De sergeant-majoor van het CDA Het standaardantwoord: 'Impossible' I Burma Onkruid Is het aan de Tweede-Kamerfrac tie van het CDA had geleden, was ■Elco Brinkman nu nog fractievoor- ir geweest. Een deel wilde hem houden, andere deel durfde het niet aan hem te IIJKoten. Het was het partijbestuur dat het vtje' gaf. En het was waarnemend partij- 000,-fzitter Tineke Lodders die niet terug- e en qok voor de moeilijke en beladen bood- royaleip, die ze van de achterban had meege- ^uimer0* ser8eant"majoor sprak, Brinkman parte (ferde. extra (tpt was de tweede keer dat ze eigenhandig :oers van de Kamerfractie bijstuurde. Half corrigeerde ze Brinkman openlijk, onder ir via een interview met deze krant. De 000 .Vonderhandelaar had onterecht de in- eiaenf 8ewe^1 dat het CDA een centrum-links ilasserf1161 zou blokkeren, en dat beeld werd pen haf Lodders eigenhandig bijgesteld, m. doe vrouw die tot dit voorjaar alleen bekend dendqjn kleine christen-democratische kring ]as. hel Noordlimburgse Mook, is als een (eet omhoog geschoten. In een half jaar heeft ze met haar kordate optreden de af- pden voorzitter Van Velzen naar de ver- 300,-lheid geholpen. acties waren weloverwogen, zegt Rob |de Beeten, die tot eind januari tweede •voorzitter van het CDA was. „Ze gaat over een nacht ijs. Ze heeft zich goed la- idviseren en is vervolgens naar eigen in- te werk gegaan. Zonder zich te laten ren". Lodders heeft maanden geleden ieetje zitten aanhikken tegen de verant- rdelijkheid die ze zou krijgen, zegt Van leeten. „Ze heeft wat veel vrouwen heb- die op latere leeftijd politiek actief wor- Een zekere schuchterheid. Ze is niet eer- itig en heeft een barrière moeten over- a.h.w^en- Het af van de omstandigheden ;y en rf uit de verf zou komen. Maar dat gebeurt d, hal,De kwaliteiten heeft ze in huis." tuin. s|et haar ingrepen had ze geen eigenbe- wasrj 0p ^et 00g zeg{ burgemeester Wille- erha'eP van Montfrans van Katwijk, Lodders rganger als vice-partijvoorzitter. „Zij ft haar eigen toekomst in de politiek niet 100,-h"te stellen". Dat zegt ook Jack de Vries, i), schfzitter van de CDA-jongerenorganisatie. nog glangrijk is dat ze haar gedragingen niet oonkafde af te stemmen op haar politieke toe- eet u n'etPerseno®'etsworc^en j BQUvries vindt haar eerlijk, iemand die een er recht in de ogen kan kijken. Als afge- rdigde van het partijbestuur woont ze de 00,-jaderingen van de CDJA bij, en dat blijft [oen ook nu ze het druk heeft als waarne- hd voorzitter. „Plichtsbesef tekent Tineke, «r t dat beeld van een glas whisky en een si- op een barkruk klopt", zegt De Vries. het is niet afstandelijk of elitair, maar gezellig en informeel. Ze is een van de ;e bestuursleden die blijft napraten." nes die met haar in de partijraad zit, is lewondering voor Lodders, omdat ze de rechtte in een periode waarin de aan- Met wapperende haren toert ze rond in haar Volkswagen cabriolet, dat vindt ze helemaal te gek. Ze rijdt rustig van Den Haag via het NoordlimburgseMook naar een vergadering in Bunnik, alleen om een halfuurtje thuis in de tuin te kunnen zitten. Ze rookt sigaren en drinkt whisky. Tineke Lodders- El ff erich (1940), de sergeant-majoor van het CDA-partijbestuur. ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1994 Onze Taal Tineke Lodders: „Ik heb allerlei andere dingen te doen waar je geen tijd voor hebt als je voorzitter bent van een partij." foto cpd roland de bruin hang van het CDA naar beneden duikelde. Lodders was wethouder in Mook, tot het CDA bij de raadsverkiezingen een zetel ver loor. „Dat heeft ze enorm vervelend gevon den", zegt De Vries. „Daarom kan ze zich ook goed inleven in andere lokale bestuur ders die uit colleges werden gestoten omdat het landelijk zo slecht ging met het CDA". Lodders moest haar wethouderspost afstaan aan de lokale partij van J. Th. Pouwels, de man die min of meer haar tegenpool is. Een