\\\x O-trKTTr 'Ik had in 't bos een bijl verstopt' 'Komsnei, anders maken ze elkaar af!' (11) Het Gesprek van de Dag 'De aardigste markt van Nederland' m Stof WOENSDAG 8 JUNI 1994 23 St Of u dat nu prettig vindt of niet, de kleur oranje is weer terug van weggeweest. Oranje is de modekleur van deze zomer. Er zijn T-shirts, buttons, shawls, antenne- balltjes, vlaggen, broeken, pruiken, speldjes en stickers in die kleur. En nog veel meer snuisterijen. De markt wordt thans werkelijk over stroomd met allerhande at tributen. Het WK-voetbal staat immers voor de deur en daar ziet de commercie wel brood in, vooral als Ne derland van de partij is. Kortom, er spoelt een oran je golf over Nederland. De gekte is weer losgebroken. Volgens de cover van zijn nieuwe boekje is Rob van j Vuure een van de opvallend ste tijdschriftmakers van Ne derland. Dat kan best zijn, ik ken de I goede man niet. Maar het feit dat zijn naam in één adem wordt genoemd j met bladen als Libelle, Viva en Margriet zegt mij vol doende. Wat heeft iemand die zich vooral met dames bladen bezighoudt in vredes naam nog toe te voegen aan de enorme stroom van infor- l matie over het WK die van alle kanten over de voetbal liefhebber wordt uitgestort? Welnu, toch nog zo'n 46 bladzijden tekst. Of, om pre- I cies te zijn, als je de inlei ding, twee blanco pagina's, de verantwoording, de titel en de index weglaat, 39 reële pagina's. Van een formaat dat overigens nog geen kwart A-viertje omvat, maar dit ter zijde. Het is vooral bestemd voor de moderne onderne mer met zijn eigen winkel die natuurlijk absoluut niet weet hoe hij zijn zaak rond het WK moet aankleden of verkopen. Meer dan 100 ac tie-ideeën doet hij degene aan de hand die met zijn i handen in het (oranje) haar staat. En dat slechts voor de prijs van drie rijksdaalders, 't Is te geef. Een paar willekeurige tips voor de moderne winkelier van nu, van Rob van Libelle. Voor de sportzaak: Rijkaard heeft schoenmaat 46, Rpy 44 I en Overmars 42. U maakt een etalage met elf paar schoe nen. Met elf keer de maa t van een selectiespeler daar bij ver- meld. Als dat niet verkoopt... Voor de bakker: Nederland - België. Die avond lasten ivij wel een paar Rode Duivels! Zo noemde u de, voor de gele genheid gemaakte, met aard beien belegde taartjes. Als dat I niet lekker is... I Voor het café: U hebtA-vier- tjes gemaakt met de tekst van j het Wilhelmus. Het hele café zingt dus mee. Eerst repete ren. Als dat geen lachen I wordt... Voor het café aan de over kant: 's Middags heeft u het plaatselijk WK-tafel voetbal georganiseerd Als dat niet spannend is... Voor alle winkeliers: Een foto van Dick Advocaat in de eta- lage temidden van zo'n twee- honderd kleine weggeef-fles- jes advocaat. Daar loop je j n iet zomaar aan voorbij. Als dat vooral wanneer al uw collega's in het winkelcen trum datzelfde hebben ge daan niet origineel is... En zo gaat het maar door in 'Bakker, drie winstpunten graag!'