'Nog te vroeg om in
museum te hangen'
-Verhullend, veelkleurig, statisch, dromerig en speels
J2
Cultuur Kunst
'Gebed in Schoonheid' toont
vroomheid middeleeuwers
Pech voor orkest uit Oekraïne
Van merklap tot stoplap: van kruissteek tot keelsteek
INSDAG 29 NOVEMBER 1994
van Martin van Dijk voor het materiaal,
af.
dik opgelegd verfgebruik en heldere kleuren, springt van het
foto hielco kuipers
Leidse kunstschilder Martin van Dijk op internationale kunstbeurs
Hij wilde mijn werk dat /.elfde
jaar nog tentoonstellen. Bliejen-
berg staat 100% achter mijn
I lij vindt z'n werk nog niet goed genoeg om in het muse
um te hangen, maar de Leidse kunstschilder Martin van
Dijk was wel één van de trotse exposanten op de Art Co
logne, de internationale kunstbeurs die van 10 tot en met
16 november voor de 28ste keer in Keulen werd gehou
den. Een gerenommeerde beurs voor moderne, 20ste
eeuwse kunst, die elk jaar weer zo'n 70.000 bezoekers
trekt.
LEIDEN ESTHER GOTTSCHALK
„Ik vond het natuurlijk een hele
eer om in Keulen te hangen,"
/.egt de 30-jarige Martin van
Dijk. En dat kunnen niet veel
Leidse kunstenaars hem nazeg
gen. Galerie Trost uit Lippstadt
toonde in haar stand drie grote
olieverfschilderijen van Van
Dijk. Zijn werk moest concurre
ren met dat van de Nederlander
Pieter Defesche en van de Duit
se kunstenaar Andreas Thieme
en met het werk van vele gere
nommeerde kunstenaars in an
dere stands. De Keulse kunst
beurs is een gigant: vijf hallen
vol kunst. Er is heel wat voor
nodig om daartussen nog
enigszins op te vallen. Toch had
de galeriehouder niet te klagen
over de belangstelling voor het
werk van Van Dijk.
Schrikbarend
Martin van Dijk hanteert een
spontane schilderstijl. Zijn lief
de voor hel materiaal, pasteus
verfgebruik en heldere kleuren,
springt van het doek af. „Ik leg
altijd een paar doeken tegelijk
uit op de grond om de schilde
rijen goed op te zetten. Op die
manier krijg ik spontane, wilde
en ongeremde schilderbewegin
gen. Hoe langer ik met een
schilderij bezig ben, hoe gede
tailleerder. Zodra ik het doek
aan de muur hang, ga ik meer
compositie bepalen, details in
vullen. Dan raak ik eerder vast."
Eén van de getoonde werken
in Keulen laat een landschap
zien met een rode figuur. Het is
een vroeg schilderij, waarin de
worsteling tu
schilderen en
compositie zit
vapenend
berg
werk. Hij heelt »cci lumuui-u
en maakt altijd met veel zorg
tentoonstellingen. Sinds 1990
heeft hij elk jaar mijn werk laten
Gids
In 1992 werd het werk van Van
Dijk voor het eerst opgenomen
in TOO jonge Nederlandse schil
der;
uitga'
:rk is losser
werk. Zijn rei
en tegelijk
Van Dijk.bewondert de oude
re generatie schilders als Ger
Lataster, Willem de Kooning,
Cees van Bohemen en Karei Ap
pel. Allemaal kunstenaars waar
van volop schilderijen op de
Keulse beurs hingen, tegen
schrikbarend hoge prijzen. De
prijzen, voor het werk van Van
Dijk variëren tussen de 5800 en
7900 DM (in Leiden tussen de
3500 en 5000 gulden).
Van Dijk: „Ik weet niet wat Keu
len zal betekenen voor m'n car
rière. Ja, voor sommige verza
melaars is het wel belangrijk dat
Art Cologne op m'n cv staat. Ze
zien 't als een soort kwaliteits
garantie." Van Dijk blijft er
nuchter onder: „Ik zie het als
een teken van waardering."
