Hans Wiegel heeft
even meer verstand
van verzekeren
7
Het Ongezonde
Zwijgen
ZATERDAG 8 OKTOBER 1994
Wiegel zoals hij zich het liefst aan het Nederlandse volk vertoond: innig genietend van een goede sigaar.
FOTO GPD CEES ZORN
„Ik ben onder de indruk van Kok, maar
ja, Kok is de PvdA niet hè.Hans Wiegel
is voorzitter van het KLOZ, de club van
ziektekostenverzekeraars. Maar Wiegel
heeft altijd meer verstand gehad van
politiek. Mocht hij volgend jaar in de
Eerste Kamer komen, dan hoeft
Bolkestein niet bang te zijn. Er komt
geen wraak van Wiegel. „Het lijkt me
wel leuk daar te gaan zitten en af en toe
iets te zeggen."
DICK HOFLAND»
ijn vriend Brinkman, z'n góede
m vriend EIco Brinkman, belt hij een
paar keer per week op. „Wat er
met die man is gebéurd... erg, heel erg! Dat is
de politiek ook hè? Ik weet nog goed wat de
beroemde Oud eind jaren zestig tegen mij
zei, toen ik de politiek in wilde: 'Jongen, jon
gen, weet waar je aan begint, want hel is een
keihard vak'. Hij had niet méér gelijk kunnen
hebben.
Kijk eens naar Lubbers. Wat die man voor
z'n kiezen heeft gehad. Twaalf jaar premier
geweest, twaalf jaar! En niet bepaald de
slechtste. Natuurlijk heeft-ie op tenen ge
trapt, natuurlijk, dat is onvermijdelijk, maar
zelfs bij die man is het: pats, boem, over, ein
de verhaal. Van het ene moment op het an
dere: weg, vergeten. Je moet wel heel sterk
zijn om de politiek te overleven."
Zelf werd Wiegel ip het voorjaar buiten de
deur gehouden door zijn eigen partij, de
WD. Fractievoorzitter Bolkestein en ex-par
tijvoorzitter Van Leeuwen blokkeerden zijn
rentree. „Dat was niet leuk. Maar als ik zie
wat er met Brinkman en Lubbers is gebeurd,
mag ik niet klagen."
Is dat niet wat zwakjes uitgedrukt?
„Zo gaan die dingen. Churchill won de oor
log, maar hij werd daarna wèl naar huis ge
stuurd."
Glijdt alles dan zomaar van u af?
„Ik was teleurgesteld. Of nou ja... het heeft
me geraakt. Hard geraakt. Ik vond het heel
erg. Maar ik probeer nu eenmaal altijd door
te gaan. Teleurstellingen mag je niet laten
zien. Daarover praat ik alleen met goede
vrienden, mensen die ik volstrekt kan ver
trouwen."
Beerenburg
Hans Wiegel is voorzitter van het KLOZ, de
Nederlandse vereniging van ziektekostenver
zekeraars. Hij was, kort voor zijn afscheid als
Friese commissaris, lekker aan het varen op
het Statenjacht, met een paar captains of in
dustry. Tussen de eerste en de tweede Bee
renburg vroeg iemand: 'Wat ga je nou doen,
Hans?' 'Geen idee', zei Hans. 'Nou, mis
schien weet ik wel wat', zei iemand van de
verzekeringen. Of Hans geen voorzitter van
het KLOZ wilde worden.
„Mijn eerste reactie was: daar heb ik nooit
en te nimmer aan gedacht." Hij had geen
idee wat ze van hem wilden, wat ze van hem
verwachtten. „Maar na een paar gesprekken
raakte ik betrokken.
In de gezondheidssector gaat ruim vijftig mil
jard gu lden per jaar om. Het gaat om enorme
belangen. En binnenkort wordt het KLOZ de
organisatie waarin particuliere verzekeraars
en ziekenfondsen samen zitten. Het is dus niet
zomaar een baan, u leidt straks een regelrecht
machtsblok.
„Dat heb ik meer mensen horen zeggen,
maar ik wil niet van een machtsblok spreken.
De verzekeraars en de politiek zullen vooral
de problemen gezamenlijk moeten oplossen.
