Een bijzonder Japanse ervaring 7 ZATERDAG 8 OKTOBER 1994 Tien Leidenaars lopen als echte boeddhisten Tocht van 88 Tempels Casper Beeker (in wit pak), Esther Berkers en Mare Buijnsters volbrachten de Japanse tocht van de 88 tempels: „Maar het was afzien, dat wel." FOTO'S DICK HOGEVZONING Ze hebben het alle tien overleefd. Maar vraag niet hoe. De man met de meeste loopervaringzelfs de paden in het Himalaya-gebied heeft hij betreden verzucht: „Het was wel héél erg. "Hij, Leidenaar Mare Buijnsters, viel veertien kilo af tijdens de slopende tocht. „Ik dacht dat ik dood ging.Maar hij volhardde en liep de boeddhistische pelgrimage in Japan uit. Net als zijn negen lotgenoten: studenten en een docent van de vakgroep Japans van de Leidse Rijksuniversiteit. Zij liepen de Tocht van de 88 Tempels in 52 dagen. Een verhaal over ontberingen, ruzie en religie. CAROLINE VAN OVERBEEKE e zijn nog maar kort terug in het kille Leiden. Hoe anders was het in ÉÊLmm^k Japan, waar de zon op hun kaalge schoren schedels brandde. Daar, in het mys tieke oosterse land, verbleven de Leidenaars, een docent en negen studenten, bijna drie maanden. De meeste tijd brachten ze door in de moordende hitte van het eiland Shikoko. Om precies te zijn: in 52 dagen wandelden ze dit eiland rond. Ze liepen, gehuld in tradi tionele witte pelgrimskledij met stekel-kop- pies, de beroemde en beruchte religieuze pelgrimstocht van de '88 tempels'. Dit is de oudste en zwaarste pelgrimstocht van Japan, boordevol tradities en rituelen. Want het tiental wilde na de studie aan de Leidse Rijks universiteit wel eens in de praktijk ervaren wat een dergelijke religieuze tocht in een mens teweeg brengt. Zij liepen de tocht hartje zomer, als geen enkele Japanner zich eraan waagt: te warm, te zvyaar. Maar zij moesten wel, want in die periode hadden ze vakantie. Japanners ver klaarden hen voor gek; filmploegen en de plaatselijke kranten stonden klaar om het verhaal van het bijzondere Leidse tiental vast te leggen. Nog wat getallen: ruim 1.400 kilometer leg de het tiental te voet af in een gemiddelde temperatuur van zo'n 35 graden. „Het was de heetste zomer aller tijden", zegt Mare Buijn sters. Gemiddeld werd dagelijks dertig kilo meter gelopen, weer of geen weer. Twee liter vocht moest dagelijks worden geconsumeerd om op de been te blijven. Elke dag ging de wekker om 5 uur. De dag eindigde, na acht uur lopen, om een uur of negen 's avonds als de vermoeide Leidenaars zich uitstrekten op futons, Japanse slaapmatten. Vaak in een van de 88 tempels, soms in een hotel of pension. Gewichtsverlies Mare Buijnsters (31 jaar) moest af en toe het zoutvaatje lenen van Casper Beeker (25). Om op de been te blijven. Want door het lopen in de moordende hitte verloor hij liters vocht. Mare raakte veertien kilo kwijt. En nog is hij niet op lichaamsgewicht. „Voor ik vertrok naar Japan had ik al tien dagen gevast, dat scheelt ook. Ik wilde mijn lichaam zuiveren van allerlei rommel. Bovendien had ik net mijn scriptie geschreven en wilde ik door het vasten de stress kwijtraken." Casper Beeker is wel blij met zijn gewichtsverlies, dat tot een paar pondjes beperkt bleef: „Ik raakte zo een paar bier-teugels kwijt. Mare Buijnsters, pas afgestudeerd, wilde de tocht zoveel mogelijk volgens boeddhisti sche principes lopen. De serieuze Japanoloog heeft zich gespecialiseerd in deze godsdienst; hij schreef er zijn scriptie over. En wilde na al dat geneus in de boeken nu eens lijfelijk er varen wat de godsdienst betekent in Japan. „Voor mij was de pelgrimstocht geen vakan tie maar een verdieping van mijn studie. Ik wilde met Japanners praten om te weten te komen hoe zij de godsdienst beleven." Student Casper Beeker ging met een ander motief. „Ik wilde de taal en cultuur leren ken nen. En heb daarom met veel mensen onder weg gesproken. En verder was het ook wel een vakantie voor mij." Esther Berkers (21) vond de rust die zij in haar dagelijkse studen tenleven mist. „Je hebt tijdens het lopen de tijd om na te denken. Ik werd daar rustig van. Vooral 's avonds, als we in een tempel waren. Je zat daar gewoon met zijn allen en hoefde verder niks. Heerlijk vond ik dat." De tocht vergde maanden voorbereiding. Niet alleen het lichaam moest in topconditie zijn, ook moest er een zak vol geld op tafel komen. Want het leven in Japan is duur. Maar liefst 100.000 gulden was nodig om tien mensen ter plekke in leven te houden. Spon sors brachten uitkomst. Casper Beeker: „Die betaalden onder meer ons pelgrimspak: witte