'Er is niet genoeg haat voor een burgeroorlog'
'Het is mooi als we er in 15 jaar bovenop zijn'
Buitenland
Ambassadeur Nothnagel optimistisch terug naar Zuid-Afrika
Eindelijk was het dan zover, en nu gingen Connie Braam
en anderen van de Anti Apartheidbeweging apart feest
vieren in Amsterdam. Terwijl iedereen welkom was op de
Zuidafrikaanse ambassade in Den Haag. Ambassadeur
Albert Nothnagel (55) begrijpt er niets van. „Als Mandela
en De Klerk samen de handen omhoog steken, waarom
moeten we in Nederland dan nog apart feestvieren? Ik
had mevrouw Braam graag ontvangen. Ik heb veel waar
dering voor de morele opvattingen van mevrouw Braam,
maar op dit punt ligt zij nog een beetje achter. Het past
niet in deze tijd".
Nothnagel begrijpt wel meer
niet van Nederland. Hij prijst de
j 'buitengewone verdraagzaam
heid' van de Nederlanders,
maar kan die onmogelijk rijmen
met de opstelling van jongeren
tegenover buurland Duitsland.
„Gisteren was gisteren", zegt
Nothnagel, „mijn vader heeft de
Boerenoorlog van de eeuwwis
seling doorgevochten tot 1980.
Tachtig jaar na dato verweet hij
de Britten deze strijd nog. Dat is
fout. Duitsers worden in Neder-
land nog altijd gestereotypeerd
vanwege de dwaasheden van
Hitier. Daar moeten wij voor
waken. Wij moeten voorkomen
dat we de onrechten van giste-
1 ren maken tot de werkelijkheid
van vandaag. Het verleden is er
om lering uit te trekken en fou
ten in de toekomst te voorko-
êS men. Maar we moeten niet te
J5"; veel nadruk leggen op wat ge-
J|J weest is. Die energie en tijd
kunnen we beter besteden aan
■I de opbouw van ons land".
Ondanks 350 jaar van onder
drukking is de bevolking van
Zuid-Afrika volgens Nothnagel
in staat het verleden te laten
rusten. „De dramatische om
schakeling van de afgelopen ja
ren heeft een totale omslag ge
bracht in de hoofden en harten
van mensen. De verkiezingsuit
slag is aanvaard. Enkele weken
geleden waren er nog mensen
die Mandela zagen als het begin
van het einde. Diezelfde men
sen erkennen hem nu als het
begin van het begin. Als Zuid-
Afrika lang zou stilstaan bij het
verleden, was Mandela dinsdag
niet beëdigd. Er zijn genoeg ver
halen en wrevel voor nog een
eeuw strijd. Maar zoals Mande-
la dinsdag zei: wat is verby, is
verby. Het is bewonderenswaar-
dig deze woorden te horen uit
de mond van deze man. Dat
gaat mijn begrip eerlijk gezegd
te boven: dat iemand na zeven
entwintig jaar gevangenschap
toch vergevensgezind is. Man
dela is een fantastisch mens. Hij
gaat de geschiedenis in als één
van de grootsten aller tijden in
de eeuwigdurende strijd tegen
het racisme. Want voor racisme
is geen oplossing. We moeten er
doorlopend hard tegen wer
ken".
Mededadig
Trots vertelt Nothnagel dat hij
de eerste Zuidafrikaanse am
bassadeur was die Mandela ooit
ontmoet heeft. Het was in fe
bruari 1990. Een maand na de
vrijlating van Mandela. Zonder
uitnodiging en op eigen houtje
reed Nothnagel naar Schiphol,
waar de ANC-leider een tussen
landing zou maken. Hij moest
en zou Mandela ontmoeten.
