn die dag om vijf
over half twaalf vanuit Deurne opgestegen.
Hun doel is het Leidse hoofdstation, waar de
Duitsers hun V-2 raketten hebben opgesla
gen. Deze raketten worden van hieruit naar
Wassenaar en omgeving vervoerd en daar
richting Engeland gelanceerd. Sinds 8 sep
tember 1944 toen Engeland voor het eerst
door een V-2 werd getroffen zijn de gealli
eerden in een hevige luchtstrijd tegen de ra
ket verwikkeld. Omdat het wapen niet uit te
schakelen is door vliegtuigen en luchtafweer
geschut, moeten de overslagplaatsen worden
vernietigd. Maar het risico is groot, omdat de
Duitsers de V-2's bij voorkeur in de directe
omgeving van huizen plaatsen. Zo ook in Lei
den, waar weinig mensen op de hoogte zijn
van de aanwezigheid van een overslagplaats,
bij het station.
Op amper honderd meter afstand van het
station, in de Paul Krügerstraat, in de Mors,
schuift een gezin aan tafel. Een van de ge
zinsleden vertelt: „We hadden met de beetjes
van die dag nog net een pan eten op tafel
kunnen zetten. Ik keek uit het raam en zag
dat het bovenraam helemaal bol stond naar
binnen toe." Op dat moment klinkt het
luchtalarm. „Dat bollende raam sprong stuk
en de scherven sprongen de pan in. We hin
gen er allemaal boven om de stukjes glas er
uit te vissen, totdat iemand riep 'kom op, we
moeten de WC in'. Daar stonden we met z'n
achten. Later kwam de buurvrouw van boven
er ook nog bij. Het vlondertje waarop we
stonden, golfde heen en weer. We hadden
geen idee wat er gebeurde."
Buiten breekt op dat moment, de hel los.
Met een angstaanjagend gefluit vallen in gro
te trossen bommen naar beneden. Jan van
Zijp, fietsenhandelaar in Leiden, is er getuige
van. „Het was een rare gewaarwording. Je
zag die bommen wentelen, ze zochten als het
ware in de lucht hun positie en dan kwamen
ze zo op je af. En je kon niet weg, want die
dingen kwamen op en naast je neer."
Van Zijp duikt eerst tegen de grond, maar
rent daarna vliegensvlug verder. Achter een
electriciteitshuisje treft hij een doodsbange
Duitser. Overal slaan de bommen in. Er zijn
oorverdovende ontploffingen en een door
dringende brandgeur verspreidt zich. Dak
pannen vliegen door de lucht, stukken glas
spatten alle kanten op. De mensen rennen in
paniek alle kanten uit. Kinderen worden door
de luchtdruk tientallen meters over straat ge
blazen. Een aantal mensen holt naar het por
tiek van het Museum van Volkenkunde om
daar bescherming te zoeken. Even later
wordt het portiek geraakt door een voltreffer.
Achter de Stationsweg ligt destijds de 'Ha-
verzakbuurt', een volksbuurt met rug aan rug
gebouwde woningen. De bewoners vormen
een gesloten en hechte gemeenschap; ze
steunen elkaar door dik en dun. Met een paar
voltreffers wordt de buurt op die elfde de
cember uit elkaar geslagen: de Haverzaklaan
'en omgeving veranderen in een rokende
steenwoestijn. Nu is er een grote parkeer
plaats, achter de Stationsflat.
Ook in d.e Transvaalbuurt vallén bommen;
zijstraten van de Morsweg lopen schade op
en een deel van de Lopsenstraat wordt weg
gevaagd. Een ooggetuige: „We kwamen op de
Morsweg. Onvoorstelbaar; overal glas, de
gordijnen hingen naar buiten te zwaaien. Lu
guber. Er kwam een man op de fiets aan. Ik
dacht dat het een neger was. Pas toen-ie heel
dichtbij was, zag ik dat hij onder de modder
zat."
