Het relatieve van het jaar 2000 Vaders kunnen moeilijk vrienden van hun zonen zijn yj ZATERDAG 26 NOVEMBER 1994 De Amerikaanse schrijver Mark Twain (1835-1910) merk te ooit op dat op de leeftijd van twaalf jaar, een jongen een man begint na te doen, en dat hij daar de rest van zijn leven mee doorgaat. ,,lk vermoed", aldus de Ameri kaanse psycholoog Samuel Osherson in een gesprek dat we hadden na een interview met een 43-jarige chirurg over de relatie tussen zijn vader en hem. „dat er in het le ven van de meeste mannen een moment komt dat ze te gen de vraag aanlopen hoezeer ze nog altijd aan het 'na doen' zijn in plaats van te leven vanuit een eigen, sterke innerlijke overtuiging omtrent hun 'man-zijn'." s dat zo? Wordt in Amerika vet- zucht toegeschreven aan het ko- -M- mende millennium? Vertelt u eens, hoe doen ze dat dan?" Hij leunt naar voren, grote verwachtingsvolle ogen in een kaal hoofd. „Goh, proppen ze zich daar vol uit onrust en opwinding, zoals met oudjaar?! Cornelis Verhoeven glimlacht. Vragen over de betekenis van het jaar 2000 maken hem 'een beetje balsturig'. „Ik vermoed dat bij de komende eeuwwisseling de omzet van vuur werk veel groter zal zijn dan die van bezin ningscentra. Ik geloof ook niet in die voort durende roep dat het één voor twaalf is." Dan plotseling: „Maar misschien wordt dit wel het laatste millennium. Ik denk het wel. De wereld zal ten onder gaan. Ach wat, ik kan niet zo ver vooruit zien. Op de kast staat een rij perkamenten boe ken. Het zijn vertalingen van Augustinus. De 66-jarige filosoof Verhoeven is verrukt van de klassieken en leest ze bij voorkeur op de oor spronkelijke stijve, ivoorkleurige bladzijden. Enigszins nerveus beent hij door zijn huis in de binnenstad van Den Bosch. Hij kan er niet over uit dat behalve een journalist ook nog een fotograaf is afgereisd vanuit Den Haag. Twee mensen, enkel en alleen voor hem. Als het niet zijn boerenafkomst is, dan is het wel zijn ontzagwekkende kennis over 's werelds denkers die hem zo nederig maakt. Zijn be scheidenheid siert hem, zijn verlegenheid plaagt hem. Zalen vol heeft de gepensioneer de hoogleraar toegesproken, en toch ervaart hij elk publiek optreden opnieuw als een klim naar een bergtop vol hoogtevrees. Kunstmatig Verhoeven: „Die hele indeling in decennia en eeuwen is helentaal onze bezigheid en een manier waarop we met onze geschiedenis omgaan. Mensen denken na over de geschie denis en delen die in. Zo'n indeling stelt ons in staat over de geschiedenis te praten, zodat we menen te weten waar we het over heb ben. Nou, als dat een gezellige band schept tussen mensen, is dat heel mooi, maar laten we niet de pretentie hebben daarmee de we reld of zelfs maar onze geschiedenis te kun nen ordenen. Want die is een grote, domme chaos." „De kosmos heeft er helemaal geen bood schap aan dat er op onze kalendertjes een getalletje verspringt en dat er een voor ons gevoel mooi rond getal verschijnt. Het jaar 2000 en het jaar 1995 zijn zaken van ons, niet van het heelal. Maar ook in onszelf verandert er niets, althans niet meer dan elk ander jaar. Een jaar, dat kan inderdaad iets betekenen, iets natuurlijks, zeg maar, vier seizoenen die over je heen gaan en een jaarring in je ach terlaten. Dan gaat het over je persoonlijk le ven en de kalender van je eigen leeftijd, het boek des levens. Daarin hoopt zich ervaring op en worden verwachtingen vervuld of weerlegd, daarin wordt de tijd geregistreerd die je bij je draagt in je lijf en in je geheugen, het is een deel van je eigen idenditeit, je bezit en wat daar van over is. la, een jaar is wel wat. Maar in decennia denken is heel kunst