T weede-keus-kabinet' kan de rit best uitzitten Mooie woorden verhullen korten op de AOW niet Feiten &Meningen In stroomwezen is het ieder voor zich en allen tegen de SEP MAANDAG 22 AUGUSTUS 1994 NIEUWSANALYSE De AOW zal als basispensioen voor de ver dere toekomst worden gewaarborgd. En, zo staat verder te lezen in het AOW-paragraaf je in het regeerakkoord, omdat de AOW 'van grote betekenis blijft' als basispen sioen, is een 'grote inspanning nodig en verantwoord om de AOW voor de lange ter mijn te waarborgen'. De ouderen hebben op 3 mei niet ver geefs hun stem verheven, zou je zeggen. De realiteit is anders: ondanks de mooie woor den wordt de AOW als basispensioen de ko mende jaren verder uitgehold. En het uit eindelijke regeerakkoord is een stuk harder dan de 'proeve' waarmee Kok als formateur aanvankelijk naar buiten kwam. Het belangrijkste punt is uiteraard de be vriezing van de AOW, de lont in het kruitvat van het ouderenprotest eerder dit jaar. In de proeve repte Kok over 'een beleidsin spanning die erop gericht is de AOW weer volledig te kunnen laten toenemen met de lonen'. In het uiteindelijke akkoord is daar geen woord meer over te vinden: daar wordt nog slechts gesproken over een 'ge middeld genomen halve koppeling in de ja ren 1996-1998'. Het komende jaar worden alle uitkeringen namelijk sowieso bevroren. Pikant detail is dat met name de VVD zijn bejaarde kiezers daarmee in de steek laat. De liberalen hebben steeds een uitzonde ring voor de AOW bepleit ten aanzien van andere uitkeringen: de AOW moest via een volledige koppeling welvaartsvast blijven. Maar uitgerekend tijdens de onderhande lingen over de proeve, waaraan de WD voluit meedeed, is het streven naar een vol ledige koppeling definitief losgelaten. Op zichzelf is dat wel realistisch, want de werk loosheid zal de komende vier jaar onvol doende dalen om de koppeling weer in beeld te brengen. Wel wil het kabinet pro beren via belasting- of andere maatregelen het koopkrachtverlies zoveel mogelijk te be perken. Daarnaast trekt het kabinet alvast hon derd miljoen gulden uit voor een inko mensafhankelijke belastingaftrek voor de bejaarden met geen of een klein aanvullend pensioen. Maar dat stelt weinig voor. Als je de grens op tweehonderd gulden aanvul lend pensioen per maand stelt, hebben 600.000 AOW'ers recht op die aftrek. Dat komt neer op gemiddeld ruim 150 gulden per AOW'er per jaar, netto ongeveer een tientje per maand. Eén groep bejaarden wordt daarentegen juist extra aangepakt. Het gaat om de groep met een partner die nog geen 65 is. Nu is het nog zo dat de jongere partner ook AOW krijgt als die geen of vrijwel geen eigen in komen heeft, de zogeheten AOW-toeslag. Het aanvullende pensioen of andere in komsten van de 65-plus partner tellen daar bij niet mee. Dat gaat met ingang van 1996 echter wél gebeuren, hetgeen in 1998 440 miljoen moet opleveren. Dat duidt er al op dat het er hier flink in hakt: jaarlijks krijgen nu ongeveer 200.000 oudere paren een AOW-toeslag voor een jongere partner. Die zullen straks via een korting op de toeslag van de eerste elfduizend gulden aanvullend pensioen, lijfrente of ander inkomen per jaar geen cent extra overhouden totdat de jongere partner 65 wordt en dus zelfstandig recht krijgt op AOW. Om een indicatie te geven om hoeveel mensen het gaat: 60 pro cent van de aanvullende pensioenen is la ger dan twaalf mille per jaar. Rond de 120.000 AOW'ers zullen de eerste jaren on danks hun aanvullende pensioen dus niet of nauwelijks boven het sociale minimum uitkomen. Maar er zit nog meer in het val. Het kabi net wil 'mede op basis van het rapport van de commissie-Drees en het WRR-rapport Ouderen voor ouderen' bekijken 