Biesbosch te kijk in museum
Stempel van duurzaamheid voor tropisch hout
lijkt nog ver weg
Natuur Milieu
Kano en roeiboot zijn
bij uitstek geschikt
Noodklok luidt
voor dolfijnen
in de Ganges
Nederlandse
Oecologische
Flora voltooid
DINSDAG 10 ME11994
9
EINDREDACTIE PETER WOLFSBERGEN
Het nationaal park de Biesbosch is als uitgestrekt moerasgebied bij uitstek ge
schikt voor milieuvriendelijke vormen van watersport zoals kanoën en roeien.
Motorboten mogen niet harder dan 6 km/u en er gelden strenge regels voor
het aanmeren.
De twee recreatieschappen van de Biesbosch geven een detailkaart van het
gebied uit, boordevol informatie over waar wel en waar niet gevaren mag
worden. Er zijn toegankelijke zandplaten en natuurwandelpaden door oude
grienden. Ook'zijn er gebieden waar geen mensen mogen komen.
Wie meer wil weten over de roerige geschiedenis van de Biesbosch kan te
recht in het pas geopende Biesboschmuseum, naast het griendgebied De
Pannekoekaan de noordkant in de gemeente Werkendam. Nagebouwde
huisjes, hutten, werkplaatsen en gereedschap geven een indringend beeld
van de harde arbeid in riet, biezen en grienden Ook de Tweede Wereldoor
log krijgt ruim aandacht, toen tallozen in de Biesbosch een onderduikplaats
vonden.
De twee bezoekerscentra fungeren als startplaats voor een bezoek aan de
Biesbosch. Een is te vinden aan de haven van Drimmelen en het andere aan
de rand van Dordrecht. Daar is ruim informatie voorhanden over de mogelijk
heden de de Biesbosch biedt, compleet met verhuuradressen voor kano's en
roeiboten. Natuurliefhebbers kunnen inschrijven vooreen tochtje in het teken
van vogels, insecten, bevers of de eendenkooi.
In sommige delen van de Biesbosch mogen geen
foto martijn de jonge
Door twee meter niveauverschil tussen eb
en vloed konden de griendweVkers niet elke
avond naar huis. Zes dagen achtereen ble
ven deze grienduilen aan het werk in de
wildernis. Ze aten en sliepen met een man
of vijftien in een tochtige keet of aak, waar
het wemelde van de ratten. Ze verdienden
een grijpstuiver voor het hakken van mas
sa's takken en twijgen van de wilgen. In de
Biesbosch zelf werd het hout verwerkt tot
hoepels voor tonnen, zinkstukken voor wa
terwerken, oeverbeschoeiing, sehopstelen
en manden.
Bij wijze van eerbetoon aan deze harde
werkers is vorige maand het nieuwe Bies
boschmuseum geopend. Dat laat heel rea
listisch zien dat het natuurgebied van van
daag eeuwenlang door de mens is gevormd,
gekneed en bewerkt voor de produktie van
riet, biezen, wilgehout
en bovendien werd ge-
bruikt als uitgestrekt
terrein voor jacht en
visvangst.
De Elizabethsvloed
van 1421 verzwelgt een
rijk landbouwgebied
met talloze dorpen. Het
zoute zeewater trekt
vervolgens weg uit de
ontstane binnenzee en
zoet rivierwater van
Maas en Rijn doet zand
en slib bezinken. Er vormt zich een land
schap van rivieren, kreken en geulen met
slikken en zandplaten. De Biesbosch is ge
boren. De open verbinding met de zee
houdt de waterstromen wild en onbereken
baar met getijdeverschillen van twee meter.
De mens probeert de wildernis in cultuur
te brengen door de groei van riet, biezen en
wilgen te bevorderen en deze later te oog
sten. Met dammen, greppels, kaden en dui
kers wordt de waterhuishouding zoveel mo
gelijk geregeld, zodat de grienden goed be
reikbaar blijven.
De opkomst van plastic in de jaren '50
maakt biezen en wilgehout overbodig en
het wordt stil in de Biesbosch. In 1970 bij
het afsluiten van het Haringvliet stopt zelfs
'de fascinerende hartslag' in het Brabantse
en Dordtse gedeelte, want er is geen ver
schil meer tussen eb en vloed. Alleen de
Sliedrechtse Biesbosch staat in verbinding
met de Nieuwe Waterweg en houdt ruim
een halve meter getijdeverschil. Afgelopen
winter komt het hoge water weer even te
rug, maar nu van de andere kant. Opzich
ters signaleren enthousiast dat er reeën tot
Mens houdt voortaan
handen thuis en
moeder natuur
gaat aan de slag
hun buik in het water staan.
