Gevecht om een papieren tijger t A Commitment ZATERDAG 3 DECEMBER 1994 Ji Inspectie Volksgezondheid heeft niet de macht veranderingen af te dwingen DICK HOFLAND EN CARINE NEEFJES Hij herinnert zich nog levendig hoe hij het apparaatje tegen zijn arm drukte. „Ik schrok me wild, ik kreeg een enorme schok", zegt prof. mr. joep Hubben. Vlak daarvoor had hij ge zien hoe een geestelijk gehandicapte jongen' met hetzelfde stokje werd geprikt, als onder deel van een gedragstherapie. „Het was nota bene een varkensprikker, zo'n ding waarmee beesten op de veemarkt in het gareel worden gehouden." Hubben verzocht de directie van die instelling deze-vorm van behandeling te stoppen. „Dat verzoek werd ingewilligd, maar als ze hadden gezegd: 'je bekijkt het maar', dan had ik niets kunnen doen." Het voorval dateert uit de tijd dat Hubben nog inspecteur van de volksgezondheid was in Brabant en Limburg. Inmiddels is hij hoogleraar gezondheidsrecht aan de Univer siteit van Nijmegen en advocaat in Arnhem. Hubben zegt niet gefrustreerd te zijn geraakt door het werk als inspecteur. Wel voelde hij zich aan handen en voeten gebonden en vol strekt afhankelijk van de goedwillendheid van directies. „Dat geeft een groot gevoel van onmacht. Bovendien had ik honderden in stellingen onder mijn verantwoordelijkheid en het is ten enenmale ondoenlijk te weten wat zich daar allemaal afspeelt. Het was ook puur toeval dat ik destijds op de therapie met die varkensprikker stuitte. Er gaat geregeld iets mis in ziekenhuizen •en psychiatrische instellingen, bij huisartsen en fysiotherapeuten. Dat kan een omstreden behandeling zijn, eep verkeerde ingreep, seksueel misbruik of zelfs de dood van pa tiënten. De Geneeskundige Inspectie van de Volksgezondheid, die belast is met de contro le, kan daar weinig tegen uitrichten. In 1993 zijn door de inspectie zeshonderd meldingen in behandeling genomen, maar zelfs hoofd inspecteur Gert Siemons zegt dat dit slechts een deel is van wat er werkelijk misgaat. De overige misstanden achterhaalt de inspectie niet. Bovendien is er veel kritiek op de behande ling van klachten door de inspectie. Zo bleek onlangs uit een onderzoek dat één op de drie verpleegkundigen die zegt de inspectie te hebben geïnformeerd over een fout, daarvan nooit meer iets heeft vernomen. Siemons brengt daar tegenin dat klachten nog wel eens anoniem worden ingediend en daar door lastiger te behandelen zijn. Dreiging Patiënten verwachten meer dan een papie ren tijger. Hooglerhar Hubben: „Een inspec tie waarvan geen dreiging uitgaat, heeft wei nig zin." Het meest recente geval van een misstand in de gezondheidszorg waar de in spectie weinig meer dan toeschouwer was, is de affaire-Elkerliek. Dankzij een verloskundi- In ziekenhuizen gaat bij één op de vijf behandelingen ergens iets mis. Ook in de psychiatrie, bij huisartsen en fysiotherapeu ten worden fouten gemaakt. De Geneeskundige Inspectie, die de gezondheid van de burger moet beschermen en bewaken, kan daar weinig tegen uitrichten. Daardoor is de inspectie net een papieren tijger. ,,Als er van een inspecteur geen dreiging uitgaat, heeft het allemaal weinig zin. ge was de regionale inspectie erachter geko men dat in dit Helmondse ziekenhuis de ver standhouding tussen de vijf gynaecologen volledig verziekt was. Er veranderde echter niets aan die situatie. Hoofdinspecteur Sie mons: „Als wij de bevoegdheid hadden ge had om die afdeling gynaecologie een tijdje stil te leggen, hadden we daar zeker gebruik van gemaakt." Nu bleef het bij een klacht