. Want zo luidt de titel van dit onbenullige vlug schrift dat klaarblijkelijk tus sen de productie van twee Viva's door in pakweg een half uurtje in elkaar is ge flanst. Mijn tip daarom voor Rob: hou jij je nu voortaan lekker bezig met de Margriet, dan gebruikt de moderne onder nemer zijn eigen fantasie wel om iets aardigs te doen rond het WK. Voor zover hij dat al wil. Of denk je nu waarlijk dat er caféhouders bestaan die vandaag de dag nog zo idioot zijn om voor te gaan in het Wilhelmus. Misschien dat zoiets nog werkt bij de Bond voor Plattelandsvrou wen. Maar hoe het er daar tegenwoordig aan toe gaat, dat lezen we te zijner tijd graag nog wel een keer in één van die opvallende da mesbladen van je. Voortdurend getreiter op scholen O, waar zijn de voetballen die de garagedeuren met hun harde klapzoenen vereerden? Waar zijn de jassen op de grond en waar de hinkelbanen? Verdwe nen, voorgoed verdwenen. De jeugd heeft van de gemeente speelplaatsjes gekregen. Met rubberen straattegels, zodat een gezonde bloedneus er niet eens meer in zit. Maar ach, kinderen zoeken toch hun eigen weg. Geef een kind een groot cadeau en het begint na een tijdje te spelen met de lege doos. Want spelen, eenvoudig spelen, daar gaat het om. En dan het liefst op straat. Binnenkort is er in Leiden een speciale Straatspeeldag. Dan worden er een paar straten voor auto's afgesloten en is de wereld weer even van de kinderen al leen. Dan kan er weer ouder wets worden gespeeld. Andries Linschoten (64) vindt dat een prima idee. Hij kan zich zijn eigen speeltijd nog levendig herinneren.Ja", zegt hij, ,,ik leefde buiten. Veel speelgoed had je niet, dus je moest je fan tasie gebruiken. We voetbalden bijvoorbeeld met een tennisbal. En als er twee ploegen moesten komen, gingen we poten. Twee jongens gingen een eind van el kaar af staan en liepen dan pas. voor pas naar elkaar toe. En de- geen die de brug maakte, de- geen wiens schoen over die van de ander heen kwam, had de eerste keus. Die mocht de beste speler uitzoeken." ,,We hadden allerlei eigenaardi ge spelletjes. Een van die spelle tje noemden we 'boeren'. Doodgewoon 'boeren'. Het werd gespeeld met twee van die rechthoekige straatklinkers. De ene klinker zette je rechtop, de andere legde je erop. Je vormde dus een soort T. Met een halve klinker probeerde je die T dan om te gooien. Wie daar het eerst in slaagde, was winnaar. Soms waren er straatmakers be zig en haalde je die klinkers van de steenhoop af. Maar we wa ren ook niet ongenegen om ze los#te wrikken uit het trottoir." ,,En dan had je.ook nog zoiets als 'Diefïe-met-verlos'. Dat speelde je met twee partijen. De ene partij moest de andere van gen. Je zat de leden van de te genpartij achterna en als je ze op hun rug tikte, waren ze de klos. De gevangenen moesten dan bij elkaar gaan staan en el kaar een hand geven. Je schermde ze af. Als een van hun kornuiten erin slaagde hen aan te tikken, waren ze allemaal weer vrij. Allemaal. Want - ja, die kreet kan ik me nog herin neren als de dag van gisteren - 'bloed stroomt door'. Mooi, hé, bloed stroomt door." ,,En voetballen, dat deed je ook veel. Maar dat mocht niet, o nee. Altijd wel dook er ergens een agent op die je bal in beslag nam of kwam er een buurman aanlopen die hem als een brood onder zijn arm klemde en hem met een mes kapot sneed. Ik heb op het politiebureau wel strafregels zitten schrijven. Ik mag niet voetballen op straat, ik mag niet voetballen op straat..." ,,We haalden best veel rottig heid uit. Tenten bouwen op straat en dan oorlog voeren. Met van die houten sabels op elkaar in hakken, net als in de middeleeuwen. Echte 'gangs' waren dat. De onze heette 'De Zwarte hand'. Op vrijdag gingen we naar de Beestenmarkt, waar toen nog veemarkt was. Met grote stokken. Koeien die niet vlug genoeg liepen, gaf je een hengst met je stok. Dat mocht toen nog. Nu zouden daar ka mervragen over worden ge steld." „We deden veel