Provincialisme
speelt Beel parten
Wel erg veel dode Indonesiërs
Binnenland
DONDERDAG 3 NOVEMBER 1994
Prominente katholieke politicus houdt het in Batavia voor gezien
Louis Jozef Maria Beel is al minister van binnenlandse
zaken en premier geweest. In mei 1949 is hij Hoge Ver
tegenwoordiger van de Kroon in Batavia. Óp die post
keert hij zich tegen het Van Roijen-Roem-akkoord tus
sen Nederland en Soekamo's Republiek. Beel tracht te
gen de stroom van de geschiedenis in te roeien en jaagt
een illusie na. Hij doet dat omdat zijn provincialisme
rt hem het zicht op de realiteit ontneemt.
Het is geen verheffend beeld dat uit
'Officiële Bescheiden betreffende de Neder
lands-Indonesische Betrekkingen 1945-
1950' oprijst van een van Nederlands be
langrijkste katholieke politici. In de KVP
staat hij links van partijleider Romme, maar
in Batavia ontpopt hij zich als een wat
nurkse landvoogd, die niets moet hebben
van de Republiek van Soekarno; die zijn
oren laat hangen naar legerleider Spoor en
die vooral dat zich vastklampt aan de
heilloze gedachte dat Nederland in de eer
ste plaats zaken moet doen met de Indone
sische federalisten.
Federalisten zijn de vertegenwoordigers
van de Indonesische deelstaten. Die zijn ge
vormd op initiatief van Beels voorganger,
gouverneur-generaal Van Mook. Ze zijn be
doeld als tegenwicht tegen de in augustus
1945 door Soekamo en Hatta uitgeroepen
Republik Indonesia. Eind 1946 wordt Oost-
lndonesië de eerste deelstaat.
Nederland beseft in 1949 dat aan een on
afhankelijk Indonesië niet meer valt te ont
komen, maar het probeert daar een door
Nederland gewenste vorm aan te geven. Zo
moeten Nederland en Indonesië jn een
Unie worden verenigd. Verder moet Indo
nesië een federale staat worden de Vere
nigde Staten van Indonesië waarvan de
Republiek slechts één der deelstaten is. Bij
gesprekken daarover is ook de Republiek
welkom. Maar als Soekamo en de zijnen te
veel noten op hun zang hebben, moet het
maar zonder hen.
Vanuit die visie is het logisch dal Neder
land nieuwe deelstaten {negara's) blijft vor
men. In de eerste maanden van 1949 wor
den daarom voorbereidingen getroffen om
op Sumatra enkele nieuwe negara's op te
zetten.
Tezelfder tijd blijkt echter dat de verdeel-
en-heers-politiek jegens de Indonesiërs (de
federalen enerzijds, de Republiek ander
zijds) op niets uitloopt. In al zijn eenvoud
wordt dat verwoord in een Republikeins te
legram van 1 april. „Al hebben de Neder
landers het zodanig voorgesteld", heet het
daar, „als zou er een kloof zijn tussen de re
publiek en de BFO (de federalisten, red.),
dan is die kloof principieel in feite toch ge
legen tussen Nederlanders en Indonesiërs".
Verhelderend is een brief aan Beel, op 5
maart 1949 geschreven door Soetardjo Kar-
tohadikoesoemo, een zeer gematigde Repu
blikein die Nederland een goed hart toe-
Scherp formuleert hij dat het Neder-
II landse bewind Indonesië tot een eenheid
I heeft gemaakt en dat Nederland, wil het
nog iets goeds tot stand brengen, het fede
ralisme beter kan afzweren.
'Uitermate zwak'
I „De Nederlandsche Regeering neme het
I initiatief', adviseert Soetardjo aan Beel,
„om het federale systeem weder onge-
daan te maken. Hierdoor zou het wantrou-
wen aan de zijde der Indonesiërs, als zou
Nederland willen voortgaan met de impe-
rialistische politiek van 'verdeel en heersch'
11 op Indonesia toe te passen, vanzelf worden
H vernietigd. Het allergrootste deel van
5 het Indonesische volk zal er gunstig
I door worden gestemd voor een verder en
II bestendig samenwerken met Nederland.
Het federale stelsel is voor het Indonesische
I volk, dat door eeuwenlange vreemde over-
Iheersching moreel-politisch tot één geheel
is samengesmeed, uitermate zwak. Bo-
"T vendien zijn gebieden als Borneo, dat
groote leege eiland, Madura, Zuid-Sumatra,
zelfs Oost-Indonesia binnen tientallen van
jaren met de beste wil niet in 'behoorlijke'
staatkundige eenheden om te tooveren.
j Wordt het federale stelsel ons heden opge
drongen, vroeg of laat zal ons volk zich er
van binnen uit toch van ontdoen. Dan is
Jhet thans immers moeite voor niets en
Nederland heeft zich een middel uit han
den laten ontglippen tot het winnen van
een grooter vertrouwen bij het Indonesi-
schevolk."