kleren, een staf, een rozenkransje, dat soort dingen. Maar niet ie dereen liep op de traditionele slippers die bij de outfit horen. De meesten hadden wandel schoenen aan. Anders red je het niet." Op de Leidse universiteit had de groep de achtergronden van de pelgrimstocht bestu deerd. De tocht van de heilige Kukai is eeu wenoud, maar wordt nog steeds door dui zenden Japanse toeristen afgelegd. Maar de meesten gaan gewoon met de bus, de taxi of met de fiets. Motieven Japanners hebben duizend en één motieven voor'de tocht, vertellen de Leidenaars. Cas per: „De een loopt de tocht vanwege een ziek kind, de ander wil zijn scheiding verwerken, de volgende bezint zich op een volgend leven na ontslag, de vierde wil erdoor van zijn ver slaving afkomen en de laatste wil monnik worden na de tocht." Ze wisten min of meer wat hen te wachten stond, toch viel de hitte in Japan als een natte deken op hen. Het viel vies tegen, vertelt Mare Buijnsters. „We kwamen in een soort oven terecht. Het was de heetste zomer sinds 1875, kun je nagaan. Daarnaast hebben we ook het andere uiterste meegemaakt: een ty phoon raasde over ons heen, een week lang. Het was noodweer. Typhoons kunnen op het eiland een enorme schade aanrichten en zijn levensgevaarlijk; soms vliegen de lantaarnpa len door de lucht. In dat geval wordt het vliegveld zelfs gesloten. Toen het stevig be gon te waaien, verschenen er angstaanjagen de statistiekjes in de kranten: dat er bij een andere typhoon 62 doden waren gevallen bij voorbeeld. De meesten van ons liepen toch door. Maar het was best eng toen we tussen twee bergruggen door liepen en de storm over ons heen raasde. Wolkbreuken, zware windsto ten, overstromingen, watervallen... Soms lie pen we tot onze enkels door het water. Het was zwaar noodweer, te vergelijken met een novemberstorm in Nederland." Na een week stegen de temperaturen en keerde de brandende zon terug op Shikoko. Het andere uiterste, zegt Casper. „Het was zó heet dat het waterpeil op het eiland enorm daalde. Dat betekende dat hotels en pensions in de problemen kwamen met de watervoor ziening. Ze sloten hun deuren voor ons. Het hpeft ons heel wat telefoonkaarten gekost om toch elke nacht onderdak te bemachtigen. Want niet elke tempel heeft een slaapgele genheid voor gasten. Soms moesten we ons loopschema nood gedwongen aanpassen en liepen we langer door dan gepland was. Maar we kwamen niet om van de dorst. Om de paar honderd meter vind je in Japan van die geweldige drankau tomaten met cola en dergelijke. Ideaal hoor." Want hoe traditononeel de tocht ook is, overal, in de natuur en op straat, staan in het moderne Japan telefooncellen, fax-apparaten en hypermoderne drankmachines. De groepsleden liepen zoveel mogelijk in eigen tempo. Dat betekende dat er subgroep jes ontstonden, sommigen liepen zelfs alleen. Geen probleem wal het kaartlezen betreft: de route staat overal met duidelijke bordjes aan gegeven. Esther: „Je ljunt het zelfs zonder kaart doen." Na een paar dagen ontdekte de groep dat het tè warm was om de tocht fatsoenlijk te kunnen volbrengen. Vroeger opstaan om de warmste uren 's middags te vermijden, was de remedie. „Dus niet om 7 uur opstaan maar om 5 uur je bed uit. Als we in een tem pel sliepen, woonden we om 6 uur 's mor gens de mis bij. Als alles meezat, waren we dan rond het middaguur op de volgende plaats van bestemming." Ritueel Dan voltrok zich het dagelijkse pelgrimsritu eel: de heilige staf wassen, vervolgens de handen, mond en gezicht reinigen. En dan enkele sutra's, religieuze teksten, zingen. Bij elke tempel kregen de pelgrims ook een stempel in een speciaal boekje dat ze tijdens de tocht op hun lichaam droegen. In een wit linnen tasje met het toepasselijke opschrift; 'samen lopen\ Alles volgens voorschrift. Andere voorschriften waren er ook: geen vlees, geen alcohol en geen seks. Maar er is een ontsnappingsmogelijkheid, weet Casper Beeker. „Je mag als pelgrim niks weigeren wat je wordt aangeboden. Dus als ik een biertje kreeg, kon ik het toch opdrinken. Ook kreeg ik andere geschenken. Dat is gebruike lijke in Japan: de pelgrims iets aanbieden. Zo kreeg ik een doos wierook, honderd gul den, en een lunchpakket. Een kopje thee of een stuk meloen kregen we ook wel eens. Soms hoorde ik roepen: ,Hee pelgrim, hier heb je 100 yen voor een Cola'. 