'Inspraak werkt vervlakkend' wëTk Oranje staat op vier wielen Theo Bakker ESP RE Het Gesprek van de Dag Gewond een plaatje met een gaatje Voor de werkloze Ben Walenkamp en Tjeerd van Rij struien op zoek naar 'lelijk' Leiden rond bij de Kerkbrug. Paaltjes, hekken en onkruid. kast te plaatsen. Absurd. En kijk eens eventjes om de hoek: een aansluiting voor de brandweer naast een elektriciteitskastje en een afvalbak. Drie lelijke dingen naast elkaar. Een puist in het stadsbeeld. En van die puisten zijn er hier honderden. De mensen die die dingen plaatsen denken daar niet bij na, werken langs elkaar heen. En ze hebben in de loop der tijd een te grote bevoegdheid gekregen. Je kunt ze geen smaak schoppen. Kijk zo'n oude straatlantaarn nu eens, daar moet geen spaar lamp in maar een gewoon peer tje. En dail al die verschillende lantaarnpalen hier. Als je op de Steenschuur staat en je kijkt het Van der Werffpark in, kun je zes verschillende type lantaarnpa len zien. Geen gezicht." „Je praat nu wel heel mooi", zegt Walenkamp. „Maar hier is in het verleden allemaal niets aan gebeurd. En je bent al vier jaar wethouder." „Dat klopt", zegt Van Rij. „Maar nu werken we er dus wel aan." Stevenshof De Stevenshof. Ook zo'n mooi project volgens Walenkamp. Had net zo goed in Meppel kunnen staan. „Ik noem het al tijd maar stuifsteden. Met voor en achter een tuintje. De Ste venshof is toch geen stadswijk! Die wijk sluit helemaal niet aan op de architectuur van de stad." „Ik hoorde laatst iemand over de Stevenshof zeggen:van le lijkheid vind ik die wijk alweer mooi", pareert Van Rij. „De wijk is over het algemeen niet slecht gebouwd, maar er zijn hele lelij ke dingen. Die gebouwen die Van Oerle en Schrama hebben gemaakt. Moet je eens in een dubbeldekker zitten en al die liftkokers er zien uitsteken. Ook zo'n probleem. Maar ja, die ko- kers staan niet op de tekening, die worden niet in de toetsing van de welstandscommissie meegenomen." Ach, het is toch een rommeltje, die Stevenshof', houdt Walen kamp aan. Van Rij: „Het probleem is dat er niet één stedebouwkundige vi sie in zit maar drie. Dat komt door de politiek. Destijds zei Tesselaar 'Het kan me niet schelen wat voor huurwoningen er komen, als ze maar niet meer dan 400 gulden per maand kos ten'. Ik ben daar absoluut op te gen. Ik zeg: laten we de mensen meer oppervlakte geven en dan voorzieningen zoals wastafels en keukenkastjes weglaten. Die mensen hebben altijd wel vriendjes die die dingen kunnen aanleggen. Geef ze de ruimte." Hoogvliet Het summum van lelijkheid in Leiden is ongetwijfeld het com plex van Hoogvliet aan het Le vendaal. Dat complex met die foeilelijke, niet renderende par keergarage. Albert Heijn aan de Ir. Driessenstraat en de Peli kaanflat staan op de tweede plaats. Volgens Walenkamp heeft deze lelijkheid kunnen ontstaan doordat Leiden geen stadsarchitect heeft die een en ander scherp in de gaten houdt. En dan nog wat: laat de ge meente haar oren niet veel te veel hangen naar de projecton- wikkelaars? .Ach, bijna aan alle opdrachten wordt gesleuteld", zegt Van Rij. „Maar een goede architect laat een ambtenaar nooit meeteke nen. Dat is zijn eer te na, hij verdedigt zijn ontwerp. Maar hier moeten de stedebouwers vaak te veel architect gaan spe len. Dan proberen ze van een gebouw dat een vier verdient een zes minnetje te maken. Dat moet je niet doen. Maar ik ben het met Ben eens dat die Peli kaanflat van Barkema erg lelijk is. Alleen al wat proporties be treft." „En wat ook erg vervlakkend werkt, is inspraak. Neem nu Cronesteijn, dat café-restaurant aan de Vliet. Was eerst een erg mooi gebouw. Karakteristiek. Nu is er zo'n