echt Limburger, vol bonhomie. Lodders is vriendelijk, maar afstandelijk. De CDA-vrouw leidt nu de tweemansfrac tie in de gemeenteraad. In Mook staat ze be kend als iemand die zich met kennis van za ken voorbereidt op haar werk. Ze weet zich goed te presenteren, is integer en heeft ge voel voor de mens achter de ambtenaar, zegt een medewerker op het gemeentehuis. Vol gens burgemeester Botman-Laan is ze ambi tieus, maar niet ten koste van alles. Tineke elfferich is geboren en opgegroeid in Delft, in een politiek actief ARP-gezin. Ze belandde via de redactie van Op Wiek in de jongerenbeweging van de AR, Arjos. Ze volg de op de Veluwe een opleiding aan de land- bouwhuishoudschool, en trad bij de Christe- Tineke Lodders als een komeet omhoog geschoten lijke Boeren en Tuindersbond in dienst om voorlichting te geven aan gezinnen op het platteland. „Ik zag niets in lesgeven, omdat ik sterk het gevoel had dat ik in no-time een schoolfrik zou zijn. Ik heb mezelf daar altjid tegen weten te beschermen." Een jaar voor de oprichting van het CDA gaf ze de politiek tijdelijk op om zich te wij den aan haar kinderen en haar rechtenstudie af te maken. Midden jaren tachtig verhuisde ze naar Mook, en werd ook weer politiek ac tief. Op dit moment is ze niet alleen waarne mend partijvoorzitter en fractievoorzitter in de Mookse gemeenteraad, maar ook nog be stuurslid van de Vrije Universiteit, plaatsver vangend kroonlid van de Sociaal Economi sche Raad en bestuurslid van de NCRV. Lodders heeft bij herhaling gezegd geen partijvoorzitter te willen blijven. „Ik heb al lerlei andere dingen te doen, waar geen tijd voor is als .je voorzitter bent van een partij. Ik doe het liefst veel verschillende dingen", zei ze onlangs nog in een interview. Tineke Lodders is 'een goede flinke vrouw' (oud-minister Jan de Koning) die hecht aan de 'C' van het CDA. De evangelische inspira tie is verwaarloosd door de zware nadruk op sociaal-economische zaken, vindt Lodders. Ze is een vertrouwenspersoon, zegt CDA-eu- roparlementariër Arie Oostlander, die in de jaren tachtig veel met haar te maken had. Hij ging wel eens bij haar 'te biecht'. „Ze gaf mensen de ruimte, was ook niet bang voor kritiek. Je kon met haar goed praten, zonder dat dat consequenties had." Burgemeester Verbree van Capelle aan de IJssel heeft Lodders leren kennen in het da gelijks bestuur van het CDA. „Ze is een bij zonder integere vrouw met een enorm sterke maatschappelijke betrokkenheid. Ze weet die eigenschappen te combineren met een grote mate van duidelijkheid. Je zult haar niet gauw in raadselen horen spreken. Ze zegt doorgaans gewoon klaarhelder wat ze vindt en waar het op staat". Zowel Verbree als Van Montfrans benadruk ken dat ze veel aardiger is dan ze overkomt op radio en televisie. „Ze is beslist niet de keiharde tante waar velen haar de laatste tijd voor hebben versleten. Verre van dat. Ze is de vriendelijkheid zelve en ze kan heel goed luisteren, maar ze wil gewoon niet te lang blijven zeuren over allerlei dingen. Ze houdt ervan knopen door te hakken. Ik vind dat een heel positieve eigenschap", zegt Verbree. Het beeld dat haar vele bewonderaars schetsen is van een vrouw die bijna perfect is. Bijna. Het kost hem moeite, maar na lang nadenken weet De Vries iets negatiefs. „Ze houdt te lange inleidingen op bestuursverga deringen, om ons vervolgens te manen het kort te houden." En op het gemeentehuis weten ze ook nog wel een slechte eigen schap: ze komt altijd te laat. Nederland is met vakantie. Althans: zo heet dat in deze tijd van het jaar nog steeds. intussen heeft een deel het jaarlijkse uitstapje er reeds opzitten. vakantie-vieren is immers voor velen al lang niet meer een bezigheid die zich alleen in juli en augustus afspeelt. en zo nam ook een aantal van onze redacteuren de aanloop naar deze zomer via de vakantie-kaart. in een aantal afleveringen een impressie. Cerfcrg dat je bij het reizen in verre en vreemde Jkanianden altijd een goede kaart bij je hebt. deurjeen degelijke reisgids is ook geen overbodi- nojjjixe. Tijdens een korte rondreis doorMyan- iorkf- het vroegere Burma, had ik beide in l/i bagage, maar om er profijt van te heb- ),- k moet je kaart en gids natuurlijk wel ge- bekken. Anders kom je voor verrassingen te n. din. 