'hoe het draagvlak voor de financiering van de AOW kan worden versterkt'. Daar staat vrij ver taald dat de pensioenleeftijd waarschijnlijk omhoog gaat en dat er over het aanvullende pensioen AOW-premie (14 procent) moet worden betaald: dat zijn namelijk de oplos singen die deze rapporten noemen om de AOW betaalbaar te houden. Tegenover alle verzet die zeker van de ouderenpartijen tegen het regeerakkoord zal komen, zal het kabinet weinig anders kunnen stellen dan dat het de AOW zoveel mogelijk tracht overeind te houden en dat het gezien (de kosten van) de vergrijzing nauwelijks anders kan. Dat mag zo zijn, voor veel bejaarden zullen de druiven er niet minder zuur om zijn. En voor de huidi ge dertigers, veertigers en vijftigers is de boodschap duidelijk: als die niet zelf zorgen voor een flink aanvullend pensioen, zal het in hun levensavond armoe troef worden. SJAAK SMAKMAN Het paarse kabinet is voor twee van de drie hoofdrolspelers hun tweede keus. Kok had liever een centrum-links kabinet voorgezeten, Bolkestein voelde het meest voor centrum-rechts. Ook valt op dat zoveel bewinds lieden oorspronkelijk van een andere partij lid waren. Bij de PvdA komt minister Melkert uit de PPR en staatssecretaris Schmitz ruilde ooit een D66-raadszetel in voor een PvdA-wethouderschap. Van de WD'ers was minister Voorhoeve eerder lid van D66, en zijn minister Zalm en staats secretaris Patijn weggelopen uit de PvdA. D66-minister Sorgdrager de serteerde uit de WD. Veel bewindspersonen zitten dus in het kabinet-Kok namens een partij die niet hun eerste keus was. Maar belangrijker is dat bijna alle ministers voor hun par tij niet de eerste keus waren. De aan het slot van de kabinetsformatie gebezigde werkwijze heeft pijnlijk duidelijk ge maakt hoeveel aangezochte kandidaten hebben geweigerd. De belangrijkste weigering is die van WD-leider Bolkestein, ondanks aan dringen van Wallage en Van Mierlo ('Frits, ik kan je niet meer missen'). Zij hadden hem graag in het kabinet ge zien omdat zij daarvan een sterkere binding van de WD-fractie aan het ka binet verwachtten. Bolkesteins keuze voor de Kamer belooft volgens vele commentatoren dan ook weinig goeds voor de stabiliteit van het nieuwe kabi- Op het eerste gezicht hebben deze pes simisten het historisch gelijk aan hun zijde. In onze parlementaire geschiede nis heeft de V\D twee keer eerder het vertrouwen in de eigen ministers opge zegd. In 1951 kwam het kabinet Drees- Van Schaik ten val na een conflict tus sen de WD-fractie en WD-minister Stikker. Verser in het geheugen ligt de val van het tweede kabinet-Lubbers in 1989 toen de WD-fractie zich keerde tegen de financiering van de milieu plannen van de WD-ministers Nijpels en Smit-Kroes. Zal de geschiedenis zich gaan herhalen, toen met Voorhoeve als fractieleider en Bolkestein als minister van defensie, nu in omgekeerde rolbe zetting? Het lijkt mij niet waarschijnlijk. Bolke stein zal niet vergeten zijn dat de WD een hoge prijs heeft moeten betalen voor die breuk: vijf zetels verlies bij de verkiezingen van 1989 en vijfjaar in de oppositie-bankjes. Dat Bolkestein frac tieleider blijft, zal de stabiliteit van het kabinet eerder verhogen. Het is een li berale traditie dat de politieke leider in het parlement huist. Alleen Wiegel kon het zich veroorloven daarop tijdens het eerste kabinet Van Agt een uitzondering te maken. Bolkestein weet dat hij geen Wiegel is en dat de fractie makkelijk in handen van De Korte of andere tegen standers van paars valt wanneer hij zelf minister zou worden. Als fractievoorzitter heeft hij bovendien het beste van twee werelden. Er is elke donderdagavond overleg tussen de be windslieden van een partij en hun