Olifant opnieuw bedreigd Bewegen om te koloniseren Natuur Milieu De appel en zijn gasten Rustmast met uitzicht voor aalscholvers DINSDAG 8 NOVEMBER 1994 EINDREOACTIE PETERWOIFSBERGEN BUITENLEVEN Het is herfst. De natuur dommelt langzaam in. Beuken, kastanjes en eiken staan te knikkebollen in het briesje en bij elke bewe ging daalt er een regen van harde vruchten uit neer. De grond ligt bezaaid met eikels, kastanjes en beukenootjes, waaroverheen zich steeds meer afgevallen bladeren vlijen. Je vraagt je wel eens af, waartoe deze gigan tische materiaalverkwisting dient. Het lijkt inderdaad verspilling, want in prin cipe zou elk levend wezen zich middels één zaadje kunnen voortplanten, mits dit raak geschoten was en direct zijn doel zou tref fen. Maar zo gaat het niet en daarom pro duceert bijvoorbeeld één enkel herderstasje zestigduizend zaden. Die gaan bijna alle maal verloren; en dat is maar goed ook, want zouden ze alle uitgroeien tot volwas sen planten, dan daalden er na één jaar zes tigduizend maal zestigduizend zaden op de bodem neer en zou binnen de kortst moge lijke tijd de hele aarde vol herderstasjes staan. Niettemin heeft elk zaadje de potentie in zich om plant te worden. Aan elk zaadje is het optimale meegegeven om te overleven. De natuur heeft de meest uitgekiende trucs verzonnen om van elke soort een succes volle te maken. Het belangrijkste in haar strategie is dat de zaden zich zo ver moge lijk verwijderen van de moederplant. An ders immers verover je de wereld nooit. Maar hoe bereik je dit? Bijvoorbeeld door het zaadje te verpakken in een smakelijke vrucht. Talloze diersoorten zullen het dan met genoegen verorberen en ver weg dra gen alvorens de onverteerbare pit het ei genlijke zaad uit te scheiden, doeltref fend verpakt in vruchtbare mest. Dat is een ingenieuze uitvinding, maar er zijn nog andere manieren om jonge planten ver van moeders pappot te doen opgroeien en aldus de wereld te koloniseren. Kijk eens naar de zaadjes van de esdoorn, de bekende 'neusjes' of 'vogeltjes', die een ieder als kind wel eens op z'n neus heeft geplakt. Deze zaden zijn voorzien van een vleugeltje van pakweg twee vierkante centimeter. De hele constructie weegt ongeveer een gram. Laat de boom het zaad los, dan draait bij het vallen het vleugeltje om het zwaarte punt van het zaadje heen en zo wordt al tollend de valsnelheid van het zaad sterk vertraagd, zodat zelfs het zwakste vleugje wind de kans krijgt het ver weg te dragen. Hoe verzin je het en wie zou het allemaal verzonnen hebben? Nog een fraai voorbeeld: vruchtpluis, zoals we dit zien aan het zaad van wilgen, wilgen roosje of bosrank. Het ragfijne en vederlich te pluis vergroot nauwelijks het gewicht van het zaad, maar wel de omvang, zodat het kan wegdrijven op de wind. Zijn de zaden van de esdoorn helikopters, dan zijn vruchtpluiszaden parachutisten. Naast deze categorieën is er ook die van de lifters. Kleefkruid en kliswortel wachten tot iemand voorbijkomt, hechten zich met hun klittebandstructuur aan hem vast en maken een gratis reisje. Zo voeren mensen en die ren soms hele plantedelen met zich mee. Opzienbarend. Maar nog veel meer opzien baren de ont plofbaren! Veel zaden zijn verpakt in vruchtdozen, die op het juiste moment openspringen en het zaad zo ver mogelijk wegschieten. Het zo onschuldig ogende viooltje is zo'n explosicdeskundige. De drie kleppen van het doosvruchtje drogen uit, krimpen, barsten openen schieten het zaad weg. Maar het mooiste voorbeeld in dit ver band is uiteraard de springbalsemien, waarmee jong en oud zich kostelijk verma ken. Vermakelijk zijn ook de schippers. Planten van de waterkant zijn slim genoeg hun zaad in het water te