Hugo Claus mept cultuur en politiek Hij werd dit jaar 65. Op zijn naam staan 28 dichtbundels, 25 romans en verhalenbundels, 31 S toneelstukken, 19 toneelvertalingen en 18 ilü^ filmscenario's. Deze week verscheen zijn laatste iwerk: 'Belladonna', een roman die wordt bevolkt door een sullige prins, konkelende politici, corrupte filmmakers, verachtelijke dichters en één held. Hugo Claus haalt uit. JACOB MOERMAN Als het gesprek t vorderd, probeert Hugo Claus zelf een draadje op te pakken. „Ik zou iets willen vragen. Komen in het boek veel Vlaamsigheden voor die u zijn ontgaan? Din gen die zo onwaarschijnlijk zijn, dat u zegt: o, dat zal wel Vlaams zijn?" Bepaald geen gemakkelijke vraag. Want natuurlijk bevatten de boeken van Claus al tijd details die je als lezer ontgaan. Maar soms ook niet. Zo wijs ik Claus op een passa ge uit zijn lijvige roman Het verdriet van Bel gië, waarin hoofdfiguur Louis wordt ont maagd door zijn tante en waarin de term 'krinklende winklende waterding' wordt ge bezigd, een verwijzing naar het gedicht Het schrijverke van Guido Gezelle. Maar is de term bij Gezelle bedoeld als naam voor het beestje dat op de waterspiegel de naam van God schrijft, bij Claus wordt 'het waterding' gebruikt om het mannelijk geslachtsdeel aan te duiden. Het proza van Claus zit maar al te vaak vol met dergelijke verwijzingen en het is, zeker voor een Nederlandse lezer, bijna ondoenlijk om alles te kunnen vatten. En ei genlijk is dat helemaal niet zo erg. Claus knikt een beetje, terwijl het ironische glimlachje maar moeilijk kan verdwijnen. „De vraag of alles wel goed wordt begrepen, baart mij altijd veel zorgen. Die Vlaamse kan ten vind ik namelijk zelf altijd zeer leuk. Maar goed, ik ben gerustgesteld." Hugo Claus zit op de rand van zijn bank stel rustig de vragen af te wachten. De vorige avond stond hij op de planken van de Ko ninklijke Nederlandse Schouwburg in zijn woonplaats Antwerpen, in het kader van een tournee door Vlaanderen. Claus zit soms nog een beetje na te genieten. „In die tournee zit een heel amusant onderdeel. Drie acteurs ko men op in rokkostuum en lezen vervolgens de meest negatieve recensies voor die over mijn boeken zijn geschreven. Er blijft in al die stukken totaal niets van mijn werk over. En dat is uiterst vermakelijk." „Het onderdeel heb ik in het programma gewild, omdat men tegenwoordig al te snel gaat denken dat ik door mijn leeftijd een ge liefd schrijver ben. Alsof er nooit iets tégen mij is geschreven. Maar dat is niet zo. Gedu rende de belangrijkste jaren van mijn ont wikkeling als auteur werden mijn boeken in Vlaanderen verboden door De Standaard, destijds het belangrijkste concern van kran ten en boekhandels. In het begin van de ja ren zestig mochten mijn boeken in de keten van die winkels niet wordeft verkocht. En nog steeds word ik iedere week beledigd, ge hoond en uitgelachen. Dus is het leuk om een keer terug te slaan. En dan met de beste middelen, namelijk met hun eigen woorden. Toen 'Het verdriet van België' verscheen, stond bijvoorbeeld in De Standaard alleen maar een negatief artikeltje van zo'n twintig regels. En dat is dan de meest gezaghebben de krant van Vlaanderen." Establishment Hij doet uitgebreid na wat zijn reactie is na het lezen van een negatieve recensie. „Dan laat ik mezelf dus helemaal gaan en loop ik scheldend en tierend door het huis. Dat duurt zo'n twee, drie minuten. Daarna draai ik dat schroefje om en ben ik weer de sereni teit zelve. Een voortreffelijke techniek. En de recensies die straks over dit boek verschijnen kan ik eigenlijk net zo goed zelf schrijven. Ik weet precies wat er zal gebeuren, welke me ningen in welke kranten komen. Per slot van rekening ga ik al een tijdje mee. Ik heb de jonge