frac- r de agenda van de mi nisterraad van de volgende dag. Onder Lubbers is ook de gewoonte gegroeid dat de premier elke woensdag vergadert met de vice-premier(s) en de fractielei ders van de regeringspartijen. Zo heeft Bolkestein als een onbezoldigde zesde WD-minister invloed op het kabinets beleid zonder tijdrovende verantwoor delijkheid voor een departement. Daar naast is hij als fractievoorzitter de onbe twiste politieke leider van zijn partij en kan hij het kabinet beschermen tegen de rechtervleugel van de WD. TIJDBOMMEN Een andere reden mentatoren verwachten dat het kabinet de rit niet zal uitzitten, is dat het regeer akkoord op een aantal punten geen de finitieve afspraken bevat. Dat zouden tijdbommen zijn die het kabinet kun nen doen ontploffen: de Betuwelijn over een half jaar, de sociale zekerheid over twee jaar, of defensie als de bezui nigingen de uitvoering van de prioritei tennota blijken te verhinderen. De on heilsprofeten vergeten echter dat ook vroegere regeerakkoorden hete hang ijzers in de ijskast plaatsten (kernener gie, euthanasie, de kruisraketten) en dat kabinetten daarover toch niet vielen. Toen het kabinet-Den Uyl in 1973 aan trad, waren de voorspellingen ook som ber. Toen, net als nu, moest een patstel ling doorbroken worden om een meer derheidskabinet te kunnen vormen. Er was nauwelijks een regeerakkoord oin de verschillen tussen de partijprogram ma's te overbruggen. KVP en ARP lever den wel ministers, maar wensten het kabinet slechts van 'gedoogsteun' te voorzien. Het kabinet rolde voortdu rend vechtend over straat. Toch heeft tot nu toe geen kabinet het zo lang uit gehouden als juist dat kabinet-Den Uyl (1683 dagen). RUBBERVLOT De val van een kabinet heeft meestal heel andere oorzaken dan nu worden voorspeld. Het kan een 'bedrijfsongeval' zijn, zoals in 1960, toen een door drank gebruik overmoedige ARP-fractie in de 'jenever-crisis' de eigen minister van volkshuisvesting, Van Aartsen (de vader van de nieuwe bewindsman op Land bouw), naar huis stuurde. Of zoals in bij 1989, toen de regie binnen de WD ha perde. In dat opzicht liggen er nu voor risico's bij D66, dat ook in eerdere kabinetten moeite had met de relatie tussen ministers en fractie (Terlouw e Brinkhorst!). Van Mierlo als minister van buitenlandse zaken zal zo vaak op reis zijn dat zijn taken als vice-premiei en politiek leider van D66 in het g drang komen. Het risico wordt vergroe doordat de drie overige D66-ministers geen enkele politieke ervaring hebben, terwijl fractievoorzitter Wolffenspergei zich als kroonprins moet waarmaken. Een kabinetscrisis kan ook oni wanneer één van de regeringspartijen constateert dat het om redenen v tern partij-politieke of electorale aard beter is om een breuk te forceren. Van Agt bracht in 1977 het kabinet-Den Uy kort voor de verkiezingen ten val, ogen schijnlijk vanwege een conflict o grondpolitiek. De ware reden was dat het toen net gevormde CDA moeilijk haar eerste verkiezingen kon ingaan terwijl twee van de drie fuserende par tijen (ARP en KVP) deelnamen a kabinet waartegen de derde (CHU) op positie voerde. Uit de jaren '50 e stamt het verhaal dat de KVP tu< tijdse verkiezingen, met name de pro- vinciale-statenverkiezingen,gebruikte als graadmeter: verloor de partij, dan was het tijd om van coalitie-partner ti wisselen. In dat licht vormen de statenl i verkiezingen van volgend jaar wellicht een belangrijker obstakel voor het kabil-i net dan de hoogte en duur van de u keringen. In elk geval zijn de voorspellingen v een kortstondig leven voor het tweede keus kabinet.van Kok voorbarig. In 197 V* was het eerste kabinet-Van Agt voor vrijwel iedereen in politiek Nederland' de tweede