ZATE RDAG S BIJVOEG SE L De opmerkelijke carrière van Big Ben Luykx 'De Harmonie is mijn oogappel' ZATERDAG 4 JUN11994 Van loirenboer tot ongekroonde koning van de Leidse horeca De Harmonie is op horecagebied momenteel dé tent in Leiden, daar is het zien en gezien worden. Het (eet)café op de Breestraat is vooral in trek bij de jeugd van 16 tot 20 jaar jaar en bij studenten. Beide groepen hebben hun eigen 'afdeling'. De scholieren zitten boven, de wat ouderen vermaken zich vooral in de benedenzaal, die qua inrichting veel weg heeft van een Grand Café. In het weekeinde is de zaak ge heid bomvol. „Dat betekent toch gauw dat er zo'n zes-, zevenhonderd man binnen is", zegt eigenaar Ben Luyckx. De Plantage mag dan zijn favoriete 'hang-out' en Malle Babbe van oudsher zijn lievelingetje zijn, De Harmonie is zonder meer zijn oogappel. En wel om twee redenen. Ten eerste omdat hij het voormalige Chinese restaurant Tong Ah eigenhandig heeft om getoverd van wat hij noemt de gigantische puinhoop die het was tot de fraai geoutilleerde zaak die het nu is. En ten tweede om de uitstraling en de naam die De Harmonie in Leiden heeft. „Het wat betere publiek komt hier. De jongens en meisjes van het lyceum, zeg ik altijd maar. En daar bedoel ik ver der niks verkeerd mee, hoor." Als hij, inmiddels ruim tien jaar na dato, nu nog te rugdenkt aan die verbouwing van het kapitale pand barst het klamme zweet hem spontaan weer uit. „Ik kwam daar aanvankelijk alleen voor de inboedel, maar voor ik het wist had ik de hele tent overgeno men. Wat we daar vervolgens aantroffen, grenst aan het ongelooflijke. Zo smerig, zo goor. Tientallen dooie ratten, ja zelfs dooie katten. En kakkerlakken. Die kwamen werkelijk overal op en onder vandaan. Daar is gewoon een vlammenwerper overheen ge gaan, anders was dat ongedierte niet uit te roeien. Maar goed, het is uiteindelijk toch nog mooi gewor den. Daar ben ik echt wel trots op." Leuk vindt hij het ook om te constateren dat onder het jonge publiek dat de zaak frequenteert veel kin deren van vrienden, kennissen, klanten en oude stapmaatjes zitten. „De nieuwe generatie, hé. Moet ik wel eens lachen als ik die ouders ergens ontmoet en ze tegen mij gaan beginnen omdat ik hun kind er voor heb gehouden vanwege het feit dat hij te jong was. Blijkt die jongen inderdaad al negentien jaar te zijn. Maar het is moeilijk te zien tegenwoordig. Bij meiden van vijftien zit alles er op en er aan. Té jong wil ik ze niet in mijn zaak hebben. Het mag niet en het schiet niet op. Hoewel ze heus allemaal wel cent jes te verteren hebben, want de meeste klussen er na schooltijd bij. En verder luidt de stelregel, vol is vol. Er kan soms gewoon niet meer volk bij." Problemen heeft hij zelden of nooit in De Harmonie, waar drugs absoluut taboe zijn. „Daar moet ik so wie so niks van hebben en al helemaal niet daar. Ik heb ook een verantwoordelijkheid ten opzichte van de ouders. Ik krijg de indruk dat veel jongeren wél naar De Harmonie mogen, maar niet naar sommige an dere zaken. Omdat ze gehoord hebben dat we best streng zijn. Dat er bij ons een oogje in het zeil wordt gehouden. Ja. ik heb er wel eens eentje uitgegooid die probeerde om rommel aan de man te brengen. Komt er ook nooit meer in, hoor." I Van 'lorrenboer' werd Ihij de ongekroonde horecakoning van Leiden. Ben Luykx, 1 ooit begonnen meteen piepklein uitdragerijtje, kan tegenwoordig een kroegentocht houden langs zijn eigen zaken. Vijf cafés heeft hij in de Sleutelstad en na zijn wekelijkse