laten vallen. Pluiszaadjes, meegenomen door de wind, zouden al te gemakkelijk in droge gebieden kunnen neerkomen, waar oeverplanten niet gedij en. Waterkantzaden mogen dus best zwaar zijn, maar licht genoeg om te kunnen drij- De gele lis verpakrhaar zaden in kleine bootjes, die waterdicht blijven tot het voor jaar aanbreekt. Intussen hebben de scheep jes maanden de tijd gehad om voort te dob beren over sloten en vaarten, op zoek naar gunstige woonoorden. Stijgt de tempera tuur, dan raakt het bootje lek en zinkt het zaad naar de bodem. Het lijkt wel alsof planten verstand hebben. Dat zou je ook denken van de wandelaars en de indringers. Van de laatste groep is de muurleeuwenbek de grootste doorzetter. Zij perst haar zaden in gaten en spleten van muren en rotswanden, met een kracht die steen of cement doet splijten. Van de eerste categorie is de paardestaart een fraai exempel. Haar zaad is voorzien van uitsteeksels die zich uitrekken bij droog weer, maar krimpen onder invloed van vocht. Zo 'loopt' het zaad stukje bij beetje vooruit naar de plaats van bestemming. Er gens zijn de omstandigheden dusdanig, dat de zoektocht eindigt en er wortel wordt ge schoten. Zo loopt, vaart en vliegt er van alles van hot naar her in de schijnbaar bewegingloze plantenwereld, waarin alleen de wind voor enige beroering lijkt te zorgen. 'Alles stroomt, panta rhei, niets staat stil', zei de oude Griekse wijsgeer. THEOSCHILDKAMP NATUURLIJK Het is niet alleen de mens, die al eeuwen lang grote belangstelling heeft voor de ap pelboom en zijn vrucht; dieren zijn daar ze ker al even lang en evenveel in geïnteres seerd! Tekenaar Mart Smeding legde enkele van die boom- en appelbezoekende dieren met zijn tekenstift vast. Neemt de mens genoe gen met de appel, dieren daarentegen vin den ook voedsel in stam, tak, blad en bloem van de appelboom. Elk dier, in de vrije natuur, is in staat zijn voedsel te vinden, te bemachtigen en te verteren. Het dier beschikt over middelen, zoals lichaamsbouw, zintuigontwikkeling en kracht, die passen bij de plant van zijn keuze. Een mooi voorbeeld van zo'n aan passingsvermogen laat de Appelvink zien. De Appelvink, met de mooie naam Cocco- thraustes coccothraustes, is geheel toege rust voor zijn taak, het vinden van zijn voedsel. Waarom zijn wetenschappelijke naam zo mooi is? Ook de Appelvink hoort tot de grote familie der Vinken, de Fringilli- dae, hetgeen wil zeggen: de 'kleine, tjilpen de, piepende, kwinkelerende vogels'. Het is moeilijk om in één woord het typi sche kenmerk van een dier vast te leggen. De Appelvink wordt, evenals enkele andere soorten, met de sprekende naam 'kernbij- ters' aangeduid. De Appelvink, zeventien centimeter lang, heeft een geelbruine kop, een bruine rug en op de vleugels een opvallende brede licht gekleurde band. Maar waarom is hij een echte kernbij ter? De grote, dikke kegelvor mige, blauwgekleurde snavel geeft het ant woord. Met die snavel breekt hij zonder moeite grote pitten van kers of olijf open. Vanzelfsprekend is de vraag, hoe kernbijters over zo'n kracht kunnen beschikken. Het antwoord ligt in de bouw van de schedel. Heel de schedel is zó gebouwd, dat elke krachtsinspanning van de snavel onder steund wordt door vorm en bouw van de schedel. Technici hebben berekeningen aan een na gebootste snavel verricht; ze kwamen tot de volgende uitkomst. De Appelvink, die zelf maar 55 gram weegt, beschikt met zijn sna vel bij het doorbijten van een kersepit over een kracht die ligt tussen de 27 en 43 kilo gram per vierkante centimeter; voor een' olijfpit brengt het dier 45 tot 65 kilogram per vierkante centimeter op! De Appelvink houdt zich op in loof- en ge mengde bossen en... vindt