Jan Posthuma wil met volleyballers nu eens goud winnen Varkevisser pakt de draad weer op -p Sport l j 1 chterlijn t t ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1994 CHEF WILLEM SPIERDIJK. 071-356464, PLV -CHEF ROB ONDERWATER 0 Volleyballers vol vertrouwen naar WK in Griekenland sneek siebe annema gpd-verslaggever Met een mengeling van verba zing en afgrijzen keek volleybal ler Jan Posthuma een jaar of dertien geleden tijdens een trai ningsstage op sportcentrum Pa pendal toe hoe jeugdige top- turnstertjes werden afgeknepen. „Wij lééfden, zij wérden geleefd. 'Dat nooit', dacht ik op dat mo ment." Posthuma was toen spe ler van het nationale jeugdteam. De achterliggende jaren heeft Jan Posthuma echter langzaam maar zeker moeten ervaren dat ook hij geleefd wordt. „Ik ben ouder dan die ukjes aan de rekstok en heb daardoor nog een beetje een eigen inbreng in het ritme van alledag. Maar als topsporter groei je onvermijde lijk en onbewust in een patroon waarbij de dagindeling door an deren bepaald wordt en van mi nuut tot minuut vast ligt. Het klinkt raar, maar ik ben nu al dagen op zoek naar een kwar tiertje om de auto te laten doorsmeren en de tandarts te bezoeken. Zelfs voor die kleine dingen heb ik nauwelijks tijck Anderen bepalen wat ik moet doen. Vervelend? Af en toe, maar ik heb er mee leren le ven." Van de internationals van het Nederlands team, dat komende week aan het wereldkampioen schap in Griekenland begint, weet Jan Posthuma als geen an der wat het is om geleefd te worden. Hij is de oudste van de twaalf geselecteerden (31 jaar), kan bogen op het grootste aan tal jaren in de Italiaanse Serie A (hij begint aan zijn zesde sei zoen bij zijn nieuwe club Milan) en staat al sinds 1982 in de boe ken als A-international. Het be tekent niet dat hij van de huidi ge generatie ook de meeste caps achter zijn naam heeft staan. Vandaag (zaterdag, red.), in de laatste voorbereidingswedstrijd op het wereldkampioeschap in Den Bosch tegen Canada, wordt het 288ste kruisje achter zijn naam gezet. Het hadden er veel meer kunnen zijn als het nood lot in de vorm van blessures Posthuma geen parten had ge speeld. In 1984 verdween hij met een enkelblessure uit beeld, pas in 1987 riep goeroe Arie Se- iinger hem weer onder de wa penen. Zelfbewust Het gezien zijn leeftijd en erva ring bescheiden aantal inter lands heeft echter ook te maken met de zelfbewuste keuzes die Posthuma in zijn leven heeft ge maakt. In 1989 zwichtte hij als eerste van Selingers keurkorps voor een aantrekkelijk contract in Italië bij Montichiari. Het be tekende het einde van zijn in terlandcarrière, omdat dissiden ten die de Bankras sporthal in die dagen ontvluchtten op geen enkele clementie hoefden te re kenen. „Ik wist wat ik deed. Ik wist dat ik de Olympische Spe len zou missen. Maar het was een bewuste keus, waar ik ach teraf ook nooit een seconde spijt van heb gehad. Ik was op dat moment aan een nieuwe uitdaging toe." In de aanloop naar de Olym pische Spelen werd hij weer in genade aangenomen. De 2.09 meter lange midspeler werd als onmisbaar beschouwd in de jacht op olympisch eremetaal. Na het zilver in Barcelona be dankte Jan Posthuma ander maal voor Oranje. Het ontbre ken van een noemenswaardige zomerpauze in het seizoen er- vaarde hij als geestelijk en fysiek te belastend. Het leek een defi nitief afscheid, gezien zijn leef tijd, maar hij maakte op verzoek van bondscoach Joop Alberda dit jaar opnieuw zijn opwach ting. „De beste midblokkeerder van de wereld en een voorbeel dig teamspeler laat je niet va kantie vieren als hij zo veel aan het team kan toevoegen", ver klaarde Joop Alberda. Posthuma deed na die waarderende woor den wat van hem verwacht werd en meldde zich voor de derde keer in zijn carrière als de verloren zoon bij het team. Ambitie Het tekent de ambitie van Post huma. „Volleybal heeft mij, net als veel andere jongens, ontzet