vreselijke uitbouw Reacties en suggesties voor "Gesprek van de Dag" Telefoon 071-356444 of Postbus 54,2300 AB te Leiden Bruikbare tips worden beloond cadeaubon 25 gulden gekomen. Is de welstandscom missie mee akkoord gegaan. Na vijfwurgvergaderingen zijn de mensen die de schoonheid van het ontwerp moesten beoorde len, mee gaan ontwerpen. Dat is een grote fout. Ik zei: 'Jongens, dit kan niet, dit vind ik zo af schuwelijk.' Ik heb er in de raad over laten stemmen. Het college steunde me, maar de raad niet. Een van de raadsleden was op gebeld door iemand met een uitgesproken standpunt. En dat standpunt is gevolgd." „Neem nu al die glasbakken, papierbakken en textielbak ken", zegt Walenkamp. „Ook zo'n doom in het oog. Die din gen worden maar overal ge dumpt. Weet je waar zo'n glas bak thuishoort? Bij de super markten, bij Albert Heijn, vlak bij de ingang. Want daar komen toch de meeste flessen van daan." „Mee eens", zegt Van Rij. „Die dingen zijn neergezet zonder dat er bij is nagedacht. Ze moe ten eigenlijk ondergronds ko men. Daar wordt op dit ogen blik over gedacht. Ander heikel punt. Het Vredes- monument op de Garen markt. Als het aan Walenkamp ligt, wordt het nimmer meer gerepa reerd. „Laat het maar slopen door vandalen, laat het maar verpauperen. Het is in de we reld toch ook geen vrede. Die plek alleen al! Maar ja, wat wil je, ik heb de commissie cultuur en kunst wel eens aan het werk gezien...nou, daar heb ik geen hoge pet van op." „Vind je het gek", zegt Van Rij. „Iemand die echt creatief is, gaat toch niet al die stukken zit ten lezen. Die begeeft zich toch niet in de terreur van het stad huis." ZATERDAG 18 JUN11994 Tjeerd ran Rij en Ben Walenkamp over 'lelijk' Leiden Jenny zet de omlijning van haar pas zeventienjarige ogen extra zwaar aan. Ze kijkt maar ziet zichzelf niet. Niets in haar schrikt nog van de onverschil ligheid waarmee ze zichzelf in ogenschouw neemt. Wat geur en weg zonder te groeten. Het is midden op de dag nog pas, maar vervelen kun je je beter in het café dan thuis. Jenny sloft over de Haarlemmer straat, hoog water, gympen, heeft nergens oog voor. Ze is in gedachten. Haar blafhoest doet voorbijgangers kijken, maar zelf is ze eraan gewoon. Voor haar is het een onbewust protest, een opzettelijke ver waarlozing van haar lichaam. Een leeftijdsgenootje roept haar. Even richt Jenny het plukhaarhoofd op en zegt „Hé, Sandra", dan schuifelt ze verder. Waarom praten met zo'n trut die nog naar school gaat? Jenny heeft school wel gezien, eigenlijk alles wel ge zien. Ze is bijna bij haar dag café nu, daar zal ze Wim tref fen en Marco, die geloven het ook wel. Hopen maar dat ze stuff bij zich hebben. Nou ja, er is altijd wel iemand die wat te blowen heeft. Jenny komt binnen, bestelt een pilsje, zet zich aan het nen en vrouwen die in haast voorbij marcheren. Dat ze on danks hun gewichtigheid nog vooruit komen, flitst het. 'Zie je, ik verzin ze zo. Zo'n man die 'melk de witte motor' heeft bedacht, krijgt daar ton nen voor, vertelde mijn vader laatst. Voor zo'n flutzinnetje. Maar ik heb er geen zin in. Is dat alles, geld verdienen? Ja, dat godver alles voor ze, geld verdienen.' „Hé Wim, jij komt op tijd zeg. Ik begin net een beetje depri te worden. Ik van jou roken, jij van mij drinken, o.k." Jenny heeft een kwade dronk en rook deze middag. Alle woede, alle vragen, alle uit zichtloosheid wordt er alleen maar helderder en schrijnen der door. Wim zit naast haar en weet wat er in haar om gaat. Toen ze nog hun school uren aan het gymnasium ver- spijbelden, hebben ze het er vaak over gehad. Je drinkt te snel, zegt-ie. Jenny waant zich in een dool hof zonder uitweg. Wat