Met Martin van Dijk's carrière
is het eigenlijk allemaal heel
snel gegaan. Vier jaar geleden
studeerde hij af aan de Konink
lijke Academie in Den Haag,
waar hij les had van onder meer
Hans van der Lek. De Leidse ga
leriehouder Bleijenberg is een
belangrijke figuur voor Van Dijk
geweest, en is dat nog. „Ik heb
hem eigenlijk toevallig leren
kennen. Vlak na mijn cindexa-
menexpositie werd ik uitgeno
digd door een galerie in Eind
hoven. Ik wilde er iets moois
van maken dus liet het profes
sioneel inlijsten, bij galerie
Bleijenberg. Dal klikte meteen.
Art. Deze maand komt de gids
met toonaangevende kunste
naars opnieuw uit en is Van
Dijk voor de derde achtereen
volgende keer geselecteerd. De
vermelding in het boekje was de
directe aanleiding voor de Duit
se galeriehouder Heinrich Trost
om contact te zoeken met Van
Dijk.
„Begin dit jaar belde hij op of
ik bij hem wilde exposeren. I let
was m'n eerste buitenlandse
presentatie en er werd aardig
wat verkocht. Wat voor een
mensen mijn werk kopen? le
dereen die het mooi vindt. Ik
verkoop aan mensen die iets
voor boven de bank willen, veel
aan bedrijven en enkele verza
melaars. Nauwelijks aan musea.
Ik vind het nog te vroeg om in
het museum te hangen. Er kan
nog veel in m'n werk verbeterd
worden. Dat bedoel ik trouwens
niet ten opzichte van wat er
doorgaans in museale collecties
is opgenomen, maar meer ten
opzichte van mijn eigen norm.
Ik wil mezelf altijd blijven ver
beteren."
Recent werk van Martin van
Dijk is te zien t/m 15 december
in Galerie Bleijenberg, Brcc-
straat 113, Leiden, di. t/m za.
9.00-18.00 uur en op de eerste
zondag van de maand van
12.00-17.00 uur. De jaargids
T00 jonge Nederlandse Schil
ders. Toonaangevende kunste
naars', uitgeverij Living Art,
Amsterdam, is verkrijgbaar in
de boekhandel.
Grafiek uit de regio Leiden bij Ars en het CBK
FRANCOISE LEDEBOER
Toen Rijksmuseum-directeur
I lenk van Os in 1973 nog op de
Rijksuniversiteit Groningen
werkte, deed bij de meest spec
taculaire vondst in zijn carrière.
In het Dordtse museum Van
Gijn ontdekte hij achter een
19de eeuwse overschildering
een van de oudste voorstellin
gen van Christus als 'Man van
Smarten'. 1 let Dordtse drieluik
je dateert uit 1300 en is een van
de vele topstukken op de ten
toonstelling 'Gebed in Schoon
heid'. Van Os wist voor deze
eerste expositie van middel
eeuwse kunst voor privé-devo-
lic maar liefst vijftig zeldzame
objecten bijeen te brengen.
De expositie beslaat het tijd
vak tussen 1300 en 1500 en ein-
diul mtM een van de mooiste
schilderijtjes die ooit voor de
persoonlijke geloofsbeleving in
slaapkamer of kloostercel zijn
gemaakt. De Italiaanse Renais
sance-kunstenaar Andrea Man-
tegna schilderde tussen 1465 en
1470 een portret van Maria die
het ingebakerde Christuskind
teder in haar armen houdt (zie
foto). De Madonna heeft zachte
bruine ogen en draagt een
mooie brokaten mantel. Ze
heeft nog wel een vrome uit
straling maar oogt toch vooral
als een gewone moeder die er
voor zorgt dat haar kind onge
stoord kan slapen. Mantegna
markeerde zo de overgang naar
een nieuwe tijd omdat ook de
religieuze kunst in de Renais
sance steeds nadrukkelijker het
persoonlijke stempel van de
maker ging dragen.
Emoties
liet Dordtse triptiek staat aan
het begin van deze ontwikkeling
en heeft op hel eerste gezicht
een stereotiep christelijk-mid-
deleeuws karakter. Op het mid
delste paneel van het drieluikje
is Christus afgebeeld met geslo
ten ogen en licht gebogen
hoofd. Maria en Johannes de
Evangelist houden hem op de
andere paneeltjes gezelschap.