Soetardjo getuigt van visie. Want nog
geen jaar nadat Indonesië eind 1949 onaf
hankelijk is geworden, veegt de regering in
Jakarta de federale structuur inderdaad van
P tafel en wordt Indonesië een eenheidsstaat.
Beel wenst echter vol te houden. Dat on
der druk van de Veiligheidsraad in april
in 1949 onderhandelingen moeten beginnen
lg met de Republiek onder meer over te
rugkeer van de regering-Soekarno naar
6n Jogyakarta kan hij nog begrijpen. Maar
e als hij ziet aankomen dat het resultaat (het
Van Roijen-Roem-akkoord) onder meer in
houdt dat op Sumatra geen nieuwe deelsta
ten mogen worden gevormd, gaat hij met
I zijn volle gewicht op de rem staan.
Ide Anak Agung Gde
Agung, in 1949 pre
miervan de deelstaat
Oost-lndonesië en de
prominentste federa
list. foto archief
Militair is er in 1949 een patstel
ling in Nederlands-Indië. Er val
len Nederlandse, maar nog veel
meer Indonesische slachtoffers.
Onder die laatsten bevinden zich
waarschijnlijk opvallend veel bur
gers.
Eind maart 1949 vertellen Cana
dese regeringsfunctionarissen de
Nederlandse diplomaat Van Roij-
en dat de Canadezen 24.000
Indonesische slachtoffers wel wat
veel vinden. Dat getal, zeggen ze,
kan de Veiligheidsraad maar be
ter niet ter ore komen. Van Roijen
meldt dat aan Den Haag en Bata
via. Fijntjes schrijft hij dat 24.000
volgens hem nog te laag is. Dat
klopt. Op 3 maart 1949 stelt leger
leider Spoor 'het totaal van de vij
andelijke verliezen aan doden en
gevangenen' op zo'n 38.000 se
dert 19 december 1948. Voor zo
ver nu bekend zijn van half de
cember 1948 tot en met augustus
1949 ten minste 3.851 Nederland
se militairen gedood, gewond en
vermist, terwijl zeker 95.388 Indo
nesiërs sneuvelden, gewond of
gevangen raakten.
Pikant is een op 8 april 1949 op
gestelde concept-brief van amb
tenaar Van Boetzelaer aan Spoor.
Hij vraagt namens de Hoge Verte
genwoordiger van de Kroon, Beel,
uitleg over een verontrustend feit.
Dat namelijk veel Indonesiërs
worden gedood en gevangen,
maar dat weinig wapens worden
buitgemaakt. Drie dagen later no
teert Beel: „Hedenavond bespro
ken met lt. gen. Spoor. Niet ver
zenden". De goede verstaandef
begrijpt dat Spoor en Beel hier
over liever geen correspondentie
beginnen. Die zou in Nederland
kunnen verzeilen en een pijnlijk
debat los maken.
Niet iedere Indonesische strijder
heeft een vuurwapen. Maar het
blijft vreemd dat een dagrapport
over, bijvoorbeeld, Midden-Java
rept over 108 gedode, een gewon
de en honderdtachtig gevangen
Indonesiërs, terwijl de buit slechts
dertien vuurwapens, drie hand
granaten en een hoeveelheid mu
nitie omvat. Ter verklaring krab
belt mr. Schokker, ambtenaar te
Batavia, er bij: „Ook wil ik niet
uitschakelen, dat onder de 'verlie
zen' wel non-combattanten (bur
gers, red.) zijn opgenomen. Ik
vrees soms, dat deze laatste factor
een grooter rol speelt dan plezie
rig is. Het leger zal dit nooit toe
geven". Beels kabinetschef, Koets,
noteert: „Daar ben ik juist ook
bang voor!"
Daarmee zijn we beland bij de
gevallen waarin Nederlandse mi
litairen hun boekje te buiten gin
gen. Dat excessen hebben plaats
gevonden, is volgens serieuze on
derzoekers onomstreden. Tevens
is duidelijk dat dat niet op initia
tief van de legerleiding gebeurde.
