k 1
Luud Schimmelpenninck
blijft idealen dromen
Ui
De kuitenflikker
ZATERDAG 26 NOVEMBER 1994
Hij is weer in het nieuws, met een 'zorgeloos alternatief: de
overdekte fiets op zonne-energie. Geen verloren uren in de file,
niet langer zoeken naar een onbereikbare parkeerplaats, niet
wach ten op een bus die maar niet komt, maar gewoon je eigen
openbaar vervoer. Luud Schimmelpenninck, ex-provo, 59 jaar
inmiddels en nog boordevol ideeën en idealen.
Ex-provo
geeft
de moed
niet op
Bde
aatst sprak-ie een paar hoge amb-
tenaren van vijf ministeries die zich
buigen over milieu en energie in de
toekomst. Materiaal- en energiegebruik moe
iten met een factor twintig terug, zeggen ze in -
ter- een advies aan de regering. Toen had ras-
c^" Amsterdammer Luud Schimmelpenninck
'a^T (59) gedacht: dat heb ik op vervoersgebied
voor de afstand tot tien kilometer allemaal al
ontwikkeld. „Een auto weegt 800 kilo en ge-
2e bruikt voor tien kilometer een liter benzine,
—gl Als daar die factor min-20 op wordt losgela-
as_ ten kom je uit op 40 kilo vervoergewicht en
50 cc benzine. Mijn overdekte fiets op.zonne-
energie - de Solo Solaire - hééft dat: 30 kilo
gewicht en een verbruik van 50 cc benzine
voor tien kilometer. Zie wel dat het niet echt
jnodig is, 70 kilo vlees vervoeren in 800 kilo
staal."
ige Toen de voormalig provo dat allemaal be-
eu- dacht had, leunde hij triomfantelijk achter-
)nd Pver en wist dat het goed was. Zijn zelfge-
me inoegzaamheid duurde niet lang want Schim-
uw melpenninck wordt gedreven door een in-
en- nerlijke onrust die hem steeds voortjaagt: van
eu- vinding tot vinding, al ruim dertig jaar lang.
md Wat begon met het Witte-Fietsenplan (1968),
de Witkar, het witte schoorstenenplan, de
zelfreinigende kattebak, de computerge
stuurde adres-proever en de overdekte Solo-
fiets (1984), eindigt voorlopig bij de Solo So
laire. Vorige maand won Schimmelpenninck
lcj er de Groene Pluim mee, een landelijke on
derscheiding van milieu-educatiecentrum
'De Kleine Aarde'.
Zo blijft hij doorgaan, waarschijnlijk tot
zijn laatste snik. „Ik heb hier nog een ver
draaid aardig advies liggen, een 'drempel'-
verhaal", zegt hij in zijn plezierig-chaotische
werkruimte aan de Amsterdamse IJ-oever.
„Dit is een ultramodern systeem waarbij op
ring- en toevoerwegen, de typische filewegen
dus, bewegende drempels in de weg worden
ingebouwd. Als je je houdt aan de computer
gestuurde voorschriften, verdwijnt die drem
pel net als jij er met je auto aan komt. Maar
als je te hard rijdt, remt-ie je vanzelf af.
jachtig systeem, verhoogt de capaciteit van
de wegen met 50 procent, vergroot de ver
keersveiligheid met sprongen. Moet ik toch
eens naar het ministerie sturen."
De geleidelijke weg
Soms droomt deze 'onverbeterlijke optimist'
/an een ministerschap. Het zal nooit zover
komen, maar hij zou er wèl wat van maken.
Hij zou voor de geleidelijke weg kiezen, want
zoveel heeft hij in dertig jaar actievoeren wel
•leerd. Bovendien: hij is democraat, dus je
voert je plannen pas uit als de meerderheid
echt achter staat. Dat hoeft op het terrein
van verkeer en vervoer niet zo lang meer te
duren, meent Schimmelpenninck. Want de
auto heeft zijn langste tijd gehad, daar is hij
van overtuigd. Daarover straks meer, eerst
zijn 'plan de campagne' als minister van ver
keer.
,Ik zou beginnen met de steden. De centra
maken we helemaal autovrij. Daar is ieder
een het straks mee eens, want dat vindt de
directeur van Volvo nu ook al hard nodig.
