De grote
finale
van
Leo Horn
ZATERDAG 16 APRIL 1994
Zijn oom had een schoenenzaak in Essen.
En was een liefhebber van tekkels. In 1938
schoten nazi's al zijn honden dood. Na hun
wandaad ontsierden ze de kennel met het
opschrift Judenhunde nicht geliebt. Leo
Horn, 77 jaar inmiddels, denkt steeds vaker
terug aan de periode waarover hij lang
heeft gezwegen. De vroegere scheidsrechter
werd twee jaar geleden getroffen door een
herseninfarct. Hij heeft het gevoel nu toe te
zijn aan zijn eigen finale. Aan het woord is
„een ouwe man, aan het eind van zijn
latijn".
'Ik heb in mijn leven meer vijanden dan vrienden gemaakt'
Twee momenten uit Horns actieve carrière. Boven: Amster
dam, 12 oktober 1958. Horn krijgt het aan de stok met een
fotograaf, die het niet eens is met het verloop van de wed
strijd Blauw Wit - DWS (1 -3).
Onder: Amsterdam, 22 februari 1959. Spelers Van Mourik,
Westers en Kraak huldigen Horn vóór de wedstrijd Ajax-
Elinkwijk. fotos archief
Meer dan eens is hem gevraagd
of hij het applaus niet het
meest van alles zou missen.
Maar daar is Leo Hom nooit benauwd voor
geweest. Hij floot zijn laatste voetbalwed
strijd in 1966 en wist dat de mensen vanaf
dat moment in hem een levende legende
zouden zien.
„Kom ik bij Ajax, dan word ik herkend. En
schud ik vele handen. Met interviews ben ik
zeer selectief, maar is het niet veelzeggend
dat een journalist nog steeds is geïnteres
seerd in Leo Horn? Een ouwe man, voor
tachtig procent functionerend, aan het eind
van zijn latijn?"
De belangstelling streelt Leo Hom. „Mij is
altijd ijdelheid verweten. Elk mens is natuur
lijk ijdel. Maar ik vind dat dit niets te maken
heeft met domheid, zoals veel mensen den
ken. Ik althans ben er altijd wel bij gevaren.
Ik denk maar: zolang mensen in mij zijn ge
ïnteresseerd is mijn leven kennelijk de moei
te waard geweest."
De eindstrijd van zijn leven is minder ge
makkelijk dan de talrijke voetbalfinales die
hij vroeger leidde. Twee jaar geleden werd
Horn tijdens een jachtpartij bij kennissen in
Southampton getroffen door een hersenin
farct. Maanden lag Hom in een Engels zie
kenhuis voordat hij thuis in Culemborg ver
der mocht revalideren. „Ik heb geluk gehad.
Een andere oud-scheidsrechter, Joop Ver
voort, heeft het onlangs niet overleefd. Ik ben
weer voor tachtig procent in orde. Alleen
mijn vingers, die willen nog niet zo. Ik slik
wel tabletten. Acht per dag, inmiddels."
Syndroom
Een van die tabletten slikt Hom al sinds 5
mei 1945, de dag waarop Nederland werd be
vrijd van het Duitse juk. „Zonder Mogadon
heb ik nooit de nacht ingedurfd. Ach, die hele
oorlog is natuurlijk een syndroom geworden.
Ik heb er nooit over willen praten, tot Mies
Bouwman me op mijn zeventigste vroeg voor
Dit Is Uw Leven. Het kon toen, het moest
toen."
Hom" is jood. En
combinatie die ook in kleine kring verwonde
ring en ontzag teweeg bracht. Hij maakte
deel uit van de tien man sterke knokploeg
onder leiding van beroepskapitein Ben War
ner. Bij de speciale Amsterdamse brigade van
de Binnenlandse Strijdkrachten was Hom de
tweede in hiërarchie. „We kenden eikaars
werkelijke naam niet. Ik weet nog dat één
van ons me influisterde, toen een oude jood
se vrouw uit haar bovenhuis werd getakeld:
zouden joden ook het lef hebben te doen wat
wij doen? Dat was Wim Kuijt, toch wars van
antisemitisme. Na de oorlog stelde ik me aan
hem voor: mijn naam is Leo Hom, en ik ben
jood."