Gegil
Het was niet het eerste, maar wel het zwaar
ste bombardement op Leiden. Een dag eer
der, op zondag 10 december, waren er ook al
bommen boven de stad afgeworpen. Doel
daarbij was 't Spoortje een stationnetje
aan de Herensingel waar ook V-2's lagen
Jan van Zijp: „Wij gingen met de familie el
ke zondag naar de kerk aan de Herensingel.
Tijdens de mis van negen uur hoorden we
plotseling enorme klappen. De hele kerk
stond te schudden." Een buurtbewoonster
loopt op dat moment door de Kooilaan. „In
eens hoor ik opzij van me 'kets, kets'. Komt
er een vliegtuig heel laag over. Hij vliegt daar
links van me. Ik denk: die moeten 't Spoortje
hebben, maar ze vliegen verder. Even later
hoor ik de bommen vallen en meteen daarna
een verschrikkelijk gegil.
Vier Spitfires duiken naar beneden, rich
ting 't Spoortje. Het Duitse afweergeschut be
gint meteen te ratelen en er klinkt luchta
larm. Velen in de huizen in de buurt lopen
naar het raam om te kijken wat er aan de
hand is. Zo ook een vrouw in de Sophia-
straat. Haar man roept nog dat ze bij het
raam vandaan moet blijven, maar door de
luchtdruk wordt de vrouw op slag gedood.
De bommen, bedoeld voor 't Spoortje, ra
ken hun doel niet. Ze vallen zo'n 25 meter
achter de kerk, op de hoek van de Alexander-
straat en de Sofiastraat. Onmiddellijk na het
bombardement wordt alles afgezet, de pasto
rie van de kerk wordt ingericht als opvang
centrum. Enkele dagen later, op 16 decem
ber, krijgen de slachtoffers, meer dan tien,
een gezamenlijke begrafenis. De kisten staan
op sleepwagens, want de plaatselijke stalhou
ders willen vanwege de dreiging van lucht
aanvallen niet met hun koetsen naar de be
graafplaats Rhijnhof rijden.
Voltreffer
Terug naar 11 december. Als de vliegtuigen
na het bombardement van die dag vertrok
ken zijn, schieten er van alle kanten mensen
te hulp. Het pand van de familie Vap der
De verwoestingen na de luchtaanvallen op 11 december 1944. Op de voorgrond de puinhopen van een woonhuis en een boekhandel.
Meel aan de Stationsweg is geraakt door een
voltreffer. Twintig mannen beginnen er te
graven. Jan van Zijp is er een van. „We zijn
begonnen met puin weghalen, gewoon met
je blote handen. We wisten dat er mensen
onder lagen, dus iedereen was keihard be
zig."
De moeder, mevrouw Van der Meel-Dirk-
se, wordt snel gevonden, evenals haar moe
der en zusje. Jan van der Meel: „Pas om vier
uur en dat is het meest trieste dat me bij
gebleven is werd Nico gevonden. En toen
leefde hij nog, nadat hij van twaalf tot vier
onder het puin had gelegen. Hij zag er ook
helemaal gaaf uit. Hij werd weggedragen
naar het Academisch Ziekenhuis. Ik liep mee.
We kwamen daar aan de overweg, je had
daar nog geen tunnel, en ik hoor die zucht
nog: 'pfff
Ik zeg tegen de anderen 'hij is overleden'.
Maar ze zeiden dat het wel meeviel. Zij pro
beerden er natuurlijk ook de moed in te hou
den. Maar je hoorde het gewoon hè, dat hij
zijn laatste adem uitblies. Toen kwamen we
daar in het ziekenhuis aan. In de gangen la
gen allemaal slachtoffers, de meesten al
dood. De dokter kwam er bij, lichtte zijn oog
op en zei 'dood'. En dan komt er een ijzige
koude. Dat snijdt door je ziel. Ik was erg ge
steld op die jongen. Hij was pas 15 jaar."
Fel zegt Leo van der Steen, een andere
oom van Nico: „We hadden Nico kunnen
redden als we er eerder bij hadden gemogen.
Die luchtbeschermingsdienst was waarde
loos. Dit mocht je wel, dat mocht je niet. Er
waren zat mensen bij die er geen verstand
van hadden, maar wel de lakens uitdeelden.