Niet voor niets beveelt Spoor zijn
commandanten op Java en Sum-
tatra op 10 april 1949: „Men
schuwe strenge maatregelen niet
wanneer deze door de tactische
of veiligheidstoestand worden ge
ëist, doch men vergete nimmer
een waardig soldaat te zijn, be
heerst en menslievend".
Dat er aanleiding is voor die ver
maning, maakt Spoor aan het be
gin van zijn telegam duidelijk.
„Ondanks mijn herhaalde aan
schrijvingen en waarschuwingen
bereiken mij nog steeds klachten
over ernstige misdragingen van
militairen bij operatieve acties.
Mijn ervaring is dat deze klachten
als regel zeer overdreven zijn."
Maar hij voegt er aan toe: „Mijn
ervaring is echter eveneens dat er
meestal wel een grond van waar
heid in schuilt". En: „Dit moet nu
uit zijn en het zal uit zijn".
In 'Marsroutes en Dwaalsporen'
(1991) geeft de militaire historica
P.M.H. Groen aan dat Spoors be
vel waarschijnlijk weinig heeft
uitgehaald. Uit het betoog van
een bataljonscommandant kan
Spoor half mei 1949 volgens
Groen opmaken 'dat de veilig
heidstoestand in een aantal ge
bieden al zo was verslechterd, dat
de om militaire redenen vereiste
strenge maatregelen zich niet
meer lieten verenigen met een
om humanitaire en militaire re
denen vereist menslievend optre
den'.
Dat blijkt ook uit meldingen die
in Batavia binnenkomen. Zo is in
een rapport, te velde opgemaakt
op 29 september 1949, sprake van
onder meer mishandeling van ge
vangene met dodelijke afloop,
vermoedelijke verkrachting van
minderjarig meisje te Solo, plun
dering en mishandeling tijdens
verhoor, waarbij een gevangene
overleed en een ernstig werd ge
wond. Hoeveel gevallen niet tot
plaatselijke commandanten
doordrongen en dus nooit in rap
porten belandden, is uiteraard
onbekend.
Beel vertrekt in 1948
van Schiphol om in
Batavia zijn werk te
beginnen als Hoge
Vertegenwoordiger
van de Kroon.
foto» archief
volger wordt gevonden, zodat Beel zich snel
weer bij zijn gezin in Nederland kan voe
gen.
Ijdeltuit
Onderhandelaar Van Roijen weigert Beels
baan over te nemen, waarna het kabinet op
19 mei met 9 tegen 5 stemmen kiest voor
dr. Lovink, tot dan toe secretaris-generaal
van buitenlandse zaken en volgens KVP-ka-
merlid Klompé 'een ijdeltuit', als nieuwe
topman in Batavia.
Rest de vraag of Beel werkelijk zo ongelijk
had met zijn standpunt dat Nederland de
Sumatraanse federalisten niet in de steek
mocht laten. Voor een antwoord moeten
we ons realiseren dat de vorming van deel
staten een Nederlands initiatief was. Neder
land nodigde dus Indonesiërs uit om nega
ra's te vormen. Daartoe kwam het in Oost-
lndonesië, in Bandung en omgeving en el
ders. Op zeker moment waren ook sommi
ge Sumatranen zover. Of ze wel of niet gro
te groepen achter zich hadden, is nog punt
twee. Voorop staat dat ze op Nederlandse
uitnodiging hun nek uitstaken. Ze deden
dat echter nogal laat, toen het politiek
slecht uitkwam. Daarom trok Nederland
zijn uitnodiging begin mei 1949 weer in.
Beel vond dat oneerlijk. Hij vond het ver
raad.
Zou een en ander zich in een vacuüm
hebben afgespeeld, dan had hij gelijk ge
had. Maar er was geen vacuüm. Er waren in
Indonesië en de rest van de wereld krach
ten die maakten, dat nuchtere afweging tot
de conclusie leidde dat geen nieuwe deel
staten moesten worden gevormd. Jammer
maar helaas, zeggen we anno 1994.
Interessant is wat Beels kabinetschef in
Batavia, Koets, daarvan destijds vond. We
weten dat omdat hij het vertelde aan Indo-
nesië-specialist Bannier van Buitenlandse
Zaken. Van Koets hoorde Bannier eind mei
dat Beel aanvankelijk morrend akkoord wil
de gaan met het Van Roijen-Roem-akkoord,
maar dat hij op het laatste moment vond
dat zijn loyaliteit jegens de Sumatraanse fe
deralisten zwaarder moest wegen. Koets'
oordeel in Banniers samenvatting: „Het be
zwaar tegen Beel is terug te voeren tot
een sterk doorgevoerd provincialisme, dat
zakelijke argumenten overschaduwt. De ar
gumentatie voor Beels ontslag op grond van
zijn toezegggingen aan federalisten, voor
namelijk die van Sumatra, zou niet de door
slag hebben behoeven te geven wanneer hij
zich niet aan een op zichzelf juiste maar
politiek gezien overdreven provinciale loya
liteit had overgegeven".
