In de schaduw
van vader,
de verzetsheld
yjj
ZATERDAG 9 JUL11994
Niet alleen kinderen van 'foute' Nederlanders kampen met
problemen. Treuren omdat je vader een verzetsheld is geweest,
blijkt ook mogelijk. Dat Johannes Post méér dan anderen in de
schijnwerpers staat, vinden zijn dochters moeilijk. „Want die
belangstelling straalt ook op ons af. En op die manier komen we
nooit los van het verleden.Vier dochters van de Drentse
verzetsstrijder vertellen hun verhaal.
Kinderen van Johannes Post
komen nu pas toe aan
hun eigen oorlogstrauma
et^ klinkt misschien raar,
JA A. traan om vader gelaten. Ia,
's nachts, stiekem, als je in je bed lag, maar
nooit waar anderen bij waren", vertelt Hilda
Eikelboom (62) uit Hilversum. Zejs de oud
ste van de acht kinderen Post. Vijftig jaar na
de dood van vader Johannes'spoelt ze de film
van het verleden terug, samen met haar zus
ters Trijtieke Blom (60), Dinie de Mooij (56)
en Hermien Kralt (52).
Na de Tweede Wereldoorlog verstopten ze
het verdriet om de dood van hun vader.
Daarin gingen ze echter ook voorbij aan hun
eigen oorlogservaringen. Met geen woord
repten de kinderen over wat ze meemaakten.
,,We zijn opgegroeid met de slogan: 'er is al
tijd iemand die het zwaarder heeft dan jij'.
Wie ben je om dan nog te klagen?" schetst
Trijneke haar beweegredenen om er tot dus
ver niet over te praten. „Zolang moeder leef
de, konden we er niet op deze manier over
praten. Maar nu zijn we zover om ons ver
haal te vertellen."
Op 16 juli is het precies een halve eeuw ge
leden dat de Duitsers Johannes Post sa
men met andere verzetsmensen in de dui
nen bij Haarlem fusilleerden. Ook zijn twee
broers, Marinus en de Rijnsburgse dominee
Henk zaten ii\ het verzet. In november 1944
werd Marinus eveneens doodgeschoten.
De persoon van Johannes Post kreeg ech
ter vanaf het begin meer aandacht. „Begrijp
me goed: wé zijn ontzettend dankbaar voor
wat hij heeft gedaan. Maar als er weer allerlei
plechtigheden rond vader zijn, voelen we ons
bezwaard tegenover de rest van de familie.
Oom Marinus heeft ook zo veel gedaan en
zijn gezin heeft het in de oorlog veel zwaar
der gehad dan het onze", zo brengt de Rijns
burgse Hermien de stemming van de familie
leden onder woorden.
Dal schrijver Anne de Vries het geromanti
seerde levensverhaal van Post De levensro
man van Joliann.es Post) direct na de oorlog
op papier zette, is 'nooit de bedoeling' ge
weest. Hermien: „De Vries en vader waren
vrienden. In de oorlog heeft vader hem ge
vraagd een boek over het verzet te schrijven.
Maar dat moest over de feiten gaan, niet over
vaders persoon.
Omdat er rond haar vader een soort mythe
is gecreëerd, had Hermien moeite om haar
eigen identiteit te ontdekken en ontwikkelen.
„Zeker omdat ik geen herinneringen aan va
der heb; ik ben pas in 1942 geboren. Iedereen
had altijd de mond vol ovqr vader en zijn da
den. Aan de ene kant was ik trots, maar ik
was ook onzeker. Ik werd nogal eens beoor
deeld op de verdiensten van mijn vader. Ik
moest echt vechten om mezelf te blijven. Om
te zeggen; Ik ben ik en geen verlengstuk van
mijn vader."
Spreekuur
Het verhaai van de vrouwen begint in juli
1943. Ze woondèn op de boerderij in het
Drentse Nieuwlande. Dat hun vader leider
was van de plaatselijke knokploeg (KP), daar
van hadden ze nauwelijks weet. Wel dat er
'iets' aan de hand was. „Dan kreeg je er op
eens een zus en een tuinman bij. Mensen lie
pen af en aan, vooral 's avonds leek het wel
een spreekuur. Soms verdween vader met die
mensen naar de bossen achter het huis. Daar
hadden ze zeker een schuilplaats", vertelt
Trijneke uit Uithoorn.