Nico lag vrij, hij was helemaal niet bescha
digd. Het was enkel stof dat op zijn lichaam
lag. Het heeft te lang geduurd."
De hulpverlening wordt door meer men
sen als slecht beoordeeld. Jan van Zijp: „Er
Rechts het oude station, links de overlaadloods van het goederenvervoer en daarvoor de ruïnes van een boekhandel, een kapperszaak en
een bloemenwinkel.
was helemaal geen leiding, niets." Han de
Wilde schrijft in zijn oorlogsdagboek: „Ik ben
van ongeveer 12.45 tot 2.30 op het terrein ge
weest om te helpen, doch de organisatie was
treurig, zoodat we tenslotte maar weggegaan
zijn."
Terug
Onder het woonhuis van de familie Van der
Meel bevindt zich de boekhandel van Sweris.
In de winkel is tijdens het bombardement
niemand aanwezig. Meteen erna gaat Sweris
kijken. Zijn boeken zijn door de klap tot op
het Schuttersveld geslagen. Daar worden ze
meegenomen door kinderen, want papier is
kostbaar materiaal voor de kachel. Sweris be
grijpt meteen dat het om een mislukte aanval
gaat en dat de vliegtuigen later op de dag
waarschijnlijk terugkomen.
Inmiddels hebben de vliegers doorgegeven
'geen treffers te hebben waargenomen'. Ze
krijgen inderdaad de opdracht nog diezelfde
dag terug te keren naar Leiden.
Alleen met een pasje kun je nog in het ge
troffen gebied komen, maar rond dit gebied
heeft zich inmiddels een groot aantal men
sen verzameld. Rond vier uur 's middags ziet
de menigte voor de tweede keer vliegtuigen
verschijnen boven de stad. Het luchtalarm
begint weer te loeien. De vele toeschouwers
zoeken een veilig heenkomen. Jan van der
Meel herinnert zich: „Mijn oudste zuster
stond voor de zaak te praten met Wim Visser.
Vanwege dat luchtalarm vloog mijn zus naar
binnen. Wim Visser holde in de richting van
het station en rende daar naar binnen bij si
garenwinkel Brobbel. Sindsdien hebben ze
nooit meer ene knoop van 'm gevonden. Ook
niet van de familie Brobbel."
Han de Wilde noteert: „Het bombarde
ment van maandag 4 uur was nog erger dan
dat van 12 uur. De Haverzaklaan ligt vrijwel
in puin, maar ook een gedeelte van de Lop
senstraat en andere zijstraten van de Mor-
schweg. Verder zijn er eenige bommen op de
Rijn Schiekade neergekomen; zonder
slachtoffers, maar er is veel glasschade. Bo
vendien waren er voltreffers bij Zomerzorg,
waardoor een achtergedeelte van Zomerzorg,
Café Spoorzicht en sigarenmagazijn Brobbel
geraakt zijn."
Het politierapport uit die dagen meldt dat
de brandweer meerdere malen uitrukt en de
brand elke keer snel meester is. Er zijn vele
gewonden, vooral door rondvliegende scher
ven. 's Avonds wordt door een woordvoerder
van het Academisch Ziekenhuis meegedeeld
dat tijdens en na het bombardement negen
tien personen zijn overleden en 38 gewond.
Na dit dubbele bombardement heerst in
de stad grote paniek. Velen die in de buurt
van de spoorlijn wonen, vluchten wegens het
gerucht dat er nog meer bombardementen
komen. Met alle mogelijke vehikels probeert
men zichzelf te redden. Leo van der Steen, de
oom van Nico van der Meel: „Van hogerhand
was gezegd dat er weer een bombardement
zou komen. Aan de Singel, van de Stations
weg naar het Schuttersveld toe, woonden
vooral oudere mensen. Die moesten hun
huizen verlaten, daar hebben wij toen nog
geholpen."