matig." Mensen praten over 'de jaren twintig', 'de jaren zestig', staan stil bij honderd en dui zend jaar, alsof het leven zich laat vangen in tientallen. Terwijl niets in de natuur is inge steld op het decennium. We hebben tien vin gers en tien tenen, maar dan houdt het wel op. Het rekenen in tientallen is gemakkelijk en vooral een afspraak. „Het schept een band tussen mensen. Op zichzelf is het jaar 2000 niet iets bijzonders. Het is een punt op een denkbeeldige lijn. Het bijzondere kan alleen maar hierin liggen, dat alle mensen op die lijn tellen. Dat gezamenlijke tellen maakt van decennia, eeuwen en millennia bijpa dingen op zichzelf, doosjes waarin een schijf ge schiedenis verpakt zit en in elk geval eenhe den waarin wij een gezamenlijke geschiede nis kunnen afmeten en uitdrukken." Om nog wat van de feestvreugde rond het jaar 2000 te bederven: onze jaartelling begon op 1 januari van het jaar 1. Hiermee begon ook de eerste eeuw. De tweede eeuw begon dus op 1 janu ari 101, de derde op 1 januari 201, de 21-ste eeuw dus op 1 januari 2001. Pas op oudjaars- avond van het jaar -2000 vieren we dus het eind van de twintigste eeuw. Bezinning En toch. Het mag dan een afspraak zijn, zelfs een niet kloppende afspraak. De gedachte dat slechts één generatie voor ons een nieuw millennium heeft meegemaakt en dat de mensheid het jaar 3000 misschien niet meer haalt, maakt het jaar 2000 tamelijk bijzonder. Als nu maar genoeg mensen 'het wat vinden' en er naar gaan leven, dan krijgt het jaar 2000 misschien echt betekenis. Zoals Sinterklaas bestaat. Veel mensen bereiden zich al voor op het jubeljaar. Zo heeft de paus onlangs alle chris tenen opgeroepen tot gewetensonderzoek. Een soort boetedoening voor het nieuwe voorjaar. Mogen we veronderstellen dat veel mensen het jaar 2000 zullen aangrijpen voor bezinning? En zou die reflectie een daadwer kelijk verandering teweeg kunnen brengen? „In de optiek van de paus is er wat te herden ken. Voor veel mensen niet. Maar als een rond jaartal mensen aanzet tot bezinning dan vind ik het goed. Een getal is wel de op pervlakkigste aanleiding tot bezinning. Het zijn eerder gebeurtenissen, zoals de geboorte van een kind, die mensen tot nadenken aan zetten. Ik geloof niet zo in collectieve bezin ning. Hoe collectiever de aanleiding hoe vluchtiger de bezinning. Nadenken is iets in dividueels en moeilijk gezamenlijk te organi seren. Nee, van zo'n gemeenschappelijk zin gevingsfestijn verwacht ik niets." Verhoeven hecht aan bezinning. Niet dat hij de praktische gevolgen hoog aanslaat, maar hij meent dat nadenken inhoud geeft aan het leven. „Je maakt je leven in hogere mate tot je eigen leven en laat het niet zozeer aan je voorbij gaan. Je leven krijgt een diepte en een langzaamheid die het anders niet krijgt." Soberheid Het einde-eeuw-gevoel (fin de siècle) wordt ook in verband gebracht met een uitbarsting van zinnelijkheid en angst. Toen het jaar Het betreffende interview was er een in het kader van een onderzoek naar hoe het leven van mannen is beïnvloed, of nog altijd wordt, door de relatie met hun vader. Uit het interview met de chirurg, wiens vader ook chi rurg was geweest, kwam iets naar voren dat we heel vaak in inter views met volwassen zonen, en waar mogelijk met hun vaders, aantroffen. Veel van die vaders waren geen erg gelukkige mensen. Vaak bleken ze innerlijk boos en gede primeerd, koesterden gevoelens van woede en frustratie jegens de traditionele 'deal' die ze met hun echtgenotes en de maatschappij gesloten hadden: verbannen uit de intimiteit van het gezin naar het openbaarheid van de samen leving, naar de wereld van werk en