bij het medisch tuchtcollege, dat twee jaar niets van zich liet horen. Pas toen negen maanden later twee baby's overleden als gevolg van de slechte verhou ding tussen de specialisten, kwam de zaak in de openbaarheid en vervolgens in een stroomversnelling. Er volgde een onderzoek van de inspectie, dat vernietigend uitpakte voor de gynaecologen, die wel konden blijven werken, maar zich aan strenge regels moes ten houden. Toen ook dat niet lukte, werden ze door het ziekenhuis geschorst. Officieel is de taak van de inspectie het be waken, beschermen en bevorderen van de gezondheid van de burger in Nederland, plus het toezicht op de volksgezondheid en dé ge zondheidszorg. Maar in de praktijk staat de inspectie veelal aan de zijlijn en komt ze pas in actie als het kwaad is geschied. Heeft zo'n inspectie nog wel zin? „Kwaad willende directies en artsen kunnen de in spectie makkelijk omzeilen", zegt Fons Dek kers, directeur van de landelijke Patiëntenfe deratie. „Als je dan bedenkt dat alleen de werkelijk ernstige incidenten naar buiten ko men, pleit ik voor een sterkere inspectie: meer mensen, méér bevoegdheden en moge lijkheden om sancties te nemen." Kwaliteitswet Het vorige kabinet ontwierp een wet waarin dit ook daadwerkelijk wordt geregeld, de zo geheten Kwaliteitswet Zorginstellingen. In specteurs krijgen daarin veel grotere be voegdheden en zelfs de mogelijkheid tot sancties, zoals het stoppen van een behande ling en het sluiten van een afdeling of zelfs de gehele instelling. Het parlement moet het wetsvoorstel nog behandelen. Hoofdinspecteur Siemons heeft bedenkin gen tegen de wettelijke uitbreiding van be voegdheden. „Ik vind wel dat de inspectie in sommige situaties daadwerkelijk zou moeten kunnen ingrijpen, maar vóór alles moeten wij door overleg en overreding proberen de zaak in goede banen te leiden. De instelling is en blijft toch ook zélf verantwoordelijk. Ik ben er niet zo voor dat inspecteurs als politie-agen- ten gaan optreden. Ik ben bang dat artsen dan heel erg behoudend zullen worden, zo dat de geneeskunde er onder gaat lijden." Hubben: „Ik vind wel dat een inspecteur de mogelijkheid moet hebben een behande ling te laten staken, een afdeling te sluiten of stil te leggen. Maar ik ben tevens voor de hui dige trend dat er ook meer aan de instellin gen zelf wordt overgelaten. Als je alles over laat aan de inspectie, dus aan de overheid, wordt de kwaliteit van onze gezondheidszorg niet beter. De instellingen zullen allereerst zelf een goede houding moeten hebben. Dat is ook de kern van de kwaliteitswet." Alleen al puur praktisch kan de inspectie niet alles bijhouden en controleren. Op full time basis werken er in totaal 149 mensen, van wie 63 op het ministerie en 86 verdeeld over de tien regionale inspecties. De grootste daarvan is Zuid-Holland, met vijftien mede werkers, de kleinste is Zeeland met 5,5. Het gevolg van die bezetting is dat inspecteurs eens in de drie vier jaar één dag een bezoek brengen-aan de instellingen in hun regio. „Daaruit kan ik concluderen of de zorg vol doende is", zegt mevrouw Bé Hazelzet- Crans, inspecteur voor Noord-Holland. „Ik doe dit werk inmiddels veertien jaar en ben daardoor ervaren genoeg om door verhalen heen te kijken. Ik laat me echt niets meer op de mouw spelden." Bij instellingen waar het volgens haar niet .goed gaat, laat ze zich eens in de drie maanden nog een keer zien, net zo lang tot problemen zijn opgelost. Dat kan wel zijn, memoreert psychiatrisch verpleegkundige Peter Schmidt, maar dat geldt