De gekke bekken van een blijmoedig man v Afscheid nemen Rtv show VRIJDAG 19 AUGUSTUS 1994 Ruud Lubbers beleeft momenteel de laatste dagen van zijn premierschap. Twaalf jaar heeft hij deze klus geklaard. Komende maandag zal het nieuwe kabi net het bordes betreden van Paleis Noord einde. Dan valt definitief het doek voor Lubbers. kwam hij even later met een vrijwel identie ke act. Z'n naam: André van Duin. Het suc ces was zo groot dat Bueno zelf uit de spot lights werd verdrongen. „Nou had ik kun nen zeggen: luister, dit is mijn oeuvre, blijf af, maar er kunnen er toch ook twee zijn? Er zijn ook 2000 accordeonisten." Bekketrekken Een gesprek met Bueno ontaardt in een pri- vé-voorstelling. Hij springt voortdurend on geduldig op, doet als Sammy Davis jr. een tapdans op de terrastegels, speelt een biljar ter na die door het laken stoot, doet rare stemmetjes en keert op verzoek van de fo tograaf („ze vragen altijd hetzelfde: kunt u een paar rare bekken trekken?") in de tuin terug met gitaar en pruik om bij het tuin hekje geroutineerd olijke gezichten te trek ken, met volstrekt neutraal gezicht gadege slagen door zijn echtgenote. De roem was groot in de jaren '60, ook door samenwerlong met Rita Corita, het Nederlandse type van de dikke, gezellige dame. In 1968 werd hij door Rudi Carrell aangesproken. „Luister', zei hij: 'Je zit nu tien jaar bij de NCRV, straks krijg je een be dankje. Het gaat me goed in Moffrika, kom bij mij'. Een gok, meent Bueno. „Carrell zei tegen me, ook als ze niet lachen, gewoon dóór gaan." Nou hebben Duitsers niet zo'n aan leg voor humor (hun 'leuke' programma's kunnen alleen mensen met gestaalde ka rakters uitzitten), maar ze kunnen wel om grappen lachen, mits je ze zorgvuldig en begrijpelijk opbouwt. 'Humor in Duitsland was zeer langzaam, we hebben dat een stuk sneller gemaakt', zegt Bueno. Een ongekende populariteit was het gevolg. Het was de tijd van voor de zapper, tientallen miljoenen keken naar Der Rudi enkom hoe heet-ie ook weer, die kleine met die snor (want de naam Bueno de Mesquita beklijfde niet erg). „Nee hoor, ik heb er nooit moeite mee gehad om voor Duits publiek te spelen. Ik ging mee met Carrell, moet je niet vergeten, dat is toch anders. En we hadden het zo druk dat ik geen tijd had om me te realise ren dat ik in Duitsland zat. Er is vanwege m'n afkomst ook nooit wat onbehoorlijks gebeurd. Integendeel." De neiging om er zelf over te beginnen werd gesmoord door de politieman, die hem een keer aanhield voor te snel rijden. „Ik zeg tegen die man: 'Kunt u uw pet afzet ten. Herinneringen en zo'. Toen zei hij: 'Nou moeten jullie een keer je smoel hou den, de oorlog is al jaren voorbij. Ik dacht: eigenlijk heeft hij groot gelijk ook." Tootsie Dertien seizoenen werkte Bueno in Duits land. Hij dacht mee over de grappen, was er eigenlijk altijd mee bezig. „Nog steeds hoor. Dan zit ik TV te kijken op de bank en dan maalt het maar door. Dan komen er visuele dingen op, of woordgrappen en dan denk ik nog steeds: wat zou Carrell daar van vin den?" Z'n ogen twinkelen als voorbode. „Wat dacht je van deze? Toots Thielemans is niet teruggekeerd van z'n toernee in Afri ka. Hij ging met het vliegtuig naar Zambia, stapte uit en zei: 'Hi, I'm Tootsie'. Toen werd-ie meteen neergeschoten. Hij wacht het lachsalvo af en maakt onder de parasol een triomfantelijk armgebaar: 'U lacht zie, toch weer een witz met een lach van ze ven seconden." Het spelen van de schlemiel, de tragiek van de oorlog: het lijken opmerkingen uit de clichébak, maar de lach en de traan la gen in z'n leven naadloos naast elkaar. Zo'n cello alleen al, een symbool van melancho lie. „Ja", zegt Bueno, „er zit iets in, humor is drama. Toch voel ik me niet tragikomisch. Bueno de Mesquita, artiest in ruste, schrijft memoires Bueno de Mesquita te gast in het TV-programma 'De eerste de beste' in 1980. foto archief 'Gouden hart' Een lintje leverde het 50-jarig artiestendom