Race naar de maan: veldslag in de Koude Oorlog 'NASA heeft ons slecht behandeld' 'Ij Een historische datum: 21 juli 1969. Het was diep in de nacht, maar in honderdduizendenNederianderse gezinnen stond de (zwartlwit)televi- sie nog aan. Of: al aan. Op het scherm was een onduidelijk beeld te zien. Directe verbinding met de maan. Een zwaar gelaarsde, spe ciaal beschermde voet - van astro naut Neil Armstrong - strekte zich uit naar het nog nooit betreden maanoppervlak, een meter daaron der. Het Apollo 11 -project (met de ruim tevaarders Neil Armstrong, Edwin Aldrin en Michael Collins) had zijn doel bereikt. Terugblik bij een hoogtepunt - ko mende donderdag 25 jaar geleden - in de geschiedenis. Neil Armstrong 25 jaar geleden als eerste geland ZATERDAG 16 JULI 1994 Een historisch moment op 21 juli 1969. De mens heeft de maan bereikt en laat er zijn voetstappen achter. FOTO NASA HANS DEBRUUN» agle, Houston hier. Jullie kunnen gaan." Dat was het moment waar- i^dfl op Neil Armstrong en Edwin Aldrin hadden gewacht. Even later ontbrandden de lan dingsmotoren en verliet hun ruimtevaartuig zijn baan om de maan om aan de afdaling naar het maanoppervlak te beginnen. Tot 35.000 voet ging alles goed. Toen begon op het instrumentenpa neel van de Eagle een rood licht te flikkeren. Alarm! „Twaalf-nul-een", meldde Aldrin aan Houston, 400.000 kilometer verderop. 'De hoofd computer kon de informatiestroom niet meer aan en dreigde het loodje te leggen. In Houston waren alle ogen gevestigd op Steve Bales, de computerex pert die de computers van de Eagle kende als zijn broekzak. Bales wilde tijd om het probleem te be studeren, maar er was geen tijd. De missie hing van hem af. Zijn hersenen werkten op topsnelheid. „Go!", riep hij uiteindelijk. „Go, verdomme!." „Jullie kunnen doorgaan", meldde Mission Con trol de ruimtevaarders. De computer was overbe last, maar volgens Bales werkte alle apparatuur goed. Een minuut later kwam er weer een 12-0-1- alarm. Weer nam Bales het besluit: Go!. In de mi nuten die volgden sloeg de computer nog twee maal alarm. De Eagle hing toen nog maar tientallen meters boven de maan. Het afbreken van de reis was bij na onmogelijk geworden. Maar er doemde een nieuw probleem op. Het landingsschip was enkele mijlen uit de koers geraakt. In plaats van boven een vlakte dreef het boven een ruwe bodem vol scherpe, uitstekende rotsen. Armstrong nam de computerbesturing over en loodste de Eagle als de ervaren piloot die hij was naar een vlak stuk, daarbij ternauwernood de rots en missend. Aldrin èn Houston hadden inmiddels ontdekt dat er nog maar voor een minuut brand stof was. Was die op, dan zou de Eagle te .pletter vallen. Afbreken? De raketten starten? Aldrin had zijn hand al op de rode knop. Maar Armstrong bleef kalm en zette de Eagle aan de grond. Er was nog zestien seconden brand stof over. Even was het stil. Toen klonk Armstrongs stem. „Houston, Tranquility Base hier. The Eagle has landed." Het was zondag 20 juli 1969, 21.18 uur Nederlandse tijd. Rond half vier (21 juli) kwam commandant Neil Armstrong naar buiten. De eer ste mens zette voet op de maan; komende week 25 jaar geleden. Op het nippertje De grootste en duurste ontdekkingsreis uit de ge schiedenis had zijn hoogtepunt bereikt. Acht jaar werk en miljarden dollars waren er nodig om dat te bereiken. En bijna was het op het Jaatste mo ment toch nog mis gegaan. Als Steve Bales op ze ker had gespeeld, de Eagle minder brandstof had bevat, of Armstrong en Aldrin minder koelbloedig waren geweest, dan was het avontuur op die 20ste juli 1969 op een catastrofe uitgelopen. Het is de grote vraag of de Verenigde Staten en de