'In mijn verbeelding
zie ik hem overal'
Construatie
ZATERDAG 12 NOVEMBER 1994
Of het echt gebeurd is, weet ik niet.
Maar het is een mooi verhaal. Een
architect en een wethouder zijn
aanwezig bij de opening van een
nieuw schoolgebouw. De architect
heeft het gebouw ontworpen, de
wethouder heeft namens de ge
meente de opdracht gegeven. De
wethouder probeert nu iets aardigs
te zeggen tegen de architect. 'Mijn
complimenten voor de construatie'.
Waarop de architect snedig ant
woordt: 'O, u bedoelt waarschijnlijk
de menstructie?'
Construatie is geen Nederlands woord.
Maar waarom eigenlijk niet? Bij confron
teren hebben we confrontatie, bij feliciteren
hebben we felicitatie en bij evalueren past
evaluatie. Het zou dus niet vreemd geweest
zijn, als we naast construeren ook een
woord 'construatie' zouden hebben. Maar
het is er niet. Waarschijnlijk heeft construa
tie geen kans gekregen omdat er al 'con
structie' is. Op dezelfde manier hebben we
naast concluderen geen concludatie omdat
er al een woord 'conclusie' bestaat. En geen
Hoe dan ook, er zijn in het Nederlands
heel wat van die woorden die eindigen
op '-atie': articulatie, crematie, emancipa
tie, fixatie, nominatie, provocatie, om er
maar enkele te noemen. Het zijn allemaal
nogal geleerde woorden. En het zijn ook al
lemaal ontleningen aan andere talen. De
meeste komen uit het Frans of het 1-atijn.
De enige uitzonderingen voor zover ik weet,
zijn lullificatie en bihheratie. Maar die zijn
dan ook nogal bijzonder. Alle andere zijn
leenwoorden. Sommige zijn kant en klaar
uit het Frans overgenomen, andere hebben
we zelf gevormd. Van een ontleend werk
woord dat eindigt op '-eren' kun je gemak
kelijk een zelfstandig naamwoord maken
met het achtervoegsel '-atie': solliciteren -
sollicitatie, restaureren - restauratie,
menstrueren - menstruatie.
Het lukt niet altijd. Want bij investeren heb
ben we geen investatie, en ook bij dateren
kunnen we geen datatie maken. Wie een
zelfstandig naamwoord nodig heeft hij in
vesteren, moet 'investering' gebruiken. En
zo ook bij dateren: 'datering'. Anderzijds
past bij presteren alleen maar prestatie, niet
prestering: en bij opereren denken we aan
operatie, niet aan operering.
Woorden op -ering zijn in ieder geval vaak
een alternatief voor dito woorden op -atie.
Soms kan slechts een van beide, maar vaak
zijn ze allebei mogelijk. Bijvoorbeeld an
nexatie en annexering, fixatie en fixering,
harmonisatie en harmonisering, installatie
en installering, isolatie en isolering, motiva
tie en motivering, secularisatie en seculari
sering, specialisatie en specialisering, venti
latie en ventilering.
Betekenen die nu allemaal twee aan twee
hetzelfde? Is annexatie hetzelfde als an
nexering? En heeft redenatie dezelfde bete
kenis als redenering? Sommige mensen ge
bruiken ze door elkaar want ze zien geen
verschil. Anderen gebruiken alleen maar re
denering, omdat ze redenatie lelijk vinden.
Maar is er echt geen verschil?
Toch wel een beetje, ook al is het niet overal
even duidelijk. Over het algemeen betekent
het -ering-woord in de eerste plaats de acti
viteit (bv. isolering, legitimering, motive
ring) terwijl het -atie-woord datgene noemt
wat daarmee wordt bereikt (isolatie, legiti
matie, motivatie). Zo kan men zeggen dat
nationalisering leidt tot nationalisatie, en
dat frustrering leidt tot frustratie. En een re
denering kan een redenatie opleveren.
