In de rij voor de Toyota Club Nederland Het museum van 'n rijwielhersteller Klompendansje door New York.. Het Gesprek van de Dag Jongens bezorgen bejaarde jïets terug 4 ZATERDAG 12 NOVEMBER 1994 Uit nieuwsgierigheid keek Martin Hendal uit Apeldoorn op de landkaart waar de le den van de Toyota Automobiel Club Ne derland zoal wonen. Verbazingwekkend genoeg kwam hij tot :le ontdekking dat het Westen des lands na genoeg geen leden le gert. Na bijeenkom sten in het Noorden, duiden en Oosten moest dus ook dit achtergebleven gebied maar eens bezocht worden. Daarom heeft de club voor haar jaarlijkse alge mene ledenvergade ring, deze zondag, het IJmuidense café Sluis- zicht aan de Badweg jitverkoren als decor. Twee jaar geleden ichtte de Fries Klaas Kinderman de Corolla Club op. Hij plaatste advertenties waarin hij bezitters van dit ty- ae opriep zich bij hem aan te sluiten. Voor Ook ei$ :oncurrerende mer- land. <en als de Opel Kadett Destonden al clubs. De huidige leden wil den daarom letterlijk en figuur- ijk wat tegengas geven. Volgens Martin Hendal was de Corolla 3en ondergewaardeerde auto. ,Het is misschien geen bijzon der voertuig, dit type rijdt wel goedkoop en klassiek. Wij zijn geen club dat barst van het geld. de Niet zoiets als de Rolls Royce Club. Het gaat ons i gezelligheid." Ongeveer een jaar geleden on derging de Corolla Club een naamsverandering. Veel leden hadden inmiddels naast hun Corolla ook andere modellen van Toyota. Ook wilden r lid worden die bijvoorbeeld een Crown, Corona, Celica of een special als de MR 2 hadden. Maar dus geen Corolla. De naam van de club voldeed niet meer. Het werd dus de Toyota Automobiel Club Nederland. Doelstelling is de oudere typen, van ongeveer vijftien jaar en ou der, op de weg te houden. Le den kunnen via de club makke lijker aan vervangende onder delen komen. „Soms bellen mensen op als ze van ons ge hoord hebben. Zeggen ze dat bij hun in de achtertuin nog een oud Toyota-lijk ligt. Die willen we na tuurlijk graag hebben, maar we betalen daar geen grof geld voor. Dat gaat te ver", zegt Hen dal. De club probeert met haar bezoek aan IJmui- den grotere bekendheid te verkrijgen in het Westen. „Het is een groot en vol gebied. Daar moeten toch nog wel wat mooie oude Toyota's rondrijden", veronderstelt Hendal. Mensen worden echter niet zonder meer toege laten tot de club, die op dit moment ongeveer tachtig liefhebbers telt. „Mensen die alleen een nieuwe Toyota rijden, moeten we helaas 'nee' verkopen. Als ze een oude op het oog heb ben valt er natuurlijk over te praten." Lidmaatschap kost zes tig gulden per jaar. Dan valt het clubblad wel elk ;der- kwartaal in de bus. Een rchief nieuw lid doet een een malige betaling van 25 gulden. Dan kan gepro fiteerd worden van de voordelen die de club biedt, zoals zeldzame vervangingson derdelen. De bijeenkomsten zijn dan bovendien toeganke lijk. Theo Bakker Een mens moet leergierig blij ven. Hoogtijd om mijn poëzie- kennis op te poetsen. Als ik flink doorstap kan ik nog net even bij moeder langs voor ik de bieb aan de Nieuwstraat aandoe. Langs het Station - wordt er ei genlijk nog wel eens iets van mooie rooie bakstenen ge bouwd? - op naar die lieve ou de binnenstad, naar mijn lees voer. Flesje wijn erbij van avond, kacheltje opporren en dan het hart laten beroeren door fijngevoelige gedichten. Daarover mijmer ik als ik lo pend over de Turfmarkt plots zie dat op een stuk muur van de Caeciliastraat een gedicht is