dingen die het daglicht niet konden verdragen. Ik speelde daarom bijna nooit in mijn eigen buurt. Ik trok met grotere jongens naar de Hofdijk bij de Leidse Hout. Dan moest je eerst over een pad, een zoge naamde macadamweg, en daar na kwam je in de bosjes. We bouwden er hutten van takken die we van de bomen afrukten. Ik had er zelfs een hakbijl ver stopt." „De jeugd is nu een stuk rijker, materieel gezien althans. Maar wij konden ons veel ruimer be wegen. In de winter gingen we wel eens achter een paard en wagen hangen. Dan gleed een paar straten lang lekker mee. Achter auto's hoef je dat niet te proberen. Hoewel ik dat laatst toch eens heb gezien. Een mo derne variant van ons spel." „Voor de kleinere kinderen zijn er wel van die speeltuintjes, maar wat is er voor de jongens en meisjes van zo'n jaar of twaalf dertien? Niks toch. Dat is een vergeten groep. Ja, dan hangen ze ergens een basket balbord op. Maar daar word je toch ook niet vrolijk van. Ik woon in Zuid-West en daar zijn Spelen in de straat, kan dat v< ze aan het 'inbreiden'. Nooit ge weten dat dat woord bestond, maar zo noemen ze het. Er ko men steeds meer huizen. Ook het stukje land waar ik altijd jongens zag voetballen, wordt volgebouwd. Waar gaan die jongens naar toe? Ik kan me voorstellen dat ze straks de stad intrekken en zich schuldig gaan maken aan vandalisme. Of je dat vroeger ook had, vandalis me? Natuurlijk. Dan schootje met een katapult de lampen uit de lantaarnpalen. „O ja, nu we toch bezig zijn: er was in mijn jeugd een spelletje dat om geld ging. Ik speelde het met grotere jongens. Het ging met centen. Iedereen smeet een cent tegen de muur. Die centen stuiterden dan natuurlijk terug. Als je met je pink en je duim de afstand van jouw cent tot een andere cent wist te overbrug gen, waren alle centen voor jou. We noemden dat 'plijen'. Waar dat woord vandaan kwam, weet ik echt niet. Ik zou best nog eens willen 'plijen'." CEES VAN HOORE Voor sommige kinderen is de gang naar school een ware mar telgang. Omdat ze wat anders zijn dan anderen (kleiner, ande re huidskleur, studentikoos ty pe) krijgen ze er voortdurend te maken met het getreiter van klasgenoten. Op het schoolplein worden ze uitgejouwd, omver geduwd, met ballpoints in hun ribben gestoken, geslagen en aan hun haren getrokken. En als ze dan eindelijk naar huis toe mogen, naar lucht happend het schoolgebouw willen verlaten, staat in de fietsenstalling hun fiets met twee treurig lekke ban den. Onlangs joeg een Duitse jongen zich een kogel door het hoofd omdat hij niet meer tegen het getreiter op kon. Maar het trei teren op school is van alle tijden en zeker niet een specifiek Duits verschijnsel. Ook in Nederland wordt getreiterd. En hoe. Brugklas Laten we hem Arno noemen. Arno. Want onder geen beding wil hij met zijn echte naam in de krant. Hij zit op een grote scholengemeenschap in Leiden, in de 2de brugklas. Al jarenlang maken zijn klasgenoten hem het leven zuur. Zelf denkt hij dat het komt omdat hij zo klein is. En omdat hij andere interes ses heeft dan zij. „Het treiteren gebeurt meestal op woensdag, wanneer we een zevende uur hebben. Dan moe ten we in de klas even wachten op de leraar. Er staan daar van die tafels en daar gaan we op zitten. Ze zijn behoorlijk hoog en daardoor bengelen je benen boven de grond. En altijd is er dan een jongen die aan mijn benen begint te trekken, zodat ik van die tafel aflazer. Hij wacht er gewoon