'Ik ben een jaar lang door de hel gegaan' Patijn: anti-racist in hart en nieren Leiden Regio VRIJDAG 6 MEI 1994 Katwijkse bloemenrijder Joost Aertse terug na twaalf maanden Engelse cel Binnen 367 dagen stonden twee ontvangstcomités hem op te wachten. Eerst een dik jaar geleden in Harwich, waar twintig douanemannen met drugshonden hem aanhielden en insloten op verdenking van drugsmokkel. En vervolgens op 3 mei jl. toen hij op Zestienhoven door zestig vrienden en familieleden met bloemen en cham pagne werd begroet om zijn vrijlating te vieren. Tussen die twee momenten vertoefde Katwijker Joost Aertse in 'de hel'. Hij zat opgesloten in een gevangenis ver van huis, moest zijn behoeften doen in een krant, had niet of nauwelijks te eten en kende elke dag tergende onzeker heid. „Zelfs nu kan ik nog steeds niet begrijpen dat ik hier zit. Als het verkeerd was gelopen had ik zomaar j twintig jaar gekregen." I KATWUK MONICA WESSELING Joost Aertse (27) is weer thuis in Katwijk. „Ik zet geen stap meer I in Engeland. Wat een rotiand. Het is een politiestaat. Ze heb- i ben daar een jaar van mijn le- ven gepikt. Dat jaar komt nooit meer terug. Ik ben twintig kilo afgevallen, mijn haren zijn uit- gevallen van het slechte eten en ik slaap heel slecht. Wat een rotiand." Joost wil nog maar één ding: Engeland en zijn jaar in de ge vangenis zo snel mogeljk verge- S ten en in Katwijk de draad weer oppakken. „Ik ga eerst naar de dokter, want ik voel me hele maal nog niet goed. Volgende week ga ik met mijn meissie j een weekje op vakantie. Naar de Canarische Eilanden of zo. Alles behalve Engeland want daar wil ik echt nooit meer naar toe." Aertse is bloemenrijder op Ierland. Hij werd op 2 mei 1993 j samen met zijn Rijnsburgse col- j lega, die nog wel vastzit, in Har- I wich gearresteerd op verden- i king van drugsmokkel. In zijn vrachtwagen werden onder de slaapbank twee koffers gevon- den met in totaal dertig kilo he roïne, met een straatwaarde van dik negen miljoen gulden. Nu nog houdt Aertse vol dat hij van niets wist. „Stomverbaasd was ik. Zoiets hou je toch niet voor mogelijk. Twee koffers met van dat rotspul en dan in mijn wa gen. Hoe is dat nou mogelijk"? Juist om zijn onschuld te 'bewij zen' wil hij nu zijn verhaal ver tellen. „Daarom mag mijn naam ook best in de krant. Ik heb niks te verbergen en dat wil ik Katwijk laten weten." Hij vermoedt dat de douane getipt was, want de wagen van de firma Brussee (waar hij voor reed) werd uit een lange rij ge plukt en aan inspectie onder worpen. De Katwijker en zijn vriend, die met hem meereed om in Ierland met een eigen wacht au to verder te gaan, wer den direct na de vondst gearres- .teerd en overgebracht naar de Chelmsford-gevangenis in Es sex. „De eerste dagen denk je nog dat je er wel snel uit zult zijn", aldus Aertse, maar dat pakte even anders uit. De dagen werden weken, maanden en ten slotte een heel jaar. Een jaar waarin Joost had willen trou wen met zijn Sandra, hetgeen uiteraard werd uitgesteld. „Maar we zijn nou maar in de gevangenis in ondertrouw ge- Rondjes draaien De eerste tijd in Chelmsford ge beurde er weinig. Binnen een paar dagen had de oudste broer van Joost wel een advocaat voor hem geregeld. „Mijn broer heeft echt ontzettend veel voor me gedaan. Hij zorgde dat Van der Plas kwam, een hartstikke goe de advocaat, en heeft me samen met mijn ouders ook al die tijd geld gestuurd, zodat ik eten kon kopen. Want wat je daar kreeg was niet weg te werken", gru welt hij nog na. „Allemaal ge malen spul dat nergens