'Je had geen tijd voor eenzaamheid'
'Voor burgers en studenten'
Het Gesprek van de Dag
.I
iggl
niiai.iiir.nl
WOENSDAG 28 SEPTEMBER 1994
Het Parlement zit niet maar staat
Een lege bank in de Trompstraat. Te vies om op te zitten, vinden de Parlementsleden.
FOTO HENK BOUWMAN
Het Parlement van de Leidse Zeeheldenbuurt zit nooit tijdens zijn zittingen. Het
Parlement stóét altijd. Omdat de leden de gietijzeren bank op het hoekje van de
Trompstraat en de Zijlsingel te vies vinden.Je denkt toch zeker niet dal ik dat
ding elke dag met een zakdoek ga schoonmaken?", zegt er één.
Voor de goede orde, de buurt zelfheeft het groepje oude mannen dat dagelijks op
het hoekje staat de koosnaam Parlement gegeven. Niet omdat de heren echte
volksvertegenwoordigers zijn, maar omdat ze telkens het laatste nieuws uit de
buurt bespreken. En nieuwe ontwikkelingen signaleren, want ze hebben hun
ogen beslist niet in hun zak zitten.
Waar ze zich het meest aan ergeren? De vaak enorme stapels afval in hun buurt.
„Kijk, maar eens naast de bank", zegt één van de leden, terwijl hij naar een paar
dozen wijst. „De vuilniswagen is net geweest om de bak te legen, maar deze do
zen hebben de heren laten staan. Die mogen we niet meenemen, zeiden ze tegen
ons. Omdat dat niet zou mogen, omdat de dozen niet in maar naast de bak lagen.
Zo gaat het hier nou altijd. Vind je het gek dat we niet op de bank gaan zitten?"
Ze staan veel liever achter een muurtje waar ze heerlijk op kunnen leunen. Het
muurtje bevindt zich amper een meter achter de bank. Dus net zo strategisch, al
les wat zich in de straat afspeelt is goed te zien. De mannen zeggen dan ook vaak
gezien te hebben dat er vuilniszakken met afval blijven staan. „Het is toch een
kleine moeite de troep op te ruimen. Ach meneer, als je alle regels zou moeten
naleven, kon je net zo goed meteen je kop aan de kapstok hangen."
De spreker tikt een kegeltje as van zijn sigaret. Dat beetje vuil kan er ook nog wel
bij. Dozen en andere troep genoeg bij de ruime driezitter. Ja, dat mag allemaal
wel op de foto. Zij zelf liever niet. „Het is al a-sociaal genoeg dat we hier staan,
vind je niet?"
HERMAN JOUSTRA»
De slakken, ze
zitten er nog
De gemeente Leiden heeft
woord gehouden. Het onkruid
op het braakliggende terreintje
aan de Zuidsingel is verwijderd,
in een poging een einde te ma
ken aan de slakkenplaag. Zoals
we al eerder op deze pagina
meldden, klaagde een van de
bewoonsters van de Zuidsingel,
mevrouw Rosier, steen en been.
De dieren kropen overal. Op de
drempels, gevels, ramen, deu
ren en muren van haar huisje.
Mevrouw Rosier blijft ontevre
den, ondanks het maaien. „Ze
hebben het al een paar keer eer
der gemaaid. Dat heeft niks ge
holpen. Het enige wat helpt is
de boel bestraten of zoiets." De
gemeente wil dat niet, onder
meer omdat er bouwplannen
bestaan voor het terreintje.
Ten einde raad overweegt me
vrouw Rosier nu een brief te
schrijven aan KRO's Ook dat
nog. „De beste tip die ik heb ge
kregen. Er zijn zoveel mensen
geweest die hebben gebeld. Dat
ik zout moest gebruiken bij
voorbeeld. Maar ja, dat helpt al
leen tegen naaktslakken. Niet
tegen deze beestjes met huis
jes."
Ze wijst naar de muren van haar
huisje. Ze zitten er nog, de slak
ken.
Geen belasting
voor de politie
Wie een bord met tekst aan de
buitenmuur heeft hangen, moet
betalen, zo schreven we onlangs
in deze kolommen. Omdat de
gemeente Leiden de reclamebe-
lasting in het leven heeft geroe
pen. Het maakt niet uit hoe de
kreet op de gevel luidt, betaald
moet er worden. Zelfs het tonen
van de eigen naam is al fataal.