De mens houdt voortaan zijn handen
thuis en moeder natuur gaat aan de slag. Er
treden nu grote veranderingen op in de be
groeiing. Het overheersende riet, de lisdod
de en de biezen verruigen en maken plaats
voor wilgeroosje, kattestaarten, fluitekruid
en brandnetels. Nu de grienden niet meer
worden gekapt schieten ze door tot schots
en scheve wilgenbossen.
Staatsbosbeheer houdt deze verruiging
van de Biesbosch al vanaf 1958 in de gaten
en laat de natuur zoveel mogelijk haar gang
gaan. Eind vorig jaar kreeg het gebied de
status van Nationaal Park. waarmee de toe
komst is veilig gesteld. Helaas zijn de water
bodems en het water zelf op veel plekken
verontreinigd door de aanvoer van chemi
sche stoffen in het rivierwater. Een noodza
kelijke inbreuk vormen drie gigantische
spaarbekkens voor drinkwater, omringd
door hoge dijken.
„De wilgen leunen op
dramatische wijze in het
water, met blootgespoel-
de wortels en door storm
geknakte stammen. Hun
blaadjes tonen bij iedere
windvlaag een andere
tint groen of zilver," al
dus een lyrische be
schrijving van de wilde
bossen, waarin wilgen in
veertig soorten voorko-
De verwachting is dat er langzaam maar
zeker loofbos komt met eiken en essen. Als
najaren het natuurlijk evenwicht is hersteld
zullen ook de brandnetels plaatsmaken
voor een grotere verscheidenheid aan plan
ten. Het betekent niet dat er nu al geen bij
zondere planten te zien zijn. Uniek zijn de
driekante bies, de spindotter en de vele
soorten mos.
Voor enorm veel vogels blijft de Bies
bosch het belangrijke rust-, foerageer- en
broedgebied dat het altijd is geweest. Bij
zonder zijn de visarend, lepelaar, purperrei
ger, kwak, blauwborst en ijsvogel.
Het meeste bijzondere en passende dier
in de Biesbosch is wel de bever. In 1988
werden hier vijf beverpaartjes uit Oost-
Duitsland uitgezet. Eind vorig jaar zijn er al
42 stuks geteld. Ze hebben het niet gemak
kelijk, maar redden het waarschijnlijk wel.
Ze knagen complete bomen om en vreten
wilgetwijgen en brandnetels, waardoor er
groeiruimte komt voor iets anders. Staats
bosbeheer beschouwt ze trots als assistent
beheerders.
NATUURLIJK
De Ganges-dolfijn, vroeger een bekende
verschijning in het gedeelte van India's hei
lige rivier dat langs de stad Patna stroomt,
valt ten prooi aan verboden vismethoden
en toenemende watervervuiling.
Voor tribale groepen die in de deelstaat Bi-
har langs de Ganges wonen, is de dolfijn al
tijd een delicatesse geweest. Maar milieu
organisaties luiden nu de noodklok: de
Ganges-dolfijn ('platanista gangetica')
wordt met uitsterven bedreigd door
toedoen van vissers met verboden sleepnet
ten.
Volgens de Indiase natuurbeschermingswet
is de Ganges-dolfijn een beschermde dier
soort. In 1990 werd een 50 kilometer lang
stuk van de Ganges hier aangemerkt als
dolfijnenreservaat. Op het doden van een
dolfijn staat in dit gebied een gevangenis
straf van zes maanden of een boete van
2000 roepies (125 gulden). Maar wetten
worden in Bihar zelden uitgevoerd.
Zo is het mogelijk dat vissers voor de zee
visserij bestemde sleepnetten gebruiken,
die volgens VN-richtlijnen zijn verboden.
Zelfs pasgeboren dolfijntjes worden door
stropers gedood om hun olie, die dient als
aas voor het vangen van meerval. Ongeveer
honderd Ganges-dolfijnen belanden jaar
lijks in deze netten, schat R.S. Lal Mohan
van de Internationale Unie voor Natuurbe
houd (IUCN).