We moeten elkaar niet als tegenstanders
zien. Uit alle onderzoeken blijkt dat Neder
landers nog altijd een goede gezondheid het
allerbelangrijkste vinden in het leven. Dat is
mijn uitgangspunt. Tevens blijkt dat mensen
er veel voor over hebben. Dan zeg ik: laten
we eens kijken of we niet een andere verde
ling kunnen maken tussen wat er verplicht in
het zorgpakket zit en waarvoor mensen zich
vrijwillig willen verzekeren.
Wat wilt u uit hel verplichte basispakket ha
len?
„Dat weet ik nog niet precies, maar ik denk
aan de medicijnen. Al moeten we dan in elk
geval een oplossing vinden voor chronisch
zieken, want die zouden zich daar alleen vrij
willig voor kunnen verzekeren tegen enorm
hoge premies. Dat wil ik ook weer niet."
Erica Terpstra
Hij heeft niets speciaals met gezondheids
zorg. „Gewoon net als iedere andere Neder
lander vind ik gezondheid heel belangrijk.
Maar het is met mij niet zoals met Erica
Terpstra. Ik vind het een prachtig mens, ge
weldig zoals zij bij de zaak betrokken is, maar
dat heb ik dus niet. Ik vind deze nieuwe baan
boeiend als bestuurder.
Er moet straks één goede, hechte club
staan, die goed partij kan bieden aan de poli
tiek. Ik moet conflicten beheersen, mensen
en opvattingen bij elkaar brengen, zorgen dat
iedereen in elk geval redelijk tevreden is. Als
ik een besluit heb genomen en er loopt er
zelfs maar eentje weg die met de deuren gaat
slaan, dan ben ik als voorzitter niet tevreden.
Dat maakt deze baan voor mij zo aantrekke
lijk; dat ik voluit kan besturen, en dat ik
straks kan zeggen: hè, hè, die klus is gedaan."
Spreekt hier dezelfde man die beroemd is ge
worden omdat hij mensen zo makkelijk de
gordijnen in kan jagen?
„Ik ben tegen de grauwsluier in de politiek.
Standpunten moet je helder brengen. Dat
doe ik. En ik wil discussies starten en discus
sie voeren. Daar is nog steeds grote behoefte
aan. Want als ik de recente enquête zie over
hoe Nederlanders over de politiek denken,
dan schrik ik. Alle vooroordelen worden be
vestigd: politici zijn zakkenvullers, leuge
naars, draaikonten, noem maar op.
Ik vind dat niet prettig. Het voordeel van
polariseren, van de zaken heel scherp stellen,
is dat je verschillen bloot legt. Maar dat mag
je alleen doen als je vervolgens ook bereid
bent beleidsmatige conclusies te trekken.
Ik heb inderdaad heel wat overhoop ge
haald. Twintig jaar geleden begon ik over het
misbruik van sociale voorzieningen. De toen
malige minister Boersma van sociale zaken
zat bijna schuimbekkend achter de rege
ringstafel. 'God verhoede dat u ooit achter
deze tafel komt!', riep hij. Nou, je hebt gezien
hoe het nu in Rotterdam is gesteld met het
misbruik van de sociale voorzieningen: twin
tig procent. Dat is een rottend kwaad."
Voelt u zich een profeet?
„Nounou. Ik zeg alleen maar iets als ik iets
vind. Niet als de tijd er rijp voor is. En ik heb
liever later gelijk dan helemaal geen gelijk.
Bolkestein heeft dat met de asielzoekers ook
gedaan. En heeft hij geen gelijk gekregen? Ie
dereen viel in het begin over hem heen, maar
nu zegt iedereen: toch goed dat-ie het heeft
gedaan. Dat is de taak van de politiek, van de
politicus: perikelen signaleren.
Goed, oké, ik doe dat op een zeer pregnan
te manier, met een zekere kleur. En dat
wérkt. Iedereen weet nu nog hoe ik ooit in
een discussie met Den Uyl tegen de toehoor
ders zei: U gelooft niet meer in Sinterklaas?
Nou, daarzit-ie."
Schaterlach.
„Maar houdt u mij ten goede, van Wim
Kok zou ik dat niet durven zeggen. Heel knap
hoe hij dat debat over de regeringsverklaring
beheerste. Volledig beheerste. Meer dan zijn
voorganger was hij dè man die dat debat in
de hand had. Ik ben onder de indruk."
Dan de Wiegel-blik: het hoofd iets naar be
neden, licht zijwaarts gerichte ogen achter
het beroemde brilletje onder het platte, wit
grijze haar. „Maar ja...Kok is de PvdA niet
hè."
Daar komt de aap uit de mouw.