100 yen is on geveer 1 gulden." Dat Japanners gastvrij zijn ervoeren de Lei denaars tijdens een ontmoeting met een kluizenaar. De man bezat niet veel, maar stond erop zijn schamele bezittingen met de groep te delen. Bij het vertrek gaf hij de Lei denaars elk een eigenhandig gekalligrafeerde spreuk mee. Een bijzondere ervaring, zegt het drietal in koor. „We zagen de kluizenaar tijdens een beklimming. Hij leefde daar in een armoedig hutje en bood ons een kopje thee aan. Hij woonde daar al drie jaar alleen, omdat hij niets met de consumptiemaat schappij te maken wil hebben. Dat viel hem toch zwaar: hij probeerde de eenzaamheid te verdrijven met een klein hondje." Casper: „Hij zag er wel gelukkig uit." Over het geschenk, de eigengemaakte spreuken, zegt het drietal: „Die zijn nogal moralistisch. Zo van: 'Als je teveel weet, word je ijdel'. En: Hoe harder je loopt, hoe minder je voldoet aan de bedoelingen van de pelgrimstocht'." Maar de groepsleden hebben hun geschenk zorgvuldig bewaard. Tijdens het lopen lasten de groepsleden pauzes in: om te rusten en de broodnodige calorieën tot zich te nemen. In de vorm van een licht verteerbare Japanse maaltijd: rijst, gedroogde soep. Van die dingen. Naast vocht en voedsel waren de EHBO-spullen de eerste weken een must. „Maar de blaren waren het ergste niet", zegt Esther. „Beroerder waren de pijnlijke botten, pezen en spierbanden. Die konden pijn gaan doen door verkeerd te lopen. Tk kreeg zelf last van een ontstoken teen en moest met de bus verder. Gelukkig bleef dat beperkt tot een paar dagen." De HHBO-tas was erg in trek bij de groepsleden, ,,'s Morgens na het opstaan strompelden we, half in coma, eerst naar die zak en waren we allemaal bezig onze blaren open te knippen, onze voeten in te zwachte len." Ruzie Mare Buijnsters heeft tijdens zijn tocht ook veel geleerd 'over mensen'. De groep trok drie maanden intensief met elkaar op. „Dan is het een illusie om te denken dat je geen ru zie krijgt. Maar het is niet geëscaleerd. Wat telt is dat iedereen die aan de tocht is begon nen, hem heeft afgemaakt. Verder moet je el kaar in je waarde laten. En je schikken in het geen van je verwacht wordt. Je moet je hou den aan de zeden en gewoonten van het land." Casper: „Als ik geen zin in de anderen had, liep ik alleen." De irritatie in de groep had te maken met het afwijkend gedrag van drie groepsleden. Casper Beeker, docent Henny van de Veere en zijn partner kozen ervoor hun vermoeide lichamen af en toe per bus of auto te laten vervoeren. Dit was tegen het ze re been van de overigen, die vonden dat je de traditionele tocht alleen te voet kon volbren gen. Mare Buijnsters: „Ik wilde perse blijven lo pen. Ik keek wel waar het schip strandde. Het was zwaar: je lichaam wil ophouden maar je geest wil doorgaan. Ik kon me optrekkeh aan de groep: we hadden met elkaar afgesproken dat we niet zouden stoppen. Maar dat is per persoon verschillend. Sommigen gingen af en toe met de auto en dat leverde discussies op." Ook Esther ging een paar dagen met de bus. „Maar ik kon er niks aan doen, want ik had een ontstoken teen. Maar ik voelde me toch rot omdat ik met de bus moest." Casper legt nog eens uit waarom hij zich soms liet vervoeren. „Voor mij was de tocht in de eerste plaats toch vakantie: gezelligheid enzo. Het boeddhisme stond bij mij minder voorop dan bij Mare. Ik ging ook wel eens stappen en wandelde dan de volgende dag met een kater. Bovendien: ik heb met monni ken gesproken. Zij zeiden me dat het hele maal niet zo belangrijk was om de tocht te lópen." Himalaya Afzien, ontberingen, ruzie... Zouden ze zoiets nog eens doen? Casper roept onmiddellijk: „Ja. Ik wil de toéht nog wel vijf keer lopen. Ik vond het wel relaxed. Al verveelde ik me soms onderweg: dan had ik niks om over na te denken." Buijnsters reageert met minder bravoure. „Ik wil de tocht nog wel een keer lopen. Maar dan alleen, op mijn eigen manier. Dan heb ik meer tijd om met Japanners te praten onder weg. Hoef ik me niet aan te passen aan het ritme van de groep. Mij gaat het om het boeddhisme. Toch denk ik, dat het er voorlo pig niet van zal komen: zo'n tocht van drie maanden kost één persoon al gauw 15.000 gulden. En dat geld heb ik niet." Esther Berkers gaat in de toekomst liever iets anders doen. „Er zijn nog zoveel andere dingen om te zien: de Himalaya bijvoor beeld." Mare Buijnsters keert binnenkort naar Ja pan terug. Hij kreeg onlangs een prestigieuze studiebeurs, waarmee hij twee jaar onder zoek kan doen in Tokyo. De ontberingen ten spijt, zijn geest is gelouterd, helemaal volgens de boeddhistische principes. „Ik kan nu de hele wereld aan."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 39