„We hebben vissers gevraagd om deze net
ten niet meer te gebruiken zegt Ramsaran
van de milieubeweging 'Ganga Bevrijdings
beweging'. Maar de vissers verdedigen het
gebruik van sleepnetten met het argument
dat ze met hun traditionele methoden
steeds minder vis vangen.
„Het uitroepen van het dolfijnenreservaat
en het wettelijke verbod heeft niet geleid tot
een beperking van het openlijk doden en
verkopen van dolfijnen in dit gebied", con
stateert Sunil Chowdhary van de milieu-or
ganisatie 'Mandar Club' mismoedig.
De Mandar Club heeft kantoren in geheel
Bihar en tracht vissers te overtuigen van het
belang van het behoud van de Ganges-dol
fijn. „We zijn niet tegen traditionele vis
sers", zegt Chowdhary. „Daarom geven we
ze voorlichting. Zij weten niets van de zeld
zame Ganges-dolfijnen en hun belangrijke
rol in het ecosysteem van de rivier, en ze
De vissers zijn echter niet de enige bedrei
ging voor de Ganges-dolfijn. Steden en in
dustrieën lozen hun afval op de 2500 kilo
meter lange rivier. Volgens een onderzoek
bij Patna draagt de watervervuiling bij aan
de toenemende vissterfte. De aanwezigheid
van dolfijnen is een betrouwbare indicator
van de waterkwaliteit, en getuige de sterfte
onder dolfijnen is het daarmee dus niet best
gesteld.
Tenslotte heeft de Ganges-dolfijn te lijden
van de toenemende verzilting van de rivier
en de dalende waterstand. Bovendien wor
den de dieren ernstig in hun bewegingsvrij
heid beperkt door de stuwdammen die de
laatste jaren in de Ganges gebouwd zijn.
De Nederlandse Oecologische Flora is vol
tooid. Vorige week is deel vijf van die gigan
tische standaardwerk op plantengebied ge
presenteerd. De flora geeft een beschrijving
van alle in Nederland voorkomende wilde
planten. De wilde planten 'staan niet al
leen'. Daarom geeft de flora ook een schat
aan informatie over de omgeving van de
planten, de dieren en insekten die erbij ho
ren, de grondsoort waar de plant op groeit
en de schimmels die van de plant afhanke
lijk zijn.
Aan het schrijven van de flora is tien jaar
gewerkt. Vrijwilligers van de stichting Flo-
ron (Floristisch Onderzoek Nederland) heb
ben gegevens aangedragen over vindplaat
sen, voorkomen en aantallen wilde planten.
De oecologische flora is niet te gebruiken
als determineerflora. Er staan geen determi-
neertabellen in. De makers van het lijvig
boekwerk hebben hier bewust voor geko
zen? er bestaan al voldoende goede flora's,
maar een oecologisch overzichtwerk was er
nog niet.
Hoewel de Nederlandse Oecologische Flora
voldoet aan alle eisen die aan een weten
schappelijk werk gesteld mogen worden, is
deze flora ook nog leesbaar. Schrijver en
botanicus E. Weeda heeft, door relatief een
voudig taalgebruik, de plantenkennis voor
iedereen toegankelijk gemaakt.
De flora is geïllustreerd door Rien Westra,
bijgestaan door zijn zoons. De aquarellen
tonen insekten, grassen en paddestoelen op
ware grootte. De foto's (honderden) zijn ge
maakt door C. Westra.
Deel vijf van de flora is, net als de voorgaan
de vier delen, in de bockhandel te koop.
Goedkoop is het werk niet: leden van het
IVN betalen 79 gulden (bij bestelling via de
natuurclub), in de bockhandel kost het
werk 89 gulden.
De watersporter die
ontspannen met zijn
bootje door de kreken
tuft, heeft er geen weet
van. Net zomin als de
zonaanbidder, lui lig
gend op een zand
plaat. De Biesbosch,
onlangs uitgeroepen
tot nationaal park vol
schitterend natuur
schoon, was nog niet
zo lang geleden het to
neel van meedogen
loos zware arbeid.
De bevers ontlopen mensen en bemoeien zich niet met andere dieren. foto martijn de jonge
Eerlijk is eerlijk, in mijn tuin kon de paarde
bloem het van het speenkruid, wat de bloei
betreft, maar met een daglengte verschil
winnen. Ik geef toe, lage dag- en nachttem-
peratuur en grote regenval, gepaard gaande
aan beperkte hoeveelheid zonneschijn
maakten in de maand februari het leven
van plant en dier niet gemakkelijk. Zo al
thans denken wij.
