Vierdaagse Blaren, dikke voeten, verbrande neuzen en vooral veel plezier DONDERDAG 21 JULI 1994 19 Hij loopt als een 'zwaan kleef aan' de vierdaagse, H. Teske (63 jaar) uit Leiden. Zeventien jaar geleden liep hij zijn eerste vierdaagse en sedertdien heeft hij vijf vrouwen (L. Baart, L. Niesing, D. Rijsbergen, A. IJzer man, J. Noordervliet) om zich heen weten te verzamelen. Vijf vriendinnen, uit Leiden en Leiderdorp, allemaal lid van dezelfde Leidse korfbalvereniging Fides Pacta. Teske loopt, ondanks een overdaad aan vrouwe lijk schoon, toch het grootste deel alleen. „Af en toe heb je de behoefte om eens even lekker er vandoor te gaan". De vrouwen vermaken zich toch wel, ondanks de zweetlucht van een Zweedse soldaat die even bij hen troost zoekt. „Eindeloos kleppen daar heb je nu tenminste eens een keertje de tijd voor. Dat je ondertussen loopt, is bijna bijzaak, zegt Baart die voor de elfde keer meedoet. „En als we dan binnen zijn, kunnen we lekker met z'n allen meteen aan de pils", vult Noordervliet aan. Rijsbergen uit Leiderdorp kan niet zomaar 'voor de vuist weg' snoepen en drinken. Ze doet mee met een voedingsonderzoek van de Nijmeegse universiteit. „En dus moet ik elke salmiakbal die ik opsabbel, noteren." I. Bosma uit Ter Aar, 40 jaar en voor de eerste keer 40 kilometer. Hij noemt het 'geen kunst maar een gunst', predikant J. Sierat uit Leiderdorp. Met zijn 73 jaar stapt hij moei teloos voor de elfde keer door zijn veertig kilometers heen, op naar het gouden kruis. „Ik ben dankbaar dat ik dit nog kan doen. Op mijn leeftijd je nog zo fit voelen, daar moetje blij om zijn", zegt hij, nog geen seconde later eraan toevoegend dat de vierdaagse eigenlijk één groot gekkenhuis is. Sierat let vooral op de invalide medemens en de uitvallers langs de route. „Ach ja, ik ben nu eenmaal predikant. Dat leer je niet af. Ik moet dan gewoon naar die mensen toe om ze wat op te beuren. Om te vertellen dat het van moed getuigt om te stoppen als je niet meer kan." De Zoeterwoudenaar R. van der Hoeven loopt nu voor de derde keer op rij vijftig kilometer. „Ik heb ze altijd voor gek verklaard, die mensen die hier gingen lopen, maar nou ben ik zelf ook een pietsie verslaafd eraan." Vijftig kilometer vereist trai ning en daarom loopt Van der Hoeven elk woensdag naar en van zijn werk in Leidschendam. „Da's toch mooi twee keer vijfentwintig kilometer. Ik loop als een zonnetje. Geen blaar, geen narigheid, alleen maar lekker." Ze zeggen elk jaar opnieuw het nooit meer te doen, maar lopen nu alweer voor de tiende keer mee, de dames T. van Duijn en N. Ouwehand uit, hoe kan het anders, Katwijk. „Het is vreselijk warm, ontzettend druk in de voorste rijen en we hopen om kwart over twee lekker op bed te liggen. Maar voor de rest gaat het goed." En weg dribbelen ze, de dames van midden veertig. H. Boskamp uit Katwijk, 50 kilo meter voor de 14de keer. „Ouwe knarren, van die professionele lopers, die doen het op cognac. Zelf durf ik dat niet zo aan. 's Morgens twee broodjes en de rest van de dag water en karnemelk, daar moet het maar op gaan". Leidenaar Kees Lam- mers (59 jaar) loopt 'hem voor de tiende en de laatste keer'. „Het is elk jaar weer kijken of je het nog kan. Volgend jaar ga ik met de vut en dan staat Santiago de Compostela op het program. Wel wat verder tippelen dus." Kees heeft het behoorlijk moeilijk op acht kilometer voor de finish (hij loopt veertig kilometer). Een punt dat, zo blijkt uit de vermoeide gezichten, voor velen de ontmoetingsplaats is voor de man met de hamer. „Leuk? Nee leuk vind ik het even niet. Het is dat dit de korste weg naar Nijmegen is, maar anders..." Het was even wennen; langs brievenbussen lopen zonder er iets in te gooien. De drie postbodes Jan, Willem en Sjaak uit Leiden hebben na 42 van de 50 kilometer nog praatjes voor tien. „Loop lekker makkelijk hoor, zo zonder tas of kar. Wel anders dan brieven brengen. Dan sta je steeds stil, nu loop je continu, snap je. Da's toch anders." Ze hebben wel een beetje getraind, „maar ei genlijk niet genoeg". Trainen of niet, het drietal gaat na korte tijd weer in de benen, de finish te gemoet. Een paar minuten later komt Willem terugrennen. „O ja, doe je de groeten aan het postkantoor, dan?" Warm en voor sommigen opnieuw erg vér, dat was de tweede wande ling van de Nijmeegse vierdaagse. Gepijnigde gezichten, blaren, ver brande neuzen en dikke voeten en handen. Maar vooral heel veel plezier, gezang, geklets en wandelgenoegen. Door pittoreske dorpjes als Beuningen en Wijchen, langs de stinkende vuil verbranding trok de lange stoet van 33.444 wandelaars. Voor 1283 van hen was gisteren het feest ten einde: ze konden écht niet meer. Geveld door knarsende gewrichten en onoverkomelijke blaren moesten ze de strijd op geven. De overige 32.161 liepen begeleid door de vele gelegenheids- koortjes met liederen uit alle landen, zich de voetzolen onder de schoenen vandaan. Net als voorgaande jaren was ook nu de Leidse regio goed vertegenwoor digd. Van oud tot wel heel jong: de 12-jarige Martijn Mol uit Katwijk tippel de moeiteloos zijn dertig kilometer weg. Voetballer wil-ie niet worden "want dan krijg je een trap tegen je scheenbeen en dan kan je nooit meer naar Nijmegen. Mooi niet." FOTO'S LOEK ZUYDERDUIN TEKST MONICA WESSELING L. van Egmond, Rijnsburg, 63 jaar en toch 40 kilometer. Voor de 15de keer. Sanitaire stop.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 19