keus. Van Agt voorspelde toen: „Ik denk dat het zo zal kunnen zijn: een rubbervlot op de woelige ba- v ren, op en neer geslingerd door de gol-;~ei[ ven, maar het blijft drijven. Dat is het grappige van een rubbervlot." En het ;mo kabinet bleef de volle periode in het za ma C: do< del. De kersverse premier Kok tijdens een wandelingetje op het Buitenhof. foto anp Arthur bastiaanse de 1 RUDY ANDEWEC Bei hoogleraar politieke trui wetenschappen |sne aan de kre Rijksuniversiteit Lei- jvar Zeker, veilig, goedkoop en als het even kan schoon. Dat zijn de eisen die aan de stroomvoorziening in Nederland worden gesteld. Met de veiligheid en de zekerheid zit het wel snor. De stroomprijs is bijna de laagste van Europa. Aan verminde ring van de milieubelasting wordt gewerkt Het is een fleurig beeld, maar on dertussen knettert het elektriciteits wereldje van de conflicten. Sinds de produktie en distributie van stroom in 1988 op last van de regering wer den ontrafeld, is er een strijd om de macht gaande. Aan de ene kant de door fusies uitdunnende schare dis tributeurs ieder voor zich en aan de andere kant de producenten met hun koepelorgaan NV SEP als ieders kop van jut. Er dreigt in Nederland binnen af zienbare tijd een overcapaciteit te ontstaan ter grootte van enkele flin ke centrales. Distributeurs en pro ducenten geven elkaar daarvan de Directeur N. Ketting van de SEP, de overkoepelende organisatie van ener giebedrijven. FOTO CPD PETER DRENT schuld. Een bezinningsperiode van een half jaar op de bouw van nieuw produktievermogen moet de weg vrij maken voor een compromis. Sinds februari vergaderen negen kopstukken over het toekomstige 'marktmodel'. Dit overleg is bijna klaar, maar de leden houden hun kiezen nog stijf op elkaar. Het is de vraag of er op termijn nog veel van de monopolis tische macht van de Samenwerken de Elektriciteitsproduktiebedrijven (SEP) zal overblijven. Die macht werd zes jaar geleden vervolmaakt, op wettelijke grondslag. Voordien bemiddelde de SEP al heel lang tussen de vele tientallen zelfstandige stroombedrijfjes van provincies en gemeenten. Die had den bijna altijd te veel stroom of juist te weinig. De SEP zorgde met het landelijke koppelnet van hoog spanningskabels voor een vlekkelo ze uitwisseling. De kosten werden gemiddeld. Omdat het goed ging met de BV Nederland, werd er over de tarieven niet veel drukte gemaakt. Dat ver anderde in de jaren tachtig. Toen kwam het kabinet Lubbers-II met de Elektriciteitswet (E-wet), die de SEP vanaf 1988 min of meer een monopolie schonk op produktie- planning, import en export. De E-wet bezegelde bovendien de splitsing van de energiebedrijven in produktie- en distributiebedrijven. Dat gebeurde om het 'kostenbe wustzijn' te vergroten en de boek houding inzichtelijk te maken. Er volgde een golf van fusies, zodat er in plaats van meer dan 150 geïnte greerde energiebedrijven nog maar vier producenten en nog geen der tig distributeurs over zijn. Op grond van de E-wet mogen de distributeurs 'horizontaal winke len'. Een Gronings bedrijf mag stroom kopen bij een produktiebe- drijf in Limburg, als dat de prettig ste aanbieding heeft. In de praktijk valt er met dat winkelen nauwelijks iets te verdienen, omdat de vier produktiebedrijven de meeste kos ten 'poolen' via de SEP. Hoewel de Nederlandse energieprij zen de laatste jaren laag zijn on der meer door een lage aardgasprijs hebben de distributiebedrijven hun buik vol van de naar hun smaak gedwongen winkelnering. SEP-directeur N. Ketting, die zich tot voor kort steeds wist gesteund door EZ, vindt de meeste kritiek op zijn organisatie misplaatst. Dat de positie van de SEP aan het wankelen is gebracht, komt vooral door het