Boeren en toeristen ruimen het veld Amsterdam blijkt rijk en bijzonder natuurgebied te zijn Natuur Milieu DINSDAG 19 JULI 1994 De acht boeren van het eiland Tiengemeten hebben zich er al bij neerge legd. Ook al be grijpen ze niet dat de 'vuilnis belt' van Na tuurmonumen ten moet door groeien tot over hun akkers. Het eiland in het Haringvliet wordt een scha kel in de keten van buitendijk se natuurgebie den. Daardoor moeten mensen wijken voor on kruid, kreekjes, weidevogels, ratten en mis schien zelfs de zwarte ooie vaar. Het offen sief van de na- tuurbescher- Uitgestrektheid en natuurlijke rust ken merken Tiengemeten. Het geloei van een Charolais-koe bena drukt slechts die stilte op de Blanke Slikke. FOTO THOM VAN AM STERDAM Zuidhollands eiland Tiengemeten wordt natuurmonument De zon trekt het regenwater langzaam uit de grond. Het is windstil. Koeien begrazen in alle rust het vlakke land. Het eiland Tiengemeten, een paar kilometer verder zuid waarts gelegen, lijkt onbereikbaar. Een brede strook gras land en het Haringvlietwater belemmeren een snelle overtocht. We moeten eerst nog een weiland door om 'de boot' te nemen. ROOSENDAAL ROBERT VERKERK Een handjevol weidevogels scheert over het klamme gras, op zoek naar voedsel voor de jongen. De ouders alarmeren voortdurend het klein grut voor kiekendieven. „Zodra het ge vaar dreigt duiken de jongen weg in het gras. Niemand kan ze dan meer vinden. Dat is een wonderbaarlijk verschijnsel", brengt Anton Giljam (33) me bij. Hij is een van de assistenten van natuurbeheerder Henk Ma- ijer (42) uit Goudswaard. Het domein van hun werkgever Na tuurmonumenten omvat de Be llinger Slikken, de Korendijkse Slikken, het Groot Koninkrijk en de Blanke Slikken op Tiengeme ten. Goed voor in totaal ruim 1.200 hectare aaneengesloten natuurgebied onder de rook van Rotterdam. De Blanke Slikken op Tienge meten beheert Maijer sinds 1985. Het betreft een stuk bui tendijks gebied van zo'n 275 hectare. Een grasgroene dijk snijdt de wereld van de boeren en de natuurbeschermers in twee helften. De provincie Zuid- Holland wil het binnendijkse gebied van zevenhonderd hec tare aankopen om er vervolgens een natuurreservaat van te ma ken. De eigenaar van het eiland, verzekeringsbedrijf Amev in Utrecht, wil dit bezit wel afsto ten. Maar dan moet zij de acht boeren, ploegend in het ooste lijk deel, wel vervangende grond aanbieden. De onderhandelin gen zijn gaande. Als de agrariërs eenmaal elders hun heil hebben gevonden, kunnen de mede werkers van de Vereniging Na tuurmonumenten hun gang gaan. Zich uitleven in en met de vrije natuur. Beleidsplan Het offensief van de natuurbe heerders moet in 1998 begin nen. „Maar het zal nog zeker twintig jaar duren voordat het gebied is ontwikkeld zoals we dat voor ogen hebben", voor spelt Maijer. De natuur in Ne derland rukt op. De economi sche groei, milieuverontreini ging en afsluiting van de zeear men hebben de natuurwaarden zwaar onder druk gezet. Bij de overheid leidde dat tot een be leidsplan. Daarin is een netwerk opgenomen van beschermd na tuurgebied. Maar dan wel binnen beperkt afgesloten terreinen, alsof de at tractieparken als voorbeeld hebben gediend. Want natuur lijk worden in de toekomst op het eiland ook bezoekers ont vangen. In het natuurgebied is zelfs een informatiecentrum ge pland. Opmerkelijk is dat bij dit project een enclave van acht boerengezinnen en 65 week- eindgangers plaats moet maken voor natuurschoon. De bewo ners van het eiland vinden het te gek voor woorden om te ver kassen voor wat zij als een puinhoop zien. „Een vuilnis belt", roepen de landbouwers in koor. Natuurbeheerder Maijer denkt praktisch en relativeert. Hij is wèl een driftige vogelaar die opgewonden kan raken als hij een zeldzaam exemplaar in het luchtruim ziet, maar hij wil daar ook weer niet te lang bij stilstaan. Toch lijken sommige vogelliefhebbers door te draven. Om met die mensen te commu niceren moet je volgens Freek de Jonge tien kilometer verder op in een boom gaan zitten tjil pen. „Maar je hebt ook mensen die helemaal gek zijn van hun motor", manoeuvreert hij het gesprek in de richting van de crossfanaten, die op een steen worp afstand van