naar smaakte. Ik werd er ziek van en kreeg last van mijn endeldarm,." Joost en zijn vriend mochten eerst nog samen in een cel, maar werden na een paar we ken uit elkaar gehaald. De da gen verliepen vervolgens alle maal hetzelfde: rondkijken in je cel, lezen»of schrijven, nog eens rondkijken in je cel, lezen en schrijven, en nog maar eens een rondje draaien in je cel. „Eigen lijk was ik er al die tijd van over tuigd dat ik weer vrij zou ko men. Ik weet zelf immers dat ik nooit, maar dan ook nooit iets met van die verdovende midde len te maken heb gehad. Ik wil het ook nooit ook. Pas nu ik te rug ben, in een groot bed kan slapen in een kamer met de deur open, besef ik pas dat het ook heel anders had kunnen lo pen. Dat ik twintig jaar cel had kunnen krijgen. Of dat ik wel vermoord had kunnen worden als diegene die de heroïne in 'mijn truck had gestopt, de rot zooi eruit was komen halen. Dat ik onderweg, als ik ergens stond te plassen, opeens een pistool in mijn rug had kunnen voelen, of zo. Dan hadden ze me ergens gevonden, langs de kant van de weg, dood." Na een aantal maanden in Chelmsford, werden de bloe menrijder en zijn Rijnburgse Joost Aertse op de rug gefotografeerd: „Ik hoef niet door iedereen herkend maat, overgebracht naar de Brixton-gevangenis. Brixton is beduidend strenger en wordt zwaarder bewaakt. Het tweetal zou vlucht-gevaarlijk zijn. Aert se zat er als enige blanke tussen zeventig gekleurde gevangenen, zijn vriend zat een verdieping hoger. Een uitzonderingspositie waar hij niet bepaald blij mee was. „Bfbeton was echt de hel op aarde. De ratten liepen er rond. Een WC had je niet in je cel. Je moest je behoefte doen in een krant die je daarna naar buiten gooide, op de binnen plaats. Piesen deed je in een fles. Ik heb daar drie maanden gezeten en noot met iemand gepraat. Ie gedeist houden en niet omvallen, dat was het enige datje kon doen. Ook zijn vriendin ging met te genzin naar Brixton om Joost te bezoeken: „De dreiging was bij na tastbaar." In Brixton leverde Aertse heel wat van zijn aanvan kelijk forse postuur in. „Want dat eten was echt vreselijk. Ik te worden." FOTO LOEK ZUYDERDUIN lag 's nachts wel eens te mijme ren op mijn britè over een lek ker karbonaadje of frikandelle- tje. Een gewoon lappie vlees met een beetje verse groenten. Het Engelse gevangenis-eten is bar. Ik flikkerde het meteen het raam uit. Die stinktroep moest ik niet". In Brixton werd hij, on danks zijn jonge leeftijd, ook behoorlijk kaal. „Geen vitami nes hè." De gevangenis was zó vies dat Joost sokken liet opsturen om onder de douche te kunnen dragen. „Slippers waren verbo den en met mijn blote voeten wilde ik daar niet op de vloer staan." Brixton kent een zwaar regime: per dag hoogstens een uur luchten en dag en nacht het licht aan in de cel. „Ik moest uit een raampje kijken om te weten of het dag of nacht was." Het leven werd nog enigszins veraangenaamd omdat hij met zijn medegevangen zelf drank brouwden. „Men neme: twee li ter jus d' orange, twee grannies (appels), twee kilo suiker en wat gist. Zet het op de verwarming en na een dag of 12 heb je 'Hootch', een drank met 13 pro centalcohol." Vluchtgevaar Na bijna een half jaar voorarrest zou het proces op 6 december dienen voor de Engelse rechter komen. „Ik keek uit naar die dag. Eindelijk zou er een eind aan deze narigheid komen." Die vlieger ging niet op. Drie dagen voor de geplande proces datum werd het tweetal overge bracht naar de zwaarbewaakte Belmarsh-gevangenis, eveneens in Londen. Een gevangenis