ook heel gemak kelijke grote tuinen en boomgaarden! In ons land komen maar schaarse broed geval len voor; in oostelijk Europa is de Appelvink algemener. De Appelbladroller, het Appelmotje, blauw grijs met donkerbruine, gegolfde streepjes, is een sierlijke verschijning. De eitjes wor den aan de appelbloesem toevertrouwd en maken zo de gehele appelontwikkeling De, uiteraard kleine, rupsen weten hun voedsel te vinden in het klokhuis. Zijn ze genoeg gegroeid, dan verdwijnen ze via een zelfgemaakt gangetje aan de buitenkant van de appel. Dan laten ze zich op de grond val len en verdwijnen ondergronds, om daar te overwinteren en te verpoppen. Het daaropvolgend jaar kan de voorstelling dan opnieuw beginnen tenzij de fruitte ler tijdig maatregelen genomen heeft. Dat is echter een ander onderwerp. Maar, waarin schuilt de waarde van de ap pel als voedsel voor de mens? Daar gaat het de volgende keer over. Bureaubewust opent winkel Het kon niet uitblijven: Bureaubewust, sinds ruim een jaar leverancier van milieu vriendelijke kantoorartikelen, heeft verle- dën week de eerste winkel in Nederland ge opend, die gespecialiseerd is in milieu vriendelijke kantoorartikelen. Dat gebeurde in Utrecht, aan de Zakkendragerssteeg 12. Bureaubewust verkoopt zaken als velerlei soorten en maten kringlooppapier, ordners, opbergmappen, faxrollen, push-pins, kerse houten vulpennen, schoolartikelen en bu reau-accessoires. In deze winkel wordt ook informatie en advies gegeven over milieu-aspecten. Bovendien is er navul-service, dat wil zeggen dat men er lijmen, inktpotjes, viltstiften en prin terlinten kan latern navullen. FLEVOLANP/MUiDERZANDTientallen aalscholvers rusten, ter hoogte van de Hollandse Brug in een elektriciteitsmast. De mast staat middenin het Umeer en biedt de visetende watervo gels een uitstekende rustplaats, met zicht rondom. Vooral als de dieren uitgevist zijn, kiezen ze de mast om daar in alle rust hun veren te drogen en op orde te brengen. De aalscholvers broeden rond het Usselmeer in kolonies in de Oostvaarders- plassen, de Lepe laarspiassen en het Naardermeer. In de herfst trekt een deel weg, om in het zuiden van Europa de winter door te brengen. De aalscholvers hadden in '94 een beter broedsei- zoen dan het jaar daarvoor. Volgens de Usselmeervissers zou den er wel een miljoen aalscholvers op en rond het Usselmeer verblijven, maar schattingen van de Vogelbescherming aan de hand van tellingen komen niet verder dan zo'n 50.000 pleisterende vogels voor het hele gebied. foto martijn de jonge De acacia's vormen een perfecte beschutting tegen de brandende zon en onge wenste bezoekers, zoals stropers of toeristen. Pas als een van de dieren z'n giganti sche oren een paar keer op en neer flapt om lastige insekten te verjagen, vallen ze op. Vier volwassen olifanten en twee kalveren, rond het middaguur rustend in Tsavo, Kenya's meest uitgestrekte wildpark. De grootste stier heeft de koelte opge zocht van het achter de bomen gelegen watertje en besproeit met z'n slurf zijn stof fige lijf. Twee imposante slagtanden steken roerloos naar voren. MTITO ANDEI/KENVA FRANS VAN DEN HOUDT CORRESPONDENT De rust die deze giganten van de jungle thans genieten, is nieuw. „Een paar jaar ge leden stuitte je hier voortdurend op karkas sen waar de slagtanden van afgekapt wa ren", zegt wildopzichter Stephen Mwangi. „En niet alleen volwassen beesten, ook ba by's die nog helemaal geen ivoren tanden hadden, werden in een moeite door neerge knald. Duizenden olifanten werden ieder jaar op dergelijke wijze afgeslacht in Tsavo. Met moderne automatische wapens, maar ook met de traditionele gifpijlen. Soms slaagden we er in de stropers op te sporen en het