Tiengemeten hun territorium wensen. De provincie wil daar aan de voet van de Haringvlietbrug een re gionaal geluidsportcentrum aanleggen. Een terrein vol met motoren, jetski's en speedbo ten. „Voor die mensen moet er ook ruimte zijn", vindt Maijer. „Maar dan wel op de daarvoor aangewezen plaatsen." We staan boven op een dijk en daar wordt de scheiding van twee werelden pas goed zicht baar. Maijer wijst naar het ak kerland. „Kijk eens wat je daar ziet." De aarde ligt er bij als een geruite theedoek. Met een doodlopende landweg als zoom. Een idyllisch Hollands landschap met aan de horizon een schilderachtig boerderijtje. „Maar hier is het totaal anders. Het wemelt er van de paaiende brasem. En op de slikken zelf zie je reigers, bergeenden, moe ras- en weidevogels." Ondanks hun eigen identiteit hebben de twee werelden toch één ding gemeen: de uitge strektheid en de natuurlijke rust. Je hoort de stilte, ook al strompelt op een van de akkers een tractor over de kleigrond en loeit in het natuurgebied een aantal Charolais-koeien. Met een meewarige blik kijkt een crème-wit exemplaar roerloos in onze richting. Aangekomen bij de ingang van het natuurgebied opent medewerker Giljam het stalen hek. 'Niets beschadigen of ver ontrusten' staat er op een bord je te lezen. De grond is op som mige plekken uiterst drassig. Het heeft die ochtend nog gere gend. „Gisteren hebben we een dood kalf weggehaald", zegt Maijer. „De moeder zoekt nu haar kind. We gaan daarom even kijken of ze niet van de kudde verdwaald is". Giljam loopt naar de kudde voor inspectie. Wij slenteren nog een stukje door het gebied, dat langzaam verandert in een wildernis van hoge ruige be groeiing met daarin enkele bo men. Maijer neemt de verrekij ker. Hij ziet ongeveer 150 meter verderop een 'heuvel in bloei'. De hagelwitte bloesem ligt als een deken over de terp. Alsof het plaatselijk heeft gesneeuwd. „Als de Gulden Roede uitkomt wemelt het hier van de vlinders. Dat is een prachtgezicht", klinkt het opgetogen. Weer bij het hek teruggeko men blijkt dat koe '41' tussen- klauwontsteking heeft. „De die- men", adviseert Maijer. Giljam bericht dat de rouwende koe nog steeds in de kudde graast. Toekomstplan Het toekomstplan van Tienge meten is nu nog tachtig pagi na's dik, opgesteld door de Hei- demij. Binnen twintig jaar moet het eiland een 'kenmerkend ele ment van een zoetwatergetijde- gebied' worden. Ofwel een half open landschap, afgewisseld met enige slikken en moeras sen. Daarvoor worden op één of meer plaatsen de dijken door gestoken, zodat het water vrij het domein kan in- en uitstro- Natuurbouw en spontane ontwikkeling van de vegetatie moeten uiteindelijk een land schap opleveren met vloedbos sen, hardhoutbossen, struikge was, ruigten en graslanden. „Goed voor de vogels die Tien gemeten in hun route naar war mere oorden hebben liggen", glundert Maijer. Hij hoopt op de komst van onder andere de reigerachtige kwak. Die laat Tiengemeten nu links liggen alsof het eiland voor haar hele maal niet bestaat. „De reigerachtige vogels moeten vanuit overhangende bomen kunnen vissen. Die mo gelijkheid hebben ze nu niet", licht Maijer toe. Verdere details van het offensief wil hij niet prijsgeven, alsof de \ijand op de loer ligt. Maar dat is niet de re den voor zijn terughoudend heid. De natuurbeheerder heeft best begrip voor de gevoelens van de acht boerengezinnen. „Het is pijnlijk", erkent hij. „En ik kan me er ook wel iets bij voorstellen. Het lijkt mij ook niet plezierig om te lezen dat op jouw bietenveld straks een kreekje stroomt." Ongenaakbaar Het lijkt erop dat de meeste boeren zich al bij de noodge dwongen verhuizing hebben neergelegd. Emotioneel zijn ze niet. Ze tonen zich eerder on genaakbaar. Misschien dat de emoties later komen, want ze moeten niet alleen hun land af, maar ook hun huis en haard verlaten. Dat betekent ook dat ze niet meer naar die boom kunnen kijken, die grootvader ooit heeft geplant. Het protest van de eilandbe woners beperkte zich tot het be zoeken van een informatiebij eenkomst waar de plannen voor Tiengemeten door de provincie werden toegelicht. Maar ook de agrariërs beseffen wel dat boe ren op een eiland veel