Qua betekenis staan de -ering-woorden dus
dichter bij het werkwoord (ze betekenen ei
genlijk 'het isoleren', 'het motiveren' enz.)
dan de -atie-woorden. Daar is trouwens een
prima taalkundige verklaring voor. Kijk
maar eens hoe die achtervoegsels aange
hecht worden. Bij isolering, legitimering
enz. wordt het stukje 'ing' achter de stam
geplakt: legitimeer -ing, isoleer -ing.
Maar bij de -atie-woorden gaat er eerst een
stukje stam verloren: isol -atie, legitim -
atie. Anders gezegd: bij de -ering-woorden
blijft de werkwoordstam intact, maar bij de
-atie-woorden niet. Geen wonder dat de -
ering-woorden dan ook qua betekenis dich
ter bij het werkwoord staan. Daarz.it Im
mers de hele werkwoordstam nog in, terwijl
het bij de -atie-woorden een afgekapte
werkwoordstam is.
Vrouw uit Hoogeveen wordt al vijf jaar achtervolgd door
een nachtmerrie, waar maar geen eind aan komt
GREETJE VAN DER VEEN
Astricl Tillema uit
Televisiefoto' van Wilbrink zoals hij verscheen op de televisie, in Het Rondje v
is echter niet van plan zijn acties te staken.
Hoogezand is blij dat
het winter wordt. Hoe
slechter het weer, des te
liever is het haar.
Misschien, heel
misschien belt de man
die haar nu al vijfjaar
lang achtervolgt, eens
een keer niet. Tenslotte
moet hij twintig
minuten fietsen naar
een telefooncel om
haar te bellen en wie
weet ziet hij daar met
slecht weer een dag
vanaf. Niet dat ze er
nog echt in gelooft,
maar je weet nooit.
Als Astrid (28) had beseft hoe dra
matisch haar leven zou verande
ren, toen zij vijf jaar geleden bij
buurtgenoot A. Wilbrink in de auto stapte,
had zij het uiteraard nooit gedaan. Het leek
zo onschuldig, maar het ritje van Hoogezand
t naar Groningen heeft haar leven veranderd
in een nachtmerrie, waar ze maar niet vanaf
korpt. Dag in dag uit is de man haar blijven
volgen. Hij is haar leven volkomen "gaan be
heersen. Overal waar Astrid de afgelopen ja
ren verbleef, dook Wilbrink op. Bij haar voor
de deur, in het portiek, in winkels, op haar
werk, bij haar vrienden, bij haar moeder voor
de deur, vrijwel geen moment had ze rust.
Zelfs als ze naar het politiebureau ging, volg
de hij haar tot voor de deur. Twee geheime
telefoonnummers hielpen niks, hij kwam er
achter.
Straat- en contactverboden, verhuisgebo-
den, Wilbrinks gijzeling in de gevangenis
vanwege dit hinderlijk volgen, niets heeft tot
een oplossing geleid. De man is door de affai
re zijn huis en zijn auto kwijtgeraakt, maar
dat was niet afdoende. De politie van Hoog
ezand heeft sinds 1990 letterlijk bijna hon
derd keer met hem gepraat. Zonder resultaat.
Wilbrink, die nu in Noord-Holland woont,
blijft Astrid nog steeds - nu hoofdzakelijk te
lefonisch - achtervolgen. „Ik weet niet hoe
lang ik dit nog volhoud", zegt Astrid. „Ik be
grijp ook niet dat niemand me kan helpen. Ik.
ben er erg door veranderd, ben heel snel
agressief."
Haar advocaat mr. B.S. Friedberg uit Am
sterdam zegt: „Wat hier gebeurt, is niet te to
lereren. Deze man is ziek. Hij moet worden
behandeld, maar dat wil hij niet. Straks is het
zover dat Astrid zich wegens psychische
nood moet laten behandelen en dat hij vrij
rondloopt."