niet op, daarvoor kun je beter veertig jaar bij de plantsoenen werken. Hennie Huis man overhandigde hem vorig jaar wel een 'gouden hart', namens de collega's uit het vak. De onderscheiding, die op TV zo mooi blonk, blijkt op de schoorsteenmantel een vederlicht ding van papier-machée. „Even snel in elkaar gesodemieterd door de decor afdeling. De verf van het zwarte stangetje was nog nat. Enfin, goed bedoeld." Een nog mooiere onderscheiding is de waardering van het publiek. De nagalm van het bekende Nederlanderschap blijft, ook na tien jaar AOW. „Als ik bij Albert Heijn boodschappen doe, en ze me herkennen, doe ik wel eens iets geks. Dan zeggen de mensen: 'Héé, Bueno, jij kunt het ook niet laten hè'. Dat maakt m'n dag goed." (A. Bueno de Mesquita - Cello met één snaar, uitgeverij Cadans, f 29.95) M ijn hier muzikanten bij?, M .schreeuwde de SS-commandant tegen nieuwkomers in door gangskamp Mechelen. Abraham ('Appie') Bueno de Mesquita stak z'n hand op. Jaze ker. Hij speelde contrabas. Of viool. Gitaar desnoods. Helaas, zei de commandant, we hebben alleen nog maar een cello met één snaar. „Dan speel ik daarop", zei Appie. En dat deed hij, zijn leven hing er letterlijk van af. Z'n mimische talent hielp mee. De SS- ers in de barak bulderden om zijn gekke bekken. Zijn naam werd van de deportatie lijst naar Auschwitz geschrapt. Hij slaagde erin als knecht van de commandant twee jaar kamp te overleven, totdat de geallieer den voor de poort stonden. Bijna 25 jaar later bracht het lot Bueno opnieuw met de Duitsers in aanraking. In de Rudi Carrell-show maakte hij ze op nieuw aan het lachen. Andere tijden, ande re Duitsers ook - misschien. In zekere zin was het een overwinning. Vooral toen werd opgetreden in het Berliner Sportpalast. Ter wijl de Russen in 1945 oprukten schreeuw de Goebbels daar de massa toe 'Wollt ihr den totalen Krieg?!?', gevolgd door uitzinnig Jawohl en Sieg Heil-geroep. Zachtjes mompelde Bueno, de kleine Amsterdammer uit de Portugees-Joodse ge meenschap op het podium voor zich uit: 'Wollt ihr den totalen Krieg? Het zal wat!' Hij had overleefd. Dit jaar bundelde Bueno de Mesquita z'n herinneringen aan bijna vijftig jaar arties tenvak in z'n autobiografie 'Cello met één snaar', een opvallend mild boek met een optimische kijk. Als je het leest zou je bijna denken dat haat en kinnesinne in het ar tiestenvak niet bestaan. Ach, ze waren er wel, zegt Bueno (76) in de tuin van een rij tjeshuis in Lelystad ('m'n creatieve talent was beter ontwikkeld dan mijn zakelijke') maar in het boek zijn ze niet te vinden. „Niemand zal een kat van me krijgen. De mensen waar het niet mee ging, zijn wegge laten. Als je een blijmoedige kijk op het le ven hebt, kun je ze ook van je deur houden. Ik ben 'ns bij een begrafenis van een be roemd illusionist geweest. Die man had een prachtige act, met kettingen, verdwijningen en een spectaculaire ontknoping. Stond er een collega aan het graf en die zegt tegen me: Ik heb precies zo'n nummer, wat zal ik het nu druk krijgen! Maar dat blijft een slag mensen dat gelukkig ver van m'n denken afstaat." Jodenbuurt Bueno werd midden in de Amsterdamse jo denbuurt geboren, één grote familie. Maar de knusse, beschermde wereld bleek slechts schijn toen Hitiers hordes ook in Nederland de netten aanhaalden. Als een intuïtieve overlever sprong Bueno van de ene ijs schots op de andere: hij vluchtte naar Brus sel, zong het drie jaar uit in een atelier waar ze bontvesten maakten voor de SS aan het oostfront. Door verraad belandde hij in een berucht Belgisch doorgangskamp, waar hij door opgelegde vrolijkheid zijn hachje red de. Vlak na z'n vrijlating kon hij met een ge weer een berucht Gestapo-man uit het kamp inrekenen ('Mitkommen') die op de Grote Markt in Brussel nota bene de parade van Montgomery stond te bekijken. „Een ongekende genoegdoening", zegt hij. Aan Tie grens ging dat gevoel snel over: „Waarom leef je nog, waarom hebben ze je niet in de gaskamer gestopt", zei een doua nier. Mooie thuiskomst! Jaren later, in 1959, kreeg hij ook nog eens de rekening van de kleren en het handgeld die de Nederlandse consul hem na de bevrijding had verstrekt. In Amsterdam was iedereen weg. Alleen broer Max had de kampen overleefd. De Bueno de Mesquita hangt, anno 1994, nog altijd de komiek uit, al is het dan niet meer op de bühne. foto jelle boonstra. huizen waren leeg, de inboedels spoorloos verdwenen. Jaren later vond hij op het Wa- terlooplein het familie-album met foto's uit z'n jeugd terug, die ook in de autobiografie zijn beland. „Een absoluut godswonder." Een loodzwaar verleden dus, zeker voor een start als komisch acteur. Maar toch, de zwartste periode in zijn leven was voorbij, vanaf nu kon het alleen beter gaan. Mis schien, denkt hij zelf, is het ook de reden dat de blijmoedigheid daarna is gebleven, terwijl collega's uit het vak - Kan, Sonne- veld, Hermans - in de loop van de jaren steeds zwaarmoediger werden. Dankzij de muzikale vaardigheid uit het kamp kwam hij bij de voorloper van de Sky- masters terecht, en daarna bij Malando, die hem ook vanwege z'n komische talent goed gebruiken kon. Hij kreeg z'n eigen orkest in Club Caramella en daar kwamen in 1952 ook wat 'heren van de televisie' kijken, die Bueno voor het prille medium inhuurden. „Ik was zo'n beetje de rooie draad hé", zegt hij. In de kleine, hete studio waar live werd uitgezonden, moest hij bijvoorbeeld doen alsof hij onzichtbaar aardewerk liet balanceren, dat vervolgens met gekletter op de vloer viel (dat gekletter was écht, want de toneelmeester trapte even in een bak met scherven) om vervolgens te roepen: ik denk dat die man daar het veel beter kan. Daarna zwenkte de camera naar een échte jongleur. Zo was er weer een tekst-brugge tje gemaakt. André van Duin „De TV werkte toen helemaal volgens de wetten van het variété', zegt Bueno. In dat idioom pasten ook grote balletten, totdat zelfs Joop van den Ende ze recentelijk moest schrappen van de zuinige reken meesters bij RTL. „Ze vinden dat de vorm ouderwets is geworden", vertelt Bueno met weerzin. „Het zijn nu spelletjes, spelletjes en nog eens spelletjes, alsof dat de verbete ring is." In 1952 kocht hij een bandrecorder, knip te komische fragmenten aan elkaar en werd bandparodist, een onderdeel van een act waardoor hij jarenlang bij de VARA, KRO en NCRV een veelgevraagde gast bleef. In mei 1964 zag Bueno een jongen met opvallend rood haar tussen de coulissen, die z'n bek- ketrekkerij met open mond volgde. „Ik wil ook artiest worden, meneer", zei hij na af loop. „Ik had iets vaderlijks", zegt Bueno midden in z'n tuin waarin zichtbare liefde is geïnvesteerd. „Ik heb 'm raad gegeven. Verteld over timing, de manier waarop je publiek kan bespelen." De jongen had goed geluisterd, want in het AVRO-programma 'Nieuwe Oogst' Ik speelde alleen de underdog, ik was het niet. Natuurlijk, zo'n oorlogsverleden raak je nooit helemaal kwijt. Ik droom er nog al tijd van. Dan word ik 's ochtends wakker en denk ik: ze hebben me te pakken. Maar dan zie ik m'n vrouw en realiseer ik me dat het niet waar is. Mijn kijk is blijmoedig geble ven, en het is gelukt het tragische naar ach teren te schuiven. En Lelystad? In de roman 'Hoogste Tijd' maakte Harry Mulisch Lelystad synoniem met uitblussing, een eindstation voor een acteur die in vlammend Amsterdam triom fen had gevierd. Niet bepaald besteed aan Bueno. Hij woont er graag, inmiddels om ringd door een heel aureool van kinderen en kleinkinderen. „Waar vind je zo'n tuin, in het midden van het land?" Bovendien is hij de 'eerste Lelystedeling met een eigen biografie', zoals burgemeester Gruyters bij de overhandiging zo fijntjes zei. Wat wil je meer. Ds. Gremdaat: „In de nationale- en Europese politieke supermarkt is voor Ruud Lubbers geen plaats meer." foto kippa wie wat ging denken, wie wat ging doen, die de kassa bereik te en uiteindelijk 12 jaar aan de beurt bleef. En als iemand van plan was door de luidspreker van de politieke super markt te roepen dat hij op moest stap pen dan snoerde Ruud die persoon, nog voor hij de micro foon bereikt had, al de mond. Maar wat hem in de Nederlandse politie ke supermarkt wel lukte, lukte hem in de Europese supermarkt niet. Hij was de eerst wachtende in de rij naar de voorzitterskassa van de Europese Unie en ineens gaat er naast zijn kassa nog een kassa open. En een stevige Duitse caissière neemt plaats en zegt dat Dehaene de eerste wachtende is. En de heer Lubbers is verbijsterd. Niet van wege het feit dat hij niet de enige eerst wachtende was, maar vanwege het feit dat hij die tweede kassa niet eerder opgemerkt had. Hoe was dat nou toch mogelijk. Kende hij zoveel rijen, kende hij zoveel kassa's, kende hij zoveel politieke supermarkten en ineens kwam hij toch nog oog in oog te staan met het onverwachte, het onbereken bare, het onuitgesprokene. En hij begon te schreeuwen en er ontstond paniek in de Europese Supermarkt en men sloot beide kassa's en opende een derde kassa. En de eerstwachtende Lubbers en de eerstwach- tende Dehaene keerden huiswaarts. Afscheid nemen. Er was voor hen geen plaats meer. En zijn zij daarom minder? Nee. En zijn zij daarom meer? Nee, ook niet. Er zijn immers belangrijkere dingen dan de rij naar de politieke kassa. Mag ik een paar voorbeelden noemen? Liefde ge ven, vriendschap opbouwen, jezelf geeste lijk verdiepen, prettige treinreizen maken. Terugblikken op een enerverende, soms emotionele, af en toe maatschappelijk be trokken maar altijd uiterst slimme politieke loopbaan. Dames en heren, toen het mijn beurt aan de kassa was, bleek dat ik vergeten had boodschappen in mijn wagentje te stoppen. Ik was aan de beurt maar had niets te to- ...Kent u die uitdrukking? Afscheid nemen. Ik moest daar aan denken toen ik van de week in de rij voor de kassa van een mid delgrote supermarkt stond. Ik was de ze vende wachtende, terwijl ik begon als twaalfde wachtende. Met enig geduld zou ik vierde, derde, tweede en zelfs eerste wach tende worden. En, bij leven en welzijn, zou ik eens werkelijk aan de beurt komen. Het hoogtepunt van een wachtende mens in een lange rij. 'Het is uw beurt', en je hebt als wachtende bereikt wat je wilde bereiken. In het dagelijks leven wordt een rij wach tenden op een democratische wijze behan deld. De wachtende mens wacht, de wach tende mens heeft geduld en elk geduldig wachtende mens komt aan de beurt. In de politiek is dat anders. In de politiek krijgt niet elke wachtende een beurt. Terwijl je al lang een wachtend politiek dier bent en het aantal wachtenden voor je minder en min der wordt, kan het toch gebeuren dat je, met de kassa bin nen handbereik, in je kraag wordt gevat en iemand je uit de rij werpt. En zelfs al ben je aan de beurt, al heb je al je idea len op de lopende band van de politie ke kassa uitgestald, al staat de vrouw van de Hoogste Kas sa met haar streep- jescódepen in de aanslag, dan nog kan het gebeuren dat er uit de luid sprekers van de su permarkt een zelf verzekerde stem klinkt: 'Hier spreekt Tineke Lodders, wil de persoon aan de kassa zijn bood schappen terugzet ten en het pand ver laten'. Afscheid nemen. Dames en heren, terwijl ik zo het een en ander overdacht, klom ik van zevende wachtende naar vierde wach tende. Ik voelde me rustig en vond de we reld van de normale rij wachtenden voorspelbaar en zelfs aangenaam. En ik dacht 'wat kan die politieke rij wachtenden toch gruwelijk hard zijn'. En ik dacht aan de heer Ruud Lubbers. De koopman die in de politieke rij ging staan, met open ogen en open oren. Die wist wie wat Het afscheid van Ruud Lubbers nadert met rasse schreden. foto archa nen. Ik wens u een fijne voortzetting, een aan gename nabloei en een prettig etensmaal, met spekjes daarin. Dominee Eppe Gremdaat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 8