duurder is dan op het vasteland. De weekeindgangers hebben inmiddels een 'Vereniging Tien gemeten' opgericht om hun recht op bewoning op Tienge meten te behouden. Toch ziet het er naar uit dat ook de toeris ten plaats moeten maken voor de bij voorbaat gehonoreerde asielaanvraag van de otter. Maijer plet bijna de eischaal van een jonge vogel. Hij raapt het al gebroken stukje op. „Ik kijk even of het was geroofd of gewoon uitgekomen. Het is uit gekomen." Beroepsidylle of niet, de liefde voor de buiten wereld is zijn eerste natuur. Maar volgens hem is dat niet al leen omdat hij natuurbescher- Iedereen is gek op alles wat groeit in de natuur. Waarom zit ten die campings altijd zo vol? De mensen zoeken toch de na tuur op, anders kun je dat tentje net zo goed onder een lantaarn paal in de straat opzetten. En zie je die flatbewoners voor je? Zij verzorgen op acht hoog toch allemaal dat plantje op het bal kon of in het raamkozijn? En er is toch ook niemand die graag in Spanje op een strand met olievlekken ligt?" EINDREDACTIE PETER WOLFSBERCfj M ATI II ID I III/ De Huismuis met de mooie we tenschappelijke naam Mus musculus (Grieks mys voor muis en musculus voor muisje) hoort inderdaad bij het huis van de mens. Het is niet meer te achterhalen wanneer mens en muis elkaar gevonden hebben. Als we echter letten op de naas te verwanten van de ons zo be kende huismuis, de wilde vor men dus, dan valt een kleurver schil van de vacht op. Onze huismuis heeft een vrij egale grijsbruine vacht, terwijl de buiten onze huizen levende verwante soort veel lichter ge kleurde buikharen heeft. Het kleurverschil zag ik onlangs nog in Hongarije. Op een expositie aan de rand van de poesta, dicht bij de stad Debreczen op de grens met Rusland, toonde men mij dui delijk het verschil in kleur tus sen de muizen van de eindeloos grote graanvelden en die van de gestadig inkrimpende poesta. De muizen uit de graanvelden hadden al de muisgrijze kleur, de schutkleur passend bij hun aanwezigheid in de graanpak- huizen. Mijn conclusie is derhalve, dat het contact tussen muis en mens gelegd is op het tijdstip dat de mens het nomadenleven verwisselde voor dat van de ak kerbouwer. Het zijn dan ook de opslagplaatsen van graan, waar men in conflict komt met de muizen. De schade die deze dieren veroorzaken ligt meer in het doorknagen van verpak kingsmateriaal, dan in het opeten van voedsel. Nauwkeurige waarnemingen aan het huismuizenleven heb ben aangetoond, dat er bij drei gende overbevolking onnatuur lijke krachten gaan werken. Huismuizen kunnen bij ruime dis het hele jaar door nakome lingen verwekken. Toch zal er uiteindelijk een zodanige hoe veelheid eetlustigen komen, dat reductie moet optreden. Dat gebeurt op natuurlijke wij ze: er komen minder sterke na komelingen, verzwakking van vrouwtjesmuizen en overheer- sing van enkele dominerende mannetjes zijn dan de voor- I naamste verschijnselen. Laten wij wel bedenken, overbevol- kingsproblemen hebben mui zen alleen op plaatsen waar ze dicht bij de mens wonen! Op speurtocht in huis vindt hij de plek waar voedsel aanwezig is. En een echt knaagdier toont het zich vooral op plaatsen waar wol voor het nest te halen is! j Hoe lief het diertje ook mag zijn, onze woonhuizen zijn voor deze knagers geen geschikte woonplaats. Daar komt bij dat de muis tot op de dag van van daag, door overlevering, een onbegrepen dier blijft. Zo heb ik een gepensioneerd generaal-majoor gekend, een echte houwdegen, die óp zijn stoel sprong wanneer een muis zich in de kamer vertoonde. Hij brulde dan luidkeels om zijn vrouw, die met een haardtang alles in het werk moest stellen om het beestje te verwijderen c.q.te verdelgen. Navraag over die angst leverde op, dat de bra ve borst als kind bang gemaakt was voor dat 'ongedierte'muis genaamd. Ik ken kinderen uit mijn naaste omgeving die allerliefst met muizen spelen, waarbij het ge noegen wederzijds is. Zelf heb ik het niet gehoord en gezien, maar mij werd verteld dat prins Bemhard eens in een televisie- -uitzending verklaarde een he kel aan bepaalde dieren te heb ben en daarom niet beter wist te doen, dan er maar op te schieten. Het is een kwestie van mentali teit, waarbij