'Je kunt leren van je
fouten: doe dat dan ook'
Feiten &Meningen
Universiteit moet
niet dansen naar
pijpen van het
bedrijfsleven
Flinke fouten
WOENSDAG 7 SEPTEMBER 1994
Afgelopen maandag zijn overal in het land
openingen geweest van het academische
jaar. Bij zo'n opening verschijnen hooglera
ren in hun ambtsgewaad, de toga, om te
luisteren naar redevoeringen van de voor
zitter van het college van bestuur, hun rec
tor-magnificus, de opperhoogleraar van de
universiteit, of naar een voor de gelegen
heid uitgenodigde spreker.
Ik woonde de opening van het academi
sche jaar bij van mijn eigen universiteit, de
Erasmusuniversiteit van Rotterdam. Wij
werden naast een toespraak van de rector-
magnificus getracteerd op twee toespraken
van mensen uit het veld.
Toen ikzelf nog student was in de zestiger
jaren ging het er heel anders aan toe. Spre
kers van buiten
kwamen er niet aan
te pas. De rector-
magnificus hield
een doorwrocht ver
haal van hoog we
tenschappelijk ge
halte van ten minste
drie kwartier en per
mitteerde zich aan
het slot van zijn re
de zonodig enkele
opmerkingen over
PIM FORTUYN ministerieel en poli
medewerker tiek beleid. Dat
soort redevoeringen
waren echter hersenbrekers, zeker als een
filosoof dat jaar de rector was. De rector
functie rouleerde toen nog frequent en ook
eminente geleerden kwamen voor deze
functie in aanmerking.
Sedert de universiteit is verworden tot
een grote leerfabriek met erg veel ambtena
ren en bureaucratie is dat niet meer zo. Niet
een eminente geleerde is rector-magnificus,
maar een bekwaam bestuurder, een soort
opperambtenaar, en voorts bemoeit Jan en
Alleman zich met de universiteit en stimu
leert de universiteit dat ook.
Zo kan het gebeuren dat het universitaire
jaar in Maastricht wordt geopend door ene
Rinnooy Kan van het VNO, die daar zijn on
dernemerspraatje over het publiek uit
strooit en sinterklaas speelt van de gelden
van het kabinet-Kok. Dat kabinet wil ander
hall miljard bezuinigen op het wetenschap
pelijke onderwijs. Rinnooy Kan wil er één
miljard op toeleggen, waarbij de universi
teiten zich wel moeten modelleren naar de
arbeidsmarkt en de wensen van onderne
mend Nederland, lees het VNO.
Waar Kok die tweeëneenhalf miljard gul
den vandaan moet halei
er niet bij. Deze meneei
net-Kok met achttien i
bezuinigingen over vie
nog niel hoog genoeg il
serieus te nemen dus, die meneer van het
VNO, al helemaal niet op het punt van de
naar de pijpen van het bedrijfsleven dan
sende universiteit. De universiteit zoü een
waarde op zich moeten vertegenwoordigen,
die weliswaar open slaat voor de maat
schappij, maar zich door niets en niemand
laat dicteren, i >e universiteit behoort te zijn
een vrijplaats van het denken, van het de
bat, een centrum voor creatieve mensen,
een leerschool voor academici die daarvan
hun verdere leven kunnen profiteren. Zo'n
universiteit is trots en soeverein en hoort de
buitenstaander met aandacht aan, maar
wijst hem zonodig ook zijn plaats.
Niels van dit al. De verambtelijkte univer
siteit is een saaie, ambtelijke aangelegen
heid geworden, waar de relatie leermeester
leerling al lang niet meer centraal staat.
Waar eerder desondanks het intellectuele
debat wordt gevoerd en de creativiteit op
bloeit. Een dergelijk instituut wordt natuur
lijk niet geleid door geleerden van hoog ge
halte, maar op zijn best door bekwame be
stuurders en op zijn slechtst door in en in
brave ambtenaren.
Aan de Erasmusuniversiteit moesten wij
twee praatjes voor de vaak aanhoren. Een
van de burgemeester van Rotterdam, Peper,
en een van de votfrzittcr van de Kamer van
Koophandel, De Bok. De burgemeester
kwam niet verder dan wat algemeenheden
over de relatie tussen de
zegd het gemeentebestui
teit. Ie kon er dan ook gei
en wij soesten behaaglijk weg
te warme toga's op het
luid van onze burgemeester.
De Bok was zoals te doen gebruikelijk
weer pedant en ongeïnformeerd, eigenlijk
een zeldzaam domme man. Hij praat im
mer over zaken waarvan hij geen verstand
heeft, maar dat heb je ervan als een misluk
te en afgedankte Nedlloyd-directeur zono
dig de belangrijke positie van voorzitter van
de Kamer van Koophandel moet bekleden.