„Ik heb gezegd dat ik grote twijfels over paars
heb. En daar blijf ik bij. Het slagen van dit ka
binet hangt af van de mate waarin de wensen
van de WD worden gehonoreerd."
U kunt rustig gaan slapen, want Bolkestein
heeft gezegd dat het een zeer liberaal regeer
akkoord is geworden.
„Jaja, en de PvdA zegt dat het een zeer soci
aal-democratisch regeerakkoord is! Het enige
dat ik tot nu toe van dit kabinet heb gezien is
de minister-president. Ik vraag me af hoe de
overige ministers het beleid gaan uitdragen.
Het slagen of falen van dit kabinet hangt af
van drie zaken: veiligheid, goed onderwijs en
de oude dag. Ik ben zeer ongelukkig over de
afspraken die paars heeft gemaakt over de
AOW. Tot nu toe wist iedereen waar-ie aan
toe is zodra hij of zij 65 jaar wordt. Die zeker
heid vinden mensen belangrijk. Die moet
dus blijven. Aan de AOW mag niet worden
getornd."
Af en toe
Er is een gerede kans dat u straks voor de WD
in de Eerste Kamer komt. Wellicht zelfs als
fractievoorzitter. Wordt dat de wraak van
Wiegel?
„Het zou goed in mijn agenda passen. De Se
naat vergadert alleen op dinsdag, en dan heb
ik geen andere bezigheden. Het lijkt me wel
wat, daar te gaan zitten en'af en toe iets te
zeggen.
Ja, u lacht, maar ik méén het. De Senaat
behoort een 'chambre de réflexion' te zijn,
een kamer van bezinning. Ik ben vóór dualis
me in de Tweede Kamer, zodat daar de zaken
werkelijk worden uitgevochten en goed gere
geld. Maar de Senaat behoort de zaken van
de Tweede Kamer niet nog eens over te doen,
zoals dat de afgelopen periode nog wel eens
is gebeurd. Ik wil geen soort Kaland worden
die nog eens flink de confrontatie met zijn ei
gen CDA en zijn eigen partijleider Lubbers
aanging. Ik vind dat de Senaat uiterst pru
dent moet optreden."
Bolkestein kan rustig gaan slapen?
,,7\ls ik al in de Senaat kom. Als. Maar goed,
stel dat ik er.zit en dat ik iets ga zeggen, dan
zal datgene wat ik zeg altijd afhangen van het
beleid dat op mij afkomt. Het gaat mij om de
inhoud van het beleid, niet om de kleur, niet
om de personen."
Als voorzitter van de machtige club van zorg
verzekeraars zit u dan in de Senaat. Is dat
geen ontoelaatbare verstrengeling van belan-
gen?
„Ik zal in dat geval nimmer het woord voeren
over gezondheidszorg..."
Maar...
Maar in fractievergaderingen heb ik uiter
aard ook een inbreng. Dat vind ik geen be
lemmering en ik ben daar niet degene die de
dienst uitmaakt. De Senaat telt trouwens
meer mensen met een maatschappelijk voor
aanstaande functie. Dat vind ik juist het aar
dige van de Eerste Kamer, dat is zelfs een
pré."
Hans Wiegel steekt maar weer eens een si
gaar op.
„Gisteren was ik in Veghel, jawel Veghel.
Daar heb ik gesproken over Nederland op
weg naar het jaar .2000. Een politiek verhaal,
heerlijk vond ik dat. Nou en of, ik vind poli
tiek nog steeds geweldig. Mijn vriend Gruy-
ters, mijn góede vriend Hans Gruyters, wordt
altijd een Pietje Politiek genoemd. Dat ben ik
eigenlijk óók: een Pietje Politiek."
Hans Wiegel met de Russische clown Oleg Popov, die in juli 1992 een toernee door Nederland onderbrak om
zijn verjaardag te vieren op het provinciehuis te Leeuwarden, met de toenmalige Friese Commissaris der Ko
ningin. FOTO ANP KAREL ZWANEVELD
Denkwijzer
Sommige herinneringen zijn zo ontzettend, dat niet al
leen onze geest maar ook ons lichaam zich met alle ge
weld lijkt te verzetten tegen de pijn van het erover spre
ken. De 45-jarige vrouw, die zich ongeveer een jaar nadat
er ernstige problemen op haar werk waren ontstaan en
inmiddels in een situatie was beland waarbij ze ontsla
gen dreigde te worden, op verwijzing van haar huisarts
bij mij meldde, is een van de voorbeelden daarvan die
me levendig zijn bijgebleven. Ze was een aardige, intelli
gente vrouw die naar aanleiding van alle stress in haar le
ven inmiddels in een tamelijk ernstige depressie was be
land. Ze had hevige rug- en hoofdpijnklachten had,
waarvoor lichamelijk geen duidelijk oorzaak viel aan te
wijzen.