daverende succes van warmte-kracht-koppeling (YVKK) door industrie en distributiebedrij ven. Met gecombineerde opwek king van elektriciteit en warmte (stoom of warm water) door gasmo toren of turbines wordt twee keer zo veel rendement uit het aardgas ge haald als met een gewone centrale, die zijn restwarmte op het opper vlaktewater loost of de lucht in blaast. Schaduwzijde is, dat de vaste lasten van de openbare centrales even hoog blijven. Daardoor gaat het ta rief omhoog. Voor distributiebedrij ven, die weinig WKK kunnen bou wen omdat er bijvoorbeeld geen in dustriële afnemers zijn voor de stoom, is het zuur. Volgens de SEP zijn de distributeurs de boel op deze manier aan het ver zieken. Centraal plannen wordt zo erg moeilijk en de lage stroomprijs loopt gevaar, als iedereen probeert de rekening bij de buren te laten bezorgen. Sommige distributeurs huren ter ontduiking van de vaste produktielasten 's winters zelfs op grote schaal noodaggregaten om maar zo weinig mogelijk SEP-ver- mogen te hoeven aanspreken. De distributiebedrijven en de in dustrieën en ziekenhuizen in hun leveringsgebied willen de komende jaren nog 5000 megawatt aan WKK- vermogen bijbouwen. Allemaal lo kale centrales, die stroom opwek ken waar de SEP in zijn Elektricite- tisplan geen staat op kan maken. Directeur T. van der Does van het landelijke Projektbureau WKK vindt het prachtig. Het Projektbureau rekent distri buerend en grootverbruikend Ne derland voor dat op een gezamen lijk gedreven warmte-krachtcentra- le 100 procent vreemd geld kan worden geleend, dat in luttele jaren is terugverdiend. De SEP-producen- ten kunnen volgens Van der Does gevoeglijk een aantal centrales slui ten en bouwplannen schrappen. De SEP betwist dat. Directeur Ket ting: „WKK is prima. Het succesver haal van de WKK aan de distributie kant berust echter te veel op een scheve verdeling van de winst en de kosten. Logisch dat een investeer der daar niet op let, maar er wordt door die meneer veel goedkope De controlekamer van de SEP. stroom weggedrukt. Als voorbeeld noemt Ketting het plan van Dow Chemicals (Terneu- zen) en de distributeurs Delta (Zee land) en PNEM (Noord-Brabant) voor een warmte-krachtcentrale van 400 megawatt. „Die zou de sa menleving straks elk jaar 60 miljoen gulden hebben gekost, als zij niet in de landelijke planning was opgeno men. Voor Dow was dat een prima deal, maar je hoeft er niet blij mee te zijn. In die hele hausse van de centrale WKK zit wel 700 miljoen gulden subsidie van de belastingbe taler." De wettelijke splitsing tussen pro duktie en distributie heeft een diepe kloof in het stroombolwerk gesla gen. De distributiebedrijven, alle maal NV's, staan het dichtst bij de klanten en de gewestelijke politieke bestuurders en horen het beste hun roep om zuinigheid, respectievelijk dividend. De leiding ervan is veelal overgenomen door juristen, die lak hebben aan het door de SEP bewaakte stelsel. Het zijn vooral rekenaars, die onder de dreiging van Europese concurr hun grote klanten willen binden. De grootverbruikers zinspelen openlijk' gj, op eigen inkoop van energie bij 1 puur commerciële, onafhankelijke leveranciers. Binnen enkele weken wordt het compromis van de stroomwereld bekend. De voorspellingen zijn vrij gelijkluidend. Distributiebedrijven zullen voortaan zelf in het buiten- I land stroom mogen kopen, in plaats van af te wachten wat de SEP voor ze regelt. Produktiebedrijven mo- gen zelf ook gaan handelen. Op den duur blijft er voor de SEP misschien) alleen het openbare koppelnet overi y waarmee stroom door wie ook opgewekt over het land wordt verdeeld. LEEUWARDEN WILLEM BOSMA

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 2