tend veel gebracht. Levenserva Jan Posthuma. „Volleybal heeft mij, net als veel andere jongens, ontzettend veel gebracht. Levenservaring, publiciteit, geld. Ik heb mij als mens door de sport kunnen ontwikkelen." foto gpd ring, publiciteit, geld. Ik heb mij als mens door de sport kunnen ontwikkelen. Bovendien heb ik prijzen gewonnen, Europacups, zilver op de Spelen en het Euro pees kampioenschap. Maar het ultieme doel dat we ons zelf als Nederlands team jaren geleden gesteld hadden, de besten van de wereld te willen zijn, is nooit gehaald. We zijn er dicht bij ge weest, maar die ene medaille ontbreekt. En die medaille, goud van kleur, wil ik halen. En met mij die anderen. Daarom sta ik er weer." Posthuma heeft, zoals spor ters het zelf omschrijven, een goed gevoel over het naderende wereldkampioenschap. „En dat zeg ik niet omdat verwacht wordt dat ik dat op dit moment zeg. Ik zit zelf lekker in mijn vel en merk dat de andere jongens ook heerlijk staan te ballen. Het is natuurlijk geen garantie voor succes, maar wel een voorwaar de." Jan Posthuma heeft dan ook schouderophalend op de kritiek van Ron Zwerver gereageerd, toen die op de slotdag van de Haarlemse volleybalweek de smalle selectie van Oranje aan de kaak stelde en het te zware voorbereidingprogramma van de bondscoach in niet mis te verstane bewoordingen kapit telde. Zwerver werd door Joop Alberda in de finale van het toernooi tegen Italië vroeg in de wedstrijd naar de kant gehaald. Niettemin won Nederland. Het verklaarde veel, zo niet alles. Zonder Zwerver van de we reldkampioen winnen. Het on mogelijke bleek mogelijk. Jan Posthuma noemt het 'een beetje klein' dat Zwerver het team en de coach naderhand nooit zijn verontschuldigingen aangeboden heeft voor de on nodig kwetsende woorden. „Ron is het niet gewend toe te kijken. Het was een onaangena me nieuwe ervaring voor hem en hij tobde in die dagen toch al enorm." Teamsport Posthuma vindt verzachtende omstandigheden echter nooit een excuus. „Ron is vooral door de buitenwereld jarenlang op een voetstuk geplaatst en als de onmisbare superster van het Nederlands team afgeschilderd. Volleybal is echter een team sport. Je wint met z'n allen, je verliest met z'n allen. Als je dat niet door hebt, heb je niets van het spelletje begrepen. Je hebt in een ploeg ook werkers en wa terdragers nodig. Misschien is Ron dat uit het oog verloren. Natuurlijk is hij een fantastische volleyballer, maar dat is geen garantie voor een plek in het Voormalige topdammer zoekt 'heerlijke gevoel dat alles klopt' tim brouwer de koning Cees Varkevisser is zo'n beetje terug bij af. De 51-jarige Rijns burger nam na een pauze van bijna achttien jaar zijn oude hobby weer op. Varkevisser, die destijds als Katwijker tot de bes te dammers van Nederland be hoorde, is na een korte aanloop gevorderd tot het tweede bord van de Rijnsburgse Dam Club. „Winnen is een stuk moeilijker als je er een tijd uit bent ge weest. De weg terug is langer dan ik had verwacht." Toch kneep RDC zijn handen dicht, toen Varkevisser zijn ge zicht na een voorzichtige ver kenning steeds vaker liet zien in het Rijnsburgse Denkhuis. De vereniging, die in de tweede klasse van het district Midden- Holland uitkomt, zoekt het na melijk hogerop. Met clubkam pioen Cor Dusseldorf op bord één en nu ook Varkevisser in de gelederen gloort de landelijke eerste klasse voor het Rijns burgse tiental. De voormalige vice-kam- pioen van Nederland vindt dat hij al zijn competitiewedstrijden hoort te winnen. „Dan krijg ik weer dat heerlijke gevoel, dat wat ik heb uitgedacht allemaal klopt. Dat wil ik aan mijn tegen stander en andere belangstel lenden laten zien. Daarnaast heb ik me opgeworpen om alle partijen van ons eerste team te analyseren. Ik zie bij mijn team genoten dat ze een partij heel scherp opzetten, maar het waarom weten ze dan niet. Daardoor kiezen ze niet de sterkste