Hom slaagde er persoonlijk in af te reke
nen met de 'domme mythe als zouden joden
lafaards zijn'. „Pas na de Zesdaagse Oorlog in
'67 en de Jom Kippoer-oorlog in '73 is men
tot inkeer gekomen. Een paar honderddui
zend joden die miljoenen Arabieren het bos
in stuurden."
Zijn jood-zijn heeft Hom nooit verloo
chend, als hem er althans naar werd ge
vraagd. „Ik heb er ook nooit mee te koop ge
lopen. Want ik wist dat het me meer nadelen
dan voordelen zou opleveren. Ik ben geïn
doctrineerd door de angst te worden uitge
scholden en gediscrimineerd. Ik ben twee
keer in mijn leven bevrijd. De eerste keer als
veertienjarige, toen we verhuisden van Sit-
tard naar Amsterdam."
In de vooroorlogse Zuidlimburgse ge
meenschap, waar Hom vriendschap sloot
met zijn buurjongen Toon Hermans, was de
familie het mikpunt. „Heel Limburg telde ge
loof ik veertig joodse gezinnen. Er was wel
een rabbijn en een synagoge, maar daar
kwam ik alleen op Grote Verzoendag. Mijn
vader en moeder, een Duitse die op achttien
jarige leeftijd naar Nederland verhuisde, wa
ren overigens niet orthodox. We aten thuis
wel matsa en koosjer, maar waren toch voor
al liberéél. Maar won of jatte ik op straat dan
eens een knikker, dan maakten ze me wel uit
voorlillijkejid."
Amsterdam, waar het leeuwedeel van de
toen nog uit 140.000 mensen bestaande
joodse gemeenschap woonde, was voor Hom
een openbaring. „De assimilatie was er zo
enorm dat ik me gewoon bevrijd voelde.
Toch hebben de Sittardse ervaringen me al
tijd achtervolgd. Het kwam er allemaal uit tij
dens de oorlog. In '42 sloot ik me aan bij het
overvalteam in Zuid, samen met onder ande
ren Kuki Krol, de vader van Ruud. Kijk, ik was
geen held. Je wordt niet geboren als held. Ik
heb ook veel gevaren domweg overzien. Pas
na de oorlog hebben sommige mensen me
bestempeld als held."
Onderduikadresssen
Hom weigerde tijdens de bezetting de David
ster te dragen. Hij nam schuilnamen aan als
dr. Van Dongen en ir. Varing, en klaarde zijn
klussen. Hij verspreidde illegale kranten en
pamfletten, pleegde aanslagen op hoogge
plaatste SS'ers en overvallen op instellingen
als de Amsterdamse Rijtuigenmaatschappij.
Maar bovenal ritselde hij onderduikadressen.
Zijn ouders sleepte hij erdoor, zijn broer
George (nu 70) ook. maar zijn oudste broer
Edgar en zijn zus Sophie (nu 84) leken niet te
redden. „Edgar werkte op een illegale druk
kerij in Baarn. De dochter des huizes ging
met een Duitse officier. Edgar schreef me: dat
meisje, dat zal haar eigen vader toch niet ver
raden? Ik schreef terug: Edgar. zeg nooit
nooit. Maak dat je wegkomt. M^ar het was te
laat. Edgar werd afgevoerd naar Kamp
Amersfoort en stierfin Mauthausen."