De onbekende kunstenaar, van
wie wordt vermoed dat hij
werkzaam was in Venetië, is er
echter in geslaagd zijn diepe
emoties over het lijden van
Christus voelbaar te maken en
is zo net als Mantegna toch
aanwezig. Op dp achterkant is
de eerste bezitter afgebeeld. Dat
was een vrome dominikaner
monnik die geknield de zegen
van zijn abt ontvangt terwijl
Christus toekijkt vanuit de rech
ter bovenhoek.
Vruchtbare aarde
Aansporingen lol persoonlijke
betrokkenheid viel bij de Mid
deleeuwers in vruchtbare aarde
en inspireerde ook de kunste
naars die panelen, miniaturen,
prenten, houtsnijwerk en edel
smeedkunst voor privé-devptie
maakten. Een typerend voor
beeld is de engel Gabriel die
Maria de aankondiging van de
geboorte komt brengen op een
altaarstuk uit de Zuidelijke Ne
derlanden, gemaakt omstreeks
1480. De engel is net met wap
perende haren op de aarde ge
land en Maria is duidelijk ge
schrokken van deze onverwach
te verschijning. De kunstenaar
heeft zijn best gedaan de voor
stelling zo spannend mogelijk te
maken en dat heeft de gelovi
gen vast niet onberoerd gelaten.
Na zijn promotie in 1969 op
het onderwerp 'Maria's dee
moed en verheerlijking in de
schilderkunst van Siena in de
periode 1300-1450' laat Van Os
met 'Gebed in Schoonheid' nu
gelukkig ook een groter publiek
delen in wat een levenslange
passie voor en grote kennis van
religieuze kunst moet zijn.
De expositie 'Gebed in
Schoonheid' in het Rijksmuse
um te Amsterdam duurt t/m
26 februari. Openingstijden:
di. t/m za. van 10.00 tot 17.00
uur en op zon- en feestdagen
van 13.00 tot 17.00 uur. Het
museum is op maandag
(behalve feestdagen) gesloten.
In 1995 is het Rijkmuseum da
gelijks geopend van 10.00 tot
17.00 uur en alleen gesloten op
Nieuwjaarsdag.
RECENSIE DICK HERMSEN
Concert: Philharmonisch Staatsorkest van de Oekraïne o.l.v. Stewart Robertson.
Piano-solist: Sergio Tiempo. Werken van Tsjaikovsky en Sjostakovitsj. Gehoord: 28/11,
Stadsgehoorzaal, Leiden.
I let was in elk geval een goede geste om alle bezoekers een cd van
het orkest mee te geven. Zo kon iedereen thuis nog eens beluiste
ren hoe het eigenlijk had moeten klinken. Bij de kassa werd al me
degedeeld dat alles wat er mis kon gaan ook wès misgegaan. De
vleugel waarop de solist zou spelen bleek niet aangekomen. Dan
maar gebruik maken van het eigen instrument van de Stadsge
hoorzaal. Die bleek in de kleine ruimte te staan en niet verplaats
baar naar de grote zaal te zijn, dus moest het complete orkest uit
wijken naar de veel te kleine Breezaal. Daar kwam dan nog eens bij
dat de opkomst nogal tegenviel: er waren meer orkestleden dan be
zoekers.
Dat zo'n concert gedoemd is te mislukken ligt voor de hand. Niet
de kwaliteit van de solist of het orkest, maar de omstandigheden
waren van doorslaggevende betekenis. Het Philharmonisch Staats
orkest, afkomstig uit de Oekraïne, stond onder leiding van de
Schotse dirigent Stewart Robertson. Op het programma prijkte de
publiekslieveling van Tsjaikovsy, Pianoconcert nr. 1. Solist was de
22-jarige Sergio Tiempo uit Venezuela. Het was duidelijk zichtbaar
en eigenlijk ook hoorbaar dat hij er alles aan deed om het concert
tot een succes te maken. Zijn spel klonk muzikaal genoeg. Maar op
deze vleugel in combinatie met zijn van nature forse aanslag was
de uitvoering beneden zijn kunnen. Zijn klank overstemde het or
kest en hij speelde te slordig. Ook het orkest leverde strijd met de
harde zaal-akoestiek. De negende symfonie van Sjostakovitsj
kwam nog het beste uit de verf. Pas in dit afsluitende werk raakte
het orkest zowaar aardig op dreef. Indrukwekkend was het echter
absoluut niet.
