Een vorstelijke dierentuin H ZATERDAG 26 NOVEMBER 1994 Stadhouder Willem V hield eraan het eind van de achttiende eeuw al een safaripark op na. De Franse bezetters vonden zijn exotische beestenverzameling zo interessant, dat ze alle dieren confisqueerden en afvoerden naar Parijs. Teylers Museum in Haarlem haalde de botjes tijdelijk terug uit Frankrijk. Vandaag open t een opmerkelijke expositie. De menagerie van Willem V in beeld )p(jchedel van het nijlpaard uit de stadhouderlijke verzamelingen, de FOTO B FAYE HOMME SIEBENGA Duizenden Parijzenaren stromen 23 maart 1798 de straat op om met veel gejuich en gejubel de binnenkomst van twee olifanten te vieren. Het is de eerste keer dat ze dit soort reuzen in levende lijve kunnen zien; een wereldwon der. Hans en Parkie, zo heten de twee dikhui den, zijn de pronkstukken uit de dierentuin van stadhouder Willem V. Het duo is nu - in skeletvorm - teruggekeerd op vaderlandse bodem. Met de expositie 'Een vorstelijke dieren tuin. De menagerie van Willem V', neemt het Haarlemse Teylers Museum het voortouw in de viering van de tweehonderdste verjaardag van de Franse intocht in Nederland. Volgend jaar zal met symposia, concerten, publicaties en tentoonstellingen worden belicht hoe de Nederlandse patriotten in 1795 de revolutio naire Fransen met open armen ontvangen en hoe stadhouder Willem V noodgedwongen het hazepad kiest. Na veel vrolijk gedans om de meiboom onder het motto 'Vrijheid, Ge lijkheid en Broederschap' komen al spoedig de schaduwzijden van deze machtswisseling aan het licht. De Fransen leggen beslag op talloze Hollandse bezittingen en voeren die af naar hun vaderland. En zo gaat het ook met de unieke dierentuin van de stadhouder en zijn naturaliënkabinet een enorme col lectie fossielen, stenen, skeletten, en wat dies meer zij. Uniek De twee olifanten stribbelen in eerste instan tie flink tegen; ze voelen er weinig voor naar Frankrijk te worden afgevoerd. Het manne- tjesdier sloopt in een oogwenk de speciaal voo,r het transport vervaardigde wagen. De overige elf zoogdieren en 36 vogels uit de stadhouderlijke dierentuin zijn in juli 1796 alvast afgereisd. Zé worden vervoerd in tien legerwagens, geëscorteerd door 14 ruiters. Dat de twee lastige dikhuiden pas twee jaar later in Parijs arriveren, heeft alles te maken met het moeizame van de operatie. De Franse belangstelling voor de collectie van Willem V is begrijpelijk, want door de handelscontacten via de Oostindische en Westindische Compagnie beschikt de stad houder over een unieke veestapel. De Oran jes tonen trouwens al van oudsher een grote interesse voor exotische dieren te hebben. Prins Maurits bijvoorbeeld krijgt in 1614 al de eerste casuaris (struisvogel-achtig dier) die ooit levend Europa bereikte. In het begin van het koloniale tijdperk stierven de apen en vogels bij bosjes in de ruimen van de schepen. In het beste geval konden ze dan worden opgezet, of op sterk water bewaard. Maar in de loop der jaren lukte het steeds vaker om de dieren heel huids naar Nederland over te brengen. De le vende collectie van Willem V op Het Klei ne Loo bij Voorburg heeft dan ook een grote wetenschappelijke waarde, omdat daar soorten in zijn vertegenwoordigd die tot dan toe volkomen onbekend waren. Gedreven Het Kleine Loo in lang vervlogen jaren: een landgoed waar alleen maar dieren rondlopen die geen directe bedreiging vormen voor mensen. Geen leeuwen en tijgers dus. Het aanvankelijk tamme wrattenzwijn, dat plot seling een oppasser verwondt, wordt onmid dellijk afgevoerd. De meeste dieren lopen er vrij rond op een loopplaats bij een