Vervolgens zorg ik - dat gaat eigenlijk vanzelf
dat het openbaar vervoer tussen de steden
massaal aantrekt. Dp trein rijdt immers al
van stadshart tot stadshart. Zo verbind je niet
alleen de vier grote Randstad-steden, maar
net zo goed andere grote steden als Arnhem,
Eindhoven, Zwolle, Groningen, met een
hoog-frequent treinsysteem. Veel fileproble
men verdwijnen dan. Moet ook wel. Laatst
las ik het nog: op een gemiddelde werkdag in
november 1994 staat er 300 kilometer file, vol
met mensen die elke dag anderhalf uur eer
der per auto van huis weggaan om de files te
ontlopen en er tóch in terecht komen. Dat
wordt alleen maar erger als er niks gebeurt.
Wat de binnensteden betreft: daar rijdt dus
geen auto meer. Je zorgt natuurlijk wel dat de
automobilisten tot aan de rand van de steden
kunnen komen. Want ik wil de auto niet uit
ons bestaan bannen, maar wèl veel meer re
guleren. Aan de rand van de binnensteden
bouw je goede parkeervoorzieningen. Binnen
dat autovrije gebied staan de witkarren klaar,
de witte fietsen. Dat is echt hèt systeem van
de toekomst: een vorm van individueel open
baar vervoer waarbij de reiziger niet wacht
op zijn vervoermiddel, maar waar het voer
tuig wacht op de gebruiker. Je doet het alle
maal zelf. Met een magneetkaart start je zo'n
ding, je rijdt zelf naar het volgende 'station',
stalt hem daar weer en de volgende reiziger
kan er zo gebruik van maken. Je bent je eigen
baas, de kosten worden via de magneetkaart
Luud Schimmelpenink op de zoveelste 'omwoelde' plaats in de Amsterdamse binnenstad. „Stel dat er indertijd wèl geld in de witkar was gestoken, dan waren nu al die parkeergarages niet nodig ge
weest." Bovenaan een archieffoto van Luud Schimmelpenninck in zijn provo-tijd als uitvinder van de Witkar. foto gpd paul dijkstra
automatisch van je giro afgeschreven. Erg ef
ficiënt, zeer milieuvriendelijk.
Ik ben nu ook weer bezig met een proef
project met statiegeldfietsen in het oostelijk
deel van de Amsterdamse binnenstad. Als dat
aanslaat los je een gigantisch vervoerspro
bleem heel eenvoudig op."
'Misplaatste status'
Maar wordt hij dan nooit moe van zijn eeu
wigdurend optimisme? Plannen, allemaal
plannen, een enkel prototype hier, een 'serie'
van vijf Solo's daar. Vier jaar geleden de voor
spelling dat er binnen drie jaar minstens
5000 overdekte fietsen zouden rijden. Noem
één project dat in massa is geproduceerd, dat
is aangeslagen bij het grote publiek.
Verbaasd over zoveel scepsis zegt de Am
sterdamse uitvinder en produktontwikkelaar:
„Ooit zei Joop den Uyl: 'Iedere arbeider zijn
eigen autootje'. Ik was het niet met hem
eens, maar in die tijd, zo'n dertig jaar gele
den, móest hij dat wel zeggen. De wereld
moet eerst door allerlei verkeerde ontwikke
lingen heen, moet plat op zijn bek gaan om
dan pas te beseffen dat het anders moet. Zo
is het ook met de auto. Die heeft zijn langste
tijd gehad, is al weer op zijn retour. Het kan
nog wel een paar jaar duren, maar het ge
béurt, onvermijdelijk. Kosten en baten zijn
nu al volledig uit hun evenwicht en dat ver
schil wordt alleen maar groter.
De auto zal nog het langst verdedigd wor
den door de mensen aan de onderkant van
de maatschappij. Die willen nog heel lang
wét graag bewijzen dat ze er ook bij horen:
'Zie je wel, ik rijd ook auto'. Misplaatste sta
tus. Maar de elite, de opinievormers, politici,
ambtenaren van verkeer en waterstaat, ad
viesbureaus, ze zijn al aan het verschuiven.
Ze beginnen in te zien dat het zo niet langer
kan. De auto heeft heel goede kanten. Op be
paalde afstanden en in bepaalde delen van
ons land, is het een uitstekend vervoermid
del. Maar niet voor alle afstanden."