vlerken zien opkomen, die zich eerst afzetten en na tien jaar het establislunent vormden. Dat koddige gedoe is niet helemaal aan mij voorbijgegaan." Het is dan ook niet toevallig dat nu juist het establishment een belangrijke rol in 'Bel ladonna' speelt. Een minister, een prins, cul tuurfunctionarissen, financiers, filmprodu centen, acteurs, dichters: ze komen allemaal naar voren in zijn nieuwe roman. Hoofdfi guur Axel den Dooven, conservator van een museum, komt in aanraking met het heden daagse filmwereldje van Vlaanderen en al het gekonkel met geld. Nu heeft Claus zélf aardig wat films gere gisseerd en scenario's geschreven, maar hij trok zich enige jaren geleden volledig terug uit de. filmwereld. Je zou het boek dus ook kunnen lezen als een soort afrekening. Claus ontkent stellig. „Als dat mijn bedoeling was geweest, had ik een pamflet geschreven en de man en het paard bij de naam genoemd. Wanneer ik de werkelijke filmwereld in Vlaanderen letterlijk zou neerzetten, dan zou niemand die dingen trouwens geloven. De werkelijke compromissen, de corruptie en de anekdotes zijn nog veel onwaarachtiger. En ik heb zo mijn milde buien, dus ik heb me maar ingehouden. Veel is natuurlijk wel her kenbaar. Maar ik heb voor mijn roman de filmwereld gebruikt omdat daar de maskers zo duidelijk aanwezig zijn. Een acteur is bij voorbeeld per definitie iemand die zich ver bergt en iemand anders speelt. Dat is de re den waarom ik die wereld heb beschreven. Een metafoor voor de wijze waarop men ge maskerd door het leven gaat. Het komt niet vaak voor dat we een soort zelfbeschermend vlies niet nodig hebben." Het moment van het schrijven van Claus aan 'Belladonna' en het moment van zijn keuze om de filmwereld vaarwel te zeggen,. Hugo Claus: „Het is een metafoor voor de wijze waarop men gemaskerd door het leven gaat. Het komt niet vaak voor dat v i soort zelfbeschermend vlies niet nodig hebben.' 'Nogsteeds word ik iedere week beledigd, gehoond en uitgelachen' komen natuurlijk wel verdacht veel overeen. Claus: „Ik heb pas heel laat ontdekt dat ik niet zo geschikt ben om dingen samen met anderen te doen. Dat geldt zowel voor de film als voor het toneel of de opera. Het beviel mij trouwens ook niet om samen te werken. Ik vond dat het dan niet de kwaliteit had van de dingen die ik helemaal alleen doe. Vandaar dat ik op een bepaald moment die afstand genomen heb. En dat is misschien wel jam mer, omdat ik eigenlijk het liefst filmregis seur was geworden. Maar dat was meer om de allermooiste vrouwen te doen knielen. Als je de filmwereld instapt, moet je na tuurlijk niet doen alsof je de reine jongeling bent die bij elk klein compromis begint te sidderen. Je moet een vlotte jongen zijn die een paar dreuntjes kan hebben. En vaak moet je knokken voor de dingen die je wilt. Maar daar ben ik niet goed in. Ik heb geen zin om elke dag met de producent te twisten over bijvoorbeeld de hoeveelheid paarden die moet worden gebruikt in een film. Daar gaat te veel energie in zitten, zodat ik met die filmwereld ben gestopt. Bovendien wil ik dat ze mij gehoorzamen. Ik ben op dit gebied nu eenmaal geen democraat, dus dat botste al door. Voor de verfilming van 'Het verdriet van België' heb ik alleen maar het scenario ge- scheven en me verder nergens mee bemoeid. Ik ben één keer op de set geweest. Toen wil de ik onmiddellijk een cameraman wegtrek ken en me met alles bemoeien. Dus het is voor mijn mentale hygiëne veel beter als ik niet rondhuppel op zo'n set." Niet alleen de wereld van de film speelt op de achtergrond van 'Belladonna' een rol; ei genlijk wordt het gehele culturele leven in een Vlaamse provincieplaats door Claus in zijn roman te kijk gezet. Wat stond hem ei genlijk voor ogen toen hij