waar IRA-verdachten en andere zware criminelen worden be waakt. „Ik was categorie A High risk-verdachte. Super, super su pergevaarlijk. Gevaarlijker en slechter dan een moordenaar, dan een overvaller of verkrach ter. En dat terwijl ik nog nooit een appel gejat heb." Voor Joost en zijn advocaat is het tot op de dag van vandaag een raadsel waarom ze naar de zwaarbewaakte inrichting wer den overgebracht: „In Engeland is een vaag gerucht over ont snappen al genoeg om je naar een speciale gevangenis over te brengen. Als de melkboer op de hoek meldt dat hij gehoord heeft dat je gaat vluchten, ne men ze direct maatregelen." De Katwijker zat in een 'gevangenis in een gevangenis' temidden van IRA-leden. „Naast me zaten een paar jongens die een bom hadden gegooid in het waren huis Harrods in Londen. Aardi ge jongens, maar toch had ik weinig zin om met ze in een bus vervoerd te worden. Dat hoefde later ook niet meer." Wat advocaat Van der Plas in Belmarsh opviel was niet alleen de zware bewaking - tientallen mannen met zware geweren, honden en overal camera's -, maar vooral ook de enorme rot zooi. Er lagen bergen vuil onder de ramen van de cellen. „Je flik kerde gewoon alles naar bui ten". zegt Joost. „En dat deed iedereen." Old Bailey Begin april was het dan einde lijk zo ver. Het proces in de Londense rechtbank Old Bailey - de best bewaakte rechtbank in Engeland - begon. Dag in dag uit werden Joost en zijn vriend, hij wil uitdrukkelijk diens naam niet in de krant hebben - van Belmarsh naar Old Bailey ge transporteerd. „In een gepant serde wagen, met een helikop ter erboven, alle straten afgezet en gewapende motoragenten overal. Over de Tower Bridge, crossend over de stoep, in een half uur tijd een afstand afleg gen waar je normaal anderhalf uur over doet. Maar ik vond het niet erg, want ik werd kotsmis selijk in die auto." Zoals in Engeland gebruikelijk is werd de zaak bekeken door een twaalfkoppige jury („Alle maal heel gewone en aardige mensen"). De dagen van ver hoor regen zich aaneen. Tot de dag dat een beveilingsbeambte van de veiling Flora een verkla ring aflegde die onmogelijk waar kon zijn. De bloemenwa gen waarmee Joost in Harwich aankwam en waarin de heroïne werd aangetroffen, was in de Rijnsburgse bloemenveiling Flora geladen. Net als elke week in de maanden daarvoor. De Katwijker verkocht vanuit de wagen bloemen in Ierland, zoals zoveel jongens uit Katwijk en Rijnsburg. De beveilingingsman ver klaarde, een jaar nadat de jon gens waren aangehouden, dat hij had gezien dat Joost de twee bewuste koffers in zijn vracht wagen had gezet. Tot enkele weken daarvoor had diezelfde man steeds gezegd dat hij nooit iets gezien had. Die omslag, plus enkele tegenstrijdigheden in zijn verklaring, maakte vol gens Van der Plas duidelijk dat de Flora-man loog. „En dat vond de jury blijkbaar ook." Op 3 mei om precies 11.00 uur werd de Katwijkse bloe menrijder door de rechter van Old Bailey uit de rechtzaal ge stuurd om in zijn cel de uit spraak van de jury af te wach ten., „Dat waren de ergste uren van mijn leven. Een zwart gat, een enorm zwart gat. Dat wens je je ergste vijand niet toe." Drieëneenhalf uur later werd Joost weer in de rechtzaal ge roepen. De jury was tot een oor deel gekomen. „De eerste drie juryleden die binnenkwamen, keken langs me heen en de ze nuwen gierden al door mijn lijf. Ik dacht dat het goed fout was. De vierde stak heel voorzichtig zijn duim een beetje op en gaf me een knipoog. Toen wist ik dat het goed was. Joost werd vrijgesproken, met