Dit was het eerste concert in een serie van zes in ons land. De
volgende verlopen vast met minder problemen en daardoor hope
lijk beter.
waren - gedrild om kruissteek-
jes te maken van een formaat
waar je zelfs met behulp van
een verrekijker nog onstoken
ogen van zou krijgen. En dat al
lemaal, aldus conservator Doris
Wintgens, om de toekomstige
huisvrouw 'nederigheid'en 'ge
hoorzaamheid' aan te leren. Al
thans in de visie van de feminis
ten van de jaren zeventig. En ik
moet ze - in dit geval - nog ge
lijk geven ook.
De tentoonstelling in twee za
len van Stedelijk Museum De
Lakenhal toont 45 merklappen
uit de eigen collectie van het
museum. De oudste is gemaakt
in 1711 en de jongste begin de
ze eeuw. Ook stoplappen zijn er
te zien, maar daarover later
Wat die merklappen betreft:
de meisjes moesten cijfers en
letters leren borduren, om later
hun kleren en linnengoed mee
te merken, zodat het niet zou
zoekraken in de wasserij. Het
moet saai werk geweest zijn:
eerst een rand maken om zo'n
lap, dan de cijfers en letters (zelf
moest je helemaal uitrekenen
waar die zouden komen om een
goede symmetrie te krijgen) en
als 'beloning' mochten er dan
leuke figuurtjes worden gebor
duurd, waarin je je creatief nog
enigszins kon uitleven. Zo
beeldde een meisje de bolpoot
tafel af, die vermoedelijk bij
haar thuis in de huiskamer
moet hebben gestaan. Anderen
maakten herten of engelachtige
figuren.
Wanneer je de merklappen
bekijkt, vaak in prachtige kleu
ren, kun je slechts ademloze be
wondering opbrengen voor het
monnikenwerk dat in vroeger
jaren in de schoolbanken werd
verricht.
Wie daarna als meisje voort
gezet onderwijs mocht genie
ten, werd trouwens ook meteen
gestraft: dan promoveerde je
namelijk van het worstelen met
merklappen naar het serieuze
/vel iei
Uiutyjnzo 13-16 u
Leidse teken- en schildergenootschap Ars Ae-
Naturae viert met een reeks tentoonstellin-
dat het 300 jaar bestaat. Voor de huidige ex-
heeft Ars samengewerkt met het Centrum
Kunst, en is er gekozen voor de grafi-
kunsten. De kunstenaars zijn afkomstig uit
regio Leiden, zonder dat deze dubbelexpositie
pretendeert een overzicht te geven van de' grafiek
uit deze regio. Ook de mate waarin de exposan
ten hun sporen hebben verdiend was bij de keuze
irrelevant. Enkelen hebben net hun academische
opleiding afgesloten, anderen timmeren al jaren
aan de weg. In de eerste plaats zijn de kunste
naars gekozen vanwege hun affiniteit met de gra
fische technieken.
Wat met deze exposities vooral duidelijk wordt
is dat kunstenaars zich met behulp van grafische
technieken op alle mogelijke manieren uit kun
nen drukken. Helder, verhullend, van één- tot
veelkleurig, van vloeiend tot statisch, van ethe
risch tot cynisch hard. Etsen kunnen de kleurige
rijkdom krijgen van een olieverfschilderij (Mari-
ken Oltheten), de vrijheid van een aquarel (Cees
Landsaat) en de droogte van de pure lijnets
(Thom Vink). De laatste is overigens inhoudelijk
verre van droog. In combinatie met suikeraqua-
tinl (Saskia Masselink) kan het werk dromerig en
speels worden.
Bij houtsnedes kiest de een voor fraaie, bijna
cartoonachtige lijnen (Elbert Ploos van Amstel),
en zoekt de ander het meer in de dragende vorm.