ivoor in beslag te nemen, maar voor de olifanten was het dan uiter aard al te laat. De uitgestrektheid van dit park werkte meestal in het voordeel van de stropers. Tsavo was 'n slagveld. We moes ten toeristen voortdurend adviseren be paalde gebieden te mijden omdat het er te gevaarlijk was". Het contrast met de situatie nu is groot. Bedreigde diersoorten kunnen in Kenya weer redelijk vreedzaam gedijen en worden vrijwel uitsluitend nog lastig gevallen en 'geschoten' door fotograferende toeristen. Ook voor die laatsten is het weer redelijk veilig in de wildparken. Dat werd mogelijk nadat in januari 1990 het wereldwijde ver bod op de handel in ivoor in werking trad. Tegelijkertijd zetten de Kenyaanse autori teiten toen de jacht in op de zwaar bewa pende stropers, die in tien jaar tijd drie kwart van de totale olifantenpopulatie in Kenya hadden afgeschoten. Ditmaal waren het de stropers die zonder pardon de kogel kregen. Het resultaat van het handelsver bod en het 'shoot to kill'-beleid is opmerke lijk. De laatste paar jaar zijn nog maar enke le tientallen olifanten ten prooi gevallen aan ivoorstropers. Maar de dreiging is allerminst voorbij. Enkele Afrikaanse landen menen dat het ivoor-verbod lang genoeg geduurd heeft en willen een gedeeltelijke hervatting van de handel. Op de conferentie van Cites willen zij daartoe een voorstel indienen. Voor na tuurbeschermers, toeristenorganisaties en actievoerders over de hele wereld reden om hard aan de bel te trekken. Maar liefst vijf miljoen handtekeningen werden een paar weken geleden naar het hoofdkwartier van de VN-milieuorganisatie UNEP in Nairobi gebracht om de internationale verontwaar diging en verontrusting over een mogelijke opheffing van het verbod kracht bij te zet ten. De actievoerders hopen hier dezer da gen nog eens vijf miljoen handtekeningen aan toe te kunnen voegen. Een historische daad: president Arap Moi (uiterst rechts op de foto) steekt een stapel van strope rij afkomstige olifantstanden in brand. foto epa geen goudmijn meer, maar een blok aan het been, zoals handelaren in Hong Kong en de regering van Burundi (dat zelf geen olifanten heeft, maar wel veel geld verdien de aan de ivoorhandel) ervoeren. Om de wereld te tonen dat het Kenya menens was, stak 's lands president Daniel arap Moi een stapel van 2.000 slagtanden met een waarde van zo'n drie miljoen dol lar in de brand. Deze unieke actie werd me de ingegeven door de snel dalende inkom sten uit toerisme. Buitenlanders voelden er weinig voor in de uitgestrekte wildparken op zwaar bewapende stropers te stuiten (er werden toeristen doodgeschoten) en me den de reservaten. Miljoenen dollars gingen hierdoor aan Kenya's neus voorbij. Sinds het ivoorverbod in januari 1990 van kracht werd, is de situatie in de meeste Afri kaanse reservaten enorm verbeterd. De En vironmental Investigation Agency (interna tionale organisatie die het milieu onder zoekt) concludeert dat de aktiviteiten van stropers de afgelopen vier jaar in alle delen van Afrika sterk zijn afgenomen. Volgens het door de EIA in september uitgebrachte rapport 'Levend Bewijs' kelderden tegelij kertijd de prijzen van ivoor en andere van olifanten afkomstige produkten. Handelsverbod Maar niet iedereen was is even blij met het handelsverbod. In 1989 mokten Zuidafri- kaanse landen als Zimbabwe, Botswana en Zuid-Afrika al dat zij over dusdanig om vangrijke olifantenkuddes beschikten, dat zij om biologische redenen ongestraft bees ten moesten kunnen blijven afschieten en hun produkten verhandelen. Het zijn opnieuw Zuid-Afrika en Soedan, die willen dat op de Cites-conferentie voor hun4 olifantenpopulaties een uitzondering wordt gemaakt op het huidige