Het grote keerpunt kwam toen de Duitse
Sicherheitsdienst Johannes Post en de Joodse
onderduikster Thea die tevens zijn koe
rierster was oppakte na een tip. De Duit
sers sloten hen op in een Apeldoorns politie
bureau. Thea verdween naar Westerbork en
kwam later om in de gaskamers van Sobibor.
Een politierechercheur liet Jqhannes echter
ontsnappen. Alle leden van het gezin Post
doken onder bij verschillende families in
Nieuwlande en omgeving.
Dinie uit Rijnsburg: „Ze hebben me uit
huis gehaald, maar hoe? Dat is één zwart gat.
Dat ik weg moest van de boerderij, in mijn
eentje bij vreemden wonen, die overgang is
te groot geweest. Ik was pas vier, ik kon dal
moeilijk verwerken." De aankomst op haar
onderduikadres staat Dinie nog wel helder
voor de geest. „Ik stapte binnen en iedereen
zat aan tafel. Alle ogen waren op mij gericht.
Ik voelde me zo klein en alleen tussen al die
grote mensen. Ik heb vreselijk gehuild."
Ook Trijneke klapte dicht. „Na schooltijd
haalde mijn oom me op en zette me achter
op zijn bagagedrager; ik ben niet meer thuis
geweest. Zonder afscheid weggaan, dat kun
je als kind van acht toch niet behappen? Wij
kinderen waren helemaal niet voorbereid op
zoiets als onderduiken."
De gebeurtenissen drukten een stempel op
hun jonge leven. Op het onderduikadres van
Dinie hielden de Duitsers regelmatig huis
zoekingen. „Ik stond een keer op de deel aan
een deur te trekken. Klapte 'ie opeens open
en stond er een levensgrote Duitser voor
mijn neus. Ik dacht dat mijn hart stokte. Of er
stond midden in de nacht zo'n vent in uni
form aan je dekens te trekken om te kijken of
je wel alleen in bed lag. Of je er wel thuis
hoorde.
Echt héél bang ben ik niet geweest. Ik voel
de toch wel dat ik daar veilig was. Maar ook
al was ik nog zo verdiept in mijn spel, als ik
motorgeronk hoorde, rende ik al naar binnen
om iedereen te waarschuwen. Altijd bedacht
op gevaar."
Op de vlucht
Ook het tienerbestaan van Hilda veranderde
ingrijpend nadat haarvader was opgepakt. In
tegenstelling tot de andere kinderen wisselde
ze voortdurend van verblijfplaats. „Ik ben al
tijd bij mensen in huis geweest die in het ver
zet zaten. Die mensen leefden voortdurend
in de angst dat de Duitsers me te pakken
zouden krijgen. En ik wist te veel. Eigenlijk
was ik altijd op de vlucht."
Want de jonge Hilda bracht in opdracht
van haar vader gecodeerde boodschappen
over. „Onze hond is in de oorlog vele malen
loops geweest. Hoe vaak ik dat niet tegen ie
mand moest zeggen. En ik wist niet eens wat
het betekende, maar die ander wist dan ge
noeg."
Omdat jonge kinderen van de Duitse auto
riteiten geen identiteitsbewijs hoefden te
dragen, kon ze zonder argwaan te wekken af
en toe haar zusjes bezoeken. Ondanks de be
wegingsvrijheid was'ze hang. „Ik kon nooit
zeggen: ik ben Hilda Post en daar woon ik.
Mijn helpers konden anders grote moeilijk
heden krijgen. De Duitsers beschouwden va
der als een terrorist. Ze kunnen jou als gijze
laar gebruiken, werd mij voortdurend inge
prent."
Angst voor ontdekking was er bij haar al
tijd. Hilda: „Soms ging ik wel naar school.
Een keer zei een jongen tegen me: jij bent er
een van Post. Minutenlang stond ik trillend
in het gangetje bij het toilet, totaal ontred
derd. Ik durfde niet terug naar de klas. Uit-»
eindelijk kwam de meester me zoeken en die
stuurde me naar huis. En ik verhuisde weer."
Ook Dinie was een Pietje Precies als het
om het verbergen van haar echte identiteit
ging. „Niemand heeft me ooit iets uitgelegd,
maar ik voelde toch wel aan dat ik niet voor
niets uit huis was gezet. Niemand mocht we
ten dat ik niet Dinie Koekoek was. Ik was
daar heel fel op. Zo kreeg ik een psalmen
boekje cadeau. Ze grapten dat ze er 'voor Di
nie Post' in zouden schrijven. Ik raakte over
mijn toeren, zo verontwaardigd was ik. Ik
was hun kind, ik was Dinie Koekoek en dolt
moesten ze opschrijven. De naam Post was
te gevaarlijk."