Sophie belandde in '42 in Bergen-Belsen,
waar 115.000 gevangenen het leven zouden
laten. „Ze heeft er oog in oog gestaan met
Mengele. Dat weet ik, omdat ze het heeft
kunnen navertellen. Ik weet ook wie haar er
bij heeft gelapt: een zekere Bout van de Hol
landse Gestapo. Kort na de oorlog was er bij
de Heineken-brouwerij door de Binnenland
se Strijdkrachten een kamp ingericht voor
mensen die fout waren geweest. Ik ben er
nog commandant geweest. Ik heb me nooit
laten gaan, ik wist me altijd te beheersen. Tot
ik hoorde dat ene Bout werd ingeschreven. Ik
vroeg hem: kunt u zich mevrouw Sophie Kos
ter-Hom nog herinneren? Dat kon-ie. Hij was
vastgebonden, maar ik heb hem toch een
klap gegeven."
Horns zus zag haar kinderen terug, haar
man niet. „Na de oorlog is ze hertrouwd. Ze
wilde hertrouwen, maar alleen met een man
die hetzelfde had doorgemaakt als zij. Zo
werkt dat."
Zelf trouwde Hom nooit joods. „Ik voel me
een Nederlandse jood, geen joodse Neder
lander. Ik heb me altijd aangepast aan de Ne
derlandse normen. Bovendien ben ik altijd li
beraal geweest. Geloven? Nee. ook niet."
Rechtvaardigheid
In plaats daarvan gelooft bondsridder Horn
heilig in rechtvaardigheid, in niets dan de
waarheid. „Ik heb in mijn leven meer vijan
den dan vrienden gemaakt. Maar dat heeft
me nooit een lor geïnteresseerd. Ik wilde
misstanden aan de kaak stellen. Karei Lotsy
schreef me in de oorlogsjaren een brief.
Daarin meldde hij dat ik niet meer mocht
fluiten, op last van Seyss-Inquart. Het was
een opdracht die Lotsy had moeten weige
ren. Ik heb nooit meer een woord met de
man gewisseld.
Dan. alsof de kwestie hem al jaren op de
lippen brandt: „Ik ben 77 nu, het moet er
maar eens uit. Ik praat over Lotsy, en ik denk
aan Jo van Marle. Ik zal iets vertellen wat nog
niemand weet. De daartoe bevoegde ambte
naar van het Rijk heeft Van Marle gezegd: als
de KNVB dat aanvraagt, wordt Leo Hom Rid
der in de Orde van Oranje Nassau. De zak
kenvuller Van Marle. die als penningmeester
van de UEFA royaal kan declareren en dat
ook niet nalaat, heeft geantwoord: zolang
mevrouw Coler leeft, wordt Leo Hom niet
voorgedragen."
„Ik heb het Jos Coler namelijk kwalijk ge
nomen dat Jiij in de jaren vijftig zijn naam
liet veranderen. Word je geboren als Jos Co-
hen, dan ga je dood als Jos Cohen. Dat heb ik
geschreven. Coler deed het naar eigen zeg
gen voor zijn dochter. Later trouwde diezelf
de dochter met een joodse textielhandelaar
uit Rotterdam."
Dat Hom zichzelf nooit profileerde als
jood, beschouwt hij geenszins als verraad. „Ik
ben geen verrader, men heeft mij verraden.
In Sittard al. En tijdens de oorlog waarin de
joodse gemeenschap in Nederland bijna
werd uitgeroeid. Ik veroordeel niet iedereen
die aan de zijlijn heeft gestaan. Absoluut niet.
Ik heb al gezegd: je wordt niet als held gebo
ren. Uitzonderingen daargelaten: de Soldaten
van Oranje, de Engeland vaarders. Maar ik
vind wel dat veel landgenoten te weinig voor
hun medemensen hebben gedaan. Terwijl ze
wisten wat er speelde. Terwijl ze wisten dat
er treinen naar Westerbork vertrokken. De
Duitsers zeiden na de oorlog: wir haben es
nicht gewnsst. Maar ook vele Nederlanders
hebben zich achter die zin verscholen."