Wij vroegen ons vervolgens af of
nici-commcrciële instellingen
ook belasting verschuldigd wa
ren, zoals de Belastingdienst, de
politie en het Academisch Zie
kenhuis Leiden. De gemeente
wist het wel, maar mocht het
niet zeggen. En de instellingen
wisten niet of ze moesten dok
ken.
Welnu, een opgeluchte voor
lichter van po'litie belde ons on
langs dat er niet betaald boefde
te worden. De politie blijft dus
buiten schot. 1 let AZL denkt er
niet over om te betalen als dat
zou moeten, liet voorlichter
Dirk Ketting ons weten. En de
Belastingdienst? Daar zijn ze
nóg aan het uitzoeken of ze
moeten betalen...
Aan hoefijzervormige bars
of aan leestafels. Overal
zie je ze zitten.
Stamgasten. Ze behoren
tot het meubilair van het
café of de kroeg. Tal van
bierbuiken en
jeneverbesjes hebben ze
zien komen en gaan.
Meestal hebben ze hun
vaste stekkie aan de bar.
Nooit hoeven ze té
bestellen. De kastelein
kent het recept. Als ze
doodgaan, durft een tijd
lang niemand op hun
plaats te gaan zitten. Alsof
ze er nog zijn.
In de rubriek 'De
Stamgast' vertelt de vaste
klant over zijn geliefde
etablissement. In
aflevering 1 aandacht
voor Café L'Espérance aan
de Kaiserstraat in Leiden.
Uit archieven blijkt dat op
de hoek van het
Rapenburg al sinds 1813
een tapperij is gevestigd.
Zo lang komt Henk de
Roo (84) er nog niet. Maar
wel al ruim zestig jaar.
Tegenwoordig wordt hij eens
per week, op zijn vaste zater
dagmiddag, gehaald en ge
bracht. Want fietsen en lopen,
dat gaat hem de laatste jaren
wat minder af. De tand des tijds
heeft ook Henk de Roo niet on
beroerd gelaten. Niet vreemd
natuurlijk als je de acht kruisjes
intussen ruimschoots bent ge
passeerd. Dan krijg je wel eens
'kwaaltjes', zoals hij dat noemt.
Volgende week wordt deze ech
te Leidenaar - van de Juliana-
Bij het afscheid van een 'ijzerhandelaar'
Er zit iets honends in het geloei
van de koeien op de veemarkt.
Alsof ze hun einde voelen nade
ren. Je hele leven geef je melk
en dan krijg je dit. Stank voor
dank. De veehandelaren lopen
in groene stofjassen en met
stokken in hun hand langs de
hekken, af en toe een por uitde
lend.
Leo van der Steen hoort het ru
moer van de beesten onbewo
gen aan. Zo gaat het nu een
maal. En dan daarbij: hij hoort
dit al vijfentwintig jaar. Al een
kwart eeuw staat hij als hande
laar in ijzerwaren en landbouw
gereedschappen op zijn vaste
plekje in de Groenoordhallen.
Nog een man van de oude
stempel is hij. Hij verkoopt nog
jukkettingen, varkenshoksloten
en klompen.
De meeste Leidenaars kennen
hem van zijn ijzerhandel aan de
Haven. Die winkel is nu alweer
zo'n maand of twee gesloten.
Maar als je er voorbij fietst, zie
je hem weer staan, Leo van der
Steen. Eeuwig met een grote si
gaar in zijn kleine vriendelijke
hoofd. Een dikke Ritmeester,
zo'n exemplaar dat de onderlip
naar beneden trekt.
Nu de remleidingen van zijn
vrachtwagen, een Dodge, het
min of meer hebben begeven,
houdt hij het met zijn drieënze
ventig jaren voorgezien. De
veeboeren en commissionairs
hebben bij zijn plekje in de
Groenoordhallen een bord ge
hangen waarop zijn werkzame
leven even wordt gememoreerd.
