ZATERDAGS}']! b|JVOEGSE
'In de fabriek?
Ik wil gullen vissen'
ZATERDAG 12 MAART 1994
Brood uit water, heette het. Goedbelegd
brood. Maar de zeven vette jaren zijn
voorde kabeljauwvissers voorbij. De
magere jaren eisen hun tol. Steeds
openlijker praten de overblijvers over
stoppen.
Maar wat is een visser op de wal? Een
ongeschoolde arbeider. Met het hart op
zee.
De Urk 307 vaar
de Katwijk 87 van Piet Hoek. Ze
vormen een span; twee schepen
die tussen hen in een net voortslepen. De
kotters zijn vijfentwintig meter lang. Aan de
kade lijkt dat heel wat. Op zee, al gaan we
niet verder dan twaalf mijl uit de kust, wordt
het een nietig scheepje. De donkere nacht
versterkt dat gevoel.
„We doen meestal vijf of zes uur over een
trek", vertelt Ruurd Pasterkamp, schipper-
van de 307. Hij heeft.de boot samen met zijn
broer gekocht. De voornamen van hun vrou
wen zijn terug te vinden in de naam van het
schip. Maar alleen een landrot spreekt van de
I-Iiltje JacobcL De schippers ken
nen ekaar bij de registratienum-
„In de goeie tijd haalden we
het net soms na drie of vier uur
al op. Dan zat het vol." Inmid
dels zijn er zes uur verstreken.
Het worden er zeven, acht. Na
twaalf uur wordt het net eindelijk
ingehaald. En nog levert deze
eerste van de drie vangsten maar
een inhoud op die slechts vier
kisten vult.
„Maandag wa§ er een span Ur-
kers weg, die kwamen met vijf
kisten terug", vertelt Jan, een van
de vissers op de 307. „Het werk
van acht man." Jan is, net als de
schipper, een Urker. Hij vaart
een jaör met Pasterkamp. Daar
voor zat hij op een Britse boot.
„Met een Nederlandse schipper.
Die kreeg de zak. Er kwam een
Engelsman voor in de plaats. Dat
was niet veel." Kees vaart een
jaar of drie op de 307. Hij lijkt
zich het minst in de nabije toe
komst te verdiepen. Al zou er wat
meer verdiend mogen worden.
„Geen vis, geen geld", zegt Jelle,
een Fries die al tien jaar met de
schipper optrekt. „Ik heb dit jaar
tweeduizend gulden verdiend."
De toekomst baart ze zorgen.
Vorige week kwam opeens naar
buiten hoe slecht de kabeljauw
vissers er voor staan. Bodemprij
zen in combinatie met slechte
vangsten. De vijftig kotters die
het van de rondvis moeten heb
ben, zitten in zwaar weer. Het
probleem speelt al langer. „In
deze tijd van het jaar is de vangst
nooit zo best", relativeert Paster
kamp. „Het is mis gegaan in het
najaar. September, oktober, toen
vingen we niks. Dat heb ik in al
die jaren nog nooit meegemaakt. Die maan
den moesten altijd het jaar voor ons goedma
ken." Maar zelfs voor de tijd van het jaar is de
kabeljauwvangst mager. In de eerste twee
maanden 185 ton minder dan vorig jaar.
Actie
Het eten aan boord is er niet minder om. Een
grote pan aardappelen, verse groente en een
flink stuk vlees. Voor en na de maaltijd wor
den de handen gevouwen en de ogen een
moment gesloten. Het gesprek gaat voor één
keer niet over de slechte vangsten, maar over
de ingewikkelde gemeentelijke politiek op
Urk, waar net zoveel partijen als kerkgenoot
schappen lijken te bestaan.
Als de pannen leeg zijn, reikt de schipper
naar de bijbel die een eigen plaats heeft in
een houten rekje aan de wand. Hij opent
hem bij de boekenlegger en leest een paar
„Ik heb eens een schipper gehad", vertelt
Jelle, „die sloeg de bijbel elke dag lukraak
open. En altijd op dezelfde plek. Hij las elke
d ag h etzelfde voor.