'ILïJoeristen worden in het wonderschone Bur- pas de laatste twee, drie jaar in grotere ge- toegelaten. De noodzaak westerse valuta vxen te halen heeft het gewonnen van de Rs om pottekijkers buiten de deur te hou- I. Buitenlandse bezoekers kregen tot voor 3m9V slechts een visum voor een week, maar '^dwongen door een gedeeltelijke politieke en Jiomische boycot staan de militaire macht- wjbers nu ook langere bezoeken toe. |1Meel delen van het immense Burma g'jj.000 vierkante kilometer, zestien keer zo "iJOt als Nederland blijven desondanks voor buitenlanders taboe. Het zou er te ge vaarlijk zijn. Al meer dan dertig jaar woedt er in het Zuidoostaziatische land een burgeroor log. De verschillende volken die samen de 'Unie van Burma' vormen, wensen vergaande autonomie. De centrale regering, die Burma een eigen' socialistisch systeem heeft gegege- ven, wil daar niets van weten. De Shan, Ka- chin, Mon en Karen voeren daarom met wis selend succes strijd tegen Rangoon, dat de 'op stand' met harde hand probeert de onder drukken. In potentie is Burma een van de rijkste lan den van Zuidoost-Azië. De oorlog en ver gaande incompetentie van de regering, die een belangrijk deel van haar budget uitgeeft aan wapentuig, hebben echter gezorgd voor een enorme achterstand op bijvoorbeeld buurland Thailand. Soms is dat een verademingde lege stra ten van de hoofdstad Rangoon (Yangon) vor men een scherp contrast met de vieze, vervuil de en door het verkeer verstikte straten van Bangkok. Maar voor de Myanmarezen zelf ligt dat natuurlijk anders. De schrijnende armoe de en de gebreken van het land, dat bijvoor beeld een sterk verouderde en verwaarloosde infrastructuur heeft, zijn nu bezoekers langer kunnen rondreizen ook moeilijker te verber gen. Toeristen laten zich niet alleen maar wegstoppen in de speciaal voor hen gereser veerde treinwagons, waar de Myanmarezen geen toegang hebben. Het standaardantivoord van de beambten van 'Tourist Burma' op bijzondere verzoeken van buitelanders is: impossible. Onmogelijk. Dat betekent dat zij een afwijkend reisschema niet voor hun rekening willen nemen. Als je toch verafgelegen plaatsen wilt bezoeken dan moet je het zelf maar regelen. Met de kaart en reisgids in de hand bijvoorbeeld. De oude ko ningsstad Mandalay is een vaste halteplaats tijdens iedere rondreis. Het Inlemeer en het stadje Taunggyi, hoog in de bergen van de Shan-staat, zijn dat niet. Op de kaart lijkt de afstand echter gemakkelijk te overbruggen. Een avontuurlijke Fransman die in hetzelf de pension verblijft heeft zijn huiswerk ge maakt. Er gaat 's ochtends rond half vijf een truck-taxi naar Taunggyi. Hij heeft alvast een plaats gereserveerd, Misschien dat er voor mij ook nog plek is. Een fietstaxi brengt ons op het onmogelijk vroege uur naar het 'busstation' annex taxi-centrale. De kaartjesverkoper schudt mismoedig zijn hoofd bij de vraag of er nog een plaats vrij is. Nee, alle kaartjes zijn verkocht. 