twaalf keer 'not-quilty', en stond een uur later buiten, ,,'s Morgens word je nog door mannen met machinegeweren opgehaald en in een gepantser de wagen weggebracht en een paar uur later sta je op de stoep van de rechtbank en ben je vrij. Daar kan je toch niet bij met je hoofd." Door gaan _Wie de heroïne in zijn vracht- "wagen heeft gestopt, weet Aert se („We zijn geflikt") nog steeds niet. Maar zijn vriend, die nu nog in de gevangenis zit en wiens proces maandag begint, was het in elk geval niet. Dat weet hij zeker. Wie politie en douane op het spoor heeft gezet weet hij evenmin. En dat wil hij ook niet weten. Zelfs met de se curity-man van Flora, die hem als dader aanwees, wil loost geen appeltje meer schillen. „Zo n man wil je zijn kop af schroeven, maar ja. dan kom je misschien toch nog in het ge vang en de cel heb ik nu wel ge noeg gezien. Ik wil de zaak zo snel mogelijk vergeten. Door gaan met mijn meissie. weer werk zoeken en dóór leven." Katwijk is een klein en geslo ten dorp. maar Aertse denkt dat de meeste belastende verklarin gen niet door dorpsgenoten werden afgelegd. „Getuigen hebben gezegd dat ik wel erg veel geld had. Ik reed nogal eens in mooie auto's rond in het dorp. Logisch, want een vriend van me handelt in die dingen. Ik hielp hem en mocht in ruil daarvoor rondkarren in die wagen. Maar daarmee ben je nog geen drugsbaron. Die ge tuigen kwamen volgens mij uit Rijnsburg. Daar heerst de kin nesinne, de jaloezie. Als de een een grote auto heeft moet de ander die ook hebben." 'Gewoon dóórgaan' betekent voor Joost ook weer opnieuw als bloemenrijder gaan werken. „Maar dan niet op Engelapd," haast hij eraan toe te voegen. En wel bij een andere baas. Zijn vroegere werkgever, Brussee. diende daags na zijn arrestatie een ontslagaanvraag in, die ove rigens niet gehonoreerd werd door de kantonrechter. „En al die maanden heeft ie nooit iets van zich laten horen." Advocaat Van der Plas bekijkt de moge lijkheden nog om een schade loosstelling voor Aertse te eisen bij diens werkgever. Bij de En gelse rechtbank hoeft hij daar in elk geval niet mee aan te ko men. „Want daar hebben ze in Engeland nog nooit van ge hoord." „Achterlijk land", zegt Aeftse. nu hij terug is, na twaalf zware, lange maanden. Ook zijn ou ders gingen in die tijd door de hel. „Ze stonden te huilen op Zestienhoven, toen ik landde. Na een verloren jaar. Een jaar dat weg is uit mijn leven. Zo'n jaar vergeet je nooit meer. Dat draag je mee, je leven lang." 'Die strijd is bijna een karaktereigenschap geworden U HAAG MONICA WESSELING De felle weerstand tegen alles wat met discriminatie en racis me te maken heeft, is bij hem geen modeverschijnsel en geen verkiezingsstunt. „Dat zit heel diep in mijn binnenste. Daar ben ik mee opgegroeid. Ik ben gefascineerd door de Tweede Wereldoorlog, maar dan op de goede manier. Gefascineerd om te strijden tegen de onderdruk king van mensen, van groepen weerlozen, van out-casts." Voor Schelto Patijn (PvdA, 57), tot 1 juni nog commissaris der Koningin van Zuid-Holland, betekent het aanstaande burge meesterschap van Amsterdam in elk geval één ding: een nog directer confrontatie met racis me en discriminatie. Als com missaris staat hij op een af stand. „Mijn handen jeukten af en toe om de grote-stads-pro- blematiek aan te kunnen pak ken. Nu kom ik in die grote stad. Een stad waar het leven wordt bepaald door de zorgen van alledag. Daar wordt het ge vecht tegen racisme in zijn ul tieme vorm geleverd." Voorname familie Patijn is, hij knikt bijna