ze ziet bevalt haar niet en hoe het anders moet? Jenny heeft ou ders die druk-druk zijn, van die eind-veertigers bij wie elk uur van de agenda ingevuld is en voor wie 'zalig nietsdoen' al lang tot VUT-utopie verval len is. Ze vindt haar ouders twee prototypes van volwas senen. En die haat ze. „Heb je nog wat, Wim?" Er ligt een krant op het tafeltje aan het raam, met middenop een foto van twee jongetjes in Rwanda. Het jongste ventje ligt de angst voor eeuwig in de ogen bestorven, zijn oudere broertje klemt hem tegen de borst en houdt zijn hoofdje vast. Beiden zijn gewond. Jen ny wijst Wim op de foto. Stil zwijgend verder drinken volgt. De snelheid van het drinken en de heftigheid van het inha leren, verraden hang naar de structie. „Weetje hoe ze ons noemen, Wim? De generatie van nix. What the fuck, ze hebben niks overgelaten. Die oorlog, die comsumptiemaatschappij, dat stomme kapitalisme, de vernietiging van de natuur, de hongersnood, verschrikkelijk allemaal. Maar het ergst, het meest onverteerbaar is het, dat ze alle illusies om zeep hebben geholpen. Het socia lisme, het communisme, alles wat geprobeerd kan worden om het 'anders' te doen, heb ben ze al laten mislukken. En nu vluchten ze in hun vicieu ze cirkel van 'meer verdienen, meer uitgeven' en noemen ons de generatie van nix." Wim kijkt naar Jenny. Opbeu rende teksten kent hij, jongen van negentien nog maar, niet meer. Stilzwijgend trekt hij haar tegen zich aan en houdt haar hoofd vast. Beiden zijn gewond. Wethouder Tjeerd van Rij is stipt op tijd. Leiden-kenner Ben Walenkamp ook. De heren heb ben kennelijk zin in de wande ling. Een wandeling tijdens wel ke de heren zich een uurtje gaan ergeren aan de lelijkheid in Leiden. En dat onder het Dorrestijnsiaanse motto: 'Schoonheid is maar tijdelijk, zij verdwijnt heel snel. Wat blijft, dat is de lelijkheid, de lelijkheid, jawel!' Er is afgesproken op het terras voor De Burcht, waar Walen kamp meteen fel inhakt op Van Rij, die het heeft over de vele brieven die binnenkomen waar in de burgers hem wijzen op le lijke dingen. „Maar dat is toch doodeng!", schreeuwt Walen kamp, „dat is toch een soort verkükkerij waar de gemeente niet op in zou moeten gaan!" Van Rij blijft rustig. Hij heeft zich, zo zal later blijken, uiter mate goed voorbereid op de wandeling en het gesprek. Kaapt alle kritiek voor de neus van Walenkamp weg. „Het is eng als het over burenruzies gaat", zegt hij, „maar als de schoonheid van de stad in het geding is, dan mag het van mij best" Katapult De capuccino is niet te drinken. Melk waar met een katapult een paar koffiebonen doorheen zijn gejaagd. En dan de stoeltjes waarop het eerbiedwaardige ge zelschap moet plaatsnemen. Van die lelijke plastic kuipstoel tjes. „Dat zou verboden moeten worden op zo'n mooie plaats als deze", schampert Van Rij. „Waarom neemt die eigenaar geen rieten stoelen, waarom geen natuurlijk materiaal?" Ho, ho. tot hoe ver gaat de betutte ling? Wat is dat!? Straks zegt ie mand nog dat Van Rij het jasje dat hij aan heeft niet mag dra gen. Aardig balletje trouwens, dat ruitje. De overheid moet betuttelend zijn, vindt Van Rij. Is nog lang niet betuttelend genoeg als het gaat om de schoonheid van Lei den. Walenkamp: „Maar wacht even, hoe minder je de overheid opmerkt, hoe beter die overheid functioneert." „Mee eens", zegt Van Rij. Puisten Aan de voet van de Burcht staat een bankje. Er verschijnt een klein slopersballetje in de blik van Van Rij. „Lelijke bank. Die betonnen voet en dan dat hard hout. Brrr! Maar hij is ook nog eens niet geschikt voor ou deren. Om van een bank op te kunnen staan, hebben ouderen een leuning nodig. Welnu, mooie