Het leger onder vuur ZATERDAG 5 NOVEMBER 1994 Het leger is uit. Voor veel Nederlanders is de krijgsmacht een ver- van-mijn-bed-show geworden. De politiek twijfelt. Na de forse ingrepen die moeten leiden tot een beroepsleger, komt er wéér een stevige bezuiniging aan; minister Voorhoeve (defensie) denkt aan 2,8 miljard gulden. Het leger zeifis het lachen vergaan. ,,Ik laat me niet als hoer gebruiken. Denkwijzer In fraaie herfsttinten komen helikop ters aanvliegen over het nog stille och- tendland. Soldaten springen er uit en bouwen met pontons een brug over een bre de rivier. Dit is het werk van de luchtmobiele De boodschap die in deze reclamefilm zit is duidelijk: avontuur en uitdaging. „Dat wil len die jongelui graag, lekker uit zo'n heli kopter springen", voegde bevelhebber Couzy daar wervend aan toe. De werkelijkheid op het Veluwse oefenterrein ligt even anders. De militairen springen vanuit containers op po ten. Het geweldige avontuur, de prachtige uitdaging, wordt ondersteund met helikop tergeluid uit een goedkope cassetterecorder. Het tekent de pijn in het leger van van daag. De schone schijn is ingehaald door de killing fields die het bezuinigingsmes achter laat: halvering van de landmacht, massaal ontslag, uitstel en afstel van aanschaf van mi litair materieel. Het wachten lijkt nog slechts op het moment dat de poten onder de con tainer worden weggezaagd. Voor de Barneveldse luitenant C. van Holst is het duidelijk: waar gezagsgetrouwe militai ren lang hebben gezwegen is het tijd voor verbaal geweld. „Het Nederlandse leger wordt vermoord om de begroting kloppend te maken. Het vel wordt ons over de neus ge trokken. We hebben de boot gemist als mili tairen, we hebben onvoldoende aan public relations gedaan. En onbekend maakt onbe mind. Politici rennen wat rond in Joegoslavië en gaan dan weer aan het werk. Ze beseffen niet wat voor mooi bedrijf het leger nu nog Inderdaad, Nederland weet niet goed wat het eigenlijk met z'n leger wil. Na de over eenstemming over de nieuwe koers, neerge legd in de Prioriteitennota van het vorige ka binet, komt minister Voorhoeve van defensie binnenkort met een nieuwe bezuiniging: 2,8 miljard gulden. Rond de eeuwwisseling moet Defensie in totaal zo'n tien miljard hebben gekort op *de uitgaven. Goedkope tweede hands Duitse helikopters zijn dan ineens een stuk aantrekkelijker dan nieuwe, dure Ameri kaanse. Steeds minder Hoe meer bezuinigingen, hoe minder er te recht dreigt te komen van de doelstellingen uit de Prioriteitennota: afschaffing dienst plicht, volledig beroepsleger, van 125.000 naar 70.000 militairen, totale besparing van 11 miljard gulden in 2002. Nög meer bezuini gen betekent nog minder mensen, nog min der voorzieningen, nog minder materieel. De vraag is dan of Nederland nog wel een echte bijdrage kan léveren aan de vredesmacht van de VN. Kan het leger bijvoorbeeld nog wel overal aanwezig zijn, van Bosnië tot Haïti? „Laten we ons beperken tot situaties waar we, als onderdeel van een VN-macht, daad werkelijk twee landen uit elkaar kunnen hou den. Maar de interne strijd in Rwanda, Haïti en Joegoslavië, daar moeten we eenvoudig niet aan beginnen", vindt voorzitter Golsteijn van de vakbond voor beroepsmilitairen. Gouverneur P. H. Messerschmidt kent de verhalen. De man die verantwoordelijk is voor de officiersopleidingen aan de KMA in Breda, zit op elke verjaardag, bij elke borrël, tussen de mensen die hem aanspreken op zijn functie. Aan de ene kant hoort hij: laten die landen het lekker zelf uitzoeken, daarvoor hoeven Nederlanders toch niet hun leven te wagen. Andere kennissen zeggen hem dat het leger nu eindelijk een werkelijke, zinnige functie in de samenleving heeft. Messerschmidt: „Ik durf niet te zeggen welke van die twee stromingen de overhand heeft. Maar ik weet wel zeker dat zich mo menteel erg veel jongens en meiden bij onze academie aanmeldert. Het leger is dus blijk baar wel degelijk aantrekkelijk. Al moet ik er wel bij zeggen dat de motivatie anders is dan