Er is veel tijd om te praten. In de vette ja
ren, als dan het net was ingehaald, viel er een
hoop te doen. De kabeljauw en wijting moest
van de ingewanden worden ontdaan. „Soms
konden we niet alles doen. Er was gewoon te
veel." Geen nood. De Fransen hebben de wij
ting liever dicht. „Dat vinden ze lekker."
De Fransen komen regelmatig ter sprake.
Niet zozeer de consument alswel de vissers,
die met hun acties hun regering zo ver kre
gen hen financieel te ondersteunen. Onder
er genoeg die hier ook
Geen grote drukte op de kade in IJmuiden. De schepen zijn in een handomdraai gelost.
Kabeljauwvissers vol zorgen over de toekomst
de rondv
actie willen.
Terwijl het
langzaam zijn spoor trekt
onder water, telefoneren de schippers er lus
Geen belangstelling van vissers als handelaren in IJmuiden bij afslag de
vis opkopen. De vangst nodigt niet uit om er trots bij te staan.
tig op los. Met andere kotters, met de wal,
waar weer anderen bezig zijn een brief aan
het ministerie op te stellen. Het is één grote
varende vergadering.
De hele week al wordt er meer vergaderd
dan gevist. Dat begon al op maandag. Het
slechte weer hield de meeste vissers binnen.
Ook de onzekerheid was debet aan de aarze
ling om de haven te verlaten. In de stuurhut
van de 307 groepten ze bij elkaar. Wachten
op nieuws van de delegatie in Den Haag. „Als
het gesprek niks oplevert, gaan we voor de
sluis liggen." Slingerend tussen hoop en
vrees duiken telkens dezelfde opmerkingen
op. „Als de vangsten straks beter worden..."
„Die worden niet beter."
„En zal het beter worden, wat dan nog?
Met deze prijzen komen we niet uit." Drie
gulden voor een kilo kabeljauw. Ze leggen er
op toe. Al enkele jaren teren de vissers in op
de reserves. Met anderhalve ton verlies per
jaar gaat dat hard.
Toch varen ze weer uit. De vrijbuiters van
de zee. Romantiek? Net uitgooien, net inha
len, net uitgooien, vis schoonmaken, net in
halen, net uitgooien, vis schoonmaken, en
tussendoor eten en slapen. Het leven aan
boord van een kabeljauwkotter is routineus,
om niet te zeggen saai.
Saai? Jelle vindt van niet. „Het is altijd weer
een verrassing wat er in het net zit. Een paar
jaar geleden, dan ving je nog wel veertig, vijf
tig kisten met één trek. En soms nog veel
meer. Dan stond'je te dansen op het dek."
Nu zijn ze al blij als ze vijftig kisten in de
week aanbrengen.
„Een visser gelooft altijd dat het beter
wordt. Dat zijn volgende vangst goed is."
Pasterkamp staat zestien jaar op de brug.
Vijfentwintig jaar op zee. Hij was de eerste in
Nederland die met een span
voer. Het houten stuurrad is het
zelfde gebleven, maar is nu om
geven door een woud van com
puterschermen. Een van de
schermen geeft, via een satelliet
verbinding, de positie van het
schip aan. Een Amerikaanse sa
telliet. „Je kunt precies zien wan
neer er iets aan de hand is. Zoals
nu in Joegoslavië. Dan stellen ze
hem opeens een stuk scherper
af."
Hij zit er bij, zijn hand rust ach
teloos op het stuurrad. De ko
ning op zijn troon. „Vissers kun
nen niet zoveel. We zijn eigenlijk
ongeschoolde arbeiders." Hun
kennis en ervaring zijn aan de
wal niets waard. Toch overweegt
hij te stoppen. ,,AJs er een goede
saneringsregeling zou zijn, zodat
ik er wat aan over hou. Wat moet
ik anders? Aankloppen bij de so
ciale dienst? Omscholen? Tot wat? Is er dan
werk? Ik ben 44. Wie wil me hebben?"