Erger
In oktober 1989 begint de ellende. Astrid, die
Wilbrink alleen kent als iemand die bij haar
in de buurt woont, groet hem als hij juist de
vuilniszakken buiten zet op het moment dat
zij naar de bushalte loopt. Hij spreekt haar
aan, biedt aan haar naar haar werk in Gro
ningen te brengen, want hij werkt ook in die
stad. Ze weigert het aanbod, maar later als hij
met zijn auto bij de bushalte stopt, stapt ze
toch in. Er staan veel mensen bij de bushalte
en het is slecht weer; met de auto is toch wat
gemakkelijker.
„Binnen een paar minuten bleek dat hij
heel veel van mij wist. Wie mijn vriend was,
waar ik werkte, waar mijn ouders woonden.
Het bleek ook dat hij helemaal geen werk had
en niet in Groningen hoefde zijn. Ik begon
mij ongemakkelijk te voelen, maar goed, hij
zette mij netjes af. Ik dacht 'met die man wil
ik geen contact meer'. Toen hij me daarna
steeds weer aansprak en me begon te bellen,
heb ik dat ook gezegd. Maar hij antwoordde
dat hij gek op me was en met me wilde pra
ten. En het werd steeds erger. Hij was echt
overal waar ik kwam. Ik werd gek van die
man voortdurend in mijn buurt. Ik heb ge
probeerd redelijk met hem te praten en hem
ervan te overtuigen dat hij mij met rust
moest laten omdat ik niks zag in contact met
hem.
Ik heb hem uitgescholden, ben hem hyste
risch aangevlogen, heb de bril van zijn neus
geslagen en hem met een boodschappentas
in het gezicht geslagen. Mijn vriend heeft
hem wel eens een pak rammel gegeven. Col
lega's hebben hem klappen gegeven, maar
een paar uur later verscheen hij gewoon, vol
pleisters, weer op mijn werk. Er zijn jongens
die stenen door zijn ruit hebben gegooid.
Niets raakte hem. Hij ging door. Ik ben ver
derop gaan wonen zodat hij niet meer kon
zien wanneer ik de deur uitging. Maar hij
ging gewoon bij mij op de stoep staan."
Rechtszaak
Astrid spant een zaak aan tegen Wilbrink. In
maart '93 beveelt de rechter dat de man niet
meer bij haar in de straat mag komen en
geen contact met haar mag leggen. Doet hij
dat wel, dan moet hij 1.500 gulden per over
treding betalen en kan Astrid de man laten
gijzelen. „Ik was zo ontzettend blij met dat
vonnis. Ik dacht: nou is het gelukkig afgelo
pen. Maar het bleek niks te helpen. Ik heb
hem toen 39 dagen laten gijzelen."
In augustus spreekt de rechter weer een
vonnis tegen hem uit, omdat hij Astrid nog
steeds blijft lastigvallen. Dan moet Wilbrink
onmiddellijk minstens vijfentwintig kilome
ter bij haar vandaan gaan wonen. Ook wordt
hem opnieuw een contactverbod opgelegd,
met per overtreding een dwangsom van
2.500 gulden.
Dat helpt ook niet. Hij staat weer voortdu
rend in de buurt. De schulden door dwang
sommen lopen zó op, dat zijn huis en zijn
auto moeten worden geveild. „Hij is alles
kwijtgeraakt. Toen had ik wel even medelij
den rrlet hem. Tenslotte is die man gestoord.
Maar toen hij een dag later weer belde, was
dat snel over. Toen hij weer niet ophield, is
hij opnieuw naar de gevangenis gestuurd."
Trouwkaarten
De hele vorige winter heeft Wilbrink vastge
zeten. Een half jaar lang. Maar zelfs vanuit de
gevangenis slaagde hij erin Astrid te bellen.