geschilderd. Stoppen, ontcijfe ren, kunst in Leiden! Ik kom niet ver, want het ge dicht staat geschreven in het, ja in welke taal eigenlijk, zelfs dat weet ik niet. Ware het mid den in de nacht en ik boven mijn theewater, ik had de ver taling er zo uitgegooid, maar nu geloof ik mijn ogen niet. Dit moet 'Poets' zijn. Staat er ner gens een camera? Ik loop wat verder weg, misschien dat het van een afstandje ergens op lijkt. Ik zie alleen maar dat te genover deze hoogdravende graffiti een Grieks restaurant zit. Zou de ober in een melige bui de ladder gepakt hebben en een Sinterklaasgedicht op de muur hebben gekalkt? Mismoedig sjok ik verder. Jé moerstaal bene waar ooit in jongerencen trum 'De Ruimte'op de muur van de w.c. stond: 'Wie zijn roer niet recht kan houden, moet gaan zitten als de vrou wen.' Dat was volkskunst waar je als Leidenaar wat mee kon. Mijn pad naar de Nieuwstraat loopt toevallig langs de kroket ten van de Febo. Er valt inmid dels een druilerig regentje, dus even binnen de zondige calo- riën opsmikkelen. 'Ha, die Sjaak.' Sjaak is wijkhuismees- ter van Pancras. 'Sjaak, op de hoekTurfmarkt/Caeciliastraat staat een buitenlands gedicht, wat hebben wij daaraan. Jij als ras-Leidenaar moet weten of meer muren in de stad zo kun stig beschilderd zijn.' Joh, bij mij in de wijk hebben ze op de Middelstegracht een Frans gedicht gezet. De woor den staan nog door elkaar ook. Hoeveel mensen al niet aan mij gevraagd hebben wat er staat. Ken jij geen Frans dan, zeggen ze. Nee, antwoord ik, maar Frans mij wel. Maar effe serieus, begrijp jij nou waarom in zo'n wijk niet een begrijpe lijk Nederlands gediggie staat. Hadden ze het dar Turks gedaan of in het Marok kaans. dan hadden flink wat mensen er nog wat aan gehad. 'Ik zal je vertellen, ik stond er bij toen die kunstenaar bezig was. Nou, jij maakt er wel een mooi zooitje van. zei ik. Ging- ie het uitleggen. De titel is het duivenhok, die vier woorden eronder de duif die wegv liegt en die kronkelige letters daar weer onder stellen een slang voor. Oh, zei ik, ik zal het door- i de i de het Bij moeder aangekomen, be merk ik dat ook de grijze muur van het belendende huis voor zien is van een metershoge ro de baan met daarin een ge dicht. Eerst een stukje Duits, maar daaronder staat gelukkig de vertaling van Marsman. Ne derlands, nou ben ik scherp, dat kunnen wij hebben. Titel: Val. Tekst: Val, lichtende rank, die heelal, na heelal, ont brandt. Steen. Dier. Plant. Schal. Genadeloos lood, aan het snoer, diep door den schoot, van het al. slaat, aan den vloer, van den dood. Ik lees, herlees, interpreteer, her interpreteer, maar kom er niet Dat flesje wijn heb ik nog wel genuttigd, maar van het ge dichten lezen is niks gekomen. Starend in mijn houtkacheltje heh ik mij afgevraagd waarom zo'n goed idee zo arrogant vorm is gegeven, dat elke lust je vergaat om bij de bieb een dichtbundel te halen. Excuse/, les mots, maar 'lui je moer staal' zeiden we vroeger tegen dikdoeners. Even snel naar het Bevrij dingsplein vooreen bood- schap, had de 81-jarige Leidenaar gedacht. In een vlaag van slordigheid was hij toen vergeten zijn fiets op slot te zetten. Het kan de beste overkoinen, maar toen de oudere heer de winkel weer uit kwam. was wel mooi zijn nog in prima staat verkerende rij wiel verdwenen. „Die zie ik nooit meer terug", had hij toen gedacht. Het pakte anders uit. Ter wijl de 81 -jarige beduusd stond te kijken naar de plek waar even daarvoor zijn steden ros