prestatie. Eenmaal deze 'deal' gesloten, iets dat zeker tot zo'n twintig jaar geleden haast natuurlijk was en waaraan ook weinig of niets te veranderen leek, voelden veel va ders - zo vertelden ze ons - zich volkomen in de val zitten. Zoals de vader van de chirurg met een duidelijke ondertoon van bitter heid zei: „Een man die zijn ver antwoordelijkheid kent, die gaat naar zijn werk...Hij werkt en werkt en werkt, zodat zijn kinde ren een fatsoenlijke opleiding kunnen volgen en er in het gezin een beetje luxe is. Als hij iemand is die voelt dat de grote liefde die hij koesterde voor zijn vrouw toen hij haar trouwde moet blij ven voortbestaan, dan moet hij daar tijd en energie in blijven in vesteren. Maar als je werk zoveel van je tijd en energie vergt, dan is het op een gegeven moment of het een of het ander. In mijn ge val heb ik nooit geweten dat ik een keuze had. Ik ben opgevoed om me verantwoordelijk te voe len, om te werken, mijn gezin te onderhouden." Zijn boosheid en zijn gevoel van verlies - verlies van iets dat nooit meer teruggewonnen kan worden - barstte als het ware zijn ziel uit toen hij er aan toe voegde: „Ik keek naar mijn kin deren, niet zozeer als wezens om van te houden, te koesteren, in tiem mee te zijn. Ik keek naar ze als wezens waarvoor je verant woordelijk bent; dat ze niet ziek worden, dat ze naar de goede school gaan, dat ze hun oplei ding afmaken, dat ze flinke men sen worden en in de maatschap pij hun partijtje mee kunnen bla zen. Mijn kinderen vertellen me nu dat er altijd een onoverbrug bare muur was. Ik ervoer hen eerst en vooral als een verant woordelijkheid." Veel jongere mannen proberen tegenwoordig meer tijd thuis door te brengen en reageren daarmee op het gevoel dat hun eigen vaders een waardevolle er varing van intimiteit en koestering hebben gemist. Maar hoe zit het met de gevoelens van boosheid en somberheid die veel van hun vaders voelden? Gevoe lens die als voorbeeld en beeld ook in de psyche van hun zonen opgeslagen liggen, en die hun beeld van henzelf als man en va der sterk beïnvloeden? Veel te genwoordige vaders zitten klem in het innerlijke conflict tussen het verlangen naar meer emotio nele intimiteit in hun gezin, met hun eigen kinderen, en hun in nerlijke vaderbeeld. De angst uit eindelijk net zo'n vader te wor den voor hun kinderen als hun vader voor zijn kinderen was, vormt voor veel tegenwoordige vaders een emotionele drempel en maakt het voor hen niet zel den moeilijk of beangstigend zich zo toegankelijk, zo transpa rant, te maken voor hun ge zinsleden als ze zich deep down' eigenlijk wensen. Nogal wat van de mannen die we geïnterviewd hebben, zei den dat ze bij gebrek aan een goed vader-voorbeeld en daar mee aan een goed emotioneel gedragsrepertoire, zelf met vallen en opstaan hun weg moeten zoe ken met hun kinderen. Toch zien ze daarmee een belangrijk punt over het hoofd. Namelijk: het ge brek aan een goed emotioneel gedragsrepertoire bij henzelf, be tekent ook dat ze zelf nog altijd hun 'zaken' met hun eigen vader niet kunnen uitwerken, laat staan oplossen. Ze lopen daarom rond met een problematisch beeld van wat er aan emotionele intimiteit en helderheid tussen mannen, dus ook tussen hen en Nog vijf jaar en een nieuw tijdperk van duizend jaar breekt aan. Overal in de wereld bereiden mensen zich nu al voor op de viering van dit tweede millennium. Vetzucht, mode, banketten en andere maatschappelijke verschijnselen worden toegeschreven aan het einde-eeuw-gevoel. Filosoof Cornelis Verhoeven over de magie van het getal en de collectieve illussie. Filosoof Cornelis Verhoeven: 'Ga nooit met de tijd mee...' 1000 