TNO en het Omo Power-effect T Paarvorming ZATERDAG 15 OKTOBER 1994 'Als wij zeggen dat de haring slecht is, koopt niemand nog een haring' DICK HOFLAND im krijgt er soms aardig 't zuur I van. Hij zit achter glas en is aange- M sloten op een computer. Er wordt af en toe eten in 'm gestopt en dan kun je precies zien wat daarmee gebeurt. Want Tim is van glas. Hij is de perfecte nabootsing van het maag- en darmstelsel en hij staat in de la boratoria bij TNO-Voeding in Zeist. Het sys teem waaruit Tim is opgebouwd is zo na tuurgetrouw, dat exact kan worden bestu deerd wat er met eten en drinken gebeurt als het in de menselijke maag en darmen te rechtkomt. Tim afkorting van TNO Intestinal Model is een vinding van TNO en was alleen te bekostigen uit overheidsgeld. Daarmee is het probleem van TNO meteen geschetst. De in stelling is voor ongeveer een derde afhanke lijk van regeringssteun en zonder dat geld is bovengenoemde apparatuur niet meer te fi nancieren. Maar achtereenvolgende kabinet ten hebben besloten flink op onderzoek en technologie te bezuinigen en oordeelden dat TNO meer en meer zichzelf moet kunnen be druipen. Begin deze week kondigde minister Wijers van economische zaken de nieuwste kortin gen aan op energiebeleid alsmede industrie- en technologiebeleid. Aan subsidies voor on derzoek en technolgie wordt dc komende vier jaar 300 miljoen bezuinigd en op de uit gaven voor'deze terreinen bij de diverse mi nisteries wordt bij elkaar nog eens voor ruim 400 miljoen gekort. Dit raakt TNO zowel di rect als indirect. Zo bezuinigt het kabinet op enkele energieprojecten waarin TNO deel neemt en zich nu genoodzaakt voelt daar mee te stoppen. Ir. Mathijsen Gerst, voorzit ter van de Raad van Bestuur van TNO: „Hoe kan een kabinet nou enerzijds stoppen met energie-onderzoek en tegelijk wel een eco- tax doorvoeren? Dat is niet goed doordacht." Kosten De leiding van TNO, die zetelt in Delft, heeft de afgelopen tijd maatregelen gënomen om de moeilijke jaren te overleven. Onder de noemer 'TNO in topconditie' verdwijnen er 145 banen, hetgeen gepaard gaat met mini maal dertig gedwongen ontslagen. Tweehon derd projecten moeten ertoe leiden dat de totale kosten tien procent lager worden. In stituten waar onderzoek wordt gedaan dat niet voldoet aan de rendements-eisen wor den ingekrompen of verzelfstandigd. Dat laatste lot trof het Primatencentrum in Rijs wijk, omdat het onderzoek, waarbij apen werden gebruikt, niet genoeg opleverde. De praktijk heeft uitgewezen dat interes sant en kwalitatief hoogstaand onderzoek lang niet altijd zichzelf verkoopt. Daarom moet TNO meer dan ooit de boer op om zélf opdrachten te verwerven. Hoe meer geld er op die manier binnenkomt hoe minder het kabinet naar Delft sluist. Maar deze zogehe ten vervangende financiering is niet zo een voudig te regelen. Het soort onderzoek dat TNO doet, is veelal kostbaar en riskant om dat het niet altijd tot succes leidt. Bedrijven willen dat risico niet graag zelf nemen en be steden dat werk het liefst uit aan TNO. Maar TNO kan dat alleen maar doen als er genoeg geld is, als het zeker is van een basisfinancie ring. En die zekerheid wordt almaar kleiner. Bovendien hebben delen van TNO niet veel ervaring met het verwerven van op drachten. Ir. M. Groosman, die zich bezig- Bij TNO kunnen ze de woorden 'Omo Power' niet meer hó ren. En TNO heeft het al zo moeilijk door de constante bezui nigingen bij de overheid, waardoor steeds meer opdrachten bij het bedrijfsleven moeten worden gehaald. Wordt het daardoor: 'u vraagt en wij draaien' of blijven onafhankelijk heid en betrouwbaarheid de kenmerken van deze immer zo hooggewaardeerde instelling? houdt met marketing van TNO-Bouw: „Op dit gebied loopt TNO-Bouw achter. Wij wa ren niet gewend onszelf te verkopen. En als een producent niet weet dat-ie iets bij ons kan laten doen, dan komt-ie natuurlijk niet." Kort geleden heeft het kabinet een commis sie ingesteld die moet onderzoeken hoe het bedrijfleven