had ge staan, werd hij benaderd door wat „jongens, die bij de ABN-AMRO aan het verbouwen zijn". De gedu peerde Leidenaar: „Ze hadden net theepauze, vertelden ze. Toen zagen ze een vent aan komen fiet sen op een witte omafïets. Hij zette zijn eigen fiets op slot en ging er van door met de mijne. De jongens die bij de ABN-AMRO be zig waren hebben toen ge vraagd of ik de politie even wilden waarschuwen. Ze zouden zelf het probleem oplossen, zeiden ze, maar ze wilden er geen last inee krijgen. Het ging als volgt. De 'jon gens', zoals de 81 -jarige zijn helden blijft noemen, legden een enorm hangslot om de oude omafïets en bleven geduldig wachten. Al spoedig kwam de fiet sendiefzijn eigen rijwiel opeisen. Zijn slachtoffer: „Hij mocht hem best mee nemen, zeiden de jongens, maar dan moest eerst wel mijn fiets terug. Ik was zelf inmiddels naar huis gelo pen - er zat vrieswaar in mijn tas - en toen ik thuis was, werd er al gebeld. Mijn fiets was terecht. Gistermorgen heeft de man zijn nelden'een taart gebracht. „Dat hebben ze welverdiend. Wat ze ge daan hebben is bijzonder in een tijd waarin iedereen aan zichzelf denkt. De jon gens er heel nuchter over, heel gewoontjes. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Veel mensen zouden gewoon gedaan hebben of ze niets gezien hadden, omdat ze geen last willen krijgen, leder een moet het maar eens r bestaan nog ANNETVAN AARSEN i dat geheel is gewijd aan de fiets. Achter zijn hobbyruimte is de zaak. foto hielco kuipers Ruud van den Berg is 'gek' op fietsen Wie denkt dat het bruut bero ven van jeugdige scooterrijders iets van deze tijd is, die heeft het mis. Al in 1892, ruim een eeuw geleden dus, stuurde lezer B.A Jansen een ingezonden brief naar het blad voor de fiet ser van die tijd - De Kampioen - "waarin hij zijn eigen vinding aanprees. Die bleek te bestaan uit een handvat waaruit in één beweging een pistool kon wor den getrokken. Daarmee kon je drie schoten achtereen afvuren, ongetwijfeld afdoende, zo ver klaarde deze Jansen doodleuk, om de toerrijder afdoende te beschermen: 'tegen aanrandin gen die hij onderweg op zijn tochten door het allang niet meer veilige Nederland kon te genkomen'. Fijne man, die lansen. Het naschrift van de redactie mocht er trouwens ook zijn. Die vond de vinding maar niks. Niet omdat men er ten burele van De Kampioen pacifistischer denkbeelden op na hield dan briefschrijver Jansen, maar vooral omdat men de effectivi teit van het vuurwapen in twij- fel trok. Een stuur beweegt im mers terwijl de weg ook nog eens hobbelig kan zijn. Nee, zo beval De Kampioen de lezer aan, neem dan maar een ploer tendoder mee. Die is, op de tochten langs 's heren wegen, veel gemakkelijk te hanteren dai^er^istool. „Mooi, hé", zegt de Leidse rij wielhersteller, graaiend in de stapel boeken die zonder uit zondering in het teken staan van de fiets. „Zo kan ik je nog wel tientallen anecdotes uit het verleden vertellen. Kijk, hier bij voorbeeld in het gedenkboek van Gazelle. Dat staat ook vol met aardige stukjes en foto's. Ja, ja, daar kan ik me echt uren mee verpozen." Vanaf zijn veertiende jaar zit Ruud van den Berg in de twee- wielerbranche. Waarvan hij dus niet alleen zijn werk, maar bo vendien zijn hobby heeft ge maakt. Waarlijk alles wat los en vast zit aan een rijwiel verza melt de intussen 53-jarige Lei denaar. Wiens eenmanszaak is gevestigd op de hoek van Zijl singel tegenover de oude be graafplaats De Groenesteeg. Zijn trots is zijn