embargo, zo dat zij de handel kunnen hervatten in hui den, staarten, poten en vlees. Het argument van beide landen is dat zij door produkten van legaal afgeschoten olifanten te verko pen, aan geld kunnen komen voor wildbe- heer en het onderhoud van hun reservaten. De Britse regering heeft zich tot veler verba zing en ergernis achter dit voorstel ge schaard. De natuurbeschermers hameren erop dat het in 1990 ingesteld ivoorverbod nog zeker twintig jaar van kracht dient te blijven, om de olifantenpopulaties in Afrika de kans te geven zich grotendeels te herstellen van de massaslachtingen uit het verleden. „De eer ste nieuwe olifantengeneratie sinds het ver bod, is nog geen vijfjaar oud", stelt Nehe- miah Rotich, direkteur van de East African Wildlife Society. „Stel je die nu al bloot aan stropers dan kun je de toekomst van de oli fant wel vergeten". Wildparken „Opheffing van het huidige verbod bete kent dat opnieuw de oorlog uit zal breken in Afrika's wildparken", waarschuwt Gunther Peters, directeur van de in Duits land gestationeerde Aktie Campagne voor Bedreigde Diersoorten. „In Somalië be schikken de stropers over automatische wa pens en ook lapanse ivoorhandelaren staan reeds in de startblokken. Er hoeft maar iets te gebeuren en het is gedaan met de natio nale parken in Afrika. Een nieuwe ivoor-oorlog vanwege een gelegaliseerde handel in produkten van oli fanten, leidt bovendien tot een achteruitgang van het toeris me en dus een groot verlies aan inkomsten. Dat zou een ramp zijn voor veel Afrikaanse landen". Het was om die redenen en, natuurlijk, de razendsnelle da ling van het aantal Afrikaanse olifanten, dat op de Cites-con ferentie van 1989 werd besloten tot geheel verbod van de handel in ivoo jaar tijd was het aantal olifanten ir 12,3 miljoen tot eei afgeslacht. Het hele land verloor in tien jaar tachtig procent van de totale populatie, of wel 255.000 olifanten. Biologen waarschuw den dat in dat tempo de olifant in de mees te delen van Afrika binnen 10 jaar zou zijn uitgestorven. Lucratief De handel ii tief. Ging ei vijftig zo'n Poging om ivoor-verbod uit 1990 op te heffen In 20 Afrika kleine 600.000. Vooral ging het de loop van de jaren tachtig r snel bergafwaarts met de oli fantenpopulatie; ieder jaar werden op het continent 100.000 olifanten afgeschoten. Van de 65.000 olifanten die Kenya in 1980 telde, waren er in 1989 nog maar 15.000 over. In het Selous-wildpark in Zuid-Tanza- nia werden in twee jaar tijd 25.000 olifanten ;gaal ivoor was uiterst lucra- ;r in de ivoorhandel in de jaren 200 ton van het 'witte goud' per jaar om, in de jaren tachtig liep dat op tot 1.000 ton. Tus sen 1986 en 1988 werd voor een kilo ruwe ivoor ruim 400 dollar betaald. Per jaar ging er zo'n 80 miljoen dollar om in de ivoorhandel, die voor 85 procent voor rekening kwam van Japan en Hong Kong. De produkten die daar werden gemaakt van de ruwe ivoor, werden vervolgens weer geëx porteerd, naar onder andere de Verenigde Staten (40 pro cent) en Europa. Cites deed op dat moment helemaal niets om de olifant te beschermen. Tachtig pro cent van het door haar gesanctioneerde ivoor was afkomstig van gestroopte olifan ten. In de loop van 1989 trad echter een op merkelijke kentering op. Onder druk van de publieke opinie, acties door natuurbescher mers en schokkende cijfers en beelden van de strooppraktijken in Afrika, begonnen steeds meer Afrikaanse regeringen te plei ten voor een totaal verbod van de handel in ivoor. De VS en Europa kondigden al snel een importverbod af voor produkten van ivoor, gevolgd door Japan, Hongkong en Dubai. Grote voorraden ivoor waren plotseling

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 7