De werkelijkheid is anders, planten en die
ren beschikken over een groot weerstands
vermogen. Ik zag het ook dit jaar weer. De
paardebloem liet haar bundeltje groene
bladen al in februari glanzen; de nachtelijke
vorst, gepaard gaande aan wat sneeuwval,
stoorde niet. En het speenkruid, eveneens
op een plekje waar windvlagen niet kunnen
deren, spreidde tezelfdertijd zijn glanzende
blaadjes wijd uit.
Ik zag de zwelling van de bloemknoppen,
die wel van dag tot dag toenam, maar door
regen- en hagelbuien, gecombineerd met
een harde ijzigkoude noordenwind, ver
traagd werd. Ik zag nog meer, het klein
hoefblad vertoonde zich tussen de buien
door met een stralende bloem op de top
van zijn beschubde stengel, in volle glorie!
Hoe zoiets mogelijk is? Heel zijn bouw is er
op gericht om barre weersomstandigheden
Om dat goed te zien moeten we eigenlijk
het hele jaar door zijn leven observeren. In
de nawinter tot en met maart zien we hoe
kleine bruine blaadjes stijf tegen de stengel
gedrukt zijn en zo bescherming bieden (zie
tekening).
Aan het eind van de geschubde stengel
staat een bloemhoofd, precies als bij de
paardebloem. U weet dat elkbloemlintje
een bloem is en zo'n bloemhoofd is dus een
verzameling van bloemen. Bij paarde-
bleom, madeliefje, zonnebloem staan die
lintvormige bloempjes in één rij langs de
rand. Bij het klein hoefblad is dat zo niet.
U kunt goed zien dat de buitenste lint
bloempjes in rijen min of meer spiraalvor
mig achter elkaar staan. Elk bloempje heeft
maar één stamper met een in tweeën ge
spleten stempel. Deze randbloempjes zijn
dus vrouwelijke bloemen.
Maar in het midden van het bloemhoofd
meent u complete bloempjes te zien, want
elke stamper is omringd door meeldraden.
Zo is het ook wel, maar dè stampers hebben
in hun vruchtbeginsel geen zaadknop. Met
andere woorden, deze centraal staande
bloemen zullen nimmer zaad kunnen
voortbrengen.
Maar let nu op het gedrag van de meeldra
den. De helmknopjes van de meeldraden,
de doosjes dus waar het stuifmeel in zit,
zijn met elkaar verbonden en omsluiten zo
de stijl van de onvruchtbare stamper. Die
stijl heeft echter iets heel merkwaardigs, ze
draagt borstelvormige haren.
Op een gegeven moment rekt de stijl zich
uit en de harige borstel strijkt langs de
helmknopjes en het stuifmeel wordt mee
omhoog gevoerd. Dit gebeurt alleen bij
zonneschijnweer, als bijen, hommels en
vliegen op voedsel uit zijn. Het stuifmeel
wordt op deze manier meegenomen en
overgebracht op een ander klein hoefblad.
Kruisbestuiving vindt dan plaats.
Toch is het een uitzondering dat deze be
stuiving plaats vindt. Anders gezegd, het
verhaal over het kleine hoefblad is nog
maar op de helft. De volgende keer dus het
vervolg.
AMSTERDAM IPS
GUIDO DE BRUIN
Onlangs had een Maleisische delegatie in Ne
derland moeten zijn om te praten over duur
zaam gekapt tropisch hardhout. Maar de
deskundigen uit dit Zuidoostaziatische land
hebben, geïrriteerd over de Nederlandse op
stelling, hun bezoek uitgesteld.
De reden daarvoor is dat ze lucht hebben ge
kregen van nog steeds bij het ministerie van
Landbouw levende plannen voor een invoer
verbod van bepaalde soorten tropisch hard
hout. En daar waren ze niet blij mee; ze wilden
wel praten, maar niet met het mes op tafel.
Twee jaar geleden was er een rel tussen Land
bouw en het ministerie van Economische Za
ken (EZ). Landbouw wilde twee tropische
boomsoorten op een lijst van de Conventie
over Internationale Handel in Bedreigde Soor
ten (CITES) geplaatst zien om de handel erin
te bemoeilijken.