Niks geen gebak. Niks geen
bloemen. Leo van der Steen
staat zoals altijd bij zijn handel
te wachten op klanten. „Ik ben
in 1936 begonnen, in de zaak
die toen nog van mijn vader
was. We reisden de boerderijen
in de omliggende gemeenten
van Leiden af. Voor bestellingen
van landbouwgereedschappen
Als jongen van achttien jaar had
ik al mijn groot rijbewijs. Je
moest je altijd netjes aankondi
gen bij die boeren. Even klop
pen of een stomp tegen de deur.
Nooit meteen doorlopen want
daar hielden ze niet van."
„En fatsoenlijk blijven natuur
lijk. Je zag altijd wel een paar
van die boerenmeiden ergens
staan te dweilen, je weet wel, zo
met hun kont achteruit. Daar
Leo van der Steen: „Ik hou van ijzer, van zware dingen die als een blok in het leven staan."
wilde je als jongen best eens
een klap op geven. Maar mijn
moeder zei: 'De eerste keer vin
den ze het misschien leuk, de
tweede keer ook, maar de derde
keer zeggen ze het tegen de
boer en dan ben je een klant
kwijt'."
Een beetje mismoedig kijkt Leo
van der Steen naar het restantje
handel dat nog voor hem ligt
uitgestald. Klompen, laarzen,
kettingen, bouten, moeren en
een soort sneeuwruimer, maar
dan een die wordt gebruikt om
de stront van het koeienrooster
af te schuiven. De handel moet
nog een beetje op gang komen.
Af en toe koopt een veeboer een
paar klompen.
„Het is gek", zegt Leo, na een
trek aan zijn sigaar, „ik heb hier
wel eens boeren uit Gelderland
en Brabant gehad en die kon
den niet uit de voeten met deze
klompen. De voeten van de
mensen uit deze buurt zijn bre
der en die klompen waren hen
dus te groot. De klompen zijn
van wilgehout, dat neemt geen
water op. Maar ik verkocht niet
alleen klompen aan boeren.
Ook aan de grofsmederij. In de
grofsmederij droegen ze vroeger
allemaal klompen. Uit veilig
heidsoverwegingen. Als er zo'n
roodgloeiend stuk ijzer op je
klomp viel, brak die klomp
maar kon je je voet er nog wel
heelhuids uit halen. Bij schoe
nen zou dat ijzer meteen door
het leer heen branden."
Van der Steen heeft de vee
markt aan de Leidse Beesten
markt nog meegemaakt. „Je
had daar allemaal van die
kroegjes en de schapen werden
met van die grote brikken aan
gevoerd. Dat was best gezellig.
Soms zie ik hier boeren lopen
aan wie ik destijds nog kinder
klompjes heb verkocht. Ik kan
goed met die veehandelaren
opschieten. Als we wel eens er
gens verschil van mening over
hadden, zei ik: 'Ik zou het zo
doen, maar als u het anders
wilt, ga uw gang.' En dan geven
ze me achteraf vaak gelijk."
„Ik vond het heerlijk om de
boerderijen te bezoeken. Als het
stormde en ervan die grote tak
ken tegen de vrachtwagen
zwiepten, genoot ik. Maar ook
in de zomer was het mooi. Altijd
ging ik vroeg op pad. Ik ben wel
om zes uur 's ochtends naar de
Duitse grens gereden om een
partij stalbezems op te halen en
dan was ik om half tien wèer in
Leiden. Prachtig. Ik ben er dan
ook ziek van geweest dat ik
Henk de Roo: „Uiteraard was ik ook wel eens kwek."
Henk de Roo (84) komt al 63 jaar in L'Espérance
straat - 84 en is het op de kop af
63 jaar geleden dat hij voor het
erst het etablissement op de
hoek van de Kaiserstraat en het
Rapenburg betrad. „Om te bil
jarten. Want dat is altijd mijn
passie geweest. Naast de voet
balclub Lugdunum en het peu
ren. hé. Dat zijn mijn andere
hobby's."
'Ome Henk' noemen ze hem en
hij hoort bij de inboedel van
L'Espérance als studenten bij
hel Rapenburg. Is hij meteen
ook aangeland bij wat hem trok
naar juist dit bruine café. „Er
waren, in de jaren dertig toen ik
nog jong was. zat café's in Lei
den. hoor. Meer dan nu. En ik
kwam ook met de jongens van
Lugdunum wel eens ergens an
ders. Maar de sfeer in
L'Espérance heeft mij altijd het
meeste aangesproken. Burgers
en studenten. Een perfecte
combinatie. Die garant stond
voor gezelligheid."