'Wait and see' luidt zijn advies. Er is nog hoop. Naarmate het tijdstip nadert waarop de 'taxi' moet vertrekken wordt het steeds druk ker. In dit land heeft bijna niemand een eigen vervoermiddel, zelfs fietsen zijn schaars. De uit Japan geïmporteerde Toyota's en Mazda's vormen met een groot aantal aftandse, nog uit de Britse koloniale tijd stammende vracht- De beloning na een lange rit door het binnenland van Myanmar (Burma): het Inlemeer, met zijn dagelijkse drijvende markt. foto hans jacobs wagens voor langere reizen naar het binnen land de enige reismogelijkheid. De hele han del en wandel wordt derhalve meegesleept. Koffers, tassen, balen met rijst, autobanden, niets is te dol en overal is ruimte voor. Zelfs voor mij, zo blijkt. Een staanplaats, op de neergeklapte achterklep. Het kost wat meer dan een overdekte zitplaats in de achterbak. Daar zijn vier rijen met banken aangebracht, goed voor vier paar billen elk. Jammer dat Europese billen en heupen meestal wat breder uitvallen. Ik zie de Fransman tenminste in een ongemakkelijke houding tegen zijn buren aanleunen. 'Goed vasthouden' luidt het advies van de behulpzame 'reisbegeleider' alias manusje van-alles van de taxi-onderneming. Met een flinke vaart rijdt de volgeladen Toyota het stoffige en langzaam ontwakende Mandalay uit. Naast mij staan nog eens zo'n zes Myan marezen. Ik houd me met twee handen stevig vast aan de rand van het dak. Na zo'n tien ki lometer beginnen mijn armen pijn te doen. Er is kracht voor nodig om me staande te hou den op de hobbelige wegen. Na dertig kilome ter en een uur rijden is het drukker op de ach terklep. Ik tel 26 passagiers: een gemiddelde want later stijgt het aantal naar 37 de dak- zitters meegerekend. Hoe houd ik dit vol? Ik troost me met de ge dachte dat de afstand op de kaart niet zo ver leek. 'Een paar uurtjes moet lukken', praat ik mezelf moed in, ondertussen met enige moeite mijn evenwicht bewarend als de taxi* chauffeur weer eens met een fikse ruk aan het stuur het voertuig uit de baan van een voortsjokkende ossekar rijdt. De verkeersvei ligheid wordt niet geholpen door het feit dat de junta van Myanmar sinds enkele jaren heeft besloten het verkeer rechts te laten rijden in plaats van het van de Britten overgenomen, en ook in de buurlanden gebruikelijke, links. Van alle auto's zit het stuur dus aan de 'ver keerde' kant. Jammer dat ik geen rekening heb gehouden met de schaal en het boekje waarin het Inle meer als wonder der natuur werd aangepre zen, maar half heb gelezen. Anders had ik kunnen iveten dat de rit minstens twaalf uur zou duren... Na een paar uur begin ik mijn draai te vin den. Met de behulpzame en vriendelijke Myanmarezen op de achterklep komt zelfs een soort stoelendans tot stand. Om beurten gaan we zitten en staan. Zo bezien is dit nog niet zo'n slechte plaats. Binnenin heeft de Frans man geen enkele bewegingsruimte. Bovendien zie ik tenminste nog iets van het landschap en kan ik tussen de stofwolken door een frisse neus halen. Ik durf zelfs af en toe een hand los te lp ten om mijn neus te snuiten. De zakdoek wordt, evenals overigens mijn T-shirt, steeds zwarter. Met zulke slechte wegen en zo'n zware be lasting kan een klapband niet uitblijven. We zijn al verschillende andere truck-taxi's gepasseerd die met een lekke band min of meer aan de kant van de weg staan. Het repa reren neemt een aantal uren in beslag. Het re servewiel is namelijk niet meegepakt. Verge ten. Nu moet eerst een begeleider met de lekke band naar het dichtstbijzijnde dorp liften, de band laten plakken en weer een lift zien terug te krijgen. Mijn armen en benen zijn dank baar voor het oponthoud. Na de gedwongen pauze, die de Myanmarezen vrolijk kletsend in het gras langs de weg doorbrengen, gaat het opeens veel beter. Het prachtige meer is aan het einde van de rit de verdiende beloning. En een ervaring wijzer geworden reserveren we voor de terug reis een plaats naast de bestuurder. Met goed uitzicht, zonder stof en een degelijke stoel... Onkruid vergaat niet. Zo luidt althans het spreekwoord. De slechte elementen zijn taaier en hardnekkiger dan de goede. Daar spreekt een sombere visie uit. Maar het spreekwoord is aan herziening toe. Want in onze tijd, nu half Nederland geasfalteerd is en de andere helft met zure regen en landbouwgif besproeid wordt, verdwijnen er veel soorten wilde planten. Menige plantesoort die 50 jaar geleden