naderde, verwachtten sommigen ramp spoed. Aardschokken en vallende kometen kondigden het einde der tijden aan. De we reld zou vergaan, Jezus zou terugkomen en het laatste oordeel zou vallen. Maar er ge beurde niets. Aan het einde van de vorige eeuw waren veel gebeurtenissen aanleiding voor grootse banketten. Organiseerden wel- gestelden decadente feesten uit een mengel moes van hoop en vrees dat er niet alleen een nieuwe eeuw, maar ook een nieuwe orde zou aanbreken. Verhoeven gelooft niet dat we massaal meer gaan eten vanwege de aanstaande eeuwwende. „Veel mensen zijn juist bezig met een versobering van levensstijl. Zij ma ken zich zorgen over de hoger oplopende ef fecten van wat we aan het doen zijn. Ik denk dat steeds meer mensen zullen ontdekken dat een sober leven mooi is, een soort spiri tualiteit van soberheid. Verkwisting maakt het leven slordiger, rommeliger en misschien wel korter. Mijn grootste zorg is dat veel mensen in de wereld nog weinig hebben ge deeld in de welvaart en zich niet zullen beke ren tot soberheid. De werking van verkwis ting is verwoestend." Maar als de wereld ten onder gaat, dan zal die ondergang niet worden bepaald door een simpel jaartal. Verhoeven kan niet genoeg hameren op de betrekkelijkheid van de wes terse schaalverdeling. Soms gaan we er vol gens de filosoof zover in, dat er iets „belache lijks of parmantigs dreigt te gebeuren." Dan worden ideeën toegeschreven aan een be paald decennium, alsof het om mode gaat. „Dat kan behoorlijk irriterend werken, want daardoor wordt geen enkel recht gedaan aan dat waarover het gaat. Dat verdwijnt als een ongeopend pakketje dat eerst van hand tot hand gaat en daarna gaat het met de tijd mee, de grote kinderlokker. Ga nooit met de tijd mee, want dan ben je verloren." Pijnlijk voorbeeld „Ik zal een pijnlijk, maar leerzaam voorbeeld geven uit het politieke leven, het meest open bare en misschien daarom meest oppervlak kige deel van ons gemeenschappelijke be staan. Een tijdje geleden zei Felix Rottenberg, de voorzitter van de PvdA, dat de gedachte dat de overheid overal voor moet zorgen, uit de tijd is, omdat ze typerend was voor de ja ren zeventig. Dat is grote kletskoek en ge schiedenisfilosofie van de allerkoudste grond. Die gedachte is namelijk niet typerend voor een periode van tien jaar maar voor de PvdA. Perioden hebben evenmin gedachten als de natuur. In de jaren zeventig dachten ze bij de PvdA helemaal niet dat die overtuiging maar tijdelijk geldig was, evenmin als ze in de ga ten hadden dat dit met de welvaart het geval was. Het was in hun ogen een eeuwige waar heid die zij in verband brachten met de toen veelbesproken maakbaarheid van de samen leving en andere ideologische prietpraat. Nu doen ze alsof ze typerend was voor de jaren zeventig en niet voor de partij, en alsof er he lemaal geen waarheid in zit. Dat betekent dat je over je eigen vroegere overtuigingen praat alsof het mode-artikelen zijn. Dat is voor een politicus niet verstandig, want je geeft dan meteen te kennen dat wat je nu als dierbare overtuiging verkondigt, over een paar jaar ook op de schroothoop kan. Je ontneemt er op die manier elke serieuze inhoud aan. Ik zal natuurlijk niet beweren dat elke waarheid eeuwig is, maar ze gaat niet zomaar onnozel met de tijd mee, en als ze achterhaald wordt is dat niet door de tijd, maar door een grotere waarheid." De uitlatingen van Felix Rottenberg over 'de jaren zeventig' zijn volgens Cornelis Verhoeven 'grote kletskoek en geschiedenisfilosofie van de allerkoudste grond'. foto archief hun eigen zonen, mogelijk is. We hebben heel wat jonge vaders ge sproken die uitstekend met