hok of een stal in de wei. De directeur van het vorstelijke beestenspul, Arnout Vosmaer, is een verwoed observator, 's Winters neemt hij af en toe een dier mee naar huis om het te bespieden. Zo houdt hij drie maanden een plompe lori (half-aap) in een getrajiede kooi en een orang-oetan logeert een maand lang op zijn zolder; uiteraard aan een ijzeren ketting. Prins Willem V heeft een grote belangstel ling voor de proeven van Vosmaer en komt regelmatig kijken hoe hij de reactiesnelheid van de plompe lori test door hem insecten en vogels voor te zetten. Vosmaer voert zes le vende vogels en een muis aan een Surinaam se ratelslang. Hij wil graag weten hoe giftig de beet is en hoe snel de slachtoffers de laatste adem uitblazen. Ook die proefjes volgt Wil lem V geboeid. Die fascinatie van Vosmaer resulteert uit eindelijk in het wetenschappelijke standaard werk Regnum Animale, waarin hij alle dieren uit de collectie uitgebreid beschrijft. Dat boek is nog steeds van grote waarde omdat het gaat om de eerste wetenschappelijke be schrijvingen die er ooit van bepaalde dier soorten zijn gemaakt. Dit hoogstandje van Vosmaer vormt het hart van de expositie. Zoals gebruikelijk toont Teylers Museum een combinatie van kunst en wetenschap, van de 'schone konsten' en de 'natuurlijcke kon sten', zoals men dat in de achttiende eeuw formuleerde. De expositie is een indrukwek kende uitstalling van prenten en schilderijen, afgewisseld met skeletten en opgezette die ren. De afbeeldingen in Regnum Animale zijn tot stand gekomen onder toezicht van Vos maer en bezitten stuk voor stuk een hoge ar tistieke kwaliteit. Sleutelfiguur bij het afbeel den van de dierentuin is Aart Schouman, de belangrijkste schilder en tekenaar van vogels en bloemen in de achttiende eeuw. Bijna alle gravures uit het standaardwerk zijn geba seerd op voorstudies die Schouman tekende naar het leven. De schilder verwerkte zijn ei gen studies later in vijf kamerbehangsels, die hij maakte voor het stadhouderlijke kwartier aan het Binnenhof in Den Haag. Kennelijk ging de liefhebberij van de vorst zover, dat hij dag in dag uit door zijn dieren omringd wilde worden. Op de zeer kleurrijke doeken plaats te Schouman de dieren in idyllische land schappen. Deze luxe behangrollen hebben inmiddels een vaste plek gekregen in de eet zaal van Huis ten Bosch. De voorstudies zijn te zien op de expositie. Twee andere belangrijke schilderijen wer den speciaal voor de tentoonstelling naar Teylers Museum overgebracht. Het gaat om manshoge afbeeldingen van orang- oetans uit de verzameling van Willem V. De doeken zijn bruiklenen van Paleis Het Loo en van het Anton Ulrich Museum in Braunschweig. De vele schilderijen en prenten kunnen op de expositie bekeken worden in combinatie met de skeletten van de dieren die ooit model hebben gestaan. Zo is bij de twee orang-oe- tandoeken een compleet bijbehorend skelet opgesteld, dat evenals de olifantschedels in bruikleen is gegeven door het Muséum d' Histoire Naturelle. Toeloop In de achttiende eeuw beschikt dat museum al over een dierentuin. Het is dan ook de meest voor de hand liggende plek om de Hollandse dieren die in Parijs arriveren onder te brengen. Hans en Parkie trekken daar ui teraard de meeste aandacht. Om aan de enorme stroom van bezoekers het hoofd te kunnen bieden, stelt men suppoosten aan die toegangsbewijzen controleren. Ter ver strooiing van de dieren geven zestien musici van het Conservatorium een concert. Vooral Parkie wekt de indruk dat ze geniet van de muziek van onder anderen Gluck en Rame- au. De Franse kunstenaar J.P. Houel maakt een prent