Sporen
De moord op hun vader, hun onderduiktijd;
de vier vrouwen beleefden het ieder voor zich
anders. Maar één ding hebben ze gemeen: de
gebeurtenissen lieten onuitwisbare sporen
achter. Zo was Hilda getuige van de moord
op een neef en een onderduiker toen ze hij
familie in Nieuwlande verbleef.
Hilda: „Op een avond zaten we allemaal
buiten, met die twee jongens erbij. We maak
ten met z'n allen lol, stoeiden een beetje, gin
gen besjes plukken. En de volgende morgen,
om zeven uur, zijn die jongens vermoord
door de Duitsers."
De tranen staan in haar ogen en even valt
ze stil. Dan tekent Hilda met haar vingers een
Hermien Kralt (staande) en Dinie de Mooij: „Niemand heeft ons ooit gevraagd of wij die belangstelling wel
FOTO DICK HOGEWONINC
plattegrond. „Alle boerderijen waren omge
ven door water en je kon er alleen via een
brug komen, 's Morgens zagen we een over
valwagen staan. Er was dus ergens een razzia
aan de gang. Maar omdat onze brug open
stond, maakten wij ons geen zorgen. Na het
ontbijt liep mijn oom met de twee jongens
naar buiten. Vanaf de andere kant schoten de
Duitsers op hen. Ze doken in het veld en het
Ieek.voorbij. Maar er lag een bootje en daar
mee is een Duitse officier overgevaren. Die
heeft ze gewoon afgeknald. Hij wist niet eens
wie ze waren. Later verweet die familie me
dat het kwam omdat ik een Post was. Maar
daarmee had het niets te maken."
Huilen
Een maand eerder had Hilda te horen gekre
gen dat haar vader was gefusilleerd. „Het was
twaalf uur 's middags toen ze dat vertelden.
Die mensen stuurden me direct naar een an
der adres. Normaal had ik daar binnen twin
tig minuten moeten zijn, maar ik kwam er
pas om half vier aan. Ik weet niet waar ik in
die tussentijd ben geweest. Het eerste dat ik
me herinner, is dat oom Jan met mij ging
bidden omdat ik heelhuids was aangeko-
Trijneke daarentegen herinnert zich haar
scherp hoe zij reageerde op het bericht. ,,De
man bij wie ik was, vertelde het in twee ge
deelten. 's Avonds zei hij dat vader was opge
pakt. Nou, daar maakte ik me geen zorgen
over. Vader was toch altijd iedereen te slim
af. De volgende ochtend kreeg ik het hele
verhaal te horen. En ik weet nog dat ik dacht:
als je vader dood is, moet je huilen. Dat deed
ik dus maar. Heel even."
Na de bevrijding keerden de kinderen een
voor een terug naar de ouderlijke boerderij.
„Natuurlijk waren we hartstikke blij dat we
elkaar weer zagen. We hadden elkaar twee
jaar niet gezien. Maar iedereen was ook ver
anderd, niets(was bij het oude gebleven. Va
der was dood", zegt Dinie.
Vooral voor Hermien waren al die broers
en zussen een vreemde gewaarwording. „Als
hummeltje van anderhalf ben ik weggegaan.
De mensen bij wie ik bleef, waren papa en
mama voor mij. Mijn eigen moeder kende ik
niet. Ik begreep er weinig van." Dinie knikt
medelevend. „Jij zat heel vaak in het raamko
zijn. Duimend staarde je urenlang naar bui
ten. We konden weinig vat op jou krijgen."
Al snel verhuisde de weduwe Post met haar
kinderen naar Rijnsburg, waar haar zwager,
dominee Henk Post, woonde. Met veel ge
noegen halen de vrouwen herinneringen op
aan hun aankomst in dat 'verre' Rijnsburg.
„De plaatselijke verzetsgroep had ons huis
opgeknapt en schoongemaakt. We werden
heel feestelijk onthaald. Het hele huis stond
vol gladiolen", herinnert Dinie zich. „In
Rijnsburg was zo veel aandacht voor moeder.
Iedereen stond altijd klaar om een handje te
helpen. Dat is altijd zo gebleven. Daar zijn we
echt dankbaar voor", vult Hermien aan.