dan toch niet voor alle inspecteurs. Hoe kan het anders dat in de affaire-Jolanda, het zwakbegaafde meisje dat naakt aan de ket ting lag, zó lang niets van de inspectie werd vernomen? Alleen doordat de ouders van Jo- landa de zaak openbaar maakten, is aan die toestand een eind gekomen. Schmidt, werkzaam bij De Lichtenberg in Amersfoort: „Als die instelling eens in de drie maanden was gecontroleerd door een in specteur, zou die zaak nooit zo uit de hand zijn gelopen. Maar ook nu gebeurt het nog dat een patiënt negen maanden in een iso leercel wordt gezet zonder dat er iemand zegt: 'Kan dat wel?' Een psychiatrische be handeling is altijd vol risico's en daarom moet er altijd ieinand van buitenaf scherp op toezien." Open kaart Toch voelt inspecteur Hazelzet-Crans zich geenszins machteloos. „Mijn ervaring is dat directies gevoelig zijn'voor argumenten, dat ze blij zijn als je ze helpt problemen op te lossen. Het gebeurt mij maar zelden dat ie mand zegt: 'Wie denk je wel dat je bent?' Ook bij calamiteiten spelen ze behoorlijk open kaart, ook al is het niet leuk voor ze. Als we de proef op de som nemen, blijft die openheid binnenskamers. Directies van in stellingen die lastig worden gevolgd dooi»een inspecteur, houden liever de mond dicht. De leiding van het Elkerliek-ziekenhuis weert elk verzoek af om een gesprek of zelfs maar een kleine toelichting. Directies van andere in stellingen die in het verleden klachten over zich heen kregen, praten daar liever niet Als ergens de onmacht van de inspectie blijkt, is het wel bij seksueel misbruik van pa tiënten. Hazelzet-Crans: „Dat kunnen we niet of nauwelijks voorkomen, omdat het vooral gebeurt bij individuele hulpverleners: psychiaters, psychologen, fysiotherapeuten en huisartsen. Daar heb je weinig vat op." Siemons: „Het frustrerende is dat je weet dat het gebeurt, maar dat het zo moeilijk is te be wijzen. Wij hebben veel zaken voor de rech ter gebracht, die bijna allemaal zijn mislukt omdat het doorslaggevende bewijs ontbrak." Directeur Dekkers van de Patiëntenfedera tie: „Dit blijft een donkere hoek van de ge zondheidszorg, vooral omdat slachtoffers niet zo snel klagen. En als die het niet doen, krijg je vrijwel nooit iets boven water. Maar voor alle andere gebieden geldt dat inspec teurs sneller en preventiever moeten kunnen werken, waardoor ze meer gezag krijgen. Vooralsnog gaat er bij ongeveer één op de vijf behandelingen in een ziekenhuis iets mis. Dat is schokkend veel." Denkwijzer Een oud Bulgaars spreekwoord luidt vrij vertaald onge veer: aan de lijn vangt de hond geen haas. Het drukt uit dat een gebonden mens zich niet kan ontplooien. Over de-gehele wereld vinden we spreekwoorden en gezegden met soortgelijke strekking, zoals deze uit het 18de-eeuw- se Duitsland, waarin het huwelijk en passant een steek onder de gordel krijgt: het is beter onder de blote hemel te huizen, dan met de egel onder een deken te slapen. Op de een of andere manier worden we allemaal heen en weer geslingerd tussen twee fun damentele krachten. Aan de ene kant heeft ieder van ons een diepgeworteld verlangen op te gaan in een relatie met een ander mens en deel te worden van iets dat groter is dan we zelf zijn; an derzijds hebben we een verlan gen naar de vrijheid keuzen te kunnen maken zonder beperking of zonder noodzaak tot compro- Evenwicht vinden tussen de behoefte aan verbondenheid en het verlangen naar vrijheid, is waar het woord committeren naar verwijst. De steeds vaker ge hoorde vraag, of het nu om rela ties of politiek gaat, 