banken met een leuning zijn bijna niet te vinden. We la ten er nu als gemeente zelf maar een ontwerpen." Walenkamp: „In landen als Frankrijk hebben ze van die mooie gietijzeren stoeltjes staan. Maar hier, hier regeert koning Wansmaak. En die stoel tjes zouden hier trouwens ook zo weg zijn." We gespen de knapzak om en gaan aan het wandelen. Bij een pand naast de openbare biblio theek is het al meteen prijs. „Kijk nu eens hoe wij met ons straatmeubilair omgaan", zegt Van Rij. „Daar staat gewoon een elektriciteitshuisje voor een raam. Dat pand is eerst een op slagplaats geweest maar nu dus een woonhuis. Ik kreeg het ver zoek om daar 'n nog grotere Spijkerbroekenblauw was zijn auto, toen-ie 'm twee weken ge leden kocht. Nu is-ie oranje, menie-oranje. Vol vlaggen, ster-, ren, een Hollandse leeuw en de tekst 'Voorschoten groet Oran je'. Zelfs de doppen van de twaalf jaar oude Renault 4 zijn opgefleurd. Voorschotenaar Marco Bakker (25) is duidelijk Oranje-gek. En.... hij had wat geld over om dat zijn broer maar 125 gulden wilde hebben voor het vehikel en een reisje VS op het laatste moment werd afgeblazen. Bij de kwalificatiewedstrijd in Po len was hij nog present, maar een verzorgde trip naar Amerika ging zijn budget toch echt te boven. En nu geeft zijn auto hem vol doening, aanzien èn contacten. Het begon al tijdens het spuiten en verven, met een groeiend aantal 'makkers'. Zonder al te gedetailleerde tekeningen, maakten ze er wat van aan het Voofschotense Kramsvogelerf. Een weekeind en drie avonden lang. Nu is het pronken geblazen. Als graveur Bakker naar baas Broomans aan de Leidse Zoe- terwoudseweg rijdt, draaien de hoofden driftig in zijn richting. Of neem de Noordwijkse boule vard, waar hij dit weekeinde zo heerlijk langzaam overheen reed: „De terrassen lagen dub bel. Men had nog nooit zoiets gezien." Het echte paraderen komt pas na de wedstrijden. Na iedere gewonnen pot wil Bakker toete rend door Voorschoten rijden: „Vlag uit het raam. Hollandse muziek aan en meebrullen maar." We kunnen heel wat rondjes verwachten. Want, wie het nog niet weet: 'we' worden wereldkampioen. Dick is dè ge neraal en moet zijn oren niet la ten hangen naar dat eeuwige geweeklaag over die lekke de fensie. Aanvalluh moeten we. Aanvallen en winnen. De Voorschotenaar kan het we ten, want hij voetbalt al jaren. Dit jaar nog in de zaterdag 1 van Randstad Sport, vanaf vol gend seizoen bij concurrent SVLV. Want Bakker is met zijn hele team overgelopen, teleur gesteld als hij is in zijn oude club: „Bij trainingen kreeg je zelfs geen hesjes." Mocht Oranje verliezen, dan spuit de Voorschotenaar zijn auto zwart. Niet direct. Want eerst wil hij er nog wat spelers mee rondrijden. Wachten lot de regen zijn auto weer spijker broekenblauw maakt, kan niet: „Loodmenie spoelt er niet zo maar vanaf. En roesten doet het ook al niet." Als Oranje wint, kan de regio nog jaren genieten van Bakker's oranje bakbeest. Tenzij het beestje er eerder de brui aan geeft, natuurlijk. PAUL VAN DER KOOU De oranje Renault van Marco Bakker uit Voorschoten. foto henk bouwman Ook al door de i heid waarmee politie, mare chaussee en douane controles uitvoerden. „Als je gepakt werd zonder plaatje, kostte je dat een bekeuring van vijftig cent tot anderhalve gulden. Voor een gewone handarbeider was dat een astronomisch bedrag. Die verdiende misschien iets meer dan vijftien gulden per week." En daar haakte het bedrijfsleven weer op in. Abresch en Louwe- rens bijvoorbeeld, een koffie- en theehandel uit Groningen. Met de punten op de pakken zoals we die nu ook nog wel kennen kon de klant sparen voor het plaatje. Maar het kon nog