waarop de liefkozingen van de oli fanten direct na het concert staan afgebeeld. Maar aan al dat geluk komt een eind, als in 1802 Hans overlijdt. Parkie houdt het nog 14 jaar zonder hem uit. Zodra Hans zijn laatste adem uitblaast, grijpt de anatoom Cuvier zijn kans. Hij analyseert het lijk en gaat zelfs zo ver dat hij de schedel doormidden zaagt om de herseninhoud te inspecteren. Wie in Tey- ler zijn ogen goed de kost geeft, ziet de zaag sporen in de hersenpan. De botten van de overleden stadhouderlijke beesten belanden uiteindelijk in de depots van het Parijse mu seum. Daar liggen ook de skeletten van het kabinet van Willem V opgeslagen. Uit die Franse schatkamer is nog een an der topstuk opgegraven voor de expositie in Teylers Museum. Het gaat om het metersho ge skelet van de giraf uit het kabinet van stadhouder. Het dier kwam in 1796 al in ske letvorm naar Parijs, en was zelfs in dode toe stand een sensatie. Voor de tachtigjarige Daubenton, de directeur van het Franse mu seum, is destijds het moment waarop hij het spaakbeen van de giraf in handen krijgt, de bekroning van zijn carrière. Dertig jaar eerder hield hij, toen nog als eenvoudig oppasser van het Cabinet du Roi, een lezing over gi gantische beenderen. Men dacht toen dat die aan reuzen hadden toebehoord, maar Dau benton betoogde dat het om dierenbotten ging. Hoewel hij nog nooit een giraf had ge zien, was hij ervan overtuigd dat een van de botten van zo'n dier afkomstig moest zijn. Het vorstelijke spaakbeen bewees definitief dat hij gelijk had. Het enorme skelet van de giraffe is in fragmenten aangevoerd vanuit Parijs. Enkele medewerkers van het Museum zijn speciaal naar Haarlem overgekomen voor de assemblage van het imponerende dier. Verzamelingen Behalve uit de Parijse en uit de eigen collec tie, put Teylers Museum naar hartelust uit verzamelingen van andere Nederlandse mu sea. Om er een aantal te noemen: Boymans Van Beuningen, het Rijksprentenkabinet in Amsterdam, het Prentenkabinet van de Uni versiteit van Leiden en de Bibliotheek van Ar- tis. Ook het Nationaal Natuurhistorisch Mu seum in Leiden levert een aanzienlijke bij drage. In de depots.zijn vele dieren zowel op sterk water als opgezet ontdekt, waar van men tot nu toe niet wist dat die ooit tot de vorstelijke collectie hadden behoord. Tey lers Museum toont in een aparte nis tiental len flessen met dode dieren, waaronder een gordeldier en een buidelrat. Behalve een fascinerende expositie, levert het initiatief van Teyler ook een prachtige, rijk geïllustreerde publikatie op, getiteld 'Een vorstelijke Dierentuin'. Bert Sliggers, hoofd van de afdeling presentatie van Teylers Mu seum, schreef de inleiding van het boek en is de samensteller van de expositie. Wat hem betreft vormt deze tentoonstelling nog maar het begin van een verdere ontdekkingstocht in het verleden. „Op het allerlaatste moment zijn er tijdens de voorbereiding nog zóveel ontdekkingen gedaan. Er ligt nu een heel ter rein open voor onderzoek en publicaties. Veel musea kijken nu weer met hele nieuwe ogen naar bepaalde delen van hun collecties, en dat geldt met name voor het Natuurhisto risch Museum in Leiden." Documentatie: 'Ren vorstelijke dierentuin', publikatie naar aanleiding van de gelijkna mige expositie: Walburg Pers; f 29,50 Expositie: 'Een vorstelijke dierentuin. De menagerie van Willem V. Expositie in 'l'eylers Museum, Spaarne 16, Haarlem: van 26/11 t/m'5/2; open: di.-za. 10-17 uur, zo. en feest dagen 13.00-17.00 uur. J Prang oetan (1776), Aart Schouman. FOTO TEYLERS MUSEUM

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 35