Soms levert dit nog een extra droeve erva
ring op. Het komt voor dat 'vrienden' die
meehelpen met de snelle verhuizing kostbare
spullen ontvreemden. Bij de politie komen
nogal wat meldingen van diefstal binnen. De
paniekstemming onder de nerveuze bevol
king wordt nog groter als in de avond van 12
december veertien Mosquito's boven de stad
verschijnen, duidelijk op zoek naar een te
bombarderen doel. Ze laten lichtkogels vallen
en cirkelen laag boven de stad. Het is echter
te heiig om een aanval te ondernemen en tot
hun opluchting zien de Leidenaars de vlieg
tuigen weer verdwijnen.
In de stad wordt gerouwd, maar ook kei
hard gewerkt om in de puinhopen nog even
tuele slachtoffers te vinden. Er zijn veel ge
wonden onder wie velen ernstig en die
moeten worden geholpen in het ziekenhuis.
Zo'n 350 gezinnen met in totaal 1.200 perso
nen moeten bij stadgenoten worden onder
gebracht. Hierbij verricht het 'Evacuatie-bu
reau', dat al eerder tijdens de oorlog was op
gericht, veel werk. Vooral voor mensen die al
les kwijt zijn.
Loek van der Meel, de broer van Nico: „Het
is heel vreemd. Al het vertrouwde is weg. Dus
je komt uit school en er is niks meer. Al je
speelgoed is weg." Hij wijst: „Dat is de kan
delaar van de piano. We hadden een piano
thuis staan en dit is alles wat ik er van over
gehouden heb."
Ook op andere manieren moet steun wor
den verleend aan de slachtoffers. Op zondag
17 december wordt in de kerken opgeroepen
om door middel van geld en goederen
leed te helpen verzachten. De gemeente ver
strekt extra bonnen voor voedsel en kleding.
Alles is welkom. Loek: „Ik kreeg een aantal
dagen erna een mooie jas. Veel te lang, veel
te groot, maar dat was toch wel heel wat."
Voordeel
De Duitsers proberen intussen het gebeuren
in hun eigen voordeel te gebruiken. Zo ver
schijnt op 18 december in Het Vaderland on
der de kop 'Leiden door bomaanval zwaar
getroffen' het volgende (en enige) persbe
richt: 'In het begin van de vorige week is de
stad Leiden eenige malen door Anglo-Ameri-
kaansche terreurbommenwerpers aangeval
len, aldus meldt het A.N.P. Naar tot dusver is
vastgesteld zijn daarbij alleen onder de bur
gerbevolking 46 dooden te betreuren. Boven
dien werden behalve talrijke woonhuizen,
het Museum voor Volkenkunde en het Na
tuurwetenschappelijke Museum door bom-
mentreffers ernstig beschadigd.'
Aan de officiële dodenlijst van 46 mensen
worden later steeds namen toegevoegd. Het
puinruimen verloopt al snel veel trager, c
dat men denkt dat er niemand meer onder
ligt. Maar patholoog-anatoom Hulst weet be
ter. Op weg naar zijn werk loopt hij altijd
langs fietsenstalling CITO, waar onder andere
Jan van der Meel werkt. Jan: „Maanden i
het bombardement zei hij: 'er liggen nog
steeds mensen'. Hij rook het. En in juni v
het volgende jaar hebben ze, bij hel Museum
van Volkenkunde, nog iemand gevonden."
Uiteindelijk wordt het dodental vastgesteld
op 54.
De betrokkenen hebben over het gebeurde
in de afgelopen vijftig jaren nauwelijks of riiet
gepraat. Hun leven was in veel gevallen ver
woest. Jan van der Meel: „In één klap was het
gebeurd. Daarna zijn de huizen afgebroken.
Daar staan nu allemaal flats. Waar toen de
Haverzakbuurt was heb je nu een grote par
keerplaats. Ik kom er nog een doodenkele
keer en dan weet ik er gewoon de weg niet
meer."
Met gemengde gevoelens wordt op die
twee dagen terug gekeken. Zoals een van de
toenmalige bewoners het uitdrukt: „Het is
een weegschaal, hè. Je kon geen standpunt
innemen. Je had er begrip voor dat de Engel
sen het deden. Er is een stilzwijgend: 'we ne
men het je niet kwalijk'. Stilzwijgend."