Verlichting
„Hier, kijk eens naar deze cijfers. Ik was laatst
op een symposium van Rijkswaterstaat,
ANWB en Bovag. Allemaal clubs die vijf jaar
geleden nog puur pro-auto waren en die nu
bijsturen. Een enquête van de Universiteit
van Amsterdam leerde dat er elke dag 1,5
miljoen ritten onder de tien kilomter met de
auto worden gereden en bijna twee miljoen
met de fiets. Een derde van die automobilis
ten voelt er in beginsel best voor om de auto
te laten staan en op de fiets te stappen. Dat
zou elke dag in het woon-werkverkeer een
half miljoen auto's minder betekenen! En dat
zou al een enorme verlichting zijn van het fi
leprobleem.
Maar de automobilist die gaat fietsen, doet
dat niet makkelijk. Hij heeft comfort nodig,
beschutting, bagageruimte, en hij wil het
liefst ook nog zonder al te veel zweet op zijn
werk verschijnen. Kijk, en daarvoor heb ik nu
de Solo en de Solo Solaire ontwikkeld. De So
lo is een overdekte fiets, weegt maar zo'n
dertig kilo. rijdt licht, schiet vooruit. Maar
toch rijdt-ie kennelijk nog te zwaar voor de
verwende autorijder. Daar hebben we dus
het volgende op gevonden: de Solo Solaire,
inderdaad de fiets op zonne-energie waar
mee ik zojuist die prijs heb gewonnen. Op
het lichtgewicht dak zit een klein zonnepa
neel dat een accu voedt. Als jij op deze fiets
ontspannen naar je werk rijdt en je zet hem,
ook op een bewolkte dag, een paar uur voor
je kantoor tot je weer terug wilt, heeft hij al
genoeg energie opgeladen om je weer min
stens tien kilometer verder te helpen. De
energie komt van twee bronnen: voor vijftig
procent uit je eigen benen, voor de rest uit
die zonne-accu. Je trapt dus wel, maar veel
lichter.
Al met al verwacht ik dat dit het produkt is
waar echt toekomst in zit, waar er straks
10.000 van gemaakt kunnen worden. Volgen
de week ga ik naar een kunststof-fabrikant; ik
heb contacten met Flevobike in Dronten die
kleinere series ontwikkelt, zo'n 1000 tot 2000
stuks. Daar worden de onderstellen gemaakt.
Dit kén een massa-artikel worden, daar ge
loof ik heilig in! Als het gebeurt heb ik weer
contacten met Batavus. Dat ligt in feite alle
maal klaar. Zo'n Don Quichotte ben ik dus
niet."
Werkgelegenheid
„Daar komt trouwens nog een heel ander as
pect bij: wat dacht je van de vernieuwende
industriële werkgelegenheid? Die banenplan
nen van minister Melken zijn best aardig
hoor: controleurs hier, parkeerwachten daar.
Maar in feite houd je de mensen die zo'n
baantje krijgen alleen maar een beetje zoet.
Ze voegen niet iets nieuws toe aan de econo
mie. Dat zou dit produkt wel doen. Ik denk
wel eens: we hebben in Nederland een Soci
aal en Cultureel Planbureau, maar waarom
hebben we geen Technisch Planbureau? Je
kunt honderden produkten maken die, met
behulp van de moderne techniek, ons leven
kunnen veraangenamen zonder dat ze af
breuk doen aan milieu en energie. We moe
ten naar welvaart met minimaal materiaal
gebruik. Vergeet niet dat de tijd van de zware
industrie achter ons ligt. Kijk naar Rusland,
daar stort nu ook die zware industrie hele
maal in. We zitten nu in de tijd van de chips,
van de zandkorreltjes, van de surfplank en
het ultra-light-vliegtuig. De trend naar min
der en lichter is al ingezet.
Het leukste beeld dat ik vaak voor me zie,
is dat kind voor op de fiets bij zijn vader of
moeder. Daar zie je het geluk gewoon van af
stralen. Dat zie je niet als zo'n kind op de
achterbank van een auto zit. Robert Jasper
Grootveld, die vroeger ook bij Provo zat, zei
ooit: 'De fiets is iets, maar bijna niets'. Dat
vond ik zó'n mooie uitspraak. Die kant moe
ten we echt op. En dan bedoel ik het dus niet
als een soort sober Drees-verhaal, een soort
armoede-concept, maar juist een glorievol
beeld van hoe we met zijn allen in schoon
heid leven: met heel veel Solo Solaires."