Dit is het tweede en laatste artikel over de
periode maart tot en met mei 1949 inzake de
worsteling om Indonesië. Het eerste, waarin
generaal Spoor centraal stond, publiceerden
we zaterdag jongstleden
Daarbij heeft Beel twee geharnaste mede
standers: legerleider Spoor in Batavia en
KVP-leider Romme in Den Haag. Wie de
vele honderden telegrammen over de kwes
tie Indonesië leest, krijgt zelfs de indruk dat
Beel zich door dat tweetal laat leiden. Eind
mei 1949 Spoor is net overleden is
Indonesië-specialist Bannier van het minis
terie van buitenlandse zaken in Indië. Hij
spreekt onder anderen met onderhandelaar
Van Roijen. Bannier seint daarover aan Den
Haag: „Ten aanzien van Beel bevestigt Van
Roijen de indrukken die ik al van andere zij
de kreeg. Spoors invloed op Beel zou inder
daad groot geweest zijn (bij de begrafenis
van Spoor identificeerde Beel zich uitdruk
kelijk met Spoors beleid)".
Hoogst ernstig
Een maand eerder schrijft Beel zijn partij
leider Romme: „Wat is het toch jammer,
dat de Nederlandse Regering enige
maanden geleden geen gevolg heeft gege
ven aan onze dringende wens om van de
aanvang (van de tweede politionele actie,
red.) af te constateren, dat de Rep. reg.
had afgedaan. Dit weifelen wreekt zich wel
hoogst ernstig in zijn gevolgen1".
Romme is het daarmee ongetwijfeld eens.
Maar Beel gaat wel wat losjes met de feiten
om. Inderdaad hebben Nederlandse troe
pen in december 1948 de politieke leiders
van de Republiek opgepakt. Maar ze kun
nen de legerleiding niet in de kraag vatten.
Bevelhebber Sudirman, guerrilla-goeroe
Nasution en anderen zetten de strijd voort.
Voor de wereldopinie is dat van doorslagge
vende betekenis.
Toch meent Beel met de federalisten nog
een sterke troefkaart in handen te hebben.
Met hen kan immers verder worden onder
handeld. Juist die federalisten halen echter
een streep door de rekening. Beel is daar
over nogal zuur in een telegram van 27
maart: „De zorg om niet minder goede na
tionalisten te zijn dan hun buren (de repu
blikeinen, red.) speelt hun steeds weer par
ten".
De federalisten gaan overleggen op Bang-
ka, waar Soekarno en de zijnen zijn geïnter
neerd. Ze nemen een resolutie aan waarin
ze zich achter de Republiek scharen. Op
initiatief van de hoofdrolspeler in de deel
staat Oost-lndonesië, de Balinese edelman
Anak Agung, spreken de federalisten begin
maart 1949 uit dat er pas een Ronde Tafel
Conferentie over Indonesische souvereini-
teit kan komen als de politieke top van de
Republiek terug is in Jogyakarta, dat dan
Beels kabinetschef Koets in 1987. foto cpd
door de Nederlandse troepen moet zijn
ontruimd.
Beel is zwaar teleurgesteld. „Het heeft
geen zin om te ontkennen", schrijft hij op 7
maart aan minister Van Maarseveen van
overzeese gebiedsdelen, „dat deze ontwik
keling een ernstige tegenslag voor ons
betekent omdat een belangrijke groep,
waarop wij meenden te mogen bou
wen, in zekere zin een voos geheel is geble
ken en ons feitelijk als steunpunt is ontval
len op een zeer critiek ogenblik".
Hij adviseert om niettemin aan de Neder
lands voornemens vast te houden: versnel
de souvereiniteitsoverdracht op Nederland
se voorwaarden aan een federale interimre
gering. In elk geval wil Beel zich blijven ver
zetten tegen volledige uitvoering van de
resolutie die de Veiligheidsraad aannam op
28 januari 1949. Die voorziet onder meer in
een onmiddellijk staakt-het-vuren en terug
keer van de republikeinse regering naar
Jogya.
Anderen hebben een wat bredere kijk.