verveeld als dat wéér ter sprake komt, uit een keurige, nette en vooral voorname familie afkomstig. Een familie die, zo lijkt het op het eerste gezicht, nu niet direct indringend met racisme en dis criminatie geconfronteerd is ge weest. Waar kom dan toch die betrokkenheid vandaan? De scheidend commissaris: „Mijn ouders hebben de Tweede We reldoorlog meegemaakt. Zoals zovelen ben ook ik opgegroeid met de verhalen daarover. Over anti-semitisme en andere vor men van rassenhaat, discrimi natie en de verschrikkingen van de oorlog. Mijn vader was afge vaardigde van de VN en heeft in die functie meegewerkt aan de oprichting van de staat Israël. Zoiets vormt je. De strijd tegen discriminatie en racisme wordt bijna een karaktereigenschap." Een eigenschap die, zo blijkt uit zijn verhalen, gezorgd heeft voor een nauwe samenwerking met E. van Thijn gedurende tien jaar in de Tweede Kamer. Meer nog zorgt die eigenschap voor een intensieve bewogenheid met het lot van achtergestelden. De burgemeester van de hoofdstad van Nederland heeft een invloedrijke positie. Zelfs in die functie kan Patijn niet in één keer het opkomend racisme en fascisme de kop in drukken. „Zo'n strijd duurt jaren. Toch voel ik me niet bij voorbaat machteloos. Haat tegen buiten landers is mensen niet eigen. Mensen zijn van nature dan ook niet racistisch. Een zondebok ontstaat pas als mensen een re den hebben een zondebok te zoeken." De problemen van alledag, waar Patijn zo naar uitkijkt, zijn ook de problemen waardoor ra cisme en fascisme worden ge activeerd. Méér werk, voor ie dereen een fatsoenlijke woning en weer veilig over straat kun- nen lopen en de rassenhaat zal een stuk minder zijn. Patijn: „Als ik een straat vol huizen had en een paar handen vol banen te vergeven, zou ik het doen. Maar ik heb het niet, dus moet ik ook geen beloften doen. Door valse beloften heeft de politiek al veel te veel krediet verspeeld. Ik kan wèl beloven dat ik er alles aan doe om meer werk, meer banen en meer politie te krij- gen." Zijn weerstand tegen val se beloften heeft ook te maken met de vlucht naar de CD, die daarvan het gevolg is. Mensen j die niet meer in de gangbare j politieke partijen geloven, stap- pen over naar extreem rechts. Patijn krijgt in de gemeenteraad van Amsterdam met een aantal CD'ers te maken. „We moeten -i nog maar eens bekijken hoe we j daar mee omgaan. Als de CD zich correct gedraagt zal ik de CD-raadsleden op een correcte manier benaderen. Gaan zij buiten hun boekje, dan grijp ik Hard Die hard-tegen-hard benade ring is de commissaris niet ei gen. De statenvergadering van Zuid-Holland kenmerkt zich door een gezapige, gemoedelij ke en weinig competatieve sfeer. „Ik ben een man van overleg, van consensus. Daar mee bereik je het meest". Am sterdammers daarentegen schromen niet zich als kempha- Schelto Patijn: „Mijn handen jeuken om in de grote stad aan het werk te gaan." nen tegenover elkaar op te stel- wordt. En geloof me. ook bin- Geen valse beloften om mak- contact met de burgers. Daar len. „Hoe we het doen, is van nen de Amsterdamse gemeen- kelijk te scoren: „Kok doet dat verheugt hij zich het meest op: minder belang. Het gaat erom teraad valt wel overeenstem- ook niet, en blijkt een winnaar „De talloze gesprekjes met Am- dat de stad goed bestuurd ming te bereiken." te zijn". Eerlijkheid ook in het sterdammers op straat. De be zoeken aan Ajax. Amsterda mer onder de Amsterdammi zijn. Een burgemeester zijn vc iedereen."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 19