„Waarom? Omdat ik de man
bewonderde, omdat hij het
symbool was van de anti-apart -
heidsstrijd en ja... Weet u, bij
een bezoek van twee parlemen
tariërs aan Mandela in de ge
vangenis in '86, noemde hij
mijn naam. Mandela zei: This
man Nothnagel says very inte
resting things. Dat was voor mij
een extra motivatie Mandela te
Soms voelt hij zich 'mededa
dig', heeft hij spijt dat hij niet
harder geroepen heeft dat
apartheid niet deugt. „Ik voel
me schuldig over de discrimine
rende wetten. Vooral de toepas
sing van deze wetten was ver
schrikkelijk. Ik schaam me dat
ik er niet openlijker en sterker
over heb gesproken. Zoals ik me
ook schaam dat ik alleen in be
sloten kring hevig heb geprotes
teerd tegen de oorlogen in An
gola en Mozambique. Ik had
moeten opstaan en zeggen dat
het een waanzinnige oorlog
was. Maar van de andere kant:
dan had ik eruit gelegen. En ik
ben altijd van mening geweest
dat het effectiever is van bin
nenuit te protesteren dan bui
ten te demonstreren. Terugkij
kend voel ik mij als mens ont
zettend rijk als gevolg van de
fouten die ik heb gemaakt. Ik
tob niet. Die fouten hebben al
leen meer inzicht gegeven".
Albert Nothnagel is nooit een
rebel geweest. Evenmin een
voorvechter van apartheid. Hij
had zo zijn vragen en bedenkin
gen. Geboren in een stelsel van
apartheid, preekte de dominee
Nothnagel: 'Zuid-Afrika onder leiding van Mandela is een fantastisch verhaal'. foto cpd
op zondag naastenliefde. Maar
wie waren die naasten dan? Va
der, moeder, de blanke huur
man. Of ook de zwarte knecht?
„Als het komt op de morele
vraag van naastenliefde is een
samenleving geneigd eigenbe
lang na te streven. Ook christe
nen hebben de neiging om dan
de ogen te sluiten en vooroor
delen te laten spreken".
De gesprekken met vrienden
over aparüieid waren volgens
Nothnagel niet racistisch, maar
paternalistisch. „Een beetje van
boven, maar niet vertrappend.
Wij voelden ons geroepen om
voor de zwarte mensen te zor
gen. Maar ik weet zeker dat een
groot percentage van de men
sen principieel tegen apartheid
was, maar zweeg uit angst ver
stoten te worden. De groepsso-
lidariteit was een grote belem
mering. Mensen wilden niet
graag uit de groep verstoten
worden. Je was een gevangene
van je woonwijk, de kerkge
meenschap, politieke struc
tuur".
En dus werd Nothnagel na
zijn studie antropologie en poli
tieke wetenschappen lid van de
Nationale Partij. Als zoon van
een blanke vakman was dat in
de wieg al duidelijk. „In Zuid-
Afrika word je in een partij ge
boren. Je groeit erin. Bovendien
ben ik van mening dat je van
binnen meer kunt doen dan van
buiten. Je verlaat de kerk toch
niet als je boos bent op de do
minee! Was ik naar een meer
progressieve partij gegaan, dan
had ik aan invloed verloren.
Dan was ik een bekeerling on
der de bekeerlingen".
Molens en dijken
Gedurende de veertien jaar
(1974-1988) dat hij deel uit
maakte van het parlement in
Zuid-Afrika had Nothnagel
meestal het gevoel dat zijn stra
tegie werkte, dat het hem lukte
partijgenoten te overtuigen van
de noodzaak van een betere
huisvesting en meer grond voor
de zwarte bevolking. „Maar aan
het einde van mijn loopbaan er-
vaarde ik dat ik ook veel vijan
den had gemaakt. Toen ik in '87
een artikel had geschreven pro-
ANC werd ik uitgemaakt voor
uitverkoper en verrader en werd
mijn gezin bedreigd. Al met al
voldoende om een punt te zet
ten achter mijn politieke carriè-
In '89 kwam de post van am
bassadeur in Nederland vrij.
Nothnagel wist alleen van de
molens, klompen en dijken,
maar De Klerk had gezegd: „Ik
denk dat jij Nederland wel kunt
hanteren". De grimmige de
monstraties waren toen al voor
bij, het veranderingsproces in
Zuid-Afrika in gang gezet. Ook
vanuit de statige, streng bevei
ligde ambassade aan de Wasse-
naarseweg ging een andere
wind waaien. Nothnagel stopte
de uitgave van het krantje dat
apartheid propageerde, deelde
visa uit aan journalisten en stel
de zich open voor discussie. „In
het liberale Nederland kon ik
ook verdergaan dan collega-di
plomaten in andere landen. Als
mijn collega in Londen de helft
had gezegd van wat ik zei, dan
had hij elke dag problemen ge
had met Pretoria".