Hij bedreigde haar en stuurde trouwkaarten
met hun namen erop. Astrid heeft door de af
faire zestigduizend gulden aan kosten gehad.
Voor een advocaat, de verkoop van het huis
en vijfentwintig gulden per dag dat de man
werd gegijzeld. „Gelukkig heb ik die kosten
teruggekregen, omdat hij zoveel geld aan
dwangsommen moest betalen.
Wat ik vreselijk vind, is dat hij de mensen
in mijn omgeving ook lastig valt. Op mijn
werk was soms de hele middag de telefoon
geblokkeerd omdat hij constant op de lijn
zat. Mijn baas heeft wel eens woedend naar
de politie geschreven, ook al omdat Wilbrink
aldoor op het terrein liep: 'Als jullie er niks
aan doen, pak ik hem zelf aan'. Mijn moeder
heeft een geheim nummer moeten nemen,
hij belde ook bij haar huis aan om over mij te
praten. Als ik niet bereikbaar ben, belt hij
mijn vriend. Of mijn broer.
De dokter heeft me aangeraden een tijdje
in een rustoord bij te komen. Maar dat kan
gewoon niet, want dan heeft mijn hele omge
ving last van die man. En als ik weer terug
kom, begint alles van voren af aan. Ik kan nu
wel weer een ander geheim nummer nemen,
maar ik ben doodsbang dat, als ik onbereik
baar ben, hij met een gehuurde aufo naar
Hoogezand komt. Dat heeft hij al eens ge
daan. Als ik hem nu weer tegenkom, red ik
het echt niet meer. In mijn verbeelding zie ik
hem overal."
„Als ik in de auto rijd, let ik erop of iemand
achter me blijft rijden. Want misschien is hij
het, in een gehuurde auto. Hij had een rode
Audi. Nog steeds raak ik in paniek als ik in de
achteruitkijkspiegel denk een rode Audi te
zien. Soms sta ik ineens boven op de rem. En
dan weet ik niet meer wat ik moet doen om
de auto weer vooruit te krijgen.
Ik ben bij het Riagg geweest. Maar die kun
nen me ook niet helpen. Ik ben alleen gehol
pen als die man mij definitief met rust laat. Ik
ben op de televisie in het programma van
Paul Witteman geweest. Wilbrink was er ook.
Ik kon niet naar hem kijken. Na de uitzen
ding hebben zich knokploegen gemeld die
hem wel even te pakken zouden nemen.
Maar ach, wat moet ik daarmee?
Natuurlijk ben ik soms ook heel bang. Vlak
voordat Wilbrink in het voorjaar werd vrijge
laten, dreigde hij mijn vriend en mij af te ma
ken. Hij zei in de gevangenis vrienden te
hebben ontmoet die hem zouden helpen ons
te doden. De politie heeft het toen voor el
kaar gekregen dat hij niet in het weekeinde
vrij kwam, want dan hadden ze te weinig
mensen om op mij te letten.
Ik heb een half jaar lang politiebewaking
gehad. Als ik belde, stonden ze direct voor
mijn neus. Maar omdat hij mij niks aandeed,
konden ze hem niet arresteren. De politie
heeft samen met mij met Wilbrink gepraat,
maar het resultaat was, dat ik in huilen uit
barstte en de politie moedeloos werd van de
muur waar je tegenaan loopt als je met die
man praat. Niets lijkt tot hem door te drin
gen.
Gedwongen opname
Waar ik op afgeknapt ben, is dat kennelijk
niemand mij kan helpen, je gaat naar de po
litie, je neemt een advocaat, je wint een' paar
rechtszaken, hij gaat de gevangenis in, maar
het houdt niet op. En ik kan er steeds minder
goed tegen. Hij heeft mij ook eens opzettelijk
aangereden. Daar is hij voor veroordeeld.