anders. Vervalsers probeer den hun slag te slaan. „Ze heb ben zelfs een keer een plaatje gemaakt van makerelehuid. Heb ik zelf dus ook geprobeerd. Kijk eens, van een afstandje ziet dat er toch heel behoorlijk uit. Alleen als je goed kijkt, zie je dat het niet echt is." Toch was er nog een veel opval lender aspect aan deze belas ting. Een aspect dat de sociale tegenstellingen uit die tijd schrijnend aan het licht brengt. „Werklozen kregen eén plaatje met een gaatje erin. Over discri minatie gesproken. Datzelfde gold voor mensen die beneden de-grens voor de inkomstenbe lasting zaten. Die plaatjes wer den kosteloos verstrekt. Maar discriminatie was het natuur lijk." De Jong laat een serie spotpren ten zien, in de omloop gebracht door de SDAP. Daarop moet Colijn, een politicus van christe lijke signatuur, het ontgelden. De belasting was met name wreed voor de gewone man, zo vonden de socialisten: Hij vilt, hoe vreemd 't mag ver luiden, het stalen ros der kleine luyden" „R\VB weg ermeeDe on-sociale rijwielbelasting, die onevenredig zwaar drukt op den eenvoudi- gen werker en zijn gezin, waar tegen de NSB gedurende het de mocratisch regiem vergeefs streed, moge in deze tijd, die op het belang der gemeenschap ge richt is, geheel verdwijnen." „Geen prettige lui natuurlijk. Maar het was wel slim van Mus sen en zijn club flink reclame te maken tegen het rijwielbelas- tingplaatje." zegt De Jong. Dat was aan het begin van de oor log. In 1941 werd de rijwielbe lasting, en daarmee het rijwiel- belastingplaatje afgeschaft. En jaren later begon de hobby van De Jong. Die 51 jaar is en de tijd van het plaatje persoonlijk niet heeft meegemaakt. „Wat ik dus nu vooral zoek zijn anecdo tes. De plaatjes en attributen heb ik nu wel." Een trotse Cor de Jong temidden van zijn verzameling. „Alle plaatjes en attributen heb ik nu wel." foto ben debruyn Zó probeerde de Staat der Ne derlanden de schatkist vol te krijgen in de eerste decennia van deze eeuw: burgers die een dienstbode in huis hadden moesten belasting betalen. Of nog gekker: de Nederlander moest belasting betalen voor het aantal vensters in zijn wo ning. „Personele belasting heet te dat. Je moest voor de meest vreemde zaken geld op tafel leg gen. Ik geloof zelfs datje moest betalen als je dobbelstenen en zout bezat, maar zeker weten doe ik het niet." Aan het woord is Cor de Jong. Die wél zeker weet dat de Nederlandse fiet- senbezitter vanaf 1924 belasting moest betalen voor zijn rijwiel. De Leimuidenaar weet dat, om dat hij de bijbehorende rijwiel- belastingplaatjes van weleer verzamelt en alle attributen die daarmee samenhangen. Postze gels? Daar kijkt niemand van op. Munten? Idem dito. Maar hoe komt iemand er in 's he melsnaam toe om rijwielbelas- tingplaatjes te gaan verzame len? De Jong haalt zijn schou ders op. Die vraag heeft hij nu al zo vaak gehoord. „Ach, je krijgt een keer zo'n plaatje hè. En dan nog eens een keer", klinkt het simpel. „Je hoort verhalen die erbij horen. Ja, en dan ga je vanzelf verder zoeken. Naar de achtergronden, een stukje ge schiedenis." Even voor alle duidelijkheid. Het rijwielbelastingplaatje was een metalen plaatje dat men op zijn fiets moest bevestigen na betaling der rijwielbelasting. Het was een bewijs dat er be taald was. Het bedrag varieerde jaarlijks van een rijksdaalder tot drie gulden, een flinke aanslag op de portemonnee. De toen malige minister van financiën, Colijn, was de bedenker van dit alles. En het werkte: de belas ting leverde het eerste jaar meteen al ruim vijf miljoen gul den op. „En de instelling van die belasting deed veel stof op-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 16