ruimte vaart daar wel bovenop zouden zijn gekomen. Nu maalcten de Amerikanen, en met hen de hele wereld, een historisch moment mee. Meer dan een miljard mensen keken via de TV ademloos toe hoe Armstrong het landingsschip aan de grond zette, en hoe de twee mannen zes uur daarna hun eerste gewichtloze passen op het desolate maan oppervlak zetten. Een moment dat voor altijd in het geheugen gegrift zal blijven. Walter Cronkite, de CBS-commentator die de maanlanding versloeg, zei het deze week in een TV-documentaire over de lancering van Apollo 11 zo: „Het was alsof je op de kade stond en Colum bus uitzwaaide. Als dit zou slagen, was dit een dag die eeuwig in de geschiedenisboekjes zou staan." Maar het was op het nippertje en het had alle maal even goed mis kunnen gaan. Dat zou niet al leen een menselijk en technologisch drama zijn geweest, maar vooral ook een politiek. Voor de VS stond die 20ste juli 1969 immers veel meer op het spel dan alleen de droom om een mens op de maan te zetten. De race naar de maan was een veldslag in een oorlog, en die slag was door de Amerikanen ge wonnen. Armstrongs woorden, toen hij uren na de landing als eerste mens voet op de maan zette - „Een kleine stap voor de mens, een enorme sprong voor de mensheid" - klonken in Washing ton dan ook heel anders. Het was vooral een enorme sprong voorwaarts voor de VS in de strijd om de wereldhegemonie met de Sovjets, de Koude Oorlog was in volle gang. Het Witte Huis was opgelucht. „Wie de ruimte be heerst, controleert de aarde", zo werd gedacht. En de VS controleerden niet alleen de ruimte maar nu ook de maan. Eindelijk. De Sovjets lanceerden als eersten in 1957 een ruimteschip, brachten in 1958 het eerste wezen in de ruimte (de hond Laika), lanceerden in 1961 de eerste ruimtevaarder (Joeri Gagarin) en lieten in 1967 Alexei Leonov als eerste in de ruimte wandelen. De Amerikanen waren telkens versla gen; voor de VS waren dat vernederende ervarin gen geweest. Wanhoop De race naar de maan, die uiteindelijk geen race was, werd dan ook geboren uit pure wanhoop. De Amerikanen hadden behoefte aan een grote tech nologische (en militaire) uitdaging, waarin zij de wereld konden laten zien dat de Russen niet de al leenheerschappij hadden. Vice-president Lyndon B. Johnson zei 'dat het falen om de ruimte te be heersen betekent dat we tweede zijn op alle terrei nen van de Koude Oorlog'. Wie een mens in de ruimte wilde brengen had sterke raketten, en wie sterke raketten had kon ook zware atoombommen vervoeren, en vanuit de ruimte de wereld controleren, was de logica achter die redenering. Direct na Gagarins uitstapje riep president John F. Kennedy zijn adviseurs bij zich. „Hebben we een betere kans om de Sovjets te ver slaan door een ruimtelaboratorium te lanceren of door een man op de maan te brengen?", vroeg hij. „Noem mij een ruimteprogramma waarmee we een dramatisch succes kunnen boeken." Het werd de man op de man. „Deze natie moet zich ertoe verplichten om voor dit decennium over is, een mens op de maan te laten landen en weer veilig terug te brengen. Geen ruimtevaartprogram ma is belangrijker voor de mensheid of het onder zoek van de ruimte. En geen zal zo moeilijk en zo duur zijn om te bewerkstelligen", zei Kennedy zes weken later in een historische rede voor het Con gres. Hij kreeg gelijk. Het duurde uiteindelijik acht jaar voor het zover was en het Apollo-programma kostte de belastingbetaler meer dan 25 miljard dollar. Er werkten totaal meer dan 400.000 men sen aan mee. Het Mercury- en Gem/m'-programma waren slechts opmaatjes geweest voor het grote werk dat komen ging. Vertraging Maar ook dat ging niet gladjes. De