In viereneenhalf jaar tijd is hij
van Nederland gaan houden.
Vooral de fundamentele manier
van discusiëren, spreekt hem
aan. „Tot op het bot een zaak
ontleden, daar houd ik van. De
politieke debatten in Nederland
vind ik heel interessant".
Maar toch gaat hij in septem
ber terug naar zijn land. Vrijwil
lig. „Ik ben jong, ik heb nog tien
goede werkjaren over. Die wil ik
graag aan mijn land geven. Ik
ben verwaand genoeg om te
zeggen dat ik een bijdrage kan
leveren aan het nieuwe Zuid-
Afrika en bescheiden genoeg
om te weten dat het een kleine-
zal zijn".
Nothnagel wil de (economi
sche) banden tussen Nederland
en Zuid-afrika verstevigen en
werkt aan de oprichting van een
instituut dat de democratie le
vend moet houden. Een plat
form van studenten, weten
schappers, politici en media
'die het positieve verhaal van de
democratie blijven verkondi
gen'. Want de grootste bedrei
ging voor het nieuwe Zuid-Afri
ka schuilt volgens Nothnagel
niet in diepgeworteld wantrou
wen of hooggespannen ver
wachtingen. Het Programma
voor Wederopbouw en Ontwik
keling belooft binnen vijf jaar
2,5 miljoen banen en een mil
joen huizen.
Of dat realistisch is? Nothna
gel haalt zijn schouders op.
„Het is een uitdaging. Als je dat
niet ten doel stelt, dan misluk je
bij voorbaat. Ik heb een groot
vertrouwen in de zwarte bevol
king. De mensen zijn vol ener
gie. In het stelsel van apartheid
is veel van die energie verloren
gegaan aan wanhoop en fatalis
me. Nee, ik ben niet zo erg be
kommerd over ongeduld en te
leurstelling. Een hongerende
mens vraagt niet om kaviaar,
maar om een een boterham. In
een burgeroorlog heb ik nooit
geloofd. Daarvoor kent het ver
leden niet genoeg haat, vijand
schap en agressie".
Nothnagel maakt zich meer
zorgen om de concurrentie van
Azië en de openbaarheid van
bestuur. „De grootste bedrei
ging van Zuid-Afrika komt uit
Azië. Als wij niet kunnen con
curreren met de produkten en
diensten uit het Verre Oosten
dan verdienen we geen geld en
blijven doelstellingen doelstel
lingen. Zuid-Afrika heeft veel
bodemrijkdommen. Maar we
ten we die ook goed te benut
ten? Worden wij een generatie
van genereerders of verteerders?
Dat is de vraag". Een democra
tie zonder sterke economie
maakt volgens Nothnagel wei
nig kans. „Hoe groter de wel
vaart. hoe beter de democratie
functioneert".
Zijn tweede zorg is de open
baarheid van bestuur. „Kunnen
we de regering blijven zien, ho
ren. controleren en ter verant
woording roepen of krijgen we
in de toekomst een herhaling
van de bureaucratie, een on
zichtbaar bestuur. Democratie
is de balans van vrijheid en
macht. Slaat de schaal door
naar de macht dan zijn we ge
doemd. Wij zullen een hele
nieuwe cultuur van consensus
moeten opbouwen. De demo
cratisering van Zuid-Afrika is
niet het verhaal van Zuid-Afrika
alleen, maar het verhaal van de
ze wereld in deze tijd. Er zijn
zoveel brandhaarden in de we
reld waarvoor ons land een
voorbeeld kan zijn. Zuid-Afrika
onder leiding van Mandela is
een fantastisch verhaal".
Albanezen verwachten weinig van de toekomst
CORRESPONDENT OOST-EUROPA
„Ik herinner me nog hoe ik twee jaar ge
leden van de markt thuis kwam met een
handje nat zout." Kutlay Ebiri houdt zijn
hand met een schepgebaar op. „Er was
geen verpakkingsmateriaal en ik mocht
was. Nu zijn er
t de hele wereld. Al-
r het is er tenmin-
al blij zijn dat
strooibussen zoi
lemaal import,
ste."
Surrealistisch is het eerste woord dat
Ebiri, de vertegenwoordiger van de We
reldbank in Tirana, te binnen schiet als
hij Albanië, waar hij sinds twee jaar
woont, moet beschrijven. „Iedere logica
ontbreekt en fictie overheerst.