'in hoeverre heeft hij of zij zich eigenlijk ge committeerd?' drukt zowel de spanning in dat krachtenveld uit als de 'voorlopigheid' van het ge vonden evenwicht. Het probleem is namelijk: de twee verlangens staan lijnrecht tegenover elkaar. Aan de ene kant dwingt com mitment of binding aan een an dere persoon ons per definitie tot compromissen, tot het inperken van onze vrijheidsdrang. Alleen al daarom liggen er op de bodem van iedere relatie behalve posi tieve gevoelens ook altijd gevoe lens van frustratie, boosheid, angst en wrok. Hoezeer we ook gehecht zijn aan onze relaties met partner, kinderen, ouders, andere familieleden en vrienden, ze zijn toch altijd even zovele aanslagen op ons verlangen om vrij over onze tijd en energie te kunnen beschikken. Dat variëert van het telefoontje van (schoon)moeder terwijl we net rustig achter een boek had den willen kruipen, via het indi rect geuite verlangen van een partner naar seksueel contact terwijl we wilden gaan slapen, tot een vraag om hulp van een goe de vriend(in) in moeilijkheden. Zelfs in de beste relatie is het on vermijdelijk dat we eikaars ver langen naar vrijheid regelmatig frustreren. Precies dat bedoelde Freud toen hij sprak over het onbe hagen in de cultuur. Cultuur, partnerrelatie, gezin, het zijn even zovele woorden voor beper king van ons verlangen naar vrij heid. Anderzijds heeft ook het uit de weg gaan van commitment of binding zijn emotionele prijs: ge voelens van eenzaamheid en 'onvolledigheid', gevoelens van angst om alleen over te blijven en oud te worden, gevoelens van vervreemding van anderen. Het is inmiddels gemeengoed geworden om te roepen dat het in partnerrelaties vooral mannen zijn die problemen hebben zich te committeren. Maar zijn er dan geen vrouwen die datzelfde pro bleem hebben? Een antwoord vinden we in het werk van Ro bert Sternberg, psychologiehoog- leraar aan de Yale-universiteit, en ontwikkelaar en onderzoeker van de theorie van de drie com ponenten van (partner)liefde hartstocht, emotionele intimiteit en commitment. Volgens Stern berg hebben vrouwen even vaak commitment-problemen als mannen, maar zijn ze sterk ge neigd die niet als hun eigen pro blemen te zien, maar als die van de man(nen) in hun leven. Natuurlijk zijn er ook vrouwen die best erkennen dat ze zelf in nerlijke conflicten en angsten hebben als het gaat om zich duurzaam te binden aan een man. Maar hoe zit het met de vrouwen die beweren dat ze een duurzame relatie willen, maar dat ze maar niet de man kunnen vinden bij wie dat lukt? Of met de vrouwen die een relatie met een man hebben, maar vaak twijfelen of ze zich wel verder aan die relatie moeten i teren? Als je deze vrouwen vraagt wat de oorzaak is van die twijfel, dan beweren ze meestal dat ze steeds de verkeerde mannen te genkomen, dat er niet genoeg mannen van hun leeftijd zijn of dat 'alle goeie al weg zijn'. On langs vroeg een vrouw of ik een keer met haar en haar vriend wil de praten, omdat ze vond dat het niet goed tussen hen ging. Ze wist niet goed waarom, maar ze had de indruk dat als er niets zou veranderen de relatie op de klip pen zou lopen. In mijn gesprekken met hen viel het volgende op. Op de eer ste plaats stelden ze belangrijke beslissingen uit, zoals een twee de kind, het verbouwen van hun huis en het aanschaffen van duurdere spullen. Op de tweede plaats hadden ze de neiging om afstand te houden tot de wereld van de ander. Ze hadden beiden een baan, maar gingen zelden of nooit mee naar feestjes of andere bijeenkomsten van eikaars