lancering van de Apollo-1, die een aantal dagen rond de aarde zou vliegen, liep in januari 1967 op een drama uit omdat de astronauten Virgil 'Gus' Grissom, Ed White en Roger Chaffee kort voor het vertrek van Cape Canaveral in hun capsule na een explosie verbrandden. Het Apollo-programma liep er grote vertraging door op. Pas in oktober 1968 ging de eerstvolgen de bemande Apollo, nummer zeven, de ruimte in voor een vlucht rond de aarde. Die tocht verliep feilloos, en daarmee werd in feite het starsein ge geven voor de vlucht van de Apollo 8, de eerste die naar de maan zou gaan. Dat gebeurde rond Kerstmis 1968, toen Frank Borman, James Lovell en William Anders als eer sten rondjes rond de maan vlogen. Landen deden zij nog niet. Zij hadden nog geen maanlandings schip bij zich. Dat hadden wel de Apollo 9 en 10 die volgden. Ook die landden niet, maar testten de maanlander in de ruimte uit. In mei 1969 kwam het groene licht voor de vlucht van de Apollo 11 naar de maan. Het grote moment waar John F. Kennedy in 1961 om ge vraagd had, stond voor de deur. Maar bijna leek het er nog op dat de Russen toch voor een verras sing zouden zorgen. Op 21 februari 1969 lanceer den zij een superzware N-l raket. Die raket was, wist iedereen van de NASA tot de CIA, zo sterk dat hij alleen maar bedoeld kon zijn om een capsule naar de maan te brengen. Als dat zou slagen, waren de Russen toch in staat de Ame rikanen in de race om de ruimte te verslaan. Dan zou die slag in de Koude Oorlog toch door Moskou gewonnen worden. Zou alles dan toch nog misgaan? Het ging mis, maar niet voor de VS. De N-l - met een stuw kracht van meer dan tien miljoen pond - verhief zich van het lanceerplatform. Maar een minuut en zes seconden later plofte het ding met een enorme klap uit elkaar. De Russen zouden nooit meer op de maan komen. Apollo 11 leek gered. Leek, want op 3 juli probeerden de Russen het nog een keer. Een wanhoopspoging. Nu ontplofte de N-l echter op de grond, in een explosie zo zwaar als die van een kleine kernbom. Een week later stuurden zij de Loena 15 naar de maan om er bodemmonsters te nemen. Het ding viel te pletter. Niets stond nu een succesvolle Amerikaanse lan ding op de maan meer in de weg. Op 16 juli 1969 verhief zich van Cape Kennedy in Florida de meer dan honderd meter lange Sa- turnusraket met de Apollo 11 met zijn maanlan dingsschip, en de drie mannen die historie zouden gaan schrijven: Neil Armstrong en Edwin 'Buzz' Aldrin, de echte maanlanders, en Michael Collins, die in de Apollo-capsule op hun terugkeer zou wachten. Vier dagen later daalden zij af naar het maanop pervlak en zetten de Eagle met nauwelijks een druppel brandstof in de landingsraketten op de rotsige maanbodem. Diep in die nacht (in Neder land rond half vier) opende Neil Armstrong het luik van de Eagle en daalde het trapje naar het maanoppervlak af. Toen volgden zijn gedenkwaardige woorden. Het eerste wat hij en Aldrin deden was het plaat sen van de Amerikaanse vlag en een camera, die hun vreemde gewichtloze bewegingen aan de ademloos toekijkende wereld te zien gaven. Er volgden stralingsmeters en andere kleine weten schappelijke apparaten. Ook legden zij een plaquette neer, ter herinne ring aan de drie Amerikaanse astronauten en twee Russen die sinds het begin van de bemande ruim tevaart waren omgekomen. En Armstrong plaatste een bord met de tekst: „Hier zetten mensen van de planeet aarde voor het eerst voet op de maan. Juli 1969. Wij kwamen in vrede namens de hele mensheid." Verflauwd Eenentwintig uur na hun spannende landing - en na tientallen kilo's stenen en maanstof te hebben vergaard - drukte Neil Armstrong op de