op dat ik iets terugdoe en dat doe ik dan meestal ook. Ik verweer me na tuurlijk. En als ik dan op de grond lig, trapt-ie me in mijn kruis. Ik laat me echt niet door hem afdrogen en dan begin ik terug te slaan. Te vechten. Laatst was het heel erg. Een van de leerlingen holde naar de le raar toe en zei: 'Kom snel, snel, anders maken ze mekaar af!' „Ze hebben die jongen wel eens gevraagd waarom hij mij toch altijd moest hebben en toen Over meelopers en standwerkers. Van zwemmers en stille kramers. Al eeuwen lang is de markt niet meer weg te denken uit het straatbeeld. En naar verwachting zal dat zo blijven ook. Sterker nog, in diversiteit neemt het marktwezen alleen maar toe. Op het Gesprek van de Dag elke woensdag een portret van de ambulante handel in Leiden en omgeving. Wat doen de kooplui, waar komen ze vandaan en waar gaat het met de handel naar toe. Ook de neveneffecten komen aan bod. In aflevering 11 de schijnwerper op de marktmeester. Die namens de gemeente controle uitoefent op de ambulante handel. Want wie mocht denken dat er maar wat wordt aangerommeld op de markt, die heeft het mis. De stad Leiden kent zes marktdagen per week en daarnaast nog een aantal zogenaamde themamarkten en jaarmarkten. Om de handel en wandel op papier en in de praktijk volgens het boekje te laten verlopen, heeft de gemeente een speciaal bureau 'Markten' ingericht dat ressorteert onder de sector Economische Zaken. Onder leiding van chef Ad van Paridon houden zes man en vrouw zich dagelijks bezig met de gang van zaken op en rond de markt. Het zijn de marktmeesters van Leiden. Theo Kraakman loopt al een tijdje mee in het ambtelijk apparaat. Hij is plaatsvervangend chef en verdeelt zijn tijd tussen het kantoor (in het Gulden Vlies) en de werkvloer. Hij kent de stad van haver tot gort. Karin Chaudron was ooit de eerste vrouw die in Nederland de functie van marktmeester vervulde. Ze doet dat werk intussen al weer zeven jaar. Het gaat in dit verhaal vooral om haar dagindeling. Met tussendoor kanttekeningen van 'de baas'. Die eerst maar een algemene inleiding geeft. „Zes marktdagen telt Leiden. De boeren- of themamarkt op maandag, Zuid-West op dinsdag, het centrum op woensdag en zaterdag, de Stevenshof op donderdag en de Merenwijk op vrijdag. De markt in het centrum is uiteraard de grootste, met name die op zaterdag. Verder is de dienst ook betrokken bij de markten op drie oktober, de Lakenfeesten, de sinterklaas- en kerstmarkt en de diverse rommelmarkten. Je kan wel stellen dat daar waar kramen staan, wij ook aanwezig zijn." En al vroeg ook. Want voor Karin Chaudron begint bijvoorbeeld een zaterdag - om die drukste dag meteen maar al leidraad te nemen - om 0.700 uur. „Of eigenlijk al eerder, want de avond daarvoor controleren wij of er auto's of containers in de weg staan. Wij ja, want we werken altijd in teamverband. Het ene duo van zeven uur 's ochtends tot één uur 's middags en het andere koppel van één tot zeven 's avonds. In noodzakelijke gevallen nemen we contact op met de politie die dan maatregelen treft, 's Ochtends checken we het aantal kramen en standhouders en om 08.00 uur zijn we vervolgens op ons kantoortje bij de Hooglandsche kerk. Dat is wel even hollen geblazen." Daar staat dan een koppel kooplui te wachten voor de loting.'Naaste vaste standhouders kent de ambulante handel namelijk ook de zogenaamde 'meelopers'. Theo Kraakman: „Dat zijn er op de zaterdag meestal