de vraag gewettigd is, of die aversie soms op een te kort aan kennis berust. AMSTERDAM ANP Tussen de bakstenen groeien zeldzame muurplan- ten, orchideeën gedijen op een bodem die vervuild is met zware metalen en in de troebele grachten duikt steeds vaker het Stompbladig Fonteinkruid op. Amsterdam een plat geasfalteerde betonmassa? Integendeel, de hoofdstad is een rijk natuurgebied. Die conclusie trekken de auteurs Ton Denters, Ri- na Ruesink en Bart Vreeken in het boek Van muur bloem tot straatmadelief over de flora van Amster dam. Het drietal verzamelde de .gegevens tussen 1982 en 1992 in en rond Amsterdam, Zaanstreek en Waterland. In heel Nederland onderzoeken amateurs van de stichting Floristisch Onderzoek Nederland (Floron) in samenwerking met het Rijksherbarium in Leiden wat er zoal groeit en bloeit in Nederland. Wat bleek? De meest bijzondere vondsten werden niet gedaan in de natuurgebieden, niet in de buitengebieden rond de steden, maar midden in de stad. Tientallen orchideeën, bijzondere muurplanten: Mokum blijkt een walhalla voor de natuurliefhebber, tot in het hart van de dichtbebouwde stad toe. In Groot-Amsterdam, een gebied dat 320 vierkan te kilometer groot is, werden ruim 800 verschillende soorten planten gevonden, waaronder 70 soorten die op de Rode Lijst van bedreigde planten staan, en tien orchideeën. Een groot deel van die bijzon dere vondsten werd gedaan in de st^d. Verrassend? „Zonder meer", beaamt auteur Den ters. De beleidsecoloog bij de provincie Noord-Hol land en zijn collega's ontdekten dat planten in de stad veel meer mogelijkheden krijgen om te groei en, dan daarbuiten. In agrarische gebieden vallen ze ten prooi aan mest en een overmaat aan beheer. In de stad mag 'onkruid' sinds enkele jaren weer gezien worden en trekken ambtenaren er niet direct met de gifspuit op uit als er tussen de stoeptegels groen opduikt. Dat heeft geresulteerd in een weel derige flora. Denters: „Zeldzame muurplanten bijvoorbeeld, die je voordien alleen op kalkrotsen in Zuid-Lim burg aantrof. Of het Stompbladig Fonteinkruid, een waterplant die je kon aantreffen in schoon, opwel lend water in het Vechtplassengebied. Nu zie je die op bepaalde plaatsen in de grachten opduiken. In het buitengebied leggen die het loodje in de 'boe rensoep' die door bemesting is ontstaan." Van zware metalen trekken planten zich weinig aan, zegt Denters. Hetgeen verklaart waarom de voormalige chemische stortplaats Diemerzeedijk, één van de zwaarst vervuilde lokaties van Neder land, tevens rijk is aan zeldzame flora. Sleutelwoorden „Rust en niet te veel mest. Dat zijn de sleutelwoor den", zegt Denters. „Dat kun je vooral mooi zien in vergeten hoekjes, zoals voormalige overslag- en ha venterreinen." De auteurs van Van muurbloem tol straatmade liefhebben dankbaar gebruik gemaakt van flora- liefhebbers die hen zijn voorgegaan. Zo verscheen reeds in 1852 de Flora Ainstelaedamensis. Vergelij king met dit ruim een eeuw oude werk geeft aardige trends weer, zegt Denters. „Zoutplanten zijn sinds het verdwijnen van de Zuiderzee nagenoeg uit Amsterdam verdwenen. Vroeger zag je ze nog wel in het hart van de stad, aan de Overtoom bijvoorbeeld. Nu komen ze hoog stens voor langs bepekelde autowegen. Daar staat tegenover dat bosplanten in 1852 zeldzaam waren en nu vrij massaal voorkomen. Verder hebben we tegenwoordig veel zandgebon- den planten. Dat heeft te maken met de vele bouw activiteiten in de stad. De planten groeien goed op grootschalig opgespoten bouwterreinen. Onterecht Ruesink, Denters en Vreeken deelden de stad in zes biotopen in: de stenen stad (verhardingen en mu ren), de ruige oorden (haven- en industrieterreinen, vuilstortplaatsen), beneden Amsterdams Peil (gras-, akkerlanden en sloten), lijnen en linten (spoor- en autowegen), waterrijk (moerassen en plassen) en groene vingers (parken en plantsoenen). Officieel maakt Amsterdam deel uit van het zoge noemde Taagveen district'. Onterecht, vinden de auteurs. Denters: „De stad vormt een dissonant in dat district. Er is niets te vinden dat op laagveen wijst. Daarom pleiten wij voor een apart urbaan district."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 8