Daar is overigens geen verkiezing aan te pas
gekomen. Dat regelen de heren van het
VNO en de FNV onderling wel. van ons geld
wel te verstaan.
Maar goed, De Bok heeft gedacht dat on
ze afgestudeerden zo slecht hun talen spre
ken, en sprak daar ferm schande van en we
werden door hem gewaarschuwd. Nu is dat
gewoon onzin als dat met vroegere jaren
wordt vergeleken. In mijn tijd spraken we
school-Frans, school-Duits en school-En-
gels. Spreken was dat overigens nauwelijks
te noemen. We hadden een redelijk passie
ve kennis van de moderne talen, zodat we
met enige inspanning onze studieboeken in
die talen konden lezen. Schrijven in de mo
derne talen was er niet bij en werd ook niet
van ons verlangd.
De jongelui van tegenwoordig beheersen
net als wij zeker niet de drie moderne talen.
Wat ze echter allemaal wel kunnen is zich
uitstekend in woord en geschrift fn het En
gels verstaanbaar maken. Zij doen dat op
een niveau waar mijn generatie toentertijd
absoluut niet aan kon tippen. Als ze nog
een paar maanden in het buitenland stude
ren dan zit het helemaal voor de bakker. Ik
zou die De Bok eigenlijk wel eens voor de
vuist weg een redevoering willen horen
houden in voortreffelijk Engels.
:egt Rinnooy K;
vindt dal lu-l kabi-
niljard gulden aan
r jaar uitgesmeerd
de boom zit. Niet
itad, of liei
r. en de universi-
n buil aan vallen,
temge-
Leidse onderzoeker Muller analyseert besluitvorming bij terrorisme
„In de lente van 1977 stond een trein stil in het Drentse landschap. In de trein werden
mensen gegijzeld, weken lang. De trein trok veel 'terreurtoeristen'; de politie moest de
omgeving afzetten. Het beeld van die trein is altijd op het netvlies van een twaalfjarige
jongen uit Gieten blijven staan."
Een beeld dat veel
i het geheugen gegrift staat: de gekaapte trein tussen de weilanden bij Wijster.
Zo begint Erwin Muller (29) de inleiding
van zijn dikke proefschrift over terroris
me en politieke verantwoordelijkheid in
Nederland. ('Terrorisme en politieke
verantwoordelijkheid: gijzelingen, aan
slagen en ontvoeringen in Nederland').
Die indrukwekkende herinnering uit
zijn Drentse jeugd, en de laag overvlie
gende Starfightersb'i) het gewelddadige
einde van de Zuidmolukse treinkaping
bij De Punt, is een van Mullers dieper
liggende motieven voor zijn zesjarige
onderzoek dat nu voltooid is. De jurist-
/bestuurskundige wilde weten hoe de
bestuurlijke en justitiële besluitvorming
en verantwoordelijkheid rond terreurin-
cidenten geregeld waren. En hij kwam
tot opvallende bevindingen.
De belangrijkste is volgens Muller de
conclusie dat de regering feitelijk nooit
echt verantwoording heeft afgelegd in
de Tweede Kamer over het door haar
gevoerde beleid bij de gewelddadig ac
ties. „De controle op het functioneren
van besluitvormers was gering. De be
leidsvrijheid van ministers en ambtena
ren was groot. Van enige daadwerkelijk
inhoudelijke controle hadden ministers
en ambtenaren nauwelijks iets te vre
zen. De regering informeerde het parle
ment; het parlement steunde de rege
ring en beide gingen over tot de orde
van de dag." aldus de Leidse onderzoe
ker.
Het informeren van de Tweede kamer
was volgens Muller een verplicht num
mer, meer niet. „Voor zowel besluitvor
mers als volksvertegenwoordigers
vormde de politieke verantwoording
een verplicht ritueel. Geen van beide
verwachtte er daadwerkelijke effecten
van. De verantwoording maakte het
voor besluitvormers en volksvertegen
woordigers mogelijk een periode af te
sluiten."
Maar goed is deze gang van zaken niet,
oordeelt de Leidse bestuurskundige. ,,Je
kunt immers van je fouten leren, je lesje
leren van het verleden. Vragen van de
Tweede Kamer hoeven helemaal niet
verwijtend te zijn. Maar juist deze
moeilijke situaties waarin je zware en
soms heel vergaande beslissingen moet
nemen, vragen nog eens extra om het
afleggen van politieke verantwoording.