Hoe het nou ter sprake kwam, weet
ik niet meer. Maar iemand vertelde
dat hij vroeger altijd had gedacht
dat opvliegers net zo iets waren als
kuitenflikkers. En wat kuitenflikkers
waren, wist hij nog steeds niet. Ik
moest toen bekennen dat ik wel
eens van kuitenflikkers had ge
hoord, maar evenmin wist wat het
eigenlijk waren. Gek, dat je een
woord kent zonder de betekenis te
weten. Zo kwamen we op de filibus
ter die ook iedereen kende, en de
dubbele flikflak, zonder de beteke
nis te weten. Zodat we tenslotte het
woordenboek er maar bij gehaald
hebben.
De filibuster is een zeerover. Het woord
komt uit het Engels. Of uit het Frans, in
de vorm flibustier. Maar lang geleden heb
ben het Engels en het Frans het zelf ook
ontleend. Het komt namelijk oorspronkelijk
uithet Nederlands, ook al zou je dat niet
meteen zeggen. Het ziet er namelijk niet erg
Nederlands uit. Toch is het van oorsprong
ons woord vrijbuiter, door de Fransen over-
genomen en via fribustier' verbasterd tot
'flibustier', en door de Engelsen eveneens
overgenomen en daar verbasterd tot
'filibuster'. Dat moet gebeurd zijn om
streeks de 17de eeuw. In het Engels sprak
men toen aanvankelijk van een 'freebooter'
of'flibutor'.
De flibuster is dus net zo'n geval als de
mannequin, de boulevard, de fauteuil
en het etiket: allemaal afkomstig uit het
Frans, maar voordien door de Fransen toch
aan het Nederlands ondeend.
De vrijbuiter was iemand die op eigen
houtje op roof uitging. Hij was niet aange
sloten bij enig legeronderdeel, hij leidde
een zwervend bestaan en hij was overal te
vinden waar oorlog was en gevochten werd.
Hij veroverde zijn eigen soldij. Hij was dus
een militaire kleine zelfstandige. In de 16de
en 17de eeuw waren zulke vrijbuiters vooral
op zee te vinden. Ze hadden een eigen
schip, een eigen bemanning en waren van
niemand afhankelijk. Hun broodwinning
bestond vooral uit zeeroverij.
Nu was in die tijd de grens tussen zeeoor
logen, koopvaardij en piraterij niet erg
scherp. Onze Westindische Compagnie had
algemeen bekend veel inkomsten uit de ka-
perij. Piet 1 lein wordt wel als een held be
schouwd wegens de zilvervloot, maar hij is
er niet eerlijk aangekomen. Het verschil
tussen Piet Hein en een ordinaire vrijbuiter
was alleen, dat Piet Hein met toestemming
van zijn landsheren zeeroofde, en de vrij
buiters het zonder toestemming deden. On
ze watergeuzen hadden kaperbrieven van
Willem van Oranje. Wat erg prettig voor
hen was. want daardoor werden deze zee
rovers van de ene op de andere dag een
soort marinepersoneel. Verder veranderde
er niets en gingen ze vrolijk voort met hun
zeeroverij.
Ook in de 17de eeuw hebben wij trou
wens uit het Frans een woord voor zee
rover overgenomen, namelijk 'boekanier'.
Dat was in het Frans een 'boucanier'.
De figuurlijke betekenis van vrijbuiter,
voor iemand die onconventioneel is en
avontuurlijk, is waarschijnlijk pas een eeuw
geleden ontstaan. In Amerika heeft filibus
ter een andere betekenis gekregen. Daar
wordt er iemand mee aangeduid die bij
voorbeeld in het parlement de boel sabo
teert door ellenlange redevoeringen te hou
den; zo vreselijk lang dat de vergadering
plat gelegd wordt en er geen besluiten meer
genomen kunnen worden. Filibusteren
kreeg er op die manier de betekenis van 'sa
boteren'.
Maar de aanleiding voor deze speurtocht
was het woord 'kuitenflikker', waar ik wel
eens van gehoord had, maar de betekenis
niet van kende. Ik heb het nu aan allerlei
mensen gevraagd. De een dacht dat het een
halflange broek was tot even over de knie;
een ander meende dat het sokophouders
waren, en een derde veronderstelde dat het
een scheldwoord voor homo's was. We mo
gen dus concluderen dat het woord kuiten
flikker hard op weg is uit onze taal te ver
dwijnen. Waarom het nog steeds in het
Woordenboek voor Hedendaags Neder
lands staat, is me een raadsel. Ik ontmoet
alleen maar mensen die het niet kennen.
In ieder geval: een kuitenflikker is een
huppelpasje of bokkesprong. Misschien
dat het daardoor kwam dat er iemand was
die altijd had gedacht dat kuitenflikkers on
geveer zo iets als opvliegers waren.