rondjes trekt hij zich terug op zijn fiaaie antiekboerderij in Hoogmade. Daar vindt hij zijn rust, tussen de oude spulletjes. Nog steeds 4 zijn echte hobby. „Inboedels opkopen. k Ergens binn en lopen, optellen en een prijsje maken.Portret van een gewone jongen, die zich met zijn 110 kilo opwerkte tot de Big Ben van de Leidse horeca. „Mijngeheim? Overal zelf zijn. Hij bedoelt het gekscherend, maar de reactie spreekt boek delen. „Hier ga ik dus ook een horecabestemming aan geven", zegt Ben Luykx na een korte rondléiding over de gi gantische antiekboerderij in Hoogmade waar hij tegenwoordig woont. Achter hem gaat een middelvinger omhoog. Die zit vast aan de hand van zijn vrouw Lidy, die er geen enkele twijfel aan wil laten bestaan dat hij daar niet aan hoeft te denken. *„Nu al gaan mensen weieens buiten op de stoeltjes zitten en be stellen ze twee bier. Als ik vervolgens zeg dat we dat niet verkopen, roepen ze: u zit toch in de horeca? Jawel antwoord ik dan, maar niet hier." Ze wil er per se geen café of restaurant van maken ook. Nu niet en in de toekomst niet. En haar wil is wet in dit geval, want De Hoog- hstede is 'haar winkeltje'. „En dat begint nu net lekker te lopen", zegt Ben Luykx. „Het is een investering voor de toekomst, als we geen zin meer hebben in dat caféwerk. De dag dat ik dat niet meer leuk vind, verkoop ik de hele handel en is het over en sluiten. Voorlopig is daar nog geen sprake van. Luykx heeft nog altijd plezier in zijn werk. Weliswaar crosst hij het liefst door de stad om inboedeltjes op te kopen („die handel blijft het leukst"), maar ook in caféland doet hij geregeld van zich spreken. Met de aan koop van het Uilenest heeft hij zich onlangs weer geprofileerd als de ongekroonde koning van de Leidse horeca. Aardige promotie voor de geboren en geto gen Leidenaar, die met zes broers opgroeide en alleen opviel „-doordat ik zo lang over de MEAO deed". Zelfheeft hij er nooit bij stilge staan dat hij als zodanig wordt beschouwd, en het interesseert hem ook niet. „Ik heb er ook nooit achteraan gelopen, die zaken wor den me gewoon aangeboden. Begrijp je het verschil?" Maar de feiten liggen er. Naast het veilinghuis Onder de Boompjes, twee boedel winkels, een aantal pandjes en genoemde antiekboerderij heeft hij nu weer vijf etablis sementen in de Sleutelstad. Hij had er zeven, maar moest er vorig jaar drie afstoten: De Buren, Blind Date, en Swingcafe' D'Overkant. „En dat was echt niet uit weelde", betoogt hij. „Het gaat niet best in de horeca. Er is sprake van een vreselijke omzetdaling. Zo slecht als de eerste vier maanden van vorig jaar was het zelfs nog nooit geweest. Daar zijn we nu nog niet over heen. Het is dat ik nog wat kan splitsen, het een en ander kan compenseren met andere zaken, want anders..." Opbouwen Hij zag veel van zijn collega's 'naar de kloten gaan'. „Die hadden drie, vier jaar goud ge draaid, maar dachten dan dat de omzet winst was. En zo is het natuurlijk niet. Op een ge geven moment moet je de keus maken. Wat aanrommelen of iets opbouwen. Ik heb voor het opbouwen gekozen." Het leidde in vijftien jaar tijd tot een klein imperium. Na een ruzie met de onderdirec teur van het bedrijf begon de verkoper in me dische .apparatuur van de ene op de andere dag voor zichzelf. Met een zaak in tweede handsspulletjes in de Mooi Japiksteeg, naast de Trianon. Van daaruit rolde de nu 41-jarige Luykx („in de ogen van mijn vader was ik aanvankelijk een lorrenboer') als vanzelf de horeca in. Nu heeft hij het