Zoals gezegd, hij kent andere
voorbeelden. „In de crisisjaren
bloeiden de cafeetjes in Leiden
als nooit tevoren. Een hoop ar
moe. Er waren er zat hoor, die
op vrijdag hun hele weekloon
van 25 gulden verbrasten of ver
gokten. En dan bij moeders met
een paar kwartjes aankwamen.
Moest zij maar zien hoe ze de
eindjes in de week daarop aan-
elkaar knoopte. Dat gaf wat na
righeid in die café's en in die
gezinnen. Mij heeft dat nooit
aangesproken. Ik heb een heel
ander idee van lol maken."
TuurHjk, hij houdt zelfvan een
biertje. „Van wel twee ook",
lacht hij guitig. „Maar ik hoef
niet elke dag naar het café.
Vroeger op woensdag biljarten.
Dan was het altijd feest. En te
genwoordig op zaterdagmid
dag. Uiteraard was ik ook wel
eens 'kwek'. Dan had ik er een
paartje teveel genomen. Ach,
dat slaap je er wel weer uit, hé,
zeg ik dan. Maar dronken wor
den, nee, daar heb ik het niet zo
op."
Wereld vent
„Weereen reden trouwens
waarom ik altijd naar
L'Espérance kwam. Zelden
dronken lui, nooit geen narig
heid. In al die jaren dat ik hier
over de vloer kom, is er geen
onvertogen woord gevallen.
Hoe dat komt? Wat ik je zei: die
mengeling van burgers en stu
denten. Plus goede kasteleins.
Koos Goejee, de vader van de
huidige eigenares Mieke, was
een wereldvent. Een open kerel.
Zei altijd meteen wat-ie op zijn
lever had. Hij mocht je, of hij
mocht je niet. In dat laatste ge
val lag je ook zo weer buiten.
Nee, dat is mij nog nooit over
komen. Ik ben meer een rustig
figuur."
De schilder van beroep - „Ik
heb wel 1000 huizen geschil
derd" - bewaart de mooiste -
herinneringen aan de tijd dat
hij samen met negen andere
burgers en tien studenten in
L'Espérance de biljartclub DHS
oprichtte. „Dat staat voor De
Harde Stoters. Er waren er bij
die konden er niets van, dus
vandaar. Dat waren ook meteen
degenen die aan het eind van
de avond met het blok om hun
nek moesten lopen, omdat ze
laatste waren geworden. Dat
was van beton, met een ketting
er doorheen en de insciptie
DHS er op. Had Jan van Noord
gemaakt. Die werkte bij Wer-
nink. Nee, is al dood. Zoals bij
na al die vaste klanten uit die
tijd. Dat krijg je als je oud
wordt. Je ziet al je vrienden van
vroeger om je heen wegvallen.
Mr. De Vries, Theo Schutte, Jan
Krijgsman, de broers Breede-
veld, Jozef Bik en Maarten Han-
quet, om er een paar te noe
men. Hanquet, ik zie hem nog
zo voor me. Goot een biertje en
een borreltje tegelijk naar bin
nen. Tot de dag van vandaag
weet ik nog steeds niet hoe-ie
dat flikte. Maar inderdaad, het
is wel jammer, dat je aan het
eind van de rit bijna alleen
overblijft."
Verder is er, volgens Henk de
Roo, in de loop der jaren niet zo
gek veel veranderd aan het café
naast de voormalige manege.
Dat volgens de archieven al da
teert van 1813 en waar wisse
lend een tapperij, een winkel
(met tap), een melkhandel (met
tap) en een biljarthouderij wa
ren gevestigd, totdat A.J. Goejee
aan 'het hoekje' in 1911 de
naam L'Espérance verbond.