Arbitrage
De oorlogservaringen verdrong Hom door
zich in het zakenleven te storten, en natuur
lijk in de arbitrage. Hij bouwde een machtig
imperium op in de damesmodestoffen-bran-
che en werd in de jaren vijftig en zestig be
schouwd als één van 's werelds beste
scheidsrechters. Hij floot twee Europa Cup 1-
finales. En het wereldkampioenschap '62 in
Chili. Ook leidde Hom de legendarische in
terland Engeland-Hongarije in 1953, waar de
Engelsen voor het eerst op het heilige gras
van Wembley werden verslagen. Met 6-3 nog
wel.
In de ogen van Hom bestaat objectiviteit
niet. „Ik had Cor van Rijn van Sparta ooit
verteld: als één minuut voor tijd de beste met
1-0 voorstaat, en het dreigt toch 1-1 te wor
den, fluit ik af. Laat het kort daarop gebeuren
bij Sparta-ADO, bekerfinale. Sparta leidde
met 1-0, dik verdiend. Cor zei tegen zijn
vtouw naast hem op de tribune: maak je niet
bezorgd. Onder Leo wordt dit nooit meer ge
lijk."
De regels kende hij amper, zijn gezag en
uitstraling compenseerden dat gemis ruim
schoots. „Ik was de enige scheidsrechter voor
wie de mensen naar het stadion kwamen. Bij
Elinkwijk landde ik eens voor de aftrap met
een helikopter op de middenstip. Bij PSV-Go
Ahead nam ik zelf een corner toen het me al
lemaal te lang duurde."
En hij legde Co Prins voor een vol stadion
over de knie, nadat de inmiddels overleden
Ajacied Gerard Kerkum van Feyenoord had
nagetrapt. En Hom droeg ook verschillende
kostuums, antracietgrijs en bordeauxrood
bijvoorbeeld. „De tijd hield ik bij op een ge
woon horloge, een stopwatch had ik soms
niet eens bij me. Ik was anders, ja. Een een
ling. Maar wel de beste. Niemand kan zeggen
dat hij 133 internationale wedstrijden heeft
mogen leiden. Dat is een legendarisch re
cord."
In 1966 nam Hom op 50-jarige leeftijd af
scheid van de arena. Vandaag de dag koestert
hij zijn relikwieën en graag leidt hij zijn be
zoek naar de rijk gevulde trofeeënkast in de
hal van zijn Culemborgse bovenwoning. Ge
tuigenissen van een unieke loopbaan. „Ik
ben hoe dan ook een rijk mens, natuurlijk."
Geflest
Financieel is hij nog allesbehalve vermogend.
„Ik heb meer dan dertig textielzaken gehad,
maar ik ben verschrikkelijk geflest. Ik ver
kocht alle zaken plus mijn naam. Maar toen
het door mismanagement mis dreigde te
gaan. heb ik de hele mikmak terug moeten
kopen. Met desastreuze gevolgen. Twee van
de drie directieleden hebben zich verrijkt van
mijn centen. Ik ben ontsnapt aan een per
soonlijk faillissement, maar daar hebben wc
ook alles mee gezegd. Volgens de doktoren
was dat herseninfarct te wijten aan die cata
strofe. Ik ervaar het maar als straf."
Mooie en bizarre herinneringen wisselen
elkaar af. „Ik ben 77. maar ik wil nog wel een
paar jaar mee. Ik kijk nog uit naar de dingen,
ik geniet ervan: op zondag naar Ajax bijvoor
beeld. Of dit gesprek. Het lucht me op. Ik
weet wat het leven me te bieden heeft, van de
dood weet ik niets. Het is zo ongewis alle
maal dat ik er helemaal niet nieuwsgierig
naar ben. Overigens denk ik dat mijn tijd nog
niet gekomen is. Een helderziende zei me
vroeger dat ik tot de categorie oersterken be
hoor. De types die negentig kunnen worden.
Een aardig houvast"
Leo Hom: „De Duitsers zeiden
haben es nicht gewusst.' Maar ook vele Nederlanders hebben zich achter die zin verscholen."
foto cpd marc de kort