Uilenest, geheel verbouwd en onherkenbaar, Goeie Mie, De Plantage, De Harmonie, en Malle Babbe. „Malle Babbe is zijn eerste en enige echte kind", zegt z'n vrouw. „Die anderen zijn alle maal stiefkinderen. Hij fiep bij toeval tegen Malle Babbe op. „Er stond ineens een pand leeg op de Nieu we Beestenmarkt, waar ik destijds woonde. Op de papieren van een kennis die ik wei eens had geholpen, ben ik daar begonnen. Met Malle Babbe dus. Mooie zaak", zegt hij liefkozend. „Een van de weinige echt Leidse cafés en op 3 oktober met de Hut van ome Henne de beste tent van Leiden." Het is nog steeds zijn 'lievelingetje', waar hij op zijn wekelijkse 'kroegentocht' langs zijn eigen zaken ook altijd blijft hangen. On danks de problemen die hij er heeft gehad. Niet met de naam (ontleend aan een lied van Rob de Nijs) „daar heb ik nooit de moei lijkheden over gehad die Sticky Fingers en Heer Bommel wel kregen. Waarschijnlijk om dat-ik de eerste was" wel met de bezoe kers. De enige klappen en de kopstoot die hij ooit kreeg, werden hem daar toegediend en drugs veroorzaakten echt grote moeilijkhe den. Malle Babbe was een tijdlang verslaafd aan cocaïne. „Geïntroduceerd door de oude re sportschooljongens, de body builders die zeiden dat het geen kwaad kon. Ik moet dat spul niet in mijn zaken, maar ik kon het niet tegenhouden en ik heb het een tijdje heel slecht gehad. Soms zaten ze daar allemaal met de neus vol." Rooie kaart De gemeente leverde de zakdoek. Onbe doeld. „Ik kreeg een rooie kaart vanwege het overtreden van de sluitingstijden. Malle Bab be moest om 12 uur dicht. Die straf gold voor een maand, maar omdat die ver tevoren werd aangekondigd, scheelde het me drié maanden geld. Goud heeft dat gekost, want mensen gaan tegenwoordig steeds later uit. dus als je dan ook nog eerder dichtmoet, is dat zo ongeveer de nekslag. Gevolg was dat het hele spul dat coke leverde en gebruikte naar een ander café vertrok." Nu is Malle Babbe goeddeels afgekickt en ligt Luykx weer graag in haar armen. Hij is de klappen van vorig jaar bijna te boven, maar heeft 'na het Uilenest' voorlopig wel even ge noeg van nieuwe uitdagingen. „Want daar koop ik die zaken voor. Voor de kick. Om te kijken of 't me ook met dat café weer lukt. Ik ben voortdurend op zoek naar die uitdaging en de risico's die ik daarbij genomen heb zijn gigantisch. Ik heb niet voor niks drie tenten wéggedaan. Maar over een jaartje heb ik ook dat lek boven", voorspelt hij. „Dan ben ik he lemaal terug en dat kan alleen als je zelf con trole op je zaken houdt. Via de boekhouding en via je rondje. Hoe laat het op vrijdag of za terdag ook wordt, half vijf of half zes, ik zorg altijd dat ik er de volgende ochtend om acht uur weer ben." Het is hard werken. „Maar alleen zo red je het. Je moet er zelf zijn. Het personeel ziet me ook niet als baas, maar als vriend. De meesten zijn al vijf jaar bij me en dat is apart in de horeca. Ze kunnen me ook altijd bellen als er problemen zijn", zegt Luykx. Tweelingzusters Alsof het is afgesproken, gaat die avond de telefoon aan het einde van het rondje dat hij op verzoek nu ook eens midweeks maakt. Ei genlijk is hij dan liever thuis, op de boerderij, bij zijn vrouw en twee kinderen. Maar voor de gelegenheid maakt hij ook op woensdag avond de kroegentocht langs zijn eigen za ken. Malle Babbe en het aanpalende Goeie Mie aan de Nieuwe Beestenmarkt, blijken tweelingzusters. „Cafe's voor echte Leide- naars, met een inrichting en een formule die overal wordt nagevolgd. Malle Babbe is