meer en beter gebruik kan ma ken van TNO. Niet voor niets kijkt TNO jaloers naar Duitsland, waar het heel anders is geregeld. Als de Duitse variant van TNO erin slaagt veel opdrachten van het bedrijfsleven binnen te halen, wordt dat door de Bondsregering beloond met een extra som geld. Doet de in stelling het slecht, dan gaat er ook minder ge meenschapsgeld naartoe. Zoniet in Neder land. Daardoor wordt TNO almaar afhanke lijker van het bedrijfsleven. Daardoor komen echter wel de onafhankelijkheid en de be trouwbaarheid van de instelling onder druk te staan. Dat is riskant, omdat het publiek ex treem veel waarde hecht aan wetenschappe lijk onderzoek. Voorlichter Waterreus van TNO-Voeding: „Als wij zeggen dat de haring slecht is, koopt niemand nog een haring. Zo werkt het." Drie keer In dit verband is de affaire met Omo Power interessant. Drie keer testte het aan TNO ge lieerde Instituut voor Reinigingstechnieken dit met 'accelerator' uitgeruste wasmiddel. De test die werd gedaan in opdracht van Unilgver viel gunstig uit, de proef die was aangevraagd door concurrent Proctor en Gamble pakte negatief uit. Hoe kon dat? Heel simpel. Unilevers con current P&G liet bij TNO Omo Power testen op hoge temperaturen. Het slechte resultaat van dat onderzoek bracht Unilever ertoe een verbeterd Omo Power bij TNO aan te bieden en te gebruiken bij lage temperaturen en met zowel wit als gekleurd wasgoed. Dat pakte weer goed uit. De Consumentenbond vond dat raar en verzocht op zijn beurt aan TNO het verbeterde Omo Power toch ook maar op hoge temperaturen en met gekleurd wasgoed uit te proberen, ook al is het daar niet bij uit stek voor bedoeld. Het resultaat was negatief. De bond publiceerde de gegevens en de ver koop van Omo Power kelderde gigantisch. Prof. dr. ir. Arthur Rörsch, die veertien jaar topman was bij TNO: „Waarom neem je op drachten aan? Om geld te verdienen. TNO heeft de opdrachten van het bedrijfsleven nodig om te kunnen overleven. Maar dat be tekent niet dat TNO klakkeloos alle opdrach ten kan aannemen. Je moet heel goed letten op de kwaliteit van de opdracht, want daar hangt alles van af. Hoeveel opdrachten heeft het rijk TNO niet gegeven waarvan de resul taten voorgoed in een bureaula zijn verdwe nen? Om te voorkomen dat je voor een karre tje wordt gespannen, zul je een goede positie op de markt moeten veroveren, want dan kun je slechte en twijfelachtige opdrachten weigeren." Rörsch denkt dat TNO zo'n positie heeft. „TNO kan het zich veroorloven te zeggen: daar beginnen we niet aan. En dat móeten ze in voorkomende gevallen ook echt doen. Stel, je krijgt een opdracht om iets heel simpels te onderzoeken en de producent wil daarvoor vier ton neertellen. Dan moet er wel een lichtje gaan branden, want dan weet je dat-ie Bij TNO worden diverse soorten stenen en voegen blootgesteld a goede sier wil gaan maken met jouw onder zoek. Dus het is een kwestie van heel goed oppassen." De huidige topman van TNO, ir. Mathijsen Gerst, beweert dat TNO die verlei ding wel degelijk kan weerstaan. „Wij luiste ren natuurlijk wel naar wat de opdrachtgever wil. Als hij dus alleen op één punt ons oor deel wil over zijn produkt, dan geven we dat. Maar we letten altijd ontzettend goed op dat we niet worden gepakt. Daarom nemen wij ook niet ólles aan. Als we bijvoorbeeld een nieuw produkt zouden moeten onderzoeken dat niet voldoet aan een aantal milieu-eisen dan beginnen we er niet aan. Dat is onze mo raal, onze integriteit. Als we die opvatting zouden loslaten, dan verzwakken we op den duur onze positie, want dan geeft niemand ons meer een opdracht. Maar dat gebeurt niet, want we hebben het hier over weten schappers en die zijn per definitie onafhan kelijk in hun denken. Die zijn niet zo geïnte resseerd in geld verdienen." Octopus TNO is een octopus. De instelling telt vijftien instituten, waar bijna alles wat denkbaar is kan worden onderzocht. De gebieden strek ken zich uit van wegtransport tot gezond heid, van