Twee dingen aan haar waren
opvallend. Het eerste was de
moeite die ze had om de dingen
die ze voelde, uit te spreken. Als
ik haar vroeg naar haar gevoe
lens over iets, begon ze vaak te
haperen, maakte haar zinnen
niet af of sprong van de hak op
de tak. Maar gewoon helder en
duidelijk zeggen wat voor gevoel
in welke mate bij haar speelde,
lukte haar niet. Het tweede was
dat ze uitermate alert was op hoe
ik keek of reageerde, terwijl ze
sprak. Het leek er, kortom, sterk
op dat ze zó gespannen op de
buitenwereld, op de reacties van
anderen gericht was dat ze niet
of nauwelijks in staat was om
waar te nemen wat er nu precies
in haar zelf omging en om daar
aan woorden te geven. Dit reac
tiepatroon van haar was een van
de redenen overigens bepaald
niet de enige want in het bedrijf
waar ze werkte ging het er over
het algemeen niet zo erg sympa
thiek aan toe waarom ze op
haar werk in moeilijkheden was
gekomen.
Ik gaf haar op een gegeven mo
ment terug wat me aan reacties
aan haar opgevallen was en
vroeg haar of ze altijd zo geweest
was. Haar antwoord luidde be
vestigend. „Zou je zeggen: dat is
gewoon mijn karakter of zijn er
vroeger ooit dingen gebeurt die
dit patroon op gang hebben ge
bracht? Of is het een combinatie
van die twee?, luidde mijn vol
gende vraag. Met werkelijk heel
veel moeite en de nodige hape
ringen, gaf ze me in de rest van
dat gesprek en de twee volgende
gesprekken, het relaas van een
reeks van gebeurtenissen, waar
van de emotionele uitlopers tot
diep in haar huidige leven en be
leven reikten.
Ze had een drie jaar jonger
broertje gehad, waarop ze zeer
gesteld geweest was. Van haar
negende tot haar elfde, vanaf het
moment dat hij ook naar de lage
re school ging, was het haar taak
geweest met hem van huis naar
school en (na schooltijd) weer te
rug te lopen en te zorgen dat hij
veilig over de verschillende over
steekplaatsen kwam. Ze had dat
altijd heel trouw en zorgvuldig
gedaan. Tot ze op een dag na
schooltijd, terug op weg naar
huis, door een vriendinnetje dat
wel vaker met hen opliep, omdat
haar ouderlijk huis op hun route
lag, was gevraagd om even mee
naar binnen te gaan om iets te
bekijken. Ze had tegen haar
broertje gezegd dat hij buiten
voor de deur moest blijven
wachten. Toen ze een paar mi
nuten later weer buiten kwam,
was hij weg. Maar verderop in de
straat, bij de kruising met een
andere straat, zag ze een groep
mensen en lag er iets op straat.
Instinctief gealarmeerd, was ze er
naar toe gerend en had tot haar
ontzetting gezien dat wat daar op
straat lag, heel rustig alsof hij
sliep, haar broertje was. I Ioewel
ze erbij stond, had ze dat beeld
niet in haar brein op kunnen ne
men. Ze had ook niet kunnen
spreken. Het was, vertelde ze,
alsof er een scherm over haar
hersenen was neergedaald waar
doorheen ze wel vagelijk de
stemmen en vragen van de men
sen om haar heen hoorde en de
geluiden van de ziekenwagen, en
ook wel de handen had gevoeld
die haar meenamen, maar het
was geweest alsof dat alles op
grote afstand gebeurde.
Wat er was gebeurd, was in het
kort het volgende. Even na
dat zij bij het vriendinnetje naar
binnen was gegaan, waren aan
de overkant van de straat jon
gens van school met een bal
voorbij gekomen. Een van die
jongens had de bal naar de over
kant geschopt en haar broertje
had die opgepikt en weer terug-
geschopt. Vervolgens was hij aan
zijn kant van de straat met de
jongens, terwijl de bal heen en
weer werd geschopt, een eindje
opgelopen. Vlakbij de hoek van
de straat, terwijl de bal weer naar
hem toe werd geschopt maar te
zacht, was hij de straal op gerend
om 'm op te pikken en weer met
een fikse trap terug te geven. Op
datzelfde moment was er een au
to om de hoek gekomen en had
hem geschept.