Een visser die praat over stoppen, dat is te
gennatuurlijk. Hij heeft het zopas zelf nog ge
zegd. „Een visser gelooft altijd dat zijn vol
gende vangst goed is." Dat vertrouwen in de
toekomst is er altijd geweest. Ook in tijden
dat het wat minder ging. If all the money is
spent and gone, we plough the sea for more,
zeggen ze in Engeland.
Dat geloof ebt langzaam weg. Het is pas
maart en Pasterkamp weet nu al dat hij er dit
weer een dikke ton bij Inschiet. Bovenop het
tekort van vorig jaar. Zelfs als hij zijn quan
tum volledig opvist. En dat ziet hij niet ge
beuren. Piet Hoek weet het ook. „Er is geen
broed."
De beschuldigende vinger gaat naar de
grote schepen, die de bodem overhoop gooi
en en alles uit zee scheppen. De pot die de
ketel verwijt? „Natuurlijk hebben wij er aan
meegeholpen", geeft Pasterkamp toe. „Maar
wij hebben als eersten ingezien dat het de
verkeerde kant op ging. En we hebben gepro
beerd daar wat aan te doen."
Hij rommelt wat in een la en haalt twee
knipsels tevoorschijn, artikelen van zijn
hand, verschenen in het Visserijblad Een
pleidooi voor een kabeljauwbox. Een kraam
kamer waar de vis met rust wordt'gelaten, of
waar alleen wijdmazig wordt gevist, en zon
der de bodem overhoop te gooien. Zo komt
er meer jonge vis in zee. „Ik heb er geen reac
ties op gehad."
Concessies
De rondvisvissers hebben de laatste jaren
veel concessies moeten doen. Kabeljauw en
wijting was altijd de hoofdmoot, maar er wa
ren belangrijke neveninkomsten. In de slap
pe tijd gingen ze op haring uit. Dat werd ze
jaren geleden ontnomen. En de bijvangst le
verde een extra centje op. Nu zijn ze het hele
jaar door aangewezen op kabeljauw. „Wij
hebben onze bijvangst ingeleverd. Makreel,
inktvis, muilen, horsmakreel, poon, heek,
schelvis, leng." De boomkorvissers daarente
gen vissen een aardige kabeljauw erbij. „Ik
heb ze gezien op de afslag, een boomkorvis-
ser met 120 kisten kabeljauw 6. Wij, met een
driespan, hadden van de 480 kisten kabel
jauw er slechts 18 kwaliteit 6."
Er wordt in de visserij met twee maten gé-
meten, rrteent Pasterkamp. Hij geeft een
voorbeeld. Stel, twee vissers worden gecon
troleerd. Beiden hebben vijftig kisten kabel
jauw aan boord. Als blijkt dat de zak van de
rondvisser 9,5 centimeter is, krijgt hij een
boete van 50.000 gulden. Als die van de plat -
visser acht centimeter is, gaat deze vrijuit.
Het kan er bij de kabeljauwvissers niet in dal
de boomkor met acht centimeter mag vissen,
en zij minimaal tien moeten aanhouden. „De
vissers maken elkaar kapot. Het is ieder voor
zich. Hopen dat de buurman het niet redt."
Een kortzichtige houding, vindt Paster
kamp. „Als de rondvissers verdwijnen, is dat
slechts het begin. De prijs voor tong staat ook
al onder druk." En dan hebben we het nog
niet over de invoer van goedkope vis gehad.
Rusland, Letland, Polen. Met vrachtwagens
tegelijk wordt het aangevoerd. Er is nauwe
lijks controle op. De gemiddelde prijs voor
kabeljauw is daardoor gehalveerd. Daar komt
bij dat Noorwegen, als het tot de Europese
Unie wordt toegelaten, zijn honderden ton
nen vis zonder restricties in de andere landen
kan invoeren. „Dan is het met de Nederland
sevissers gebeurd."
Zijn er dan geen ontsnappingsmogelijkhe
den? Vis die zwart wordt aangeland? Ze moe
ten er om lachen. „Ach", zegt een schipper,
„er zal wel eens een heftruck de verkeerde
kant opgereden zijn. Ik weet niet wat een an
der doet. Maar als ik naar mijzelf kijk, word ik
daar niet beter van. Als de kabeljauw drie
gulden de kilo doet, en ik wil het zwart verko
pen. krijg ik er niet meer dan twee voor. Die
drie gulden is al te weinig."