knop van de raketmotor, die de Eagle scheidde van zijn on derstel. De Eagle verhief zich van de maan op weg naar de Columbia, het moederschip van de Apol- lo-vlucht, waar Mike Collins op hen wachtte. Twee dagen later plonsten zij in de Stille Zuid zee, waar president Richard Nixon hen op het vliegdekschip USS Hornet opwachtte. Maar de drie ruimtevaarders werden eerst twee dagen in qua rantaine gehouden, bang als men was dat zij mis schien vreemde virussen van de maan zouden hebben meegenomen. Zij werden ontvangen als helden met een para de van ongekende omvang. Na de Apollo 11 togen nog vijf Apollo's naar de maan. De vlucht van de Apollo 13 moest wegens een technisch manke ment worden afgebroken en James Lovell en Jack Swigert zetten nooit voet op de maan. Het is ironisch dat de laatste mens die op de maan heeft gelopen, Harrison Schmitt van de Apollo 17, de eerste wetenschapper en de eerste niet-militair was. Daarna werd het Apollo-pro gramma stopgezet. Er was geen geld meer. De pu blieke interesse verflauwde. Politiek had Apollo zijn doel meer dan bewezen, wetenschappelijk was men op aarde na zes maanlandingen en 843 kilo maansteen niet echt meer geïnteresseerd. T™1 dwin 'Buzz' Aldrin ziet er - op z'n 64ste - goed I - uit. Zelfverzekerd kijkt hij de persruimte van de Autonoma Universiteit van Barcelona in. Hij is hier om zijn zoveelste lezing tijdens zijn zoveelste reis over de wereld te houden. Aan de middenvinger van zijn linker hand schittert een enorme ronde ring, net zo opzichtig als het gouden horloge aan de pols. Aan zijn rechterhand draagt hij eveneens een gouden ring, die de vorm heeft van een hal ve maan met een ster. Het zijn drukke weken voor hem, zegt hij. Aldrin pendelt al enige tijd heen en weer tussen Europa en de Verenigde Sta ten. Zijn agenda is gevuld met congressen, lezingen, pers conferenties en ontvangsten, zoals onlangs door de Spaanse koning Juan Carlos. Duizenden malen is hem gevraagd of de maanlanding zijn leven heeft veranderd. „Ontkennen dat mijn leven ingrij pend anders is geworden, heeft geen zin. Je wordt als het ware publiek bezit door bij zo iets groots als de eerste wan deling over de maan betrokken te zijn geweest. Armstrong, Collins en ik waren de eersten die NASA verlieten. Toen pas bleek dat er niets was geregeld voor ons, zelfs geen pen sioen. Ik heb zelf maar één promotie gehad. Je kunt gerust zegen, dat de NASA zijn historische astronauten slecht heeft behandeld", aldus Aldrin, die met tegenzin toegeeft lange tijd aan zware depressies te hebben geleden als gevolg van overmatig alcoholgebruik. DIE NEGATIEVE periode van zijn leven is voorbij. Hij is nog steeds nauw betrokken bij de meest recente ontwikkelingen in de ruimtevaart en probeert met name in de VS en in Euro pa steun te krijgen voor een nieuw, beter onderbouwd ruim teprogramma, waarin maanlandingen ook weer een plaats moeten krijgen. Want het is inmiddels al weer 22 jaar gele den, dat de laatste mens over de maan liep. „Het probleem van het Apollo-programma was dat het slechts gebaseerd was op een korte-termijnpolitiek die werd bepaald door de opvatting dat de Sovjets moesten worden afgetroefd „Die politiek heeft voor ons, Amerikanen, met het Apollo- programma dus uiteindelijk een concreet resultaat opgele verd. Maar diezelfde politiek zorgde er ook voor, dat elke lan- ge-termijnplanning moest wijken. Er is bijvoorbeeld toen nooit enige aandacht besteed aan het hergebruik van raket ten, met als gevolg dat maanreizen veel te duur werden. La ter heeft men dat emgsins proberen te corrigeren door het Space Shuttle-programma, maar toen was het al te laat". Aldrin ziet dan