zo'n stuk of twintig. Zij hopen de extra plaatsen te kunnen bezetten of de plaatsen van vaste mensen die ziek zijn of om andere reden niet komen opdagen. De loting geschiedt op basis van anciënniteit. Er is een lijst waarop degene met de oudste rechten het hoogste staat genoteerd. De nummers 1 tot en met 5 maken de meeste kans op een plaatsje. Meelopers dienen wel met een zekere frequentie aanwezig te zijn, anders vervallen hun rechten en komen ze weer onder aan de lijst. Wat er gebeurt met de mensen die geen plaats weten te verwerven? Als ze snel zijn kunnen ze het nog in Rotterdam probéren. En anders hebben ze die dag pech.". Om 09.00 uur sluiten Karin Chaudron en haar collega vervolgens de markt af voor alle verkeer. Een uur later begeleiden zij de kr aakwagen op zijn tocht langs de kramen om de dozen, kratten en ander afvalmateriaal op te halen en te verwerken. Daarvoor en daarna zien ze toe of de kooplui zich houden aan de geldende regels, verwijderen eventuele 'zwartwerkers' eh schrijven de bonnetjes uit voor de meelopers en eventuele standwerkers. „Nee, afrekenen doen we niet meer. Dat is twee jaar geleden allemaal geautomatiseerd." Vult Theo Kraakman aan: „Een kraam van acht vierkante meter kost f.28,32. Daar zit alles bij. De kosten voor het vuil ophalen, de elektriciteit, etc. Of Leiden duur is? Ik dacht het niet. We krijgen daar in elk geval geen klachten verschoond blijft van verdere problemen. „Integendeel", zegt Karin Chaudron, „we worden op onze ronden geregeld aangesproken door de kooplui. Er is altijd wel wat. Vooral als de zaken niet lopen en het humeur zakt, is er de nodige kinnesinne. Dat merkje ook meteen op het spreekuurtje in ons kantoortje. Is het druk, dan zie je ze 's middags om half drie niet. Maar is het stil dan komen ze, hoor. Wat de klachten zijn? Collega's die zich niet aan de regels houden, wat zij noemen oneerlijke concurrentie, hun stekkie dat opeens niet deugt, het kan van alles zijn. Je hebt van die dagen, dat je niets anders doet dan problemen oplossen. Dan kan je behoorlijk doorgedraaid thuiskomen. Desondanks verzekert ze dat het werk op de markt haar nog altijd goed bevalt. „Het is buiten, het is afwisselend en je weet tevoren nooit wat je tegenkomt. Bovendien ga je toch vooral met mensen om". Collega Kraakman, die heen en weer pendelt tussen het kantoor en de werkvloer, wijst in dit verband ook nog op het typische karakter van de markt. „Niet omdat ik uit Leiden kom, maar hier hebben we echt een van de aardigste markten van Nederland. De situering, het publiek. De markt is een sociale ontmoetingsplaats. Mensen lopen soms zes, zeven keer langs de kramen." Na de thee en nogmaals het rondje met de kraakwagen doet Karin Chaudron als ze tenminste in de middagdienst zit om 17.00 uur de palen weer omhoog. De kooplui pakken hun spullen, de verhuurder zijn kramen en om-18.30 sluiten de marktmeesters de tent weer af. Daarna neemt de reinigingsdienst de markt over om de straat weer in schone staat terug te brengen. Rest tenslotte nog de vraag hoe het winkelende publiek tegen de marktmeester aankijkt? Karin Chaudron: „Daar hebben wij niet zo gek veel mee van doen. Ze vragen wel eens wat, maar dat is meer informatie. En het liefst zou ik af en toe wat willen zeggen als sommigen zich weer eens met de fiets door een druk gedeelte heen worstelen, een spoor van ergernis en van blauwe plekken achterlatend. Maar dat mag niet, hé. Daar