Op verbouwen van de oospron-
kelijke rechthoekige zaak, met
zijn klassieke interieur, hadden
ze het niet zo, daar aan het
fraaie Rapenburg. De tap aan de
voorkant, de korte bar, het bil
jart, de leestafel, alles staat se
dert 'eeuwen' zo vast als een
huis. De no-nonsense bedie
ning is eveneens zo oud als de
zaak zelf- of je nu prins bent,
student of schilder, iedereen
kan rekenen op dezelfde behan
deling. „Het plafond, dat is an
ders geworden", wijst De Roo
omhoog. „Maar dat is een de
tail, net als dat koper. En, oh ja.
Voor Mieke heeft Jan Vreeburg
hier natuurlijk nog getapt. Ook
een goeie kastelein trouwens.
Maar verder heeft de tijd stil
hier gestaan. Burgers en stu
denten, ze komen er nog
steeds."
Met drie oktober in het ver
schiet, moet ras-Leidenaar
Henk de Roo nog even een
anecdote kwijt. „Vroeger ging
het biljart er dan uit en werd de
zaak volgezet met klapstoeltjes.
Dan kwam het gebak op tafel en
ging de knip op de deur. Want
vol was vol. Kwam Koos met de
zelfgemaakte citroenjenever.
Was-ie eerst in de kelder wezen
proeven of het al goed was.
Nou, dat kon je wel zien ook,
want hij was meteen 'half-
kwek'."
Volgende week, met drie okto
ber, zit hij er ook weer. „Uiter
aard. Alleen die muziek van te
genwoordig staat zo hard. Maar
goed, ik hoor de laatste tijd toch
niet meer zo best. Heeft het ten
minste nog één voordeel."
AD VAN KAAM
Telefoon 071-356444
r llie
.kt
Postbus 54,2300 AB
te leiden tel
Bruikbare tips worden mi
nd met een todeoubC
van 25 gulden. fc
De chirurg
wordt bedank;3;
Er stond een ongebruikelijke^
tegelijkertijd een ontroerendl
advertentie in onze krant vaij,
afgelopen zaterdag.
AZL bedankt. Graag wil ik drl
van der Meij en zijn team hei
hartelijk danken voor de kuri
ge wijze waarop ze mij op 31^
augustus jongstleden hebben^
opereerd. Ook mijn dank aat^
het verplegend personeel i^ooL,
hun geweldige inzet. Aad Zafi^
Voorburg.
Er zijn duizenden tevreden [tg
tiënten die hun arts bedankt^
Maar een patiënt die een ad|jr
tentie plaatst voor zijn chiruL€
is een zeldzaamheid.
Aad Zaat kan zelf helaas nietje
aan de telefoon komen. Zijn^e
vrouw legt uit dat dat met deL
operatie te maken heeft. „HiL
had een tumor op zijn stem-L
banden. Die stembanden zijL.
verwijderd. Net als zijn luchtb
pijp, tot aan het borstbeen. H,r
ademt nu door een stoma. Nct
krijgt hij spraaklessen van ee|ec
logopedist." u(
Namens zijn vrouw laat Zaale
weten bijzonder gelukkig te L
zijn. Hij zegt drie, vier maant,
in een hel te hebben geleefd»,
kon bijna geen lucht meer k£v
gen. De kleinste inspanning^
hem al te veel. „Ik ben nu zen
venenzestig, maar ik voel m^(
iemand van dertig, veertig jau
Dank zij de doktoren." tp
Vandaar die advertentie.
FOTO BEN DE BR{
moest ophouden met werken
Mijn zoons hebben altijd geh)
pen in de winkel, maar ja, die
hebben universiteit gehad enj
begrijp best dat ze de zaak dq
nietvoortzetten."
„Maar het blijft jammer. Er g) le
toch een stukje historie weg u v<
Leiden. Maar goed, ik heb hel zi
altijd naar mijn zin gehad. Eg tr
vrij leven. Altijd op jezelf, altij H
alleen op pad. Voor eenzaam) vf
heid had je geen tijd. Ik hou \j
ijzer, van zware dingen die alf^
een blok in het leven staan. A,
de boeren verkocht ik ook tebp
Die had ik staan in tonnen vg
tweehonderd kilo. Die tonnert
tilde ik in mijn eentje op. Ik b
niet zo groot, maar dat heeft
niets mee te maken. Wilskrad
daar gaat het om."
CEESVANHOORE lf
en suggesties voobo
'Gesprek van de Dag" f,'