Ze herinnerde zich nog, vertelde
ze, dat ze thuis was gekomen.
Haar ouders waren volkomen
ontredderd geweest. Hoewel,
voor zover ze terug kon halen,
niemand haar ooit een verwijt
had gemaakt, had ook niemand
zich over haar ontfermd en ge
troost. I let verdriet van haar ou
ders was voor haar sindsdien een
overtuigend bewijs van haar
schuld geweest, een bewijs dat
de volgende maanden en jaren
steeds regelmatig werd geleverd.
Ook de foto van haar dode broer
tje op het dressoir had, zo lang ze
bij haar ouders woonde maar
ook later toen ze op zichzelf
woonde en af en toe op bezoek
kwam, als een constante herin
nering aan haar falen gewerkt.
Nooit, tot aan de dood van haar
ouders toe, had ze uit zichzelf
met hen over het gebeurde dur
ven praten. Hoewel ze vaak een
bijna lichamelijke pijn doende
behoefte aan vergiffenis door
hen had gevoeld, had ze de vraag
ernaar nooit over haar lippen
kunnen krijgen. Haar enorme
schuldgevoel ten opzichte van
haar ouders had het haar ook
vrijwel onmogelijk gemaakt, om
op de momenten dal ze zoals al
le opgroeiende kinderen hoos of
gefrustreerd over iets was, aan
die gevoelens uiting te geven. Ze
had over het gebeurde ook nooit
met de andere gezinsleden dur
ven praten. Uit vrees, zoals ze
zei, voor hun verwijten, die ze in
stilte altijd aanwezig vermoedde.
In de bijna 33 jaar die sindsdien
verlopen waren, was ik werkelijk
de eerste aan wie ze, onder hyp
nose, het hele verhaal vertelde.
En dat vertellen ging met zóveel
tranen, emotionele pijn, verdriet,
zelfverwijt en gevoelens van een
zaamheid gepaard, dat ik af en
toe het idee had er een dam was
doorgebroken en dat de kracht
van het vrijkomende water haar
helemaal uit elkaar zou scheu
Hoewel de wonden van deze
vrouw nooit helemaal zullen
helen en pijnlijke littekens over
zijn gebleven, betekende het tot
in detail aan iemand anders toe
vertrouwen van haar geheim
ze heeft er later op mijn aanspo
ring ook met anderen, zoals haar
zussen over gepraat wal zowel
heel goed voor haar zelf bleek Ie
zijn maar ook voor hun onderlin
ge band een belangrijke om
mekeer in haar leven. I lel ver
minderde haar lichamelijke
klachten en haar depressie en
het bracht een proces op gang
waarin ze geleidelijk aan leerde
zich duidelijker wat haar gevoe
lens betreft beter te uiten en om
het oor en de steun van anderen
te vragen. Ik heb haar ook ge
vraagd om een brief aan haar
overleden broertje en haar ou
ders te schrijven, waarin ze on
der meer verwoordde hoe ze zich
al die jaren gevoeld had, hen om
vergeving vroeg, hen uitlegde dat
en waarom ze de rest van haar
leven niet langer onder de scha
duw van die gebeurtenis wilde
leiden en aangaf op hun begrip
voor die beslissing te mogen re
kenen. De brieven heeft ze naast
hun graven begraven.
Het voorbeeld maakt duidelijk
dat we, om een zo kompleet
beeld te krijgen van waarom we
de spanningen en gezondheids
problemen hebben die we heb
ben, niet alleen moeten kijken
naar onze huidige levenssituatie
en de meer recente gebeurtenis
sen in ons leven. Om goed te we
ten wat er allemaal op ons bord
ligt, zullen we ook een inventari
satie moeten maken van ingrij
pende gebeurtenissen uil ons
verleden en na moeten gaan of
we de gevolgen daarvan emotio
neel nog altijd achter ons aan
slepen. Want voor wat betreft
onze gezondheid, lichamelijk en
psychisch, is om met de dichte
res Emily Dickinson te spreken
'het verleden geen pakje dat men
weg kan leggen'.
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie