Afschieten zwijnen doet stof opwaaien Toekomst tamaraw ziet er donker uit Natuur Milieu Bijenwolf is nog niet verdwenen DONDERDAG 11 AUGUSTUS 1994 NATUURLIJK P. van Zalinge Natuurbeheer en dierenbeschermers vliegen elkaar in de haren Over de afstamming van ons huisdier de poes, tasten we min of meer in het duister. Meestal vinden we de trouwe huiskat aar dig, gezellig en lief, maar om nu te zeggen: het dier is raszuiver, nee, dan moeten de specialisten er bij komen. Eens in het jaar worden er kattententoonstellingen gehou den, waar keuringen plaatsvinden, certifica ten uitgereikt worden en gehandeld wordt. Ons poesje blijft lekker thuis, in zijn ver trouwde omgeving. Over de vraag waar al die soorten huiskat ten vandaan komen, daar is men, zelfs in wetenschappelijke kringen, vaag over. Het zou wel eens kunnen zijn, dat al die rassen en soorten die wij hier hebben afkomstig zijn van de Afrikaanse (de Nubische) wilde kat en niet van de Europese wilde kat. Er wordt niet alleen gelet op de bouw van het lichaam, zoals zoolstreep op de achter benen en de lengte van de staart, maar vooral op de aard van het dier. De Afrikaan se wilde kat went heel spoedig aan de mens, de Europese wilde kat daarentegen zal nooit een huisdier worden, tenzij hij ge kruist wordt met een tamme huiskat. Van al onze huisdieren is de hond het eerst gedomesticeerd en wel in de tijd dat de mens zijn bestaan als trekker opgaf en zich een vaste woonplaats verkoos; de hond werd een ideale bewaker van huis en erf. Al spoedig volgde de domesticatie van rund, geit, schaap en varken. Veel later, omstreekt 3500 voor Christus, werd het paard in Cen- traal-Azië een huisdier en dat komt dan met de Indo-Germaanse volksverhuizing, plusminus 2200 voor Christus, westwaarts naar Europa. Als laatste is de kat tot huis dier geworden. Een tweede argument dat onze huiskat af komstig moet zijn van de Nubische wilde kat, vinden we in het feit dat in het Oude Egypte, ruim 2000 voor Christus, de kat een heilig dier was; de vondst van vele mum mies en beelden zijn de stille getuigen. De eerste vondsten van schedels en andere beenderen van katten dateren uit de Brons tijd, ongeveer 700 voor Christus, door op gravingen van onze Friese en Groningse terpen. Tot zover onze huiskat, maar waar vinden we de Europese wilde kat? Zeker niet in ons land, het is een dier dat zich thuisvoelt op wilde, voor de mens ontoegankelijke, berg ruggen en in streken met dichte bossen. Globaal gemeten kan wel gezegd worden dat dit dier een verspreidingsgebied heeft van Schotland in het westen tot Klein-Azië i het o Overdag verbergt hij zich in holen tussen de rotsen, om dan in de nacht op rooftocht uit te gaan. Het dier is dan voor niets en nie mand bang en gaat, zo nodig, een tegen stander wild en woest te lijf. Hij zoekt zijn voedsel onder berghazen en konijnen, maar schuwt andere kleine zoogdieren, ratten en muizen en zelfs gevogelte niet. De Europese wilde kat heeft een zandkleu rige, grijze vacht; de tijgertekening is min der duidelijk dan bij onze wildkleurige huis kat. Een veldkenmerk is de achtervoetzool die, in tegenstelling tot onze huiskat, licht gekleurd is met enkele grote donkere vlek ken. De lange ruigbehaarde, geringe stom pe staart is op het einde zwart gekleurd. Met uitzondering van de paartijd leven de ze wilde katten solitair. Na een draagtijd van ongeveer zeventig dagen komen ge middeld drie jongen ter wereld. Wanneer de jongen vijf maanden oud zijn, gaat de fa milie uiteen; veel jongen overleven de eer ste winter niet. Sinds 1992 doet de 'Service de la conserva tion de la nature' in Luxemburg intensief onderzoek naar het voorkomen van de Eu ropese wilde kat; sinds 22 november 1990 is jacht op het dier in Luxemburg verboden. Het is een poging het dier voor ondergang te behoeden. 'Het eco systeem is tot en met verstoord' De bijenwolf is terug in Drenthe. Deze wes pensoort philantus triangulum, zoals la tinisten hem noemen is aangetroffen op de Kralose heide door een imker uit Hoog- Biologen gingen ervan uit dat de bijen wolf al tientallen jaren uitgestorven was in ons land, maar op de Drentse hei blijkt hij toch nog te bestaan. Vroeger vreesden de imkers de bijenwolf, omdat hij zich tegoed deed aan de bijen op de hei, die naar ho ning zochten. Nu maken ze zich er geen zorgen meer over. ,,De aantallen zijn klein en ze worden niet veel groter. De bijenhouders hoeven zich er echt niet druk over te maken", zegt de 'ontdekker' van de bijenwolf, imker Pad- Jachtopzichter Ap van Ark had het aan het begin van de avond nog ge zegd. ,,Wat er af kan, gaat er af." Maar de enige levende wezens van het moment zijn de muggen, die an derhalve meter boven de grond een soort van rituele dans opvoeren. In de verte fladdert een eenzame duif heen. Op ooghoogte regeert de stilte. Zelfs de grashalmen roeren zich nau welijks. Alleen hun topjes wiegen loom heen en weer. apeldoorn rob hirdes medewerker ,,Toch nog een zekere verwaaiing," fluistert de jachtopzichter. ,,In elk geval genoeg voor de varkens; met hun uitstekende neus." Hij wacht, verrekijker en jachtgeweer onder handbereik, al een klein uur op de dingen die gaan komen. Als ze tenminste komen. „Want met een beetje pech zit je hier de he le avond zonder ook maar één zwijn te Zijn geduld wordt beloond. In het strijk licht van de ondergaande zon trippelen plotseling negen biggen vanuit de veilige beschutting van het naaldbos de open ruimte op. Schijn baar argeloos doen ze zich tegoed aan de eerder door Van Ark gestrooide maïs. Van lokvoer wil hij niet horen. Hij spreekt van obser- vatievoer. Daar gaat het hem ook in eerste instantie om. Om de waarneming. Van ach ter zijn verrekijker zegt hij: „Het is bij het realiseren van afschot heel belangrijk om de vinger gestreken te houden. Het is niet zo maar even pief, paf, poef. Je moet zo'n beest goed aanspreken. Bij de beslissing wat weggenomen moet worden, houd je trouwens altijd rekening met de piramide- opbouw van het bestand. Biggen, overlo pers, zeugen, keilers. Zodat mijn achter kleinkinderen ook nog wild kunnen zien". Hij schat de leeftijd van de zo'n vijftig meter verderop rondscharrelende biggen op twee maanden en heeft inmiddels een eerste selectie gemaakt. „De derde van links. Van dat big is de verharing niet goed. Te wit. Ooit heeft zich een tam varken tus sen de zwijnen gemengd en de invloed van die verkering laat zich nog steeds zien." Bij die constatering blijft het voorlopig. Maatregelen Dirk Schouten van Het Geldersch Land schap: „Als we het wild willen handhaven, moeten we soms maatregelen treffen." De beheerder van onder andere de Loener- mark en het Orderbos kent de strijdbare ar gumenten van de dierenbeschermers als zijn broekzak wanneer het gaat om wildbe- heer. En zo lang die zich maar beperken tot het bijvoeren, kan hij zich daar best enigszins in verplaatsen. „Want bijvoeren en afschieten is op het eerste gezicht natuurlijk een controverse. Maar we moeten wel realistisch zijn. Overi gens; duizenden koeien en varkens wprden eerst ook netjes gevoerd en verzorgd. En als beloning krijgen ze vervolgens een kogel door de kop. Maar we gaan wel elke dag naar de slager om een stukje vlees te ha len." Volgens de Dierenbescherming is het echter nu al voor de derde keer dit jaar dat met dreigende overpopulatie wordt ge schermd. „Éérder gebeurde dat onder vos sen en onder reeën in Flevoland," haalt woordvoerder A. Hertsenberg aan. De vere nigde dierenbeschermers beweren, dat er op grote schaal is bijgevoerd bij jachtplek- ken. Ook zouden voerakkers met schrik- Het is bladstil. De zakkende zon schildert het bosge bied in paradijselijke kleuren. De rust is volmaakt en wordt hooguit verstoord door een zwerm vogels, die klapwiekend opstijgt uit een dorstlessend poeltje. Dan ineens verscheurt een droge knal de hoorbare stilte op de Loenermark. Het voedsel zoekende zwijn wankelt en ploft neer in de echo van het schot. Op de Veluwe klinkt de komende maanden zo'n 2.700 keer een soortgelijke explosie, die een abrupt eind maakt aan het leven van evenzo vele zwijnen. De Vereniging Wildbeheer Veluwe heeft dat op basis van tellingen zo bepaald. Districtsbeheerder Dirk Schouten van de stichting Het Geldersch Landschap noemt het afschot in na tuurterreinen een 'noodzakelijk kwaad'. „Een leeuw pakt altijd de zwakste uit de kudde. Een fantastische selectie. Maar het is hier nu eenmaal Afrika niet." Met dat laatste is de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren het roerend eens. Dat is overigens dan ook zo'n beetje het enige, waarover niet wordt geredetwist. Zij is inmiddels in het geweer gekomen en beweert dat de overpopulatie aan zwij nen bewust is gecreëerd. Een schitterend voorbeeld van hoe het volwasen wilde zwijn eruit kan draad zijn afgezet om andere dieren te we ren. Maar volgens Het Geldersch Land schap gebeurt het bijvoeren slechts inci denteel en zeker niet op de terreinen van natuurbeherende organisaties. Schouten volstaat met het ophalen van zijn schouders. Maatregelen als het reduce ren van wilde zwijnen in dit geval, zijn in de visie van de terreinbeheerders louter nood zakelijk omdat de natuur niet meer com pleet is. Of zoals de districtsbeheerder zegt: „Het eco-systeem is tot en met verstoord." Loofbos Ooit was de Veluwe één groot loofbos; het domein bij uitstek voor reeën, herten en zwijnen. Met veel vegetatie. Maar de uitge strekte loofbossen sneuvelden al rond de middeleeuwen om aan de waag naar hout voor de bouw van oorlogsschepen te kun nen voldoen. En ook de behoefte aan grond nam hand over hand toe. In ruil voor de gekapte loofbomen wer den naaldbomen geplant. Met name de grove den. Interessant voor de mijnbouw en de papierindustrie, maar minder voor grof wild. Ook al door de weinige onder groei. En zo kon het gebeuren dat het eco systeem veranderde in een monocultuur. Schouten: „Toch willen we met z'n allen zwijnen en edelherten blijven zien. Maar omdat onder normale omstandigheden het voedsel in de voldoende wel worden bijgesprongen. We heb ben een minimum-aantal dieren nodig om inteelt te voorkomen. Daarom wordt in elk leefgebied van een bepaalde stand uitge gaan. Niet te weinig. Maar ook niet teveel. Om geen overspannen druk op de terreinen te krijgen." Zo geldt voor de Zuid-Oostveluwe, grof weg begrensd door Apeldoorn, Loenen, Eerbeek, Dieren en Arnhem, een zwijnen- stand van 140 stuks. Een stand, die moet zijn bereikt per 31 januari. Want dan is het afschotseizoen ten einde. Volgens recente tellingen kuieren alleen al in dat uitgestrekte gebied van 12.000 hec tare nu zo'n 650 varkens rond. Pakweg vijf honderd boven het vastgestelde aantal. Te gen vierhonderd vorig jaar. Op de Loener mark en in het Orderbos moet een afschot van 66 worden gerealiseerd. Op de hele Ve luwe gaat het om een reductie van onge veer 2.700 stuks. „De jagers oefenen op de Veluwe var kenshouderij uit om vervolgens hun lusten bot te vieren," aldus Hertsenberg van de Dierenbescherming. Het heeft er volgens hem alle schijn van dat de maatschappelij ke druk tegen de jacht en de dreiging dat die wordt vertaald in de nieuwe Flora- en Faunawet de jagers aanzet tot het rond- t verzinsels als laatste strohalm. Hazepad Inmiddels hebben de negen biggen het hazepad gekozen. Zo plotseling als ze er waren, zijn ze ook weer het veilige bos in geschoten. „Kennelijk onraad bespeurd," mompelt Ap van Ark zijn kijker neerleggend. Dat 'onraad' doemt al spoedig op. Want van de andere kant nade ren welgeteld acht biggetjes om zich op hun beurt tegoed te doen aan de neergelegde maïs. Kort erop gevolgd door twee overlopers, zwijnen tussen de één en twee jaar. Ook de andere troep biggen geeft zich weer bloot. Aanvan kelijk naderen ze schoorvoetend. Maar de schroom is snel overwonnen en weldra dar telt het grut onbevangen door elkaar heen. Uit het bos klinkt het geluid van knorren de varkens. „De oudere zwijnen. Die ko men altijd het laatst te voorschijn. Nemen het zekere voor het onzekere," vertelt van Ark. De jachtopzichter heeft voorlopig alleen nog maar zijn aangedacht gericht op één van de overlopertjes. Het geweer is nog steeds niet van zijn plaats geweest. Na een kort moment besluit hij het zwijn 'weg te nemen'. „Het heeft nog geen biggen gehad. Dat zie je aan de tepels. Bovendien heeft het een hoop bontigheid. Van die zwarte vlekken. Dat bepaalt ook de selectie. Dan kan 'ie straks geen bonte biggen werpen." Behoedzaam strekt hij zijn hand uit richting geweer en schoudert het aan. Maar het schot blijft uit. Steeds huppelen biggen tus sen loop en overloper. Overdaad De explosieve groei van het zwartwild dit jaar wordt door de wildbeheerders voor een belangrijk deel toegeschreven aan een over daad aan natuurlijk voedsel. Dit in tegen stelling tot wat de Dierenbescherming aan voert. Schouten: „Een varken krijgt jaarlijks vier tot acht jongen. Afhankelijk van het na tuurlijk voedselaanbod. Bij een goed mast- jaar (oogstjaar; red.), met veel eikels, beuke- noten en kastanjes, werpen de beesten meer jongen. Omdat ze in een goede condi tie zijn." Ook de winters zijn van invloed op de aanwas. „Een strenge winter met een be vroren bodem staat het zoeken van muizen, torren en kevertjes in de weg. Daardoor is het proteïnegehalte in het voedsel laag en dat geeft kleine worpen." Afgelopen jaar zijn de varkens goed de winter ingegaan. De zeugen zaten prima in hun vet toen ze in december door de keilers werden besla gen. „Bovendien krijgen vrouwelijke overlo pers onder dit soort gunstige omstandighe den ook al jongen. Het bestand kan zo doende ineens met sprongen toenemen. Als er sprake is van een zachte winter in com binatie met een goed voorjaar is er trou wens ook maar weinig natuurlijke uitval." Omdat de natuur meer en meer een schaarste-artikel wordt, wordt zij steeds be langrijker. Daarom is er het streven, ook bij Het Geldersch Landschap, die natuur zo natuurlijk mogelijk het beheren. Om ingre pen tot nul of in elk geval tot een minimum te beperken. Om natuurlijke processen hun gang te laten gaan. „Natuurmonumenten is daar ook een goed voorbeeld van," vertelt districtsbe heerder Dirk Schouten. „Maar of we het he lemaal zonder ingrepen redden, weten we nog niet. Want we doen dat nog niet zo lang. In elk geval mist het wildbeheer hier onder alle omstandigheden één belangrijke factor. De kringloop van predatoren. Wol ven, beren, lynxen. Die zorgen elders gro tendeels voor regulatie. Wolven uitzetten op de Veluwe, zoals in dertijd wel bepleit, noemt hij onhaalbaar. „Zo'n roedel zou dan uit dertig tot veertig stuks moeten bestaan om inteelt te voorko men. Maar daarvoor zijn de terreinen te klein. Worden teveel door wegen doorsne den." Mooi dwars Ap van Ark, turend door het vizier van zijn geweer en zijn vinger nog steeds gestreken: „Wat in Afrika de predatoren zijn, zijn hier de jachtopzichters." Hij houdt ineens stil. Gaat even later over in een binnensmond gemompel. „Ja, zo staat 'ie mooi dwars... Nee, nog even wachten." Zijn ademhaling versnelt zich hoorbaar. Dan klinkt toch nog ineens een alles verscheurende knal. Vogels vliegen op. De biggen en een over- lopertje stuiven in paniek uiteen, vluchten het bos in, terwijl het andere dier met een doffe plof in het mulle zand omvalt. Zowel wilde als tamme buffel op Filipijnen bedreigd Homeopathisch middel redt Dordtse iepen mindoro ips dordrecht. gpd Hoog in de mistige bossen van het Filipijnse eiland Mindoro leven de laatste tamaraws, de Filipijnse wilde buffels. De ongecontroleerde kap en verbranding van de regenwouden op Mindoro brengt het voortbestaan van deze dieren echter in groot gevaar. Maar dat geldt niet alleen voor de wilde tamaraw. Ook de tamme waterbuffel, die op Mindoro de carabao (kar bouw) wordt genoemd, wordt bedreigd. De carabao- populatie is vooral afgenomen doordat de groeiende bevolking van Mindoro steeds meer buffelvlees consu- Er zijn nu 2,7 miljoen carabao's in de Filippijnen. Dat is de helft van het aantal in 1965. Mannetjesbuffels wor den vaak gecastreerd