aan 'Belladonna' begon te werken? Claus: „Het was mijn be doeling om de manier waarop iemand ten onder kan gaan te beschrijven. Dat wilde ik doen op basis van allerlei korte, schetsmatige impressies van de wereld om mijn hoofdfi guur heen. En.in deze roman is het toevallig de culturele wereld. Ik heb dus niet een soort overzicht van het Vlaamse cultuurleven wil len geven. Dat is alleen maar een onderdeel van het boek. Een decor waarvoor zich in fei te iets anders afspeelt. Ik heb binding met de werkelijkheid, maar mijn opzetls om in een roman iets anders te laten zien. Een literaire wereld die parallel loopt aan de wereld die we zijdelings kunnen ervaren." Maar de passages die de roman bevat over de Vlaamse dichters en schrijvers zijn be paald niet mals te noemen. Ook zij weten hun vriendjes te vinden en spelen elkaar re gelmatig de bal toe. Claus: „Ja, ik moet me zelf toch ook aanpakken. Ik kan moeilijk over van alles en nog wat van anderen schrijven en niet over mezelf. Over de verachtelijke ge daante van de dichter en over iemand die zo lamlendig smeekt om medeleven en zo nodig bemind wil worden. Dat elkaar de hand bo ven het hoofd houden, hoort natuurlijk bin nen de roman in die wereld van corruptie en compromissen. En daar til ik trouwens niet zo zwaar aan, want het is ook een manier om met elkaar om te gaan. Daarin onderscheidt België zich duidelijk van Nederland. Als je ie mand in Nederland vraagt hoe het gaat, krijg je een eerlijk antwoord. Maar als je dat in Vlaanderen doet, zegt de ander met een ze kere nuance dat het goed gaat. Waarna je verder over kunt gaan tot de orde van de dag. Dus zo'n vraag moet je niet al te letterlijk ne- ontsnappen nogal eens aan de aandacht van de Nederlanders, zodat wij hier nogal snel als hypocriet worden be schouwd. Maar-Nederlanders hebben die calvinistische houding. Die zeggen: hier ben ik, hier sta ik, ik lieg niet. Terwijl bij jullie de corruptie natuurlijk even groot is. Alleen is de corruptie in Vlaanderen meer aanwezig als levensvorm. Als ik bijvoorbeeld snel een tele foonaansluiting wil hebben, is het handig als ik bel naar de neef van iemand die ooit werk zaam is geweest bij de PTT." Afkeer Werd in veel vorige boeken van Claus een ne gatief beeld gegeven van de kerk, in 'Bel ladonna' is het de beurt aan de politici om een zekere afkeer bij de lezers op te roepen. Vooral zij zijn in de roman voortdurend bezig om hun zaakjes op een achterbakse manier te regelen. Claus: „Die afkeer wordt natuur lijk gewekt omdat ik op een nogal heftige ma nier de politiek laat zien. Er zullen in deze wereld heus wel hele nobele politici zijn, zelfs in Vlaanderen. Maar die kan ik voor mijn ver haal natuurlijk niet gebruiken. Ik moet kon kelende politici hebben, precies zoals ik overgeile vrouwen moet hebben. Die figuren zijn bij mij meer elementen van een maske rade dan van de realiteit. Dus politici kan ik dan in mijn roman goed gebruiken. Politiek is immers per definitie gekonkel, wat een brutaal woord is voor het sluiten van com promissen. De politici in mijn roman wisselen voort durend stuivertje en worden daardoor als be lachelijk afgeschilderd. Maar ik zie in werke lijkheid binnen de politiek natuurlijk ook wel hard werkende mensen die hun best doen om de ongelijkheden in de wereld wat te ver zachten. En daar ben ik zeker niet ongevoelig voor. Hetzelfde geldt voor de godsdienst. Er zijn heel brave zusters die zestig jaar lang in de tropen fantastisch werk hebben verricht, maar in mijn boeken zul je ze niet tegenko- Claus hamert voortdurend op het fictieve karakter van zijn nieuwe roman, maar 'Bel ladonna' bevat in ieder geval één passage die wel erg duidelijk uit zijn eigen leven is gegre pen. Het moment dat hoofdfiguur