hun dochter(s) emotioneel overweg konden, maar met hun zoon(s) in dat opzicht een veel grotere afstandelijkheid vertoonden. Het is verontrustend om te zien hoe vaders ten opzichte van hun zoons, vroeger maar ook nu nog. veel gemakkelijker gevoe lens van boosheid of zelfs vijan digheid vertonen dan van zorg en genegenheid. Mogelijk speelt een rol dat er tussen vaders en zonen altijd sprake is van een ambivalente (liefdes)relatie. Het is de duistere zijde van de hoge waarde die eeuwenlang aan jon gens is gehecht en in veel cultu ren nog altijd. Omdat zoveel van de mannelijke identiteit op pres teren berust, zijn zonen ervoor bestemd om op een dag hun va ders te overtreffen. Op die ma nier worden zonen ambivalente liefdesobjecten, zowel geliefd als gevreesd door hun vaders. Daarbij komt, dat een zoon de sterfelijkheid van de vader op een, voor de laatste, zeer onge makkelijke manier kan symboli seren. Als de zoon opgroeit tot man, confronteert hij daarmee de vader in toenemende mate met diens ouder worden. Door het feit dat hij op een dag sterker, aantrekkelijker, mannelijker op de hekende traditionele kenmer ken zal zijn dan zijn vader (en dus zijn vader als zwakker zal gaan zien), roept hij bij zijn vader zowel gevoelens van vrees als van frustratie of boosheid op. Daar komt nog een andere vrees bij, een vrees die van alle mogelijke situaties het moeilijkst bespreekbaar is tussen vaderen zonen, namelijk die voor homo seksualiteit. Op onze vraag aan verschillende oudere vaders wat hen er van weerhield om hun volwassen zonen ooit aan te ra ken, te omhelzen, te kussen, was het eerste antwoord meestal dat ze dat niet gewend waren, dat ze zo nooit met elkaar omgingen. Maar in vrijwel alle gevallen bleek bij doorvragen dat ze dat ook nooit bij andere mannen, zelfs zeer goede vrienden, deden en dat daarbij de angst voor ge dachten bij de ander aan homo seksuele neigingen een belangrij ke rol speelt. Bij sommige man nen was die angst zelfs zo sterk, dat lichamelijke aanraking van anderen mannen, zelfs hun ei gen zoon, werkelijk weerzin op riep. I n het algemeen bleek het in de 1 interviews ook heel erg moei lijk om de (oudere) mannen hier over aan het spreken te krijgen, hoewel ze merkwaardig genoeg achteraf het meestal als goed, opluchtend zelfs, ervoeren om er over gesproken te hebben. Het interview dat bij mij de diepste indruk heeft nagelaten op het punt van hoe vaders en zonen uit deze wederzijdse emotionele im passe kunnen komen, was er een waarbij zowel vader als zoon aanwezig waren en de zoon op een gegeven moment tegen zijn vader met ontroerde stem zei: „Ik heb je altijd zowel als heel sterk als heel zwak gezien. Als ie mand voor wie ik bang was dat hij mij heel erg pijn kon doen, en als iemand van wie ik bang was dat ik hem pijn kon doen, hem diep kon kwetsen. Ik was er ab soluut zeker van dat als ik je zou vertellen in welke opzichten ik je als zwak, als kwetsbaar ervaar, je ontzettend boos zou worden, je van me af zou keren. Dat het eni ge beeld dat jij mij van jou zou toestaan dat is van de sterke man, van de vader die zijn ver antwoordelijkheid kent. Dat je je niet zou laten kennen, zoals goe de vrienden bijvoorbeeld doen." Waarop de vader met even veel onderdrukte ontroering ant woordde: „Ik heb me nooit een moment gerealiseerd dat ik, toen jij opgroeide, zowel je vriend als je vader zou kunnen zijn." RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie Cornelis Verhoeven: „Ik vermoed dat bij de komende eeuwwisseling de omzet van vuurwerk veel groter zal zijn dan die van bezinningscentra."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 37