voordat ze volgroeid zijn en inge zet als trekdier. Vrouwtjesbuffels worden geslacht voor het vlees. Maar onderzoekers van de Voedsel- en Landbouworga nisatie van de Verenigde Naties (FAO) introduceren nu de Super-Carabao, een kruising tussen de plaatselijke buffelsoort en de Murrah-buffel uit India. Deze nieuwe buffelsoort groeit sneller (40 procent), is twee jaar eerder rijp en geeft vier. keer zoveel melk. De FAO assisteert de Filipijnen met het opzetten van der tien fokcentra voor de super-carabao, verspreid over vele eilanden. Voor de tamaraw ziet de toekomst er donkerder uit. De wilde buffel wordt steeds hoger de heuvels op gedreven doordat de kaalslag langzaam maar zeker oprukt. De tamaraws hechten aan de laatste overgebleven groepjes bomen op Mindoro's bergrug. Vijftig jaar geleden wa ren er nog zo'n 50.000 tamaraws; nu zijn er nog 250 Uit de geschiedenis blijkt dat niets anders dan ontbos sing de oorzaak moet zijn. Toen de Spaanse galjoenen het eiland Mindoro in de achttiende eeuw passeerden, op hun tocht van Manila naar Acapulco, was het eiland door bomen en planten bedekt en krioelde het er van de wilde dieren. Tot aan het eind van de jaren twintig van deze eeuw De gewone, tamme, waterbuffel, die nog volop te de Filipijnen, maar toch ook in aantal afneemt, foto archief bestond 85 procent van Mindoro nog uit oerwoud. Ver volgens ging het srjel bergopwaarts met de ontbossing. Vandaag gaat nog slechts 10 procent van het grondop pervlak schuil onder het lover. Het meeste daarvan ligt in het ontoegankelijke bergachtige deel van het eiland, 2000 meter boven zeeniveau. De Wereldunie voor Natuurbehoud (IUCN) heeft Min doro opgenomen in de top-12 van gebieden waar in heemse diersoorten met uitsterven worden bedreigd. De tamaraw komt buiten Mindoro nergens ter wereld Reeds in de jaren zeventig riep de Filippijnse regering de tamaraw uit tot bedreigde diersoort. De bossen kre gen de status van nationale parken. Maar dat heeft ja gers en stropers niet kunnen afschrikken. De tamaraw- populatie heeft zich in al die jaren nooit kunnen her stellen. De IUCN zal een biodiversiteits- en duurzame-ontwik- kelingsprogramma lanceren, speciaal gericht op Min doro. Onderdeel daarvan is een fokcentrum voor tama raws, waaraan de Europese Unie pen financiële bijdra ge levert. Terwijl menige iep door het warme weer de laatste tijd het loodje heeft moeten leggen, staan ingeënte exem plaren van deze bomensoort in Dordrecht nog fier overeind. Vier jaar lang zijn monumentale iepen in Dordrecht met een nieuw middel ingeënt tegen de iep ziekte. En met succes. Geen van de tachtig bomen is geveld door het kevertje, dat de dood van tienduizen den bomen in Nederland op zijn geweten heeft. Toch vindt B. van Duinen, opzichter boomverzoring van de gemeente Dordrecht, het te vroeg het nieuwe geneesmiddel als dè oplossing voor de iepziekte te beti telen. Het middel fertisilion is volgens hem door de Heidemij in samenwerking met een proefstation in Amsterdam ontwikkeld. ,Je zou het een homeopa thisch medicijn kunnen noemen. Verticilium veroor zaakt verwelkingsziekte. Daartegen ontwikkelt de boom antistoffen, zodat als de iepziekte zich meldt, de boom zoveel afweerstoffen heeft ontwikkeld, dat hij de aanval kan afslaan". Op anderhalve meter boven de grond krijgt de boom rondom injecties; elke prik op tien cemtimeter afstand. Met iedere injectie wordt één druppel van de stof in de sapstroom gebracht. „Duur is het niet, per boom zijn we gemiddeld vijftig gulden kwijt. Maar je moet het wel elk jaar herhalen". Ook al is geen van de tachtig ingeënte bomen besmet geraakt, toch durft Van Duinen het niet aan om te spre ken van de oplossing voor de iepziekte. „De iepspintke- ver brengt verschillende soorten schimmels over. Het zou best kunnen dat dit middel niet tegen alle varian ten werkt. Ook kan een schimmel immuun worden. Maar zolang verticilium werkt, zou je gek zijn het niet te gebruiken".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 7