Er wordt immers beslist over het leven
én dood van burgers! En daarbij hoefje
niet in de eerste plaats op zoek te gaan
naar 'de schuldige': daar gaat het hele
maal niet om. Ik wil een pleidooi hou
den om te blijven leren van de fouten
die je maakt. DaarbijVind ik dat ook
ambtenaren direct aanspreekbaar moe
ten zijn, hoewel de eindverantwoording
bij hun superieuren ligt."
„Maar blijkbaar is het in Nederland not
done om politiek te scoren op de daden
van verantwoordelijken bij terreurac
ties. Zoiets doe je niet. zelfs niet als klei
ne oppositiepartij. Het gezamenlijke
verantwoordelijkheidsgevoel, 'wij, Ne
derland, tegen de terroristen', is heel
groot. Een minister die onder zeer
Twee keer ging het flink mis in Nederland, constateert Erwin
Muller. „Toen gingen de besluitvormers behoorlijk in de fout.
Dat was bij de bezetting van de Indonesische residentie in
Wassenaar door Zuidmolukse jongeren, op 30 augustus 1970.
En bij de gijzeling van kolonel Van de Kieft door een Duitse
crimineel, op 22 juni 1989."
„In het eerste geval, de gijzeling in Wassenaar schoten de
Zuidmolukse jongeren een politieagent neer. Na snelle onder
handelingen was de gijzeling na 12 uur ten einde. Een dag la
ter kwam de Indonesischse president Suharto op bezoek. Het
ministerie van binnenlandse zaken gaf de politie die dag de
opdracht om Den Haag helemaal af te sluiten voor iedere
Zuidmolukker. Zoiets kan natuurlijke helemaal niet."
In het tweede geval: bij de gijzeling van kolonel Van de Kieft
zijn scherpschutters ingezet zonder de benodigde toestem
ming van de minister van justitie, vertelt de Leidse onderzoe-
ker. „De minister was niet op de hoogte, alleen de waarne
mend korpschef ter plaatse. Terwijl het inseinen van de minis
ter hooguit twee telefoontjes kost. Uiteindelijk heeft de
scherpschutter die Van de Kieft per ongeluk doodde, zich uit
de bijzondere bijstandseenheid teruggetrokken. Er was sprake
van enorm psychisch leed. Dat zijn echt héle ernstige dingen,
het is onomkeerbaar bovendien."
„Kolonel Van de Kieft is per ongeluk neergeschoten door de
scherpschutter: nooit is opghelderd hoe dat kon gebeuren. Er
zijn een paar Kamervragen over geweest maar dat was alle
maal niet echt doordacht. En als die gijzeling wel goed was af
gelopen voor de kolonel, waren die vragen waarschijnlijk hele
maal niet gesteld."
„Je ziet dat de aanslagen, gijzelingen en ontvoeringen in de ja
ren tachtig veel meer politionele zaken waren dan politieke
aangelegenheden. Het leek erop dat de politie een monopolie
positie had en de rest van de besluitvormers geen bemoeienis.
Dat is een gevaarlijke situatie, maar je kunt de politie niet ver
wijten dat ze haar werk doet. Ook daarom is er meer aandacht
en deskundigheid nodig voor politieke besluitvormers bij ter-
Omkoping
„De corruptie
druipt hier gewoot
van de gezichten
af', zei een Neder-
- landse vriend eens
I* NAIROBI toen hij pas ei
dag in Nairobi was
en ik sloeg hem direct onbedaarlij
op z'n bek voor deze grofheid. Stel
je voor dat zo iemand bij terugkee
in Nederland een voordracht geeft
over Afrika!
Een impulsieve reactie van mijn
kant racisme kun je niet vroeg
genoeg de kop indrukken maai
helemaal ongelijk had die vriend,
die natuurlijk zei dat hij maar
schertste, niet. Dat wil zeggen, col
ruptie en oplichting nemen in dej
maatschappij een vooraanstaande
plaats in. Hou je in Nederland
mand op straat aan voor een v
tje of om de tijd te vragen, in Keny
probeer je zo'n argeloze voorbij
ganger dan ook nog even snel op
lichten.
Dagelijks doen mensen in de kram
huilend verslag van de ingenieuze
wijze waarop ze zijn getild. (Hoe
wel, ingenieus... man A haalt bij de
bank 40.000 shilling op, botst ev
later toevallig tegen man B aan,
zegt over de gave te beschikken on
geld te verdubbelen en of me
maar even alle zojuist opgenomen
biljetten in een krant wil wikkelen.
Man A twijfelt geen moment i
wacht met spanning op zijn 80.000
shilling. Uit het wonder dat even
later geschiedt blijkt dat geld zo
maar in het niets kan oplossen.)