Blijft Nederland dwarsliggen, zo overwegen
zij, dan dreigt een boycot van de internatio
nale gemeenschap juist nu Den Haag wil
meedoen aan de opbouw van de NAVO en
daarvoor Amerikaanse wapens en geld ver
wacht. De Nederlandse delegatie bij de Ver
enigde Naties laat dat zwaar wegen, evenals
minister Stikker van buitenlandse zaken.
Op 7 maart toont PvdA-kamerlid Loge-
mann zich realistisch als hij volgens verga-
dernotulen observeert: „Verontrust is spre
ker over de houding van de Regering, dat
terugkeer (van de Republiek, red.) naar
Djocja tot de onmogelijkheden behoort.
Vroeger had men als argument daarvoor,
dat de Federalisten die terugkeer niet zou
den willen, maar nu dat argument door de
Federalisten zelf terzijde is gesteld, zou
spreker in die terugkeer willen berusten.
Volharden in verzet biedt geen enkel voor
uitzicht".
Uiteindelijk stelt ook het kabinet zich op
dat standpunt door in te stemmen met het
Van Roijen-Roem-akkoord. Dat voorziet in
terugkeer van de republikeinse regering
naar Jogya, een staakt-het-vuren en deelna
me van de Republiek aan een Ronde Tafel
Conferentie over overdracht van de Indone
sische souvereiniteit. Beel kan dat moeilijk
verkroppen. Maar wat voor hem de deur
dicht doet, is dat het akkoord ook bepaalt
dat Nederland stopt met het instellen van
nieuwe deelstaten. Dat slaat op Sumatra,
waar de Beel juist in de weer is nieuwe ne
gara's voor te bereiden.
Beel vindt dat het Nederlandse gezag het
niet kan maken de Sumatranen in de steek
te laten die tegenover de Republiek hun nek
hebben uitgestoken en eigen deelstaten
willen vormen. Hij laat keer op keer weten
dat de bevolking in die gebieden zich van
de Republiek afkeert. Hij meldt ook dat het
militair in die streken zo goed gaat, dat er
probleemloos deelstaten kunnen worden
gevormd.
Daarbij vallen twee opmerkingen te ma
ken. Ten eerste dat het voor Nederland in
die gebieden helemaal niet zo goed gaat,
ten tweede dat Beel onderschat hoe sterk
het republikeinse gedachtengoed leeft on
der de Indonesische bevolking. Beide zaken
stelt de regeringsadviseur voor politieke za
ken, Van de Velde, aan de orde als hij op 15
mei schrijft: „Er zijn nog steeds Nederlan
ders, die niet beseffen hoe zwak onze posi
tie op Sumatra in werkelijkheid is en die
nog steeds geloof hechten aan de illusie dat
Sumatra ooit een bolwerk vóór 'federaal
Indonesië' tegen de Republiek zou kunnen
vormen. Weinigen hebben beseft hoe sterk
de republikeinse gedachte leeft in Atjeh en
Sumatra's Westkust en zelfs in Tapanoeli.
Het feit, dat wij onze troepen zozeer
hebben verspreid over het zo uitgestrekte
Sumatra, heeft ten gevolge gehad, dat wij
behalve Beneden-Djambi, slechts enkele
andere kleine gedeelten van het eiland wer
kelijk onder controle hebben kunnen bren
gen". Van de Veldes conclusie is dan ook
duidelijk: .Alleen indien wij met veel meer
troepen enige jaren de tijd zouden hebben
gehad om het verzet geheel te breken, dan
zouden wij Sumatra tot een federale negara
hebben kunnen organiseren
Ondanks die realiteit blijft Beel bij zijn
verzet tegen het Van Roijen-Roem-akkoord
met de Republiek. Een alternatief heeft hij
echter niet, hetgeen minister Lieftinck van
financiën op 6 mei in een buitengewone
vergadering van de ministerraad doet op
merken, „dat de FIVK geen eigen con
structieve gedachten heeft". Het kabinet
schaart zich vervolgens achter het akkoord.
Beel heeft al bij zijn advies gewaarschuwd
dat hij zal opstappen als de regering het ak
koord goedkeurt. De ministerraad neemt
dat aanvankelijk niet serieus. Al eerder
zwaaide Beel met zijn portefeuille en toen
had dat geen gevolgen. Maar nu is het Beel
ernst. Daags na het kabinetsbesluit seint hij
Van Maarseveen: „Ik moge ter vermijding
van misverstand Uw aandacht erop vesti
gen, dat mijn besluit om ontslag uit
mijn ambt te vragen vaststaat". Een week
later laat koningin Juliana naar Batavia tele
graferen dat ze toestemt in zijn ontslag. De
vorstin zegt te hopen dat spoedig een op-