Het werk van Arjenne Fakkel (net afgestudeerd)
valt vooral op door een rijke fantasie rond de
vormgeving. Zijn houtsnedes worden als spelletje
of in lamellenprint gebracht. Inhoudelijk gaat het
dan weer over huiselijke truttigheid. Bij frees
Klijn vallen drager, techniek en inhoud meer sa
men: zij heeft haar zeefdrukken op een papieren
zak afgedrukt. Hier gaat het niet om een verhaal,
maar om eenheid en eenvoud. En daarmee is zij
een van de weinigen die zich niet tot figuratie
wendt.
De exposant die de titel 'grafisch gesproken'
misschien wel het meest letterlijk heeft genomen
is Pieter Boddaerdt. Hij heeft in zeefdruktechniek
een soort leesplankje gemaakt. Helderheid en
kleurgebruik doen denken aan Dick Bruna. Maar
de helderheid is bedrieglijk. De vormen en 'let
ters' zijn onbekend en daarmee blijft het strakke,
Hollands ogende plankje een raadsel.
De dubbelexpositie in ARS en het CBK is, door
de grote variatie én de zichtbare kwaliteit van veel
exposanten, een aantrekkelijke tentoonstelling
geworden.
de titel 'Leids Goed'
brengt Stedelijk Museum
Lakenhal de geschiede-
A^Jiis van de Leidse textielnij-
j*>7erheid in beeld. Deze
trant wijdt met een reeks
Irtikelen aandacht aan de
|werschillende aspecten van
KBeze expositie. Vandaag:
Wfteids goed om te bordu-
Hgen. De marteling van huis-
jjBrouwen in de dop.
Voor iemand die bij het zien
^Han naald en draad al last krijgt
^Han een hardnekkige allergie, is
^Hen tentoonstelling oyer mer-
^Slappen en stoplappen zoiets
^Us de martelkamer voor een
l^feroordeelde in de Middeleeu
wen. Gruwelijk kleine kruis-
teekjes, strakke stramienen en
lfabet na alfabet voltrekken
ich aan het oog. Want de beu-
;n - handwerkjuffrouwen -
lebben de kinderen danig ge-
ln_ )est. Tussen hun achtste en
\vaalfde jaar werden de meisjes
L S7J altijd de meisjes die de dupe
De tentoonstelling in twee zalen van Stedelijk Museum De Lakenhal toont 45 merklappen uit de eigen collectie van het museum. De oudste is ge
maakt in 1711 en de jongste begin deze eeuw. Ook stoplappen zijn er te zien. foto hielco kuipers
werk: het maken van stoplap
pen. Ook hiervan hangen fraaie
exemplaren op de expositie. Op
de sloplap werden verschillende
weefsels nagebootst, zodat in
het latere leven sneden en gaten
onzichtbaar gestopt konden
worden. Op de scholen werd
kleurtjes gewerkt, zodat er aar
dige patronen ontstonden.
Maar in de praktijk van het le
ven kwam het erop neer, dat je
eindeloos sokken zat te stoppen
en lakens zat te mazen. In de
zelfde kleur, dus saai.
De handwerkpedagogen had
den nog meer kwellingen in
petto: mini-kleertjes breien.
Niet gewoon poppekleertjes,
want dat was nog leuk geweest.
Nee, mini-jurkjes moesten het
zijn met coupe-naden en al.
Doris Wintgens, die tot nu toe
enthousiast over merk- en stop
lappen is geweest, krijgt einde
lijk toch ook het zweet van af
grijzen in haar handen: „Moet
je zien wal een gepriegel dat
Voor de masochisten onder
ons heeft De lakenhal trouwens
drie merklappen, uit 1711, 1842
en van begin deze eeuw, tot een
handwerkpakket laten maken.
De pakketten zijn in het muse
um te koop, maar ook bij de be
kende handwerkzaken. De prij
zen variëren van 18 gulden voor
de kleinste tot 60 gulden voor
de grootste merklap.
Met termen als 'stersleek' en
'keelsteek' nog in het hoofd,
verlaten wij inmiddels opge
lucht het museum. Zonder
handwerkpakket.
ANNEMIEK RUYGROK