mini-museum. Kent dezelfde openings- en slui tingstijden als de zaak waarbij het trouwens naadloos aansluit. Wie binnenstapt bij Van den Berg, waant zich voor even in de dertiger jaren. De transportfiets van het merk Veeno uit Bedum, Friesland, dateert van 1937 en heeft hij, speciaal voor de gelegenheid, even bij een klant teruggehaald. „Daar reden vroeger de bak kers- slagers- en kruideniersjon gens op. Een prachtig exem plaar, helemaal in de oude staat hersteld^DoormiizelfriajHe alle onderdelen zijn origineel. Tot de trappers aan toe." Dit", wijst hij even verderop, "is een Gazelle, eveneens uit 1937. Het originele garantiebewijs zit er nog bij. Een zogenaamde Staphorster fiets voor dames. Kan je zien aan het gehaakte kleedje op het achterwiel. Ze hadden destijds een donker blauwe voor als ze in de rouw waren. Dit is een gekleurde, voor de feestdagen natuurlijk." Vanaf dat moment gaan alle remmen los bij Ruud van den Berg. In een niet meer te stop pen stroom van woorden gaat hij langs de vitrinekasten aan de wand en heeft bij waarlijk elk van de honderden stukjes cu riosa een verhaaltje of een op merking. Enthousiast vertelt hij over de herkomst van zijn be lastingplaatjes, carbonietlam- pen, gezondheidszadels, bellen, achterlichtjes, sloten, Christof- feltjes, kettingkasten, kaarslan- taams, pompjes, crankshafts, trappers, banden, houten wie len, kinderzitjes en wat dies meer zij. Waar heeft hij in vre desnaam al die spulletjes van vroeger vandaan? „De meeste van die dingen", haalt hij even adem, „komen van rommelmarkten, verzamel- beurzen, van particulieren of bij collega's vandaan. Kom ik met schone handen op zo'n beurs binnen, ligt er daar weer een hele stapel onderdelen. Met een paar dingetjes gevonden. Wat ik ook wel deed, was op va kantie gaan naar Drente. Ging ik in die dorpjes langs oude fiet- senzaakjes. Maar daar denken ze tegenwoordig wel erg com mercieel. Hoewel, bij zo'n oud baasje heb ik een paar leuke on derdelen op de kop getikt. Voor weinig." Want je moet oppassen, weet hij ook. „Dat je liefhebberij niet de overhand gaat nemen. Dat je straks geen broek meer aan je lijf hebt, maar al je centen in je hobby zitten. Zo ver moet je niet gaan. Het blijft ook meestal wel binnen de perken. Neem dit fraaie, oude reclamebord van Burgers. Geruild voor een fles jenever. Of die mooie oude lamp. Ingewisseld voor een mo derne fietspomp. Die Simplex daar. Gekocht voor 200 gulden van een oude dame. Ach, weet je wat het is met dat verzame len, het is een soort tic. Ik heb daar ontzettend veel plezier in." En het houdt de klanten zoet. „Ja", lacht hij, „dat is zo. Heb ik het druk, dan zeg ik tegen de wachtenden: gaat U daar maar even kijken. Dat vindt U vast wel leuk. Dit temeer omdat mijn klantenbestand toch al wat aan het vergrijzen is. Je wordt natuurlijk zelf ook ouder, dat gaat een beetje gelijk op, hé. Ik verkoop ook niet zoveel van dat moderne spul. Kijk, hier staat één mountainbike. Meer hoefik spul op de stoep aan te prijzen. Dat is niet mijn stijl." Liever dealt hij in degelijk Hol lands materiaal, of zoals één van de oude uithangborden in de vitrines het omschrijft: 'Koop Nederlandse waar, dan help je elkaar'. „Zo is het maar net lacht Van den Berg. „Ik wil niet overkomen als een oude sikke neurige man, maar neem nou dat materiaal van vroeger. On verslijtbaar. En zet dat eens af tegen dat plastic van nu. Het is niet voor niks dat je vroeger 'rij wielhersteller' heette. Sommige