vroeger. De jeugd is tegenwoordig niet alleen ideëel ingesteld. Het is niet langer: voor ko ningin en vaderland. Het leger is voor hen ook vooral een interessante werkgever ge worden. Wie hier zijn studie voltooit, heeft een goede opleiding en een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op een baan, eventueel ook in de burgermaatschappij. Na tuurlijk krijgen wij hier tegenwoordig ook de calculerende jeugd aan de poort." En dat komt ook tot uiting in de basisoplei ding van het Nederlandse beroepsleger. De cadet wordt niet meer alleen klaargestoomd om in het veld een peloton te leiden, hij krijgt daarnaast nog een forse wetenschappelijke opleiding. Die is zelfs zo intensief dat na de KMA ongeveer één jaar universitaire studie voldoende is om het doctoraal te halen. Mes jaar wordt afgerond kan Van Holst wat be treft de loopbaanprognose rustig zijn tijd ver der 'uitdienen' aan de Costa del Sol. „Maar dat wil ik niet. Ik ben met de dienst getrouwd, het zit in mijn wezen. Ik wil hier mijn pensioen halen. Op deze manier zijn ze verkeerd bezig. Het individu is onderge sneeuwd in de systematiek van Den Haag waar ze absoluut niet in staat zijn het juiste personeel vast te houden. Bovendien heb ik volgens menigeen toch nog een kans binnen het leger werkzaam te blijven." „Als je wilt dat mensen opstappen, regel het dan anders", zegt J. Golsteijn, voorzitter van de vakbond van militairen (VBM). „Zeg dan keihard tegen mensen dat er geen plaats meer voor ze is en zorg vervolgens voor een goed sociaal plan. Dat is beter en eerlijker dan de onzekerheid steeds maar te laten voortduren. Dat geeft alleen maar grote on rust en is slecht voor je imago." Golsteijn zit bij een vaandel uit het eind van de vorige eeuw, met de onheilspellende naam 'Bond voor minder marinepersoneel'. Hoewel met 'minder' in dit geval 'lager' 'Defensie is een grabbelton geworden' serschmidt: „We moeten reëel zijn: niet ie dereen zit tegenwoordig nog tot het eind van zijn werkzame leven in het leger." Heel wat beroepsmilitairen worden met de neus op die feiten gedrukt. Bij de landmacht heeft men een loopbaanprognose ontwik keld. Door middel van gesprekken en me disch onderzoek wordt bekeken hoe de kan sen zijn om ook in de toekomst bij de land macht te werken. Daarvoor worden de perso neelsleden in drie categorieën ingedeeld. Wie in 1 valt hoeft zich niet al te veel zorgen te maken over zijn toekomst, hij heeft een grote kans op een baan. In 2 komen de twijfelge vallen en in 3 de hopeloze gevallen. In totaal zijn bijna 10.000 militairen aan de test onder worpen, van wie er 568 in categorie 3 kwa men en 1628 in 2. Die kunnen het, gezien de voortgaande bezuinigingen, wel schudden. Maar zelfs voor de anderen is het afwachten. Want inmiddels is niets meer zeker in het le ger. De 48-jarige luitenant Van Holst belandde in de laagste categorie. De 1.92 meter lange beroepsmilitair luitenant ging door zijn rug toen hij als instructeur te veel met de 25 mili- meter Urlikons rondsjouwde; hij belandde via de administratie bij de documentatie in formatievoorziening. Leuk werk, boeiend werk, belangrijk ook, maar vooral specialis tisch werk. Aangezien het project volgend wordt bedoeld is het verleden nimmer dich terbij geweest. Golsteijn is dan ook behoorlijk kwaad. „Kijk, de politiek heeft het primaat. Als de politiek zegt: het leger verdwijnt, dan verdwijnt het leger. Als de politiek zegt: er moeten vierduizend banen weg, dan verdwij nen er vierduizend banen. Wij kunnen dan niet meer doen dan de schade zo beperkt mogelijk houden, door geld te eisen voor een fatsoenlijke afvloeiing van die mensen. Wat er ook gebeurt, Defensie zal dus met een fors bedrag over de brug moeten komen. En dat zou best eens anderhalf miljard kunnen zijn. Los daarvan vind ik het echt van de gekke dat op de begroting van Defensie sinds 1989 voor maar liefst 23,8 procent is gekort. Er is geen enkel ander departefrient dat zo fors te gra zen is genomen. Defensie is gewoon een grabbelton