voortzetting. Dat leg ik ze uit aan de vooravond van de volgendecompetitieronde." Als de Rijnsburgse damtrots onder de bezielende leiding van Varkevisser naar de landelijke competitie promoveert, bestaat de kans dat Varkevisser in de persoon van Ton Sijbrands een oude bekende ontmoet. De voormalige wereldkampioen schap voelt zich niet te groot om in competitieverband op een bescheiden niveau te acte ren. „Iedere dammer vindt de competitie belangrijk", zegt Varkevisser. „Dat-gold ook toen ik in mijn topjaren met Sij brands uitkwam voor het Haag se RDG." Dat was in het begin van de jaren zeventig, toen Varkevisser eerst Katwijk en later Leiden was ontgroeid. „In die tijd was dammen in Leiden populairder dan tegenwoordig. Er waren zelfs nog twee damverenigin gen. Zelf schreef ik een aparte damrubriek in het Leidsch Dag blad." Maar de tijden zijn inmiddels ingrijpend veranderd. „Door mijn werk in de automatisering heb ik de damliteratuur al die jaren niet meer bijgehouden. In tegenstelling tot Sijbrands en Harm Wiersma, die altijd in competitieverband zijn blijven dammen, ben ik vanwege mijn werk en gezin volledig gestopt. Dat beslu't nam ik, nadat ik op het Nederlands kampioenschap in 1976 voor het eerst sinds ja ren niet bij de eerste vier was geëindigd. Daardoor plaatste ik mij niet meer automatisch voor het volgende NK." De Rijnsburger beseft dat hij de achterstand die hij in zijn dam-loze jaren opliep, nooit meer kan inhalen. Bijblijven is het hoogst haalbare, ook al steekt hij, nu hij niet meer werkt, zo'n twintig uur per week in zijn sport en heeft hij thuis altijd een dambord binnen handbereik. Daarnaast heeft de computer nadrukkelijk haar in trede gedaan in de denksport. „Dat hulpmiddel is niet meer weg te denken. Vooral in com- binatief opzicht kan een com puter je op verrassende ideeën brengen. Gelukkig ben ik ook door mijn werk vertrouwd met computers. Het is opmerkelijk hoe veel denksporters in de au tomatisering werken. Dat zal wel te maken hebben met hun vermogen om analytisch te denken." Dat noemt hij zelf zijn sterk ste punt. „Je moet weten via welke route je ergens bent ge komen. Dat is overigens niet hetzelfde als een fotografisch geheugen. De schaker Hans Böhm bewees dat eens op de televisie. Hij moest een stelling die hij maar eventjes had gezien uit zijn hoofd opnieuw opzet ten. Dat deed hij met het groot ste gemak, omdat het een logi sche stelling betrof. Maar ver volgens kon hij een andere stand die nergens op sloeg niet reproduceren. Met een warboel wist hij zich geen raad." Varkevisser komt het beste tot zijn recht als sneldammer, waarbij hij zijn ervaring, han digheid en reflexen optimaal kan uitbuiten. „Ik denk dat ik nog wel sneldamkampioen van Zuid-Holland zou kunnen wor den, als zo'n kampioenschap zou worden georganiseerd. Maar naar deelname aan een gewoon NK streef ik niet meer. Daarvoor mis ik parate kennis en ritme en maak ik te veel fou ten. Daarnaast merk ik dat ik ouder ben geworden. Het denk proces gaat achteruit. Dat valt bij mij meer op dan bij iemand die al die tijd is blijven dam men, zoals oud-wereldkam pioen Iser Koeperman. Hij is nu hoog in de zeventig en heel ge leidelijk afgezakt tot onder de middenmoot." Zo'n langzaam aflopende damcarrière heeft Varkevisser nooit geambieerd. Hoe veel hij ook van de sport houdt, de Rijnsburger zet niet alles op één kaart. Hij steekt heel wat tijd in de wielersport als voorzitter van de begeleidingscommissie van Swift/Casba. En hij beoefent re gelmatig een andere denksport, bridge. „Ik ben niet de enige dammer die die overstap heeft gemaakt. Bij De Sleutels bridge ik op hetzelfde niveau als waar op ik dam. Kennelijk zijn er overeenkomsten tussen die tak ken van sport. Het grote voor deel van bridge is dat je een ne derlaag meteen weer kunt rechtzetten. Want verliezen, vooral als gevolg van een misre kening, vind ik nog altijd