Het probleem voor de kabeljauwvissers is
de beperkte schaal waarop zij werken. Waar
de groten op kwantiteit nog iets binnensle
pen, haken zij af. „De rondvisvissers hebben
jaren geleden voorgesteld om zichzelf een
vangstbeperking op te leggen", zegt Jelle.
„Niet meer dan 125 kisten per week. Dus 250
voor een span. Daar hielden wij ons aan. We
waren soms op dinsdag al terug met onze
125 kisten. De rest van de week visten we
niet. Maar de groten gingen door. Die brach
ten wel duizend kisten aan. Dan zakt de prijs
en dan red je het niet met je 125 kisten."
Een sigaret achteloos in zijn mondhoek
bungelend snijdt hij de een na de andere vis
open. Ogenschijnlijk een harteloze bruut.
Maar hij denkt na over zijn werk, over de zee
waarop hij zijn brood verdient. En hij weigert
op een bokkerie vissen, omdat die de zeebo
dem verwoesten. En de vis geen seconde nist
gunnen.
Ze maken e
chine stuk is,
'Ik zal mijn
'Als de
r grappen ove
geef ik mijn vrouw ee
ouw maar bellen dat ze van dé
week geen boter moet kopen'. En ze praten
over de saneringspremié. „Een oprotpre
mie", noemt Jan het. Geld voor de schipper,
de bemanning krijgt niks. En dan? „Er zijn
nog andere schepen", zegt Kees. „Die zitten
op jou niet te wachten." denkt Jelle. Hij zaL
nooit op een grotere vissersboot stappen. „Ik
ben daar altijd tegen geweest. Die trekken de
zee leeg." Een baantje op de wal dus. „Ik kan
lassen. Maar moet ik de hele dag in zo'n stin
kende garage gaan zitten? Ik wil gullen vis
sen." Hij heeft altijd visser willen worden.
„Om wat meer te verdienen dan een ander.
Tenminste, zo was het vroeger. Dat is er nu
ook niet meer bij. Maar toch, je bent op el
kaar aangewezen. Als er een ziek is, lopen de
anderen een stap harder." Die kameraad
schappelijke sfeer mistte hij aan de wal. „Ik
heb een jaar op de kant gewerkt. Dat was het
ook niet. Niemand is bereid iets voor een an
der te doen. Slijmen naar de baas."
En het werk gaf voldoening. „Wat we nu
met de vloot binnenbrengen, bracht toen één
schip aan. De afslag was volgestapeld met
vis. Daar stond je trots bij." Hij mijmert nog
wat over de 125 kistenregel. Die had kunnen
werken. „Dan had iedereen genoeg verdiend.
Het was iets wat wij onszelf oplegden. De
rondvisvissers vroegen de regering om die
maatregel dwingend op te leggen. Dat heb-
ben ze niet gedaan."
Het verleden
De kotter koerst af op IJmuiden, thuishaven
van de Nederlandse kabeljauwvissers. De ge
dachten van de schipper, voortdurend bezig
met de toekomst, glijden even naar het verle
den. „We zijn begonnen met een schip van
vijftien meter. We wilden wat groters en we
konden ons schip goed verkopen. Er kwam
iemand kijken, een Engelsman, die tekende
een voorlopig koopcontract. Daar waren we
heel blij mee. En toch, de tranen stonden in
mijn ogen. We hadden de kotter net twee
Het is nog donker als de Urk 307 IJmuiden
binnenloopt. Er liggen slechts een paar sche
pen bij de afslag. Het lossen is zo gebeurd.
Vijftien kisten brengt de Urk 307 aan. Verse
kabeljauw, spartelend in de kist. Daardoor
valt de prijs mee. Zes, zeven gulden de kilo.
Daar honderd kisten van, denkt de sc hipper.
Dan was het wat. Nu moet er geld bij. Ian
schouwt de vangst. „Vijftien kisten." Hij
staart naar buiten. „De zee is leeg."