geworden waarin politici naar hartelust geld pakken als ze weer eens zuini ger aan moeten doen. Maar het personeel begrijpt er nu echt niets meer van." Hij wijst er fijntjes op dat uitgerekend Joris Voorhoeve recent nog een voortreffelijke analyse heeft gemaakt van de veiligheidssitu atie in de wereld. Op basis daarvan waren de bezuinigingen uit de Prioriteitennota de grens. Toen was Voorhoeve nog directeur van ClingendaeL Nu hij minister is, en de si tuatie in de wereld eerder verslechterd is dan verbeterd, moet er toch ineens bijna drie mil- Voorwaarts, mars!' Maar dat geldt niet voor het leger als bedrijf. foto arcPief jard extra worden bezuinigd. Golsteijn: „Ik zie de logica daarvan niet. Maar ach, de bur ger wordt er niet door in zijn portemonee ge raakt, dus het zal 'm een zorg zijn. Ik denk zelfs dat het volk het leger onderhand liever kwijt dan rijk is." Luitenant Van Holst onderschrijft dat beeld: „We zijn geen krijgshaftig volk. Het is altijd pappen en nathouden geweest en dat blijft zo. Vroeger kochten we ons leger al in het buitenland. Misschien eindigen we wel weer met een huurlingenleger dat voor geld wordt uitgezonden." Bureaucratisch Bij de verenigingen voor officieren weten ze het ook niet meer. „Als je extra bezuinigt en toch de doelstellingen van de Prioriteitenno ta wilt halen, hoe moet dat dan?", vraagt R. Visser zich hardop af. Hij is voorzitter van de Koninklijke vereniging van Marineofficieren. Met woordvoerder j. van der Valk van de Ne derlandse Officieren-vereniging geeft hij meteen het antwoord: schrappen in de amb telijke functies. „Het leger is enorm bureau cratisch geworden. Bij de centrale organisatie kunnen onderhand duizenden banen ver dwijnen. Daarmee zou een belangrijk deel van die extra bezuiniging zijn opgelost. Want je kunt wel een luchtmobiele brigade willen, als je ze geen helikopters geeft, kun je er net zo goed niet aan beginnen. Als je naar de brandhaarden op de wereld wilt, moet je zor gen dat je manschappen optimaal zijn voor bereid en uitgerust. Niet zo als de Ghanezen die op blote voeten en zonder wapens in oor logsgebieden aankomen. Blijf je bezuinigen, dan breng je uiteindelijk de veiligheid van je eigén mensen in gevaar. Dan zijn ze bijvoor beeld net niet alert genoeg in een mijnen veld." Voorzitter Golstein van de VBM denkt er precies eender over. „Bij de marine is die sit- autie zelfs al bereikt. Het aantal mensen op een fregat is teruggebracht naar 180, waar door iedereen wacht moet lopen, ook bij voorbeeld mensen van de geneeskundige dienst, die daar niet specifiek voor zijn opge leid. We zitten daar nu echt op de grens van het toelaatbare." De chef defensiestaf Van der Vlis heeft zijn baan er aan gegeven, omdat hij de bezuini gingen van het paarse kabinet te fors vond. De vertegenwoordigers van de officieren-ver enigingen: „In de tijd dat Vredeling minister van defensie was, zijn er vijf generaals opge stapt uit onvrede over het beleid. Nou, dat heeft helemaal niets geholpen. Het blijft een gebaar, en daar moet je geen wonderen van verwachten, want er staan altijd genoeg an deren klaar, die het wèl willen proberen. Het geeft wel perfect aan dat de politieke belang stelling voor defensie steeds minder wordt." Niet voor niets, zeggen ze, wordt de gulle lach nauwelijks nog gehoord in het leger. Onderofficier Van Holst: „Het leger heeft mij geleerd niet te huilen. Zelfs in ons eigen vlees snijden is uiteindelijk een opdracht en die voeren we zo goed mogelijk uit. Als we zonodig onder Kohl moeten dienen in een internationaal leger, prima, ik praat wel Duits, Engels of wat dan ook, maar er zijn grenzen. Die grens is bereikt als ik bijvoor beeld in Afghanistan moet gaan functioneren waar Nederland weer zonodig de glorie van het parlement moet uitstralen. Nederland als vaandeldrager van het werelddenken. Ik ben aangenomnen om op de Duitse laagvlakte te gen de Russen te vechten. Ik laat me dus niet als hoer gebruiken." Op een avond laat kwam mijn moeder me