EZ moest alle zeilen bijzetten om de toch al
lichtgeraakte Maleisische handelspartners er
van te overtuigen dat het hier een dwaling van
I.andbouw betrof. EZ won toen, maar nu lijkt
de CITES-constructie opnieuw de kop op te
steken.
Bronnen binnen de ministeries spreken echter
van een misverstand bij de Maleisiërs. Neder
land zou niet nogmaals dezelfde boomsoorten
bij CITES willen aanmelden, maar slechts met
'consultaties' op dit gebied begonnen zijn om
de handel in het betreffende tropische hard
hout in kaart te brengen.
Maar Maleisië, dat zich de laatste jaren op alle
terreinen, van mensenrechten tot handelsbe
leid, allergisch toont voor westerse inmenging,
zit nog meer dwars. Het land, dat overigens
nog maar weinig tropisch regenwoud bezit, wil
best meewerken aan duurzame houtkap, maar
dan het liefst op eigen voorwaarden.
Zo vinden de Maleisiërs dat Nederland de pro-
duktielanden het mes op de keel zet met het
Convenant Tropisch Hout (CTH). Regering,
bedrijfsleven en milieu-organisaties sloten vo
rig jaar dit akkoord, dat beoogt vanaf 1995 al
leen nog hout uit duurzaam beheerde tropi
sche bossen te importeren. Maleisië werpt zich
op als woordvoerder van de produktielanden
en betwijfelt hoe het na 1995 verder moet met
landen die niet aan de voorwaarden van duur
zaam beheer kunnen voldoen.
Verder steekt het de Maleisiërs dat er door
consumentenlanden als Nederland alleen ge
sproken wordt over tropische bossen, terwijl er
in de gematigde zones ook heel wat met de
overgebleven bossen aan de hand is.
„Landen als Maleisië die tropisch hardhout
produceren willen steeds meer het initiatief
nemen en niet langer van alles door import-
landen opgelegd krijgen", beaamt E. Lam-
merts van Bueren, directeur van de Wagening-
se onderzoeksstichtingTropenbos. „Dat is be
grijpelijk: het is hun bos en het is hun hout dat
op den duur een certificaat van duurzaamheid
moet krijgen."
Die certificering heeft heel wat voeten in de
aarde. Hoewel volgend jaar het Convenant al
in werking moet treden, worstelen deskundi
gen nog steeds met de vraag: wat is duurzaam,
en welk hout verdient straks een goedkeurend
stempel?
Onder leiding van de Wageningse emeritus
hoogleraar C. Stortenbeker kwam de Deskun
digenwerkgroep Duurzaam Bosbeheer eerder
dit jaar met een rèpport over het probleem van
certificering. Het resultaat is een omvangrijke
lijst van criteria voor duurzaam bosbeheer, die
echter moeilijk in een concrete vragenlijst te
vangen zijn.
De weging van de verschillende criteria is een
vraagstuk waar de werkgroep niet goed raad
mee weet. Uiteindelijk, zo constateert de
werkgroep, komt het neer op het 'best profes
sional judgement' van een groep deskundigen.
„Het rapport is een basis voor dialoog met de
produktielanden, maar zeker geen handboek
voorveldinspectie", aldus werkgroeplid Lam-
merts van Bueren. „Internationaal gebeurt er
ontzettend veèl op het gehied van certificering,
maar het zal nog lang duren voordat er werke
lijk gecertificeerd kan gaan worden."
Kunnen we dan wel verwachten dat er in 1995
inderdaad duurzaam gekapt tropisch hard
hout in de Nederlandse winkels ligt? „In 1995
zal er nog geen wereldwijd certificeringssys
teem zijn", verwacht Lammerts van Bueren,
„maar wellicht is er dan overeenstemming
tussen Nederland en individuele produktielan
den over voorlopige uitgangspunten en crite
ria, die in de loop van de tijd aangevuld en
aangepast moeten worden en afgestemd op
wat er internationaal gebeurt."
Hij verwacht dat voor het totstandkomen
van dergelijke overeenkomsten nog de
nodige hobbels genomen zullen moeten
worden. „Veel produktielanden zijn
wel bereid mee te werken aan certifi
cering. maar ze hebben daar ieder
hun eigen beeld bij. De eisen die
Indonesië bijvoorbeeld voor ogen
heeft, kunnen wel eens minder
streng zijn dan de eisen die wij
ons voorstellen."