ook niet hoe binnen afzienbare tijd er wel nieuwe maanreizen kunnen worden ondernomen: „Het pro bleem blijft de financiering door onduidelijkheid over het rendement. Alleen als men concrete ruimtedoelen over een langere tijd weet te definiëren en de internationale samen werking vergroot wordt, zal er mogelijk geld vrijkomen". TOCH SLUIT Aldrin niet uit dat een aantal landen, met na me in Azië, nog deze eeuw opnieuw zal proberen een eigen ruimteprogramma invulling te geven. „Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn met Japan en China. Vergeet niet, dat alle Russiche raketten en technologie te koop zijn. Ik ben zelf ook voorstander van nauwere samenwerking met de Russen. Zij beschikken over veel betere lanceermotoren. Maar ik merk ook, dat veel westerse landen nog aarzelen om Rusissche rakketten te subsidiëren. Daar moet het wel naar toe. Dat wij in Amerika Russische motoren maken om de ruimtestations te kunnen lanceren, en die maanbezoeken en trips naar Mars tot een werkelijkheid maken." Over de politiek van de regering-Clinton met betrekking tot de ruimtevaart is Aldrin gematigd te spreken: „De Republi keinen zijn altijd actievere ondersteuners van ruimteprojec ten geweest dan de Democraten. Vergeet niet dat vijf jaar geleden ook al gesproken werd over het lanceren van ruimte stations en nieuwe maanreizen. Maar de benodigde financi ën zijn nooit door het congres verschaft en ook de regering- Clinton maakt er geen haast mee." NAAST HET promoten van zijn eigen ideeën over een nieu we ruimte-politiek schrijft Aldrin op dit moment een science fiction-boek over ruimtevaart. Waarom sciencefiction? „Dat is iets wat ik al wil doen sinds ik in 1966 met de Gemini 12 voor het eerst de ruimte in ging. Het wordt een verhaal over het verleden en de toekomst van een buitenaardse bescha ving die onze ruimte-activiteiten stimuleert. Het boek geeft mij de mogelijkheid om onder woorden te brengen wat wij nu verder met onze ruimtevaart moeten doen". Maar is het niet vreemd, dat hij, een astronaut, die nergens buitenaards leven in de ruimte heeft ontdekt, een boek schrijft over zulke wezens? „Ik beschouw science fiction als een wonderlijke stimulans voor verbeelding en creativiteit. Zonder dit soort verhalen en films zouden we in de ruimte nooit de dingen hebben kunnen realiseren die we hebben bereikt. Men vraagt mij vaak: geloof je in vliegende schotels en dat soort zaken? Dan kan ik alleen maar zeggen: nee, want afdoende bewijs is nooit geleverd. Maar anderzijds ge loof ik ook dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de mens het enige intelligente wezen in ons zonnestelsel is. Er zijn nog zoveel sterren en melkwegstelsels waar we niets van weten, dat ik wel moet aannemen dat er nog ergens anders intelli gente wezens bestaan. Wij zullen er vroeg of laat mee gecon fronteerd worden, daar ben ik van overtuigd". Zou hij zelf nog eens een keer naar de maan willen gaan? „Dat zou dan, gezien mijn leeftijd snel moeten gebeuren. Binnen 1 a 2 jaar dus en dat zit er met in. Natuurlijk wil ik nog een keer naar de maan. Toen wij er in 1969 waren, moesten we zoveel handelingen verrichten dat er nauwelijks tijd was om rond te kijken. Latere astronauten hebben daar veel meer de kans voor gehad. Maar erg vind ik het niet. Er zijn nog zoveel plekken op de aarde die ik niet heb gezien. Voorlopig kan ik hier nog vooruit". De drie atronauten 25 jaar later. Van links naar rechts: Neil Armstrong (de eerste mens op de maan), Michael Collins (die in het moederschip 'Columbia' wachtte) en Edwin Aldrin (als tweede op de maan). FOTO AP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 27