Toch is Ebiri's balans positief. Het gaat
volgens hem eigenlijk verrassend goed
met Albanië. De We
reldbank schat dat de
economie vorig jaar
met elf procent is ge
groeid, iets dat geen en
kel Europees land de
kleine Balkanstaat na
doet. Ebiri persoonlijk
denkt dat die elf pro
cent veel te laag is geschat, want het hele
zwarte circuit is niet meegerekend.
Ebiri, een in Istanbul opgegroeide
econoom, vindt de ontwikkeling facine-
rend. „Je ziet hier de economische theo
rie over het ontstaan van het kapitalisme
in versnelde vorm voor je. Waar andere
volkeren eeuwen over hebben gedaan,
gebeurt hier in een maand. Een boer
komt op de markt met zijn eigen pro
dukten. Een week later verkoopt hij er
importaugurken bij. Dan komt hij op het
idee dat hij zelf augurken kan inmaken
en begint naast handel ook nog met
kleinschalige produktie."
Tirana is in twee jaar tijd onherken
baar veranderd. De stad is vies als altijd,
maar de afgebrokkelde puien worden
opgefleurd door café's en restaurants die
nergens in het westen zouden misstaan.
Nieuwe kerktorens en minaretten bre
ken de gevelrijen van de huizen. Toete
rende auto's, veelal Mercedessen of dure
Volvo's, maken de voorheen lege straten
onveilig. Veel straathandelaren zijn ach
ter hun stal bezig een winkelpand of be
drijfsruimte op te knappen.
De motor achter die explosieve ont-
Het is allemaal
import maar het
is er tenminste.'
wikkeling is het geld dat de Albanese
emigranten uit het buitenland naar huis
sturen. De Albanese bootvluchtelingen
in Italië, rpaar vooral de enkele honderd
duizenden die in Griekenland illegaal
hun brood verdienen, hebben vorig jaar
zo'n kleine 1,2 miljard gulden naar huis
gestuurd.
Gelijktijdig herstelt het land zich lang
zaam van de absolute chaos waar het
twee jaar geleden in was gedompeld. De
misdaad is afgenomen, diensten zoals
het openbaar vervoer zijn hervat, de ka
potte ramen van 's lands scholen gerepa
reerd. Dat neemt alles niet weg dat Alba
nië nog een lange weg heeft te gaan.
In Goranxi, een dorp van 850 inwoners
in het zuiden van Albanië, wordt duide
lijk dat het jnes van de emigratie aan
twee kanten snijdt. Zoals in veel Griekse
dorpen in zuid-Alba-
nië heeft een groot
deel van de jongeren
de wijk naar het buur
land genomen. Ieder
van de 230 families
telt minstens één emi-
grant on dertig fami
lies zijn in zijn geheel
weggetrokken.
Dat de Griekse emigratie de nodige
welvaart brengt, is onmiddellijk te zien.
De stenen huizen achter hoge muren
met groen of blauwgeverfde poorten zijn
goed onderhouden en her en der prijkt
een satelietschotel op het dak. Veel ge
zinnen hebben een echte badkamer, een
video en een koelkast.
Maar met het vertrek van de jongeren
zijn ook de belangrijkste arbeidskrachten
verdwenen. En dat heeft gevolgen voor
de ontwikkeling van de landbouw. Sinds
de verdeling van de landbouwgrond be
zit iedere familie op het platteland (65
procent van de totale Albanese bevol
king) gemiddeld zo'n 1,5 hectare grond.
Vanwege het gebrek aan jonge sterke
mannen wordt die grond in Goranxi op
de simpelste wijze bewerkt: het veld
wordt met een gehuurde tractor omge
ploegd en ingezaaid met tarwe of vee-
voergewassen.
In het naburige Mashkullore wonen
uitsluitend Albanezen en daar ligt de
zaak anders. Er gaan jonge mannen naar
Griekenland, maar zij krijgen veel r
papieren lopen ze iedere dag het risico
het land te worden uitgezet. Noodge
dwongen concentreren de dorpelingen
zich veel sterker op de plaatselijke land
bouw. Veel boeren verbouwen naast tar
we ook groente, voor eigen gebruik en
voor de verkoop in de naburige stad, ver
telt dorpsoudste Isuf Alika.