wakker ma ken. ,,Kom 'ns mee naar beneden", zei ze zachtjes, „er is iemand die je iets heel belangrijks wil vragen". Slaap dronken volgde ik haar naar de huiskamer. Ik was nog maar nauwelijks elf jaar oud, maar het beeld van de man die bij mijn binnenkomst in de kamer opstond uit zijn stoel bij de haard, is tot op de dag van vandaag diep in mijn geheugen gegrifd gebleven. In mijn jongensogen was het een reus, gekleed in een volledig wit gewaad met een korte, openhangende cape, waardoor de op zijn borst geborduurde twee rode harten met een doornen kroon eromheen, duidelijk te zien waren. Hij ging voor me staan, legde zijn linkerhand op mijn schouder en zei met een stem die, als die van God, ver van boven kwam: „Jongen, zou jij priester willen worden?" Het ondermijnende onderscheid Ik weet zeker dat ik geen 'nee' heb gezegd. Behalve het feit dat ik nog half sliep, zou ik ook niet geweten hoe een weigering over mijn lippen te duwen. Acht maanden later vertrok ik naar het klein seminarie. Wat ik daar vooral leerde, behalve dan wat heimwee is, was studeren. Stude ren omdat ik kennisgierig was, maar vooral ook om mijn lera ren, een verzameling van in mijn ogen zeer geleerde witte reuzen, gunstig te stemmen. Studeren tie-slag tussen leerlingen. Zo be stond ieder rapport twee cijfer reeksen. De ene reeks gaf het cij fer voor het betreffende vak aan, de andere reeks de rangorde die je op dat vak innam in vergelij king met je klasgenoten. Aan het einde van het eerste jaar, op de dag voordat we op vakantie naar huis mochten, was er in de aula een grote rapport-ceremonie, waar van iedere klas bepaalde leerlingen op het podium moch ten komen. Toen ik als laatste naar voren werd geroepen, kreeg ik te horen dat ik de eerste prijs vorderingen en de eerste prijs vlijt in mijn klas had behaald en voor elk kreeg ik een boek als ge schenk. Ik was er heel verguld mee. Totdat ik het podium afliep om mijn plaats tussen mijn klas genootjes weer in te nemen. In het voorbijgaan zag ik dat een van hen, een jongen waar ik in de loop van het jaar hecht be vriend mee was geraakt, dikke tranen in zijn ogen had. Niet al leen had hij geen prijs gekregen,.., maar hij had eerder ook te horen gekregen dat hij voor veel vakken nummer laag of zeer laag was. Zijn verdrietige gezicht deed mijn eigen blijdschap op slag verdwijnen. Na afloop van de bij eenkomst, toen we buiten op de speelplaats waren,-ging hij mij duidelijk uit de weg, terwijl we anders bijna altijd samen speel den. Ik van mijn kant dorst ook niet goed naar hem toe te gaan. Hoewel ik nog te jong was om er woorden aan te kunnen geven, voelde ik duidelijk dat er die och tend als gevolg van de ceremonie iets gebeurd was, dat onze vriendschap bedreigde: dat men sen onderscheiden vaak neer komt op mensen van elkaar scheiden. Op een gegeven mo ment ben ik naar binnen gerend, heb een van de prijsboeken uit mijn koffer gehaald, en heb dat zonder iets te zeggen in zijn han den geduwd. Van een afstandje heb ik vervolgens afgewacht wat hij zou doen. Eerst gebeurde er niks. Toen begon hij even in het boek te bladeren, klapte het gauw weer dicht, liep naar mij toe, gaf het terug en zei met ver stikte stem: „Kan ik niet meene men, jouw naam staat er in, met inkt en een stempel!" De rest van die dag en de vol gende dag tot ons vertrek naar huis, zijn we met elkaar op getrokken. Over het gebeurde hebben we toen en ook later nooit meer gesproken. Ik ben een paar jaar later voortijdig van het seminarie vertrokken. Hij is priester en vooral een goed mens geworden. Zijn tranen op die be wuste dag hebben bij mij het eerste spoor getrokken van wat in de loop der jaren een steeds intensere afkeer is geworden; en het bewuste boek, dat nog altijd in mijn boekenkast staat, houdt die afkeer levend. Het is de af keer van wat ik voor mezelf wel eens benoem als de 'HASJ'-ver- slaving: de Hit-And-Score-Juice of het sop van de 'Top-tig' lijsten, van de 'vrouw-van-dit' of 'man- van-dat'-verkiezingen, van de