Een alternatieve straf kreeg hij. Achteraf heb
ik toen gedacht: was ik maar een been kwijt
of zo. Dan was hij wegens het toebrengen
van zwaar lichamelijk letsel misschien voor
jaren in de gevangenis gekomen en dan was
ik hem kwijt geweest. Want zware geestelijke
mishandeling, dat telt blijkbaar niet.
Ik snap niet dat niemand deze man in een
inrichting kan stoppen. Wettelijk schijnt dat
niet te kunnen. Hij is alleen een ramp voor
mij en niet voor de samenleving. En volgens
de wet moet dat, anders kan er niet worden
ingegrepen. Ik hoop dat mensen die iets der
gelijks is overkomen, contact met mij zoeken.
Dan kunnen we misschien samen via een
politicus bereiken dat de wet wordt veran
derd."
Astrids advocaat mr. Friedberg vreest dat
de weg via de politiek erg lang zal duren. Hij
wil opnieuw naar de rechter met de vraag of
deze Wilbrink kan opleggen zich te laten be
handelen. Volgt er zo'n vonnis, maar houdt
Wilbrink zich daar niet aan, dan zou de sanc
tie moeten zijn dat Astrid kan eisen dat hij
gedwongen wordt opgenomen. „Deze man is
ziek", zegt Friedberg. „Je moet hem niet zien
als crimineel, maar als gestoorde. In onze
krankzinnigenwet staat gelukkig dat mensen
een ander niet zó maar kunnen dwingen zich
te laten opnemen. Maar in dit geval is een
gedwongen opname de enige oplossing. Wil
brinks familie zou hem gedwongen kunnen
laten opnemen, maar die mensen weigeren
dat. In de Verenigde Staten heb je een aparte
achtervolgingswet, waarin is bepaald dal als
iemand langdurig een ander lastig valt, poli
tie of justitie gedwongen opname kan eisen.
Het zou plezierig zijn als onze krankzinni
genwetgeving ook zo'n uitbouw krijgt.
Wilbrink is geen normaal geval. De man is
niet psychiatrisch onderzocht. Twee keer
hebben verschillende psychiaters een paar
uur met hem gesproken, maar hun uitkom
sten waren tegenstrijdig. Volgens de een had
een behandeling geen zin, volgens de ander
wel. Wat mij betreft wordt de man opgeno
men en gedegen geobserveerd. Misschien
wordt dan duidelijk wat er met hem moet ge
beuren.
Wat ik nu hoop, is dat de rechter in een af
weging van de belangen van Astrid en die
van Wilbrink, ertoe komt hem een opname
ter observatie op te leggen. Als dat niet lukt,
is er nog een laatste mogelijkheid, namelijk
dat de officier van justitie de zaak voorlegt
aan de landsadvocaat. Die kan dan namens
de Staat der Nederlanden de kwestie aan de
rechter voorleggen. Maar daar zitten nogal
wat haken en ogen aan. De zaak is heel spe
cifiek omdat .hierover geen wetgeving be
staat."
Niet verantwoordelijk
De 45-jarige Wilbrink, schilder in de WAO,
voelt zich niet verantwoordelijk voor het
geestelijk afknappen van Astrid. Ze hlaast de
zaak op, vindt hij. De man is ook niet van
plan op te houden. „Daar weet ik nog niks
van. Zij moet een redelijk gesprek met mij
voeren, anders wordt het misschien zelfs er
ger. Gaat ze eraan kapot? Nou, laat haar dan
wat tolerant zijn."
Hij belt haar, omdat hij „een beetje gek op
haar" is. Dat dat niet wederzijds is, doet er
niet toe. Wilbrink wil zich niet laten opne
men, want hij heeft geen hulp nodig. Hij
heeft alleen de drang contact te hebben met
Astrid. Dat is alles. „En als haar advocaat mij
gedwongen wil laten opnemen, maak ik hem
af."
Astrid Tillema: „Waar ik op afgeknapt ben, is dat kennelijk niemand mij kan helpen."