onderdelen bestonden wel uit dertig, veertig kleine onderdeel tjes, die allemaal weer stuk voor stuk te repareren waren. Tegen woordig ben je toch niet meer dan een 'rijwielvervanger'. Als er iets kapot is, trek je een blik open en gooi je er een nieuw onderdeel tegenaan." Verder kan Ruud van den Berg er niet mee zitten, opgeruimd als hij van zichzelf toch al is. Bovendien kan hij het zich per mitteren om in twee werelden te leven. Is-ie het moderne, alle daagse zat, dan trekt hij zich ge woon terug in zijn mini-muse um waar de tijd heeft stilge- Trouwens, voor wie dezelfde behoefte voelt: het n op werkdagen geopend. Hagenaar liep ook al in Leidse marathon Ooit liep Henk Mollemade3M Marathon van Leiden al eens op klompen, afgelopen weekeinde flikte de Hagenaar hetzelfde kunstje op het beduidend geac- cidenteerder en daarom veel zwaarder parcours van de New York Marathon. De 53-jarige hardloper is net weer thuis en nu zit hij alweer aan een volgende loop te denken. „Ik denk dat ik in december, ook weer op klompen, hier in Den Haag de Fit Ten Miles ga doen. Ook al gaat het dan maar om een kleine afstand: iets meer dan zestien kilometer". 'Te gek' noemt Mollema de gebeurtenissen van het afgelopen weekeinde. Ruim tweeënveertig kilometer lang kloste hij op het oer-Hollandse schoeisel over het asfalt van de wereldstad. Temidden van vele dui zenden andere deelnemers en aangemoedigd door een puhliek dat in grote drommen naar het spektakel was gekomen. „Iedereen jut je op. 'You can do it!' wordt er naar de lopers geroepen. Kinderen steken ondertussen langs de kant hun hand op, waarna het de bedoeling is dat je die even aantikt. I let is gigan- tisch". Door de drukte zal niet iedereen zijn klompen heb ben opgemerkt. Soms ging Mollema daarom wat dichter langs de dranghekken lopen. Hij merkte dat de mensen niet wisten wat ze zagen. „Niemand kan zich voorstellen dat je zoiets doet. 'O, my God!', hoorde je ze steeds zeggen". Mollema heeft al meer dan honderdtien marathons op z'n naam staan. De laatste keren verscheen hij bij wijze van stunt op z'n klompen, om op die manier op te vallen en een aantrekkelijk 'reclameobject' te worden voor sponsors. Tegelijkertijd hoopt hij. dat er ook anderen zijn die zijn initiatief zó sympathiek vin den dat ze geld beschikbaar stellen. De opbrengsten zijn bestemd voor een charitatieve organisatie die zich inspant voor dakloze bejaarden op Sri lanka. „M'n tijd in New York was 5 uur en 14 minuten. Niet best. In loeiden deed ik er met m'n klompen 4.35 over. Maar dit keer richtte ik me dan ook niet echt op de tijd. Je moet gewoon zoveel mogelijk genieten". Toch waren Mollema en zijn - met gewone hard loopschoenen uitgeruste - echtgenote Kyra zeker niet de laatsten. „Achter ons liep nog altijd een man of vier-, vijfduizend". Dat het minder ging dan onlangs in de Sleutelstad was niet zonder reden, vervolgt de I lagenaar. „Ik heh samen met m'n vrouw gelopen en zij had twee da gen ervoor een voedselvergiftiging gekregen. Zater dag was het min of meer over en probeerde ze nog zoveel mogelijk te eten. Maar dan is het eigenlijk al te laat. Bovendien, onderweg hebben we ook wat foto's gemaakt. En dan is er nog een paar keer het wc-be- zoek, waarvoor je dan in rij moet staan - zo druk is het". Zo stampte Henk Mollema destijds door Leiden. Het zelfde kunstje flikte hij afgelo pen weekeinde in New York. ar chieffoto loek zuyderduin

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 15