vrese lijk." team. Niemand is zeker van een vaste stek. Wie het meest de wil uitstraalt om te spelen, moet spelen. Niemand anders." Bovendien verdient geen en kele speler extra bescherming of privileges, vindt Posthuma. „Vermoeidheid, een rot gevoel hebben, privé-beslommeringen meetorsen, het telt allemaal niet. Zo zit topsport niet in el kaar. Als ik 's nachts om vijf uur op bed lig, sta ik er 's ochtends ook weer. Niemand heeft er een boodschap aan wat ik gedaan heb en hoe ik me voel. Ik sta er om te ballen en nog op topni veau ook. Zo simpel is het. Ron heeft twee weken extra vakantie gekregen, in die zin heeft hij al meer privileges genoten dan de rest. We noemen hem daarom ook wat lacherig Romario, want die heeft ook altijd nog vakantie als de rest al weer traint. Het punt is: als je meedoet, doe je het voor de volle honderd pro cent en met absolute overtui ging. En anders maar niet. Wat heb je aan ongemotiveerde spe lers?" Van de kritiek van Zwerver ligt Posthuma niet wakker. Hij verwacht evenmin dat Zwerver zijn woorden op een weeg schaaltje legt. „Ik meen wat ik zeg en ik vind dat ik het recht heb om dat te zeggen. Ik houd van eerlijkheid en duidelijkheid. Bovendien is het een misver stand om te denken dat je al leen met een team van vrienden tot een wereldprestatie kunt ko men. Het doel is bepalend. Als je allemaal maar gefixeerd bent op dat ene doel. De rest telt niet." Uit de mond van Jan Posthuma, een toonbeeld van vriendelijk heid en bescheidenheid, klin ken die woorden onverwacht hard. Zelf noemt hij de uitge sproken meningen die hij venti leert echter 'realisme'. Hij heeft de wetten van de topsport leren kennen, zeker in de keiharde Italiaanse competitie. „Vandaag ben je de held. morgen schop pen ze je op straat." Hij refereert aan het gedwon gen vertrek van zijn beste vriend Olof van der Meulen bij Montichiari een paar jaar gele den toen hij met maagklachten kampte. Aan de geringe waarde van contracten en de wankele rechtspositie van de spelers. „Die wereld is hard en maakt je zelf af en toe ook hard. Die hardheid maakt ook dat ik de betrekkelijkheid van de top sport drommels goed onderken. Tussen gevierd en uitgekost ligt soms maar een dag." Posthuma merkte afgelopen zomer dat hij maar een knikker tje in het grote spel is, toen hij gedwongen werd te vertrekken bij Montichiari, de club waar hij tot volle tevredenheid van het management vier seizoenen ac teerde. "Montichiari had plotse ling drie buitenlanders op de loonlijst staan, eentje te veel. Posthuma werd het best 'tranfe- reerbaar' geacht, met het recla mebordje als beste blokkeerder in de World League uitnodigend bungelend om de nek. PUC Paris informeert0 spelersmakelaar uit Jap» de, maar het werd Milan! dat Italië het volleybalnJ en blijft. Ik wil hier blijvff len zo lang het kan. Kijk,P° le toestand de afgelopens' den had ook een voord* kon mijn waarde op del weer eens bepalen. Ik Ij jaar, maar over belangfv had ik niet te klagen. Da* een plezierig gevoel." I Toch weet Jan Posthui ez het einde van zijn carrii herroepelijk nadert. Ertr' „De enige vraag waarop i °T' antwoord weet. Echt, il,ai het niet, maar het hoiir ook nog niet echt bezig. IïV nog twee jaartjes mee tie nen in Italië. Misschien 10 daarna nog in België of de bak kan, maar eerlijk 13 heb ik me ook daar nojt€ mee beziggehouden. He P* misschien wat zorgeloos01 het is ook enigszins iri aan het leven van een to ter. Het is leven bij de dag Zeker is wel dat Posthu rugkeert naar Nederland. fieker nog: Friesland. To details: de Oosterkade in waar hij begin dit jaar ee e kocht. „Mijn uitvalsbasise( in Nederland ben. Als ik u zomer in Nederland was, 3 ik altijd bij anderen on 1 zoeken. Nu ben ik thuisUl thuis, want niets is zi,e trouwd als Friesland en e Italië is prachtig, ik h< avontuur, de mensen, dee het leventje nooit willen e 11 Ik heb ooit ook wel eens tBl permanent