zijn wij niet zei-ie: 'Ik kan er niet tegen dat hij er is.' Wat moet ik daar nou aan doen? Ik heb best wel wat vrienden in de klas, maar als het pesten begint lopen ze vlug weg. Ze zijn bang dat ze anders zelf het slachtoffer worden. Ik loop nooit weg." Jonassen „Ook in het gymnastieklokaal word ik getreiterd. Dan moeten we bijvoorbeeld de banken er gens anders naar toe sjouwen en dan duwt zo'n goser mij met een van die banken klem. Dat getreiter duurt nu al jaren. Vroeger grepen ze me op het schoolplein met een man of tien beet en begonnen ze me te jonassen. Waarna ze met ruw in de zandbak lieten neerkomen. Wanneer ik dan eens iets terug deed en iemand echt op zijn bek sloeg, kreeg ik ook nog eens straf. Dan dachten ze dat ik be gonnen was. Want als er altijd iets met je aan de hand is, den ken de leraren: ach, het zal zelf ook wel een klier zijn. Maar sommige leraren hebben het wel door. En dan krijgt zo'n jon gen een preek en moet hij cor- vee-achtige karweitjes verrich ten." „Ik heb er wel eens een 'n knal voor zijn kop gegeven. Hij droop meteen af. Met een bloedneus. Maar zijn vrienden begonnen hem op te jutten en toen kwam-ie terug. We rolden over de grond en op een gege ven moment klemde hij mijn hoofd zo hard tussen zijn benen dat ik bijna geen lucht meer kreeg. En ook naderhand bleef hij doorgaan met pesten. Hij liet me struikelen in de gang, hij spuugde me in het gezicht, ja, hij heeft me zelfs eens een kop stoot gegeven. De leerkrachten hebben zijn ouders ingelicht. Maar die zeiden: 'Ach, welnee, dat kan niet, dat doet onze jon gen niet.'" Vertrouwensgroep Binnen de scholengemeen schap waar dit allemaal ge beurt, is een soort vertrouwens groep opgericht. Daar kunnen leerlingen die worden gepest met hun klachten terecht. Een en ander wordt goed in de ga ten gehouden en aan het begin van het schooljaar is er een klasgesprek waarin wordt dui delijk gemaakt dat treiteren niet kan. De vertegenwoordigster van de ze vertrouwensgroep kent het geval van Arno. „Ja", zegt ze, „kinderen zijn soms genade loos. Ik moet eerlijk zeggen dat ik in het begin dacht dat het wel meeviel, maar het is echt niet misselijk wat ze allemaal uitha len. We spreken op de treite raars in, we proberen ze op te voeden tot humane wezens en zeggen altijd: 'Denk je eens in dat jezelf zo wordt gepest. Derik je dat eens goed in.' Maar ja, je bent er natuurlijk niet altijd bij en dan gebeurt het toch weer." Afgrijselijk De moeder van Amo maakt zich al jarenlang zorgen over het getreiter. „Het is echt een afgrijselijk verschijnsel. Er zijn allerlei theorieën over getreiter. Sommige jongens of meisjes zouden het door hun verschij ning oproepen. Dat is onzin. Ze kunnen er zelf niets aan doen, niets. Arno is wat klein van stuk. Net iets anders dan anderen misschien. En hij heeft ook wat andere interesses. Nou, dat kan dus niet. Je moet doorsnee zijn, niet afwijken. Dat wordt meteen afgestraft. Ze zeggen wel dat kinderen van die leeftijd nog niet in de gaten hebben wat ze met hun getreiter aanrichten. Maar dat betwijfel ik. Dat be twijfel ik zeer." CEES VAN HOORE Reacties en suggesties voor "Gesprek van de Dag" Telefoon 071-356444 of Postbus 54,2300 AB te Leiden Bruikbare tips worden beloond met een cadeaubon van 25 gulden. De marktmeesters Theo Kraakman en Karin Chaudron maken hun ronde over de Leidse markt. FOTO HOLVAST/MARK LAMERS

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 23