bouw tot beleidsstudies. Tachtig procent van de opdrachten uit het bedrijfsle ven komt van het midden- en kleinbedrijf. Slechts een klein deel daarvan betreft tests, zoals van Omo Power, verder gaat het om onderzoek. En dat kan van alles inhouden. Zo kwam TNO-Wegtransportmiddelen de af gelopen week met een systeem dat voorspelt wanneer een vrachtwagen gaat kantelen. Daardoor zouden ongelukken kunnen wor den voorkomen zoals die zich de laatste tijd nogal veel hebben voorgedaan. Minder opvallend, maar daarom niet min der belangrijk, zijn de tests op brandveilig heid die bij TNO-Bouw worden gedaan. Daar wordt soms in een gigantische oven be keken hoe gevels, maar ook kinderkleren, zich houden in de vlammen. In een andere opstelling worden diverse soorten stenen en voegen blootgesteld aan zure regen, zodat duidelijk wordt welke materialen deugen en welke niet. Bij TNO-Voeding in Zeist wordt gewerkt aan een volstrekt nieuw oven-systeem voor- bakkers, zodat hun brood altijd exact hetzelf de is. En in dit instituut wordt ook een gluco- se-sensor ontwikkeld. Dat is een apparaatje van een vierkante millimeter dat zou kunnen worden ingeplant bij diabetici, die dan nooit meer hoeven te prikken om hun suikerspie- gel te meten. In de sensor zit echter een membraam dat nog altijd niet goed functio neert. TNO onderzoekt hoe dit probleem kan worden opgelost, zodat de vinding kan wor den toegepast. Mathijsen Gerst: „Ons succes zit in het to taal, niet in de afzonderlijke onderdelen. Het is van levensbelang voor TNO dat wij in het bezit zijn van een zo breed mogelijke kennis, zodat je die ook kunt uitwisselen. Dan kun je bacteriologisch onderzoek ook toepassen in bijvoorbeeld voeding of bodemsanering. Het is gevaarlijk je te veel toe te leggen op enkele aspecten, ook al zou je daar snel veel geld mee kunnen verdienen. Want vroeg of laat kom je dan in een marginale positie terecht. Stel: je richt je op defensie of op textiel. Op het moment dat zo'n industrie inzakt of zelfs geheel wegvalt, is het met je gebeurd. We moeten aan de ene kant onze kennis niet te veel toespitsen en tegelijk mogen we ons niet totaal aan het bedrijfsleven verkopen." Niettemin zal een belangrijk deel van het onderzoek bij TNO zich de komende jaren gaan richten op de bestrijding van criminali teit en op wat wel de 'ouderenmarkt' wordt genoemd. Mathijsen Gerst, die dertig jaar uitsluitend marktgericht werkte bij Hoog ovens: „Het zou natuurlijk zeer onverstandig zijn als we niet inspelen op dergelijke ont wikkelingen, want bedrijven willen prod uk- ten leveren voor die marlden." Kennis De bezuinigingen hebben nog een ander ef fect: het wordt almaar moeilijker de weten schappelijke kennis op peil te houden, laat staan te verbeteren. Dat heeft effecten voor de economische positie van Nederland. Vol gens een zeer recent onderzoek van het Ame rikaanse blad Business Week heeft Singapore op dit moment de best gekwalificeerde werk nemers ter wereld. Nederland staat op een negende plaats, als zesde Westeuropees land. Philips heeft niet voor niets zijn audio-divisie overgeplaatst naar Singapore en plannen ge maakt om de vestiging aldaar uit te breiden. Mathijsen Gerst: „Wie niet wil investeren in kennis, zal uiteindelijk een achterlijk, arm land worden. Het belang van TNO is dat wij de kennis hebben om technologieën toepas baar te maken voor het bedrijfsleven. Daar door blijft dat bedrijfsleven weerbaar en kan de werkgelegenheid worden behouden dan- wel vergroot. TNO heeft dus een groot eco nomisch belang voor Nederland. Maar wat zie je? Er komt steeds minder geld, er wordt steeds sterker bezuinigd, met als gevolg dat we steeds verder achter komen in Europa. Kijk dan eens naar Zwitserland, maar ook naar Duitsland en Zweden. Daar wordt blij vend geïnvesteerd in dit soort onderzoeks-in- stellingen, met als gevolg dat die landen eco nomisch verder zijn dan wij en ook verder zullen uitlopen." Denkwijzer Het jaar is 1994. De plaats van