Verdriet
Hoewel het normale leven weer doorging,
kon niemand loskomen van zijn oorlogsher
inneringen. De houding van hun moeder be
ïnvloede de manier waarop de kinderen met
hun verdriet omgingen. „Moeder had een
bepaalde hardheid. We moesten flink zijn en
niet zeuren. Dat werd ons met de paplepel
ingegoten, vader was immers ook dapper ge
weest", beschrijft Hilda. „Maar moeder sprak
wel veel over vader", vult Dinie aan.
„Ik geloof niet dat moeder ooit een goed
rouwproces heeft doorgemaakt. Ze slikte
haar verdriet weg. Maar dat ze nooit huilde,
is niet waar. Ik herinner me dat ze heel mak
kelijk volschoot, ze was snel geëmotioneerd",
zegt Trijneke.
Moeder zo min mogelijk belasten met vra
gen, was een onuitgesproken code binnen
het gezin. Ook toen ze volwassen werden,
repten de kinderen onderting met geen
woord over hun oorlogservaringen. Pas nu
komen de verhalen los. Ook omdat de vrou
wen beginnen te erkennen dat ze hun ogen
er niet langer voor kunnen sluiten.
Zo ziet Hilda onder ogen dat ze haar erva
ringen heeft weggestopt. „Alles zit achter ver
schillende luikjes, die op de vreemdste mo
menten opengaan. Zo was ik vorig jaar in
Duitsland. Opeens reed er een auto voorbij
met wat joelende jongelui erin. Dat Duitse
geschreeuw... Ik wilde alleen maar vluchten,
weg van die plek. Ik zakte zowat dodr de
grond van angst. En die jongens konden er
écht niets aan doen, het zit in mij. I Iet duur
de dagén voordat ik er een beetje over heen
Om diezelfde reden bezoekt ze de
die haar in de oorlog hebben geholpen het
echtpaar Rombout uit Hoogeveen nauwe
lijks. „Ik kan dat allemaal niet aan. Terwijl zij
echt mijn veilige haven waren. Bij al die an
dere mensen voelde ik me teveel. Die waren
me liever kwijt dan rijk, omdat een Post in
huis hun eigen verzetswerk in gevaar bracht.
Hoewel ik bij meneer en mevrouw Rombout
nooit lang kon blijven, kreeg ik daar wel een
arm om me heen. Maar als ik ze ontmoet,
ben ik dagen van slag."
De vier vrouwen hielden tegen elkaar en
zelfs tegen hun echtgenoten en kinderen hun
mond stijf dicht over wat zij hadden meege
maakt. Trijneke: „Mijn motto is altijd ge
weest: doorgaan, niet over praten. Mijn man
is joods. Alleen zijn zus en tante kwamen uit
de kampen terug. Mijn verhaal heb ik hem
nooit verteld. Wat hij heeft meegemaakt, is
immers veel erger. Op vakantie in Norman-
dië besefte ik onlangs dat ik absoluut niets
van de oorlog weet. Daar op dat strand be
greep ik dat ik dezelfde fout maak als mijn
moeder. Ik heb immers ook nooit met mijn
kinderen gesproken."
„Er niet over praten, dat zit er bij ons zo in
gebakken. Bij films over de oorlog ging ik
over op een ander net. Het boek van Anne de
Vries over vader heb ik jarenlang niet kunnen
lezen, af en toe een bladzijde, verder kwam ik
niet", beschrijft Dinie.
De dood van hun moeder, drie jaar gele
den, is de eerste steen die afbrokkelt van de
muur die de vrouwen om zich heen hebben
opgetrokken. Trijneke: „Eindelijk kunnen we
hier over gaan praten. En dat moet ook, ik
moet mezelf óók recht doen. Ik heb ook een
oorlogsverhaal. De held heelt altijd centraal
gestaan, maar nooit heeft iemand gevraagd
wat de kinderen hebben meegemaakt. Op
mijn vader kan ik trots zijn. Maar het is niet
goed om mijn eigen pijn naar de achtergrond
te schuiven, die moet ik onder ogen zien.
Bij de dood van mijn moeder besefte ik dat
we vader nooit hebben begraven. De verzets
man wel, die ligt in Bloemendaal. Maar om
vader hebben we nooit kunnen rouwen.
Daarvoor kregen we de kans niet, omdat zo
veel mensen hem in leven houden. We heb
ben daarom toen een rode roos op moeders
kist gelegd, als een symbolisch afscheid."