De scheidslijn tussen fictie, feiten
en vooroordelen is flinterdun. De
corruptie tiert hier inderdaad we
lig. Vooral één beroepsgroep komt
er steeds mee in het nieuws: de po
litie. Zoals onlangs gebeurde. Twi
agenten komen buiten diensttijd
op het lumineuze idee op een
drukke verkeersweg een versper
ring op te richten en geld te innei
van automobilisten. Zoals van de
conducteur van een veel te volge
propt busje (geschikt voor 10, bela
den met 25 mensen). De conduc
teur schudt de agent vriendelijk de
hand (een magere versie van
gouden handdruk) en mag doorrij
den. Maar wie rijdt er nou ne
ter het busje? Het hoofd, van de Cri
minele Inlichtingendienst! De
agenten het haasje en de kranten
vol met lovende artikelen over de
aanpak van corruptie.
Ik moest meteen terugdenken aai
de keren dat ik met de verkeerspo
litie in aanraking kwam en moest
concluderen dat hun corrupte ge
drag soms reuze goed uitkomt.
Aanvankelijk wist ik me steeds met
smoesjes uit benarde situaties te
redden; „Ja maar. als bezoeker in
dit land weet ik dat natuurlijk
niet", of, toen ik nog in een uit d<
koloniale tijd stammende auto
reed, „U gelooft toch niet dat dit
krakkemikkige geval echt 120 kan
rijden?"
Stuit je in Nederland vervolgens op
een stoïcijnse blik van de dienst
klopper; in Kenya vinden agenten
dit vaak zo amusant dat ze je over
treding meteen door de vingers
Zo niet de laatste paar keer dat ik 1
wat hard reed. Het zal om en nabij
de 130 zijn geweest toen ik, op weg
van West-Kenya naar Nairobi,
werd aangehouden. De politieman
zei dat ik 100 reed en ik zei dat dat
niet klopte. Hij werd boos en wees
op zijn snelheidsmeter. „Zal wel j
kapot zijn, want ik reed geen 100",
hield ik vol.
De agent trok z'n bonnenboekje en
liet weten dat ik maandag (het was
zaterdag) voor de lokale rechtbank L
diende te verschijnen. Ik trok wit j
weg (wat nog een hele toer is als je L
net lekker verbrand bent) en sta-
melde dat ik in Nairobi, 300 kilo-
meter verderop werkte en maan- j
dag niet even op en neer kon. De
agent liep weg en ik volgde hem.
Het omkopingsproces was begon- t
nen. Na wat gewauwel over en
weer hield hij z'n boekje open en
vroeg mij er 'n extra 'pagina' aan
toe te voegen, wat ik, mijn porte- I
monee trekkend, maar al te graag
deed. Corruptie, kortom, moet je
echt in perspectief zien.
FRANS VAN DEN HOUDT CORRESPONDENT
TOM JANSSEN
Dr. Erwin Muller.
moeilijke omstandigheden en onder
grote druk besluiten moet nemen, ga je
het niet nog eens moeilijk maken ach
teraf. En: je zou als volksvertegenwoor
diger ook nog wel eens op die minis-
tersstoel kunnen terechtkomen! Dan wil
je ook niet dat de Tweede Kamer je
hard valt. Zo werkt dat hier in Neder
land. Maar het kan in mijn ogen heel
goed anders. En dat is in ons aller be
lang."
Mullers onderzoek naar politieke ver
antwoordelijkheid rond terreurinciden-
ten is het eerste van deze omvang. Alle
grote gijzelings- en ontvoeringszaken,
bom- en moordaanslagen in Nederland
passeren de revue, inclusief de handel
en wandel van de betrokken besluitvor
mers. Zijn boek zou daarom niet mogen
ontbreken in de kast van betrokken be
sluitvormers, ambtenaren, burgemees
ters, jusititie- en politiefunctionarissen.
Niet alleen in 'Den Haag' maar ook op
FOTO HIELCO KUIPERS
lager niveau bij bestuurders van ge
meenten en provinciehuizen.
Volgens de onderzoeker is zijn boek
niet geschikt voor 'terroristen in de
dop'. „Het is natuurlijk moeilijk als on
derzoeker om heel super-vertrouwelijke
informatie die je tegenkomt, nfet te ge
bruiken. Maar in mijn geval was dat
geen probleem: die informatie ging over
personen of over technische details, de
door de politie gebruikte kogels bijvoor
beeld of de gebruikte radiofrequentie,
en die was voor mijn onderzoek niet
van belang. Daarom kan een toekomsti
ge terrorist mijn boek niet gebruiken als
handleiding voor een geslaagde aan-
slag."
LEIDEN CAROLINE VAN OVERBEEKE
Terrorisme en politieke verantwoordelijkheid: gij
zelingen, aanslagen en ontvoeringen in Neder
land'. Uitgeierij Gouda Quint, Arnhem, f70,00.