werk. En als hij bij zijn ouders op be zoek wilde, ging zij bij voorkeur niet mee en omgekeerd: zij ging, al sprak ze dat niet duidelijk uit, ook meestal liever alleen bij haar ouders op bezoek. Verder wilde zij niet dat hij zich met haar vriendinnen bemoeide: „Dat zijn mijn contacten en daar staat hij verder buiten." Als ik hun voorstelde om tus sen dit en een volgend ge sprek tijd uit te trekken, een avond of een dag in het week end, om samen een aantal zaken door te praten, dan maakten ze die afspraak wel, maar voerden 'm vervolgens niet of maar ten dele uit. Al hadden ze het in woorden aan elkaar toegezegd, ze hadden zich niet gecommit teerd. In stilte stelden ze steeds duidelijke beperkingen aan de tijd en beschikbaarheid voor el kaar. Als ik vroeg wat hen ervan had weerhouden om te doen wat ze hadden afgesproken, kwamen er reacties als: „ik was er gewoon niet voor in de stemming" of „er was gewoon geen tijd voor". Op mijn vraag aan de vrouw of er iets in haar was dat zich ertegen verzette om haar leven verder aan het zijne binden, keek ze me eerst aan alsof ik Arabisch sprak. Toen ik haar vervolgens zei dat haar vriend in mijn ogen iemand was die in dat opzicht nauwelijks eisen stelde en het allang goed vond als zij hem met rust liet en zijn eigen dingen liet doen in plaats van hem in gesprekken met haar te betrekken, begon er een munt bij haar te vallen. Vooral toen ik er aan toevoegde dat het mogelijk niet toevallig was dat ze zo'n partner had uit gekozen. „Ja", zei ze, „dat is waar, in het begin vond ik het juist aantrekkelijk dat hij me zo vrij liet. Als ik geen zin had om te praten, nou dan hoefde het ook niet. Hij drong nooit aan." „En", was mijn vraag, „doet hij dat nu wel? Zegt hij nu op be paalde momenten tegen je „ik wil met je praten over dingen die mij bezighouden, over hoe ik me voel in onze relatie, en ik wil ook graag weten hoe jij je erin voelt?" Haar antwoord was niet alleen ontkennend. Ze gaf ook toe dat als hij dat zou doen, wat ze aan de ene kant graag zou willen, ze aan de andere kant vermoedelijk de boot zou afhouden, mogelijk zelfs ontstemd zou raken, omdat ze het moeilijk zou vinden zich emotioneel verder aan hem te committeren. De munt viel volle dig toen ik haar vroeg of zich in haar twee vroegere relaties de zelfde moeilijkheid had voorge daan. Ja dus. Wat betekent dit alles? Het be tekent, dat als we ons onge makkelijk gaan voelen als een re latie te close wordt, dat nog niet wil zeggen dat we een groter huis nodig hebben. Het betekent ook dat als we steeds verliefd worden op voor ons ongeschikte part ners, dat niet wil zeggen dat we gewoon een te groot hart heb ben. Als we nooit langer dan een jaar een relatie hebben kunnen volhouden, wil dat ook niet zeg gen dat de sterrebeelden of de bioritmes over en weer steeds niet pasten. Evenmin is het al leen maar een ongelukkige sa menloop van omstandigheden als alle partners die we tot nu toe gehad hebben, problemen had den zich te committeren. Net zoals het niet alleen maar pech is als de grote liefde van ons leven met iemand anders getrouwd is. De waarheid is dat veel van de problemen dié mensen, vaak ja renlang, in hun (partner)relaties tolereren, uitdrukking zijn van problemen die ze zelf hebben om zich te committeren. De waarheid is zelfs dat sommige mensen die problemen koesteren om een goed excuus of een goede legitimatie achter de hand te hebben voor het mo ment dat ze echt uit de relatie zouden willen stappen. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 39