overal voorkwam, is nu haast nergens meer te vinden. Onkruid vergaat wel degelijk. Wat is eigenlijk onkruid? Mijn moeder wist precies wat onkruid was. Namelijk alles wat tussen de tegels van ons achterplaatsje groeide. Dat onkruid diende krachtig bestreden te worden. Wel menigmaal heb ik haar bezig gezien, met een oud zakmes, om alles wat groeide en bloeide in de kieren tussen de stoeptegels met wortel en tak uit te roeien. Wij hadden een erg vruchtbaar achterplaatsje, want binnen de kortste kereh groeide er weer van alles. Ze gaf niet op. Na jaren met dat zak mes gewerkt te hebben, verlegde zij haar tactiek in deze heilige oorlog tegen het on kruid, en ging ze zoutzuur gebruiken. Schoon mijn vader 't haar verbood. Maar dat hielp niet. Ze deed het toch, en het ef fect was averechts, want de stenen werden erdoor aangetast, ze werden poreus, en weldra groeide er dubbel zoveel onkruid. Wat is het eigenlijk? Bedoelen we dan het perzikkruid? Of ze venblad, of harig knopkruid, of zuring? Of hebben we het over wilgeroosje, witte dovenetel, klaverzuring, wilde marjolein, moederkruid, wikke, paardebloem, stinken de gouwe of muurpeper? Ik heb de indruk dat het woord onkruid in de loop der tijden veranderd is van beteke nis. Ik heb een oud woordenboek uit 1872 en daarin staat onkruid omschreven als: 'Al le kruiden of planten welke schade doen aan de granen, peulvruchten, voedergewas sen, enz.' En in een ander woordenboek, van rond de eeuwwisseling, is het: 'Kruid dat tussen het gezaaide opgroeit'. Als je het zo opvat, is het woord onkruid heel begrij pelijk. Het past dan bij ondeugd, onweer, ongeloof en onrust. Net zoals ondeugd het tegendeel is van deugd, en onrust het te gendeel van rust, zo is onkruid het tegen deel van het gezaaide of gekweekte kruid. Het is er zelfs schadelijk voor. Vanuit agra risch oogpunt is onkruid alles wat je niet wilt. Wie graan verbouwt, wil geen koren bloemen, wikke of akkerwinde want dat schaadt het koren. Onkruid is dus schade lijk. En daarom ongewenst. Voor het stoepje achter ons huis was het onkruid tussen de tegels volstrekt niet schadelijk. Wel de bestrijdingstechniek van mijn moeder. Wat voor haar overigens nooit een reden geweest is ermee op te houden. Integendeel, ze verhoogde de do sis. Voor mijn moeder en haar stoepje was onkruid dus alleen maar ongewenst. Dat is een omslag die bij veel Nederlanders heeft plaatsgevonden: van schadelijk en daarom ongewenst, naar alleen maar ongewenst. Als je aan mijn moeder vroeg waarom dat onkruid weg moest, dan zei ze: 'Omdat het geen gezicht is'. Maar waarom niet? Omdat het onkruid is. Onkruid werd dus bestreden omdat het on kruid is. In woordenboeken ziet men de be tekenis van onkruid dan ook gaandeweg veranderen. Het werd eerst 'Nutteloos ge acht kruid' (waarin het agrarische idee van 'schadelijk' al verdwenen is); en tegenwoor dig staat er: 'In het wild groeiende planten'. Niet meer schadelijk, en misschien ook niet nutteloos. Maar men noemt het nog steeds onkruid. In'onze tuin staan ook wel van die planten die je bij een tuincentrum koopt. Maar dat doe ik niet meer. Je blijft aan dé gang. Ieder jaar opnieuw moet je planten gaan halen. Terwijl het perzikkruid, de klaverzuring en het zevenblad gewoon vanzelf terugkomen. In plaats van planten te kopen haal ik nu al leen af en toe wat weg. Als het zevenblad al te enthousiast wordt, doe ik een beetje weg en de volgende week staat er klaverzuring. En als ik daar genoeg van heb, ruk ik wat uit en dan duikt het perzikkruid op, wat ik wel de aardigste plant vind van onze hele tuin. De legende zegt dat het perzikkruid ook groeide op Golgotha, waar Christus' bloed op de blaadjes drupte. Feit is dat de blaadjes van het perzikkruid donkerbruine vlekken vertonen. Vandaar dat het in som mige dialecten ook wel jezusgras genoemd wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 35