handeling een 'meisje (studenten)huis' te Leiden en de tijd zo omstreeks half twaalf op een zaterdagochtend in september. In de ge meenschappelijke keuken zitten drie bewoonsters met elkaar koffie te leuten als een vierde slaperig en in be perkt nachtgewaad binnenkomt. Ze informeert of er nog koffie is. De reactie is bevestigend, waarop ze twee bekers haalt en die vol schenkt. ,,Je hebt al vroeg bezoek!", luidt een commentaar. ,,Of nog laat!", grapt een ander. ,,Wie is het?", komt de eerste weer. ,,Gaat je niks an!", luidt het' kregelige antwoord. Twee uur later, als ze haar be zoeker min of meer de deur heeft uit gesmokkeld, krijgt de slaapster in dezelfde keuken van twee van de medebewoonsters die daar nog steeds rondhangen, een soort kruisverhoor over zich heen. Hun eindoordeel luidt dat hets t die je nauwelijks kent en waar je ook niet van plan bent, iets meq te be ginnen, de koffer in te duiken. Spijt, dat zal ze ervan krijgen, en verdriet ook. Op ongeveer hetzelfde tijdstip zit ook de nachtelijke bezoeker, in middels teruggekeerd in zijn stu dentenhuis, beknopt verslag van de gebeurtenissen te doen aan enkele van zijn (mannelijke) me debewoners. Hun reacties heb ben meer het karakter van aan moediging, met een ondertoon van afgunst. Toen ik een paar weken later, min of meer bij toeval, dit relaas van beide kanten te horen kreeg, was mijn eerste reactie er een van verwondering. Want hoe kan het nou, dat hoog opgeleide, mo derne jonge vrouwen en mannen die leven in een hypergeseksuali- seerde wereld en die om de paar zinnen wel een of ander drie-let ter-woord over hun lippen du wen, op dit gebied toch nog net zo stereotiep of conservatief rea geren als vrouwen en mannen sinds onheuglijke tijden gedaan hebben? Ilk heb al eens eerder op deze plaats de stelling verdedigd dat de zogenaamde seksuele revolu tie voor een belangrijk deel een media-circus en humbug is. Een zeer recente studie (van septem ber dit jaar) uitgevoerd door een onderzoeksinstituut in Chicago heeft dat nog eens bevestigd: als het gaat om partnerkeuze en seksueel gedrag zijn de meeste mensen van deze tijd, ondanks alle opwindende verhalen en films die hel tegendeel suggere ren, zeer traditioneel. Dat valt te verklaren vanuit.het gegeven, dal de strategieën die mannen en vrouwen gebruiken bij het zoe ken en kiezen van partners voor een belangrijk deel door de evo lutie zijn vastgelegd. We worden bij de partnerkeuze gedreven door krachten en voorkeuren die we niet beheersen en waarvan we ons meestal ook niet bewust zijn. Vraag maar aan een wille keurige man of vrouw waarom hij of zij bepaalde kwaliteiten in een partner attractief vindt. In de meeste gevallen komt het ant woord niet veel verder dan 'ge woon daarom!'. Aan een groep studentes heb ik eens de vraag voorgelegd waar om ze bij voorkeur een partner willen die qua lichaamsbouw groter is en die ten minste even oud en Hefst iets ouder is dan zij zelf zijn. Ze kwamen echt niet veel verder dan dat ze dat aan trekkelijker vinden omdat ze dat aantrekkelijker vinden. Toen ik ze ook nog voorhield dat ze vrij wel allemaal, ondanks alle ro mantische gepraat over liefde die geen rangen en standen kent, een partner zouden kiezen met een overeenkomstige of hogere, maarzeker niet een lagere, socia le (klasse) aehlei grond of wel stand als zijzelf, kreeg ik werke lijk de hele handel over mee heen. Ze pikten het niet om als 'berekenend' te worden ge brandmerkt. Maar de waarheid is eenvoudig dat we bij partnerkeuze doorgaans veel meer door 'onbe wust' rekenwerk worden geleid dan onze verliefdheids-of lief desgevoelens doen vermoeden. Sterker nog, liefdesgevoelens ontstaan meestal pas als het evo lutionaire 'reken'programma, dat diep in onze constitutie veran kerd zit, een positieve uitkomst heeft opgeleverd. De grondslag van deze ontnuch terende theorie werd in 1972 ge legd door Robert Trivers van de Universiteit van Harvard in Bos ton. Trivers' veronderstelling was dat het proces