een begrip." De rest is onderling totaal verschillend. Het verrassend opgefriste Uilenest („een aan winst vindt het buurtcomite', waar hoor je dat over een café?") heeft een buurtfunctie, in eetcafé De Harmonie aan de Breestraat komt vooral de jeugd en De Plantage is „een bruine kroeg voor jong en oud, een Jordaan- zaak in Leiden." Daar moet hij even na middernacht afha ken. In de Harmonie is een knop van een toi letkraan afgesprongen én aangezien er nie mand anders komt, gaat hij zelf proberen dat euvel te verhelpen. Eerder die avond heeft hij al een ongewenste klant eigenhandig verwij derd uit Goeie Mie en in De Harmonie „een rondje huis' gegeven bij elk doelpunt van het Nederlands elftal. Om en om met de barkee per, een van de zeventien personeelsleden van Luykx, die ook een aantal kennissen zegt te hebben, „die altijd klaar staan om te hel pen als het opeens nodig is". Het is zijn ma nier om toe te geven dat ook hij gebruik maakt van 'zwartwerkers', maar hij weigert „De horeca wordt veel te hard aangepakt", constateert hij fel. „Als ik morgen een hasj- tent open, of een pand kraak en een illegaal café begin, kan ik gewoon m'n gang gaan en dan verdien ik meer dan in al mijn vijf zaken bij elkaar. Twee ruggen per week kan je krij gen, achtduizend gulden in de maand, alleen om dealers hun gang te laten gaan. Maar daar begin ik niet aan. Ik wil niet dat ptijn kinderen later horen dat ik me daarmee heb ingelaten. En ook met illegale kroegen heb ik niks, maar kennelijk heeft niemand er wat mee. Ik kan je zo de woonhuizen wijzen waarin ze draaien, maar er wordt niks tegen gedaan. Terwijl je in de legale cafe's aan zo veel vergunningen moet voldoen, dat het bij na niet meer op te brengen is. Zou je alles volgens de letter van de hinderwet isoleren, dan zouden ze ook de kantine van het Stads- bouwhuis wel kunnen sluiten." Langer open Last met de buren heeft hij nooit, wel met zijn collega's. „Van wie er een paar heel ja loers waren. Die misgunden me het succes, belden de politie als ik weieens een half uur tje langer open was. En dat moet toch ei genlijk kunnen in een stad als Leiden. Tot een uur of vier zou je open moeten zijn in het weekend. Het zou goed zijn voor de kasteleins, die dan meer tijd hebben om hun geld te verdienen, en het voor komt dat mensen met drank op naar andere plaatsen gaan rijden." De enige andere plaats waar de rasechte Leidenaar de laatste tijd zelf heenrijdt, is Hoogma de. Z'n woon- en antiek boerderij staat er, op 3.500 vierkante meter grond, af geladen vol met fraaie spullen. Toch heeft hij er naast konijnen, kippen en kuikens alleen een gans rond lopen. „Bij mij is niks te halen. Ik heb misschien wel voor vijf miljoen aan panden staan, 2,5 miljoen in het rood bij de bank. Geld interesseert me ook niet. Als ik rijk had willen worden, had ik alleen met Malle Babbe moeten doorgaan. Dat is echt £en gouwe tent. Maar ik zoek ook avontuur. Als iets klaar is, wil ik weer iets an ders." „Ik voel me hier volkomen veilig en ik kom hier tot rust. Moetje kijken wat een uitzicht", zegt hij om zich heen wijzend naar de wei landen. „Ik had achttien jaar niet meer ge vist, maar hier doe ik dat weer. Nee, hier blijf ik nog wel een poosje en de be stemming verander ik ook niet snel. Of het moet iets met horeca zijn." Achter hem gaat de middelvinger van zijn vrouw omhoog. Luykx lacht: „Ik hoef er niet eens aan te dénken hier wat anders van te maken. Dan het scheiden."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 29