onderscheiding-, medaille-, prijs- of penning-uitreikingen waar mee onze samenleving van top tot teen overgoten is. Die 'HASJ'- ofwie-scoort-het-best/mooist' verslaving, heeft inmiddels al zo zeer om zich heen gegrepen dat er voor organisaties die een nieu we prijs of uitverkiezing willen organiseren, niet een dag in het jaar meer beschikbaar is - met uitzondering van een aantal zon dagen - waarop ze dat kunnen doen zonder in het vaarwater van bestaande prijzen of uitver kiezingen te gaan zitten. Het soort prijzen of verkiezingen wordt overigens ook steeds idio ter. Zo hebben we sinds vrijdag 28 oktober 1994 ook al de natio nale lingerieprijs, uit te reiken aan de lingerie-draagster of -dra ger van het jaar! Waar komt deze collectieve stoornis vandaan en vooral, wat zijn de effecten ervan? Is het zo dat het instellen van een prijs, of het maken van een hitlijst op een bepaald gebied - bijvoor beeld van wetenschappers of lin geriedraagsters - een positieve prikkel is voor de kwaliteit op dat gebied in het algemeen? Wijlen de Franse filosoof Jean Paul Sartre omschreef het ver schijnsel ooit als La tnaladie Americaine, de Amerikaanse ziekte. Kenmerk van een samen leving waarin die ziekte tiert, is dat voor wie wil opvallen of de aandacht trekken, het steeds noodzakelijker wordt om met steeds schreeuwendere superla tieven te gooien als 'the greatest', 'the best', 'the number one', 'top of the list', enzovoorts. Televisie stations, kranten en tijdschriften lopen daarom de deur plat bij enquete-bureaus in de hoop dat het weereen HASJ-headline, een 'wie-is-de-beste-en-wie-niet?' kop oplevert. Vers voorbeeld is de editie van Elseviers Magazine van 29 oktober 1994. met als om slagtitel 'Universiteitentest: de beste studies'. Het effect op uni versitair Nederland was als dat van een voedseldropping in een vluchtelingenkamp. Ik heb er geen gekocht. Ik zat in Japan, maar zelfs daar was ik niet veilig, want ik kreeg een faxbericht met: „Grote opwinding in de universi teiten overOp mijn terug vlucht trof ik ia de KLM-leesmap een exemplaar aan. Het vergde niet meer dan een paar minuten om te zien dat dit de zoveelste 'waterverf-enquete was (dit is geen kinnesinne want mijn uni versiteit/vak komen er relatief gunstig uit). De gebruikte enque te is inhoudelijk een rommeltje en de gegevensanalyse weten schappelijk onverdedigbaar. Er zijn stemmen (waaronder die van Elsevier) die beweren dat het maken van zulke hitlijsten de organisaties stimuleert en daar mee de kwaliteit van wat ze doen of produceren verbetert. Maar het beschikbare wetenschappe lijke onderzoek laat onomstote lijk zien dat van die bewering geen hout klopt. Tal van studies, o.a. aan de uni versiteiten van Texas (Robert Helmreich), van Harvard (Jay Winston), van Minnesota (David Johnson), van Michigan (Donald Haines) en van Iowa (Marget Clifford) tonen aan dat: a). De meest succesvolle wetenschap pers juist niet richt zijn; b). Ci drijven de prestaties vermindert; c). Concurrentie.de artistieke en probleemoplossingscreativiteit en de studieprestaties bij jonge kinderen en universiteitsstuden ten vermindert, en, d). De na druk op concurrentie arbeids vreugde, leerplezier en onderlin ge relaties ondermijnt. Het vol gende verhaal illustreert dit tref fend. Een oude rabbi nam een zich altijd maar met anderen ver gelijkende jongere collega op een avond mee zijn tuin in. Het was volle maan en het licht scheen op de bomen in de tuin. De oude rabbi zei: „Kijk deze twee bomen hier. Die ene grote en die kleine ernaast, die nu in volle bloei staat. Al jaren staan ze naast el kaar en nog nooit heeft dat pro blemen gegeven. Nog nooit heb ik in deze tuin iets over minder waardigheid gehoord. Waarom niet?" De jongere rabbi verzonk in gedachten en zei toen: „Om dat ze zich hier niet met elkaar vergelijken". Waarop de oudere antwoordde: „Je kent dus het antwoord. Ook kleine bomen bloeien prachtig als ze zich niet vergelijken." RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 39