van partner-selec tie wordt beïnvloed door wat hij omschrijft als de relatieve ouder lijke investering van elk van bei de geslachten. Het geslacht dat het meest in na komelingschap investeert, is ook het meest selectiefin het kiezen van een seksuele partner, terwijl het geslacht dat minder inves teert veel minder selectief is en veel meer in een concurrentie slag verwikkeld is met leden van hetzelfde geslacht om seksueel toegang te krijgen tot de veel-in- vesterende andere sekse. Vergelijken we vrouwen eens dit opzicht. De noodzakelijke minimale ouderlij ke investering van een vrouw is na bevruchting, een zwanger schapsperiode van ongeveer ne gen maanden, gewoonlijk ge volgd door een zoogtijd van vele maanden tot een jaar of langer. De minimale ouderlijke investe- rinR van een man daarentegen kan beperkt blijven tot het aanle veren van sperma, een inspan ning die niet veel meer dan lut tele minuten in beslag hoeft te nemen. Deze ongelijkheid in ou derlijke investering betekent bij voorbeeld dat de 'vervanging' van een kind dat sterft (of om een andere reden verloren wordt) in termen van tijd en energie vróuwen veel en veel meer kost dan mannen. Om die reden, aldus Trivers' theorie, zullen vrouwen veel kieskeuriger en selectiever zijn ervan willen verzekeren dat dc partner die zij selecteren iemand is die de middelen heeft of zal kunnen verwerven om haar en haar kinderen een behoorlijke bestaansgrond te geven en de bereidheid heeft om die midde len daarvoor ook aan te wenden. Vaak zijn het natuurlijk vooral wat oudere mannen die in dit opzicht de meeste 'middelen-ze kerheid'opleveren. Een logische implicatie van Tri- vers'theorie is dat manneji, vanuit het oogpunt van de cvolu tie gezien, veel meer dan vrou wen uit zijn op kortdurende seksuele relaties. Immers, man nen kunnen hun ouderlijke in vestering tot een absoluut mini mum beperken en toch nog na komelingen verwekken. De psycholoog David Buss en collega's testten deze veronder stelling door bij een groep jonge mannen en vrouwen (studenten) der ite ga; momenteel op een kortdurende relatie one- night stand of iets langer) dan wel een langdurige relatie. Hoe wel beide groepen ongeveer even sterk geïnteresseerd bleken in een langdurige relatie, bleken de mannen een veel sterkere inte resse in een kortdurende seksue le relatie te hebben dan de vrou wen en, minstens zo belangrijk, hun intersse in een kortdurende relatie was ook groter dan die in een langdurige relatie. Bij vrou wen bleek dat precies omgekeerd te zijn. Een andere implicatie van de theorie, namelijk dat mannen zich meer sekSp; erd e door Buss getest. De gemiddelde mannelijke student wenste zich, als het even kon, zo'n acht seksu ele partners over de volgende twee jaar, terwijl het verlangen van dègemiddelde vrouwelijke student zich tot een enkeling be perkte. Maar de sekse-verschillen op dit vlak komen vooral duidelijk tot uiting in een onderzoek van Rus sell Glark en Elaine 1 latfield van de Universiteit van Hawaii (sic!). In dat onderzoek werden studen ten benaderd dooreen aantrek kelijk lid van het andere geslacht met een van de volgende drie vragen: „Wil je vanavond met me uitgaan?", „Wil je met mij naar mijn kamer gaan vanavond?" en (de 'ham'vraag) „Wil je van avond met me naar bed?" Van de benaderde meisjes zei 50 procent 'ja' op de eerste vraag, 6 procent op de tweede en 0 procent op de derde. Van de jongens zei even eens 50 procent 'ja' op de eerste vraag, 69 procent op de tweede en 75 procent op de derde! In tegenstelling tot de vrouwen vonden de meeste mannen het seksaanbod vleiend. De weinige mannen die weigerden, boden daarvoor hun excuses aan, onder meer hun verloofde citerend die dat niet zou wille;!. Zo bezien ben ik geneigd om de Franse schrijver Jose Cabanis gelijk te geven als hij in zijn Plaislret Pic tures (Plezieren Leeswerk) schrijft: 'De mannen kennende, geef ik de vrouwen altijd gelijk'. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 39