Axel de prins ontmoet heeft Claus precies zo meege maakt, toen hij koning Boudewijn een vraag stelde na de première van De Ijeeuw van Vlaanderen. „Ik heb gewoon gevraagd wat hij van die film vond. En toen zei hij: 'Schone landschappen'. De hoofdfiguur in mijn ro man roept dat hij republikein is, en dat ben ik ook. En op het moment dat hij de prins ontmoet, beschrijf ik mijn eigen ervaringen. Want natuurlijk zitten hier en daar autobio grafische stukjes in mijn roman verwerkt. Een schrijver kan niet anders." Niettemin komt de prins in 'Belladonna' niet onsympathiek over. Je krijgt als lezer zelfs een beetje medelijden met hem. Claus: „Hij is alleen een beetje onnozel. Is dat trou wens niet typerend voor een prins? Ik vind van wel. Maar goed, die passage is natuurlijk vooral als vermakelijk bedoeld. Als mensen vinden dat ze koning zijn, dan mag je dat toch niet serieus nemen? De enige manier waarop je die mensen moet benaderen is door ze uit te lachen. Ik heb de monarchie nooit begrepen. Wie ben jij dat je denkt over mij te kunnen regeren? Alleen omdat je vader ook een prins was en omdat ergens in de middeleeuwen iemand opstond die dacht dat hij van God was afgestamd? Moet ik dat nu serieus nemen? l;n nog veel erger: ik moet er nog geld voor uittrekken ook. Maar in mijn roman mag het gevoel voor zo'n prins wel genuanceerd zijn. Aan de ene kant satire en aan de andere kant mededogen. Ik ben een keer naar de boekenmarkt in Erankfurt ge weest en toen heb ik een prins gezien. Die moest zo nodig daar ook door die gangen lo pen. En plotseling lichtte zijn gezicht op en stortte hij zich op een afdeling met techni sche boeken over computers. Een fantastisch gezicht om te zien hoe hij daar enthousiast bladerde. Maar toen kwam er iemand om te zeggen dat hij verder moest gaan. De arme sukkel was totaal ontdaan, dus hij ging maar weer lopen met de handen op zijn rug, zoals die man bij jullie in Holland. Deerniswek kend. En dat gevoel heb ik dus ook een beetje in mijn roman willen stoppen, op het mo ment dat ik die prins beschrijf." Had Claus misschien koning Boudewijn wel wat beter willen leren kennen? „Nee, mijn medelijden t ook v Want lat wezen: die man heeft in zijn hele leven nog nooit één zin gezegd die de moeite waard was. Moet ik dat in huis nemen? Nee toch...?! Bewondering Naast de sullige prins, de konkelende politici, de corrupte filmmakers en de verachtelijke gedaantes van de dichters komt in 'Belladon na' één figuur naar voren die een zekere be wondering oproept: Breughel. En om hem is het eigenlijk in de roman allemaal te doen, omdat het felbegeerde filmscenario gaat over het leven van deze schilder. Claus: „Breughel is een van mijn allergrootste meesters, omdat hij die wisselwerking tussen het zien en het maken prachtig heeft weergegeven. En dat fascineert mij. Als je ai zijn schilderijen bij el kaar neemt, zie je geen enkel normaal mens rondlopen. Allemaal debielen, waterhoofden, dwergen, noem maar op. Uit wat hij zag des tilleerde hij een parallelle wereld. Dus het is niet toevallig dat juist Breughel een rol speelt in deze roman. Hij is een kleine, levende metafoor voor de dingen die ik doe. Maar kijk, ik ben een autodidact, dus ik heb schoolmeesterachtige neigingen. Als ik zo voor mezelf bezig ben, ben ik soms bang dat ik een ingewikkeld boek vol met allerlei be doelingen maak. Het zou natuurlijk zeer on beschoft zijn om de lezers met een wijsvinger en allerlei verwijzingen lastig te vallen. Zo'n verwijzing naar Breughel is van mijn kant voornamelijk bedoeld om de mensen te doen treuren en te doen lachen." Hugo Claus: Belladonna; De Bezige Bij, Am sterdam39,50. ZATERDAG 12 NOVEMBER 1994

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 31