Ondanks alle problemen, vooral bij de
distributie en verwerking van Albanese
landbouwprodukten, heeft de agrarische
sector een enorme sprong vooruit ge
maakt in vergelijking met twee jaar gele
den. Toen lag alles braak, nu wordt vrij
wel al het land bewerkt.
Even noordelijk van Tirana zijn recent
kleine, illegale bouwsels verschenen. Ze
staan ruim uit elkaar op de terrassen die
Enver Hoxha's politieke gevangenen ooit
moesten bouwen als bijdrage aan de
landverbetering en die
nu vrijwel overal braak
liggen. De sloppewijken,
want dat zijn het, be
staan uit hutjes van
hout, plastic en golf
plaat.
Vijf mannen zijn bezig
het fundament voor een
nieuwe hut te leggen. Ze doen dat, hoe
wel de regering heeft aangekondigd dat
de wijk dezer dagen tegen de vlakte gaat.
„We gaan niet weg", zegt een van hen.
„We kunnen nergens anders heen." Ze
komen uit de bergen in het noorden en
ze zijn weggegaan, omdat er thuis voor
hen geen toekomst was. Ze schatten dat
er al met al tienduizend families leven in
de sloppenwijk, die zich tot ver achter de
heuvel uitstrekt.
De hoofdstad Tirana kan de stroom
werkzoekenden uit de rest van het land
al lang niet meer aan. Er bestaan schat
tingen dat het inwonertal van de stad
sinds de val van dictator Hoxha bijna is
verdubbeld. Voor al die mensen zijn
geen woningen en geen werk. En de
hoop dat die situatie op korte termijn
verbetert, is gering.
Dat komt mede, omdat Albanië tot nu
toe nauwelijks serieuze buitenlandse in
vesteerders trekt. De enkele buitenland
se onderneming die geld in het land wil
steken, zoals Coca Cola en de Oosten
rijkse hotelbouwer Rogner, zorgt nog al
tijd voor voorpaginanieuws. „Ik heb be-
dat land te zetten", zegt de directeur van
het KLM-kantoor in de Hongaarse
hoofdstad Boedapest. „Ik ben er een
keer op verkenning geweest. Ik had van
tevoren afspraken geregeld bij Air Alba
nia, maar twee directeuren lieten het he
lemaal afweten en de derde had het
drukker met zijn nieuwe computer dan
met mij. Toen ben ik maar gaan zwem-
Buitenlandse investeerders mogen het
land met argwaan bekijken, Albanië
heeft ook goede reden de buitenlandse
investeerders te wantrouwen, zegt We
reldbank-vertegenwoordiger Ebiri. Ter
wijl zich maar weinig serieuze zakenlie
den aandienen, komen er regelmatig
mensen die de onkunde van de regering
proberen te misbruiken.
Zo was er onlangs een Canadese dame
die honderden mil
joenen beloofde, en
uiteindelijk spoorloos
verdween met achter
lating van een onge
dekte cheque ter
waarde van 6400 dol
lar ter betaling van
haar hotelrekening,
die mensen worden ge
goede vriend i
Weinig serieuze
zakenlieden dienen
ich aan in Albanië.
„De meeste
ïntroduceerd door t
de president, een wiskundeprofessor die
zeer duistere contacten blijkt te heb
ben", aldus Ebiri. President Berisha weet
dat blijkbaar ook, want Ebiri is inmiddels
gewend aan het verzoek de president om
'vrienden van zijn vriend' nader te con
troleren.
Albanezen klagen over het algemeen
opvallend weinig over de tegenvallende
internationale steun. Met wie je ook
spreekt, iedereen lijkt zich bewust dat
het land in zo'n slechte staat is, dat je
buitenlanders niet kwalijk kunt nemen
dat ze hun geld elders investeren. „Het
zal heel lang duren eer we er bovenop
zijn", zegt Zef Jakini, een boer uit het
noorden van Albanië. Als hij hoort dat
Nederland er na de Tweede Wereldoor
log vijftien jaar over heeft gedaan om er
bovenop te komen, licht zijn blik op:
„Daar maakt u me heel gelukkig mee. AJs
het bij ons zo snel zou gaan, zou dat heel
mooi zijn."
lijker een visum en zelfs met de juiste sloten voorlopig geestelijk een hek