vestigen in It; e dacht, maar na vijf mD goed nadenken wist ik t nooit iets zou worden. Fri is mijn thuis. En wat ik i -< doen? Volleybaltrainer, e - garenzaak, iets in sport len. Echt, ik weet het niet. e Posthuma staart naar I e naar de onbeweegbare bi :l naar 'Het Eiland' in Sneek ic „Brugwachter", zegt hij V ling. „Lekker niets doen e ja, een week, dan gaat hi il weer kriebelen. Niets d e ook niks voor mij." n I door: Gert-Jan Onvlee i) wee trainers, één ge- I dachte. Noordwijks oefenmeester Ruud Bröring sprak de woorden op het veld aan de Duinwetering: Rob Kiebert van Rijnsburgse Boys op het moment dat hij het terrein van ARC inspecteerde. „Hier kun je op je sokken op". De hevige regenval had de kwa liteit van beide velden niet aan getast, dat is duidelijk. Het ver schil was zaterdag evenwel dat alles wat Rijnsburgse Boys was de bus weer kon opzoeken, om dat het duel uiteindelijk toch werd afgelast. En Noordwijk voetbalde wel gewoon, inder daad zonder aanhalingstekens, tegen Heerjansdam. Goed, het was en het bleef nat, de toe schouwers in Noordwijk zoch ten en masse de tribunes op en in de dug-outs was de hoogste vorm van dijkbewaking inge steld. Maar er kon worden ge voetbald. En het veld zag er ook negentig minuten en zes doel punten later nog altijd perfect uit. Of het ARC-terrein dat duel met Rijnsburgse Boys eveneens zo goed zou hebben verteerd, blijft vanzelfsprekend altijd de vraag. Het pleit echter voor Noordwijk dat zaterdag de proef op de som is genomen. „Het veld is be speelbaar en levert geen gevaar op voor de spelers, dus we gaan voetballen". Het is een redene ring waar veel consuls en clubs een voorbeeld aan kunnen ne men. Anders kunnen we net zo goed overal kunstgrasvelden gaan aanleggen (en daar moe ten we met tn allen toch even niet aan denken). Het begon in Leiden allemaal in een Vee markthal. Met een bepaald niet spelersvriendelijke betonnen vloer en een mest- lucht die je tot de volgende dag bij je droeg. Niet ideaal, inder daad. Maar het spelletje werd snel populair. Koejaké, tactisch misschien niet sterk, maar er gebeurde altijd wel wat. Battelj- ee Terpstra, de voetballende tennissers van de Munnik. En LDWS natuurlijk. Maar ook ASC. Twaalfhonderd toeschou wers - er moesten extra tribu nes worden neergezet in de hal van André de Jong - waren be gin 1973 aanwezig om de beslis singswedstrijd tussen ASC en LDWS om het Leids kampioen schap te volgen. Leen Korbee. foto archief Maar niet alleen in Leiden kwam het publiek graag kijken. Ook in Noordwijk, waar een wildé competitie werd gespeeld, stroomde het volk toe. De Nor- thgohal zat bijna wekelijks vol op de avonden dat de voetbal lers hun kunsten vertoonden. Vorige week is het zaalvoetbal seizoen weer begonnen. Stil en bijna onopgemerkt. Zeg maar, ongeveer op de manier waarop tegenwoordig wordt gezaalvoet- bald. Heel soms klopt het wel, dat het vroeger beter was. Mag je het het Noordwijk-be- stuur kwalijk ne men dat het nijdig is op de 'pro fessionals' van de KNVB? Leen Korbee en de zijnen voelen zich door Zeist in een kwaad dag licht gesteld. De overschrijving van Peter van der Kwaak zou door de betrokken doelman van Ajax twee met medeweten van de zaterdageersteklasser zijn 'geregeld'. Dus moet de nu nog altijd bij Noordwijk trainende Van der Kwaak maar terug naar Ajax, om daar iets bij de zater- dagtak te gaan doen. Of toch naar RCH, waar de tegenwoor dig op zondag werkende doel- verdediger eveneens op zater dag de voetbalsport kan bedrij ven. Het merkwaardige van die uit spraak is dat de KNVB die heeft gedaan zonder de persoon en de vereniging in kwestie serieus te horen. De beslissing om geen dispensatie te verlenen is het resultaat van een papieren zaak. Daar kan je als vereniging nog vrede mee hebben als de argu menten waarmee dat besluit wordt genomen een beetje

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 24