Tien dagen tussen peljmeni en plutonium
i
192
Tsjeljabinsk: een nucleaire afvalberg
Tsjeljabinsk. Een industriestad met ruim een
miljoen inwoners, even ten oosten van de Oeral.
Hier ligt het centrum van rampen met
kernenergie. De nucleaire industrie heefter
danig huisgehouden.
Onze medewerker Peter Bruyn reisde naar dit
gebied om de situatie in ogenschouw te nemen.
Een onderneming met vele hindernissen. Maar
gelukkig: er was peljmeni en champagne.
DeTetsja bij (op de
achtergrond) het dorp
Moesljoemovo. Een
jaar geleden werd op
deze plek nog een ra
dio-activiteit gemeten
die vijftig keer zo
hoog was als de na
tuurlijke achter
grondstraling.
FOTO PETER BRUYN
Het kromgetrokken bordje langs de weg, dat net
boven de sneeuw uitsteekt, wijst Moesljoemovo
linksaf In de verte zie ik ons reisdoel al: het dorp.
De rivieroever. Boris, mijn chauffeur, gooit het stuurwiel om.
De auto zwenkt licht naar links, maar schiet dan met dezelfde
vaart gewoon rechtdoor over het spekgladde wegdek. In de
twee, misschien drie seconden die volgen, zie ik de berm op
ons afkomen met een snelheid van zeker een kilometer of vijf
tig; 'veertig' zal Boris later zeggen, maar ik geloof hem, niet. De
berm loopt één anderhalve meter schuin naar beneden, schat
ik in de gauwigheid. Genoeg om zijdelings over de kop te rol
len. Ik ben niet bang, realiseer ik mij achteraf. Er schiet me al
leen door het hoofd dat het wel een erg lullig idee is om duizen
den kilometers te reizen en dan op een paar honderd meter van
je reisdoel bij 15 graden vorst in een Siberische greppel te be
landen. Boris rukt uit alle macht aan het stuur. Stampt op het
rempedaal. De Lada is nu vlak bij de greppel. Shit, als daar be
neden maar geen sloot is. De wielen glijden van het met ijs be
dekte wegdek af. Alles schokt en trilt. Lig ik straks werkelijk met
een gebroken been in zo'n middeleeuws Russisch ziekenhuis?
Ik heb er-inmiddels eentje van binnen gezien en uitnodigend
ogen ze bepaald niet. Geen mens die je in het Engels of Duits
kan vragen of je een kopje thee blieft.
We vallen de greppel in. Plof...
De dikke laag sneeuw heeft de val gebroken.
De auto ligt op z'n kant. Boris is boven op mij terechtgeko
men. Ik zie de schrik in z'n ogen. „Gaat het?" vraag ik. Hij knikt.
„En jij? Ben jij niet gewond?" informeert hij. Nee, niets. Tegelijk
draaien we ons om naar de achterbank. Daar zit Natasja, Boris'
dochter en vandaag mijn gids. Ook ongedeerd, gelukkig.
Eén voor een klimmen we de wagen uit. De auto ligt muur
vast in de greppel. Het deel dat de klap opgevangen heeft, zit
verborgen onder de sneeuw. Op dat moment nadert uit de ver
te een vrachtauto. Boris houdt hem aan. Een kwartier later is de
Lada met een sleepkabel weer op de weg getrokken. Het rechter
voorwiel maakt een hoek van bijna 45 graden met de as. En
hoewel het wiel verschrikkelijk aanloopt, kan er gereden wor
den. Stapvoets weliswaar, maar toch op eigen kracht. En er is
een werkplaats op minder dan dertig kilometer afstand, weet de
truckchauffeur. Een peuleschil in Rusland.
Even later passeren we de rivier Tétsja en het dorp Moe-
sljoemova De rivier en het dorp waarvoor ik deze reis onderno
men heb. Boris stopt. „Vooruit, moet je geen foto's maken?"
vraagt hij. Ik voel me wat verlegen met de situatie. Boris die z'n
auto nèt deze ochtend bij de garage opgehaald had en het ding
nu al weer zo'n beetje in puin heeft gereden omwille van mijn
foto's. Maar aan de andere kant: als ik nu geen foto's maak is
het allemaal voor niks geweest. Ik stap uit en schiet vanaf de
brug een paar foto's van de rivier waarin de Russen ruim veer
tig jaar geleden al het radio-actief afval dumpten uit hun groot
ste plutoniumfabriek, een kilometer of veertig van de plek waar
ik nu sta. Terwijl m'n camera klikt, realiseer ik mij dat ik het be
ruchtste nucleaire riool ter wereld voor de lens heb. Ik kijk even
om naar de auto. Boris staat leunend tegen het portier een siga
ret te roken. Voorzichtig, voetje voor voetje daal ik over de glad
de helling af naar de oever. De sneeuw kruipt m'n broekspijpen
binnen. M'n schoenen raken doorweekt. Mijn handen zijn ijs
koud. Ik voel de camera nog amper tussen m'n vingers. Maar er
moet nu gefotografeerd worden. Knip. Knip. Wat panorama's
van het nooit geëvacueerde dorp met de besneeuwde daken en
rokende schoorstenen. Knip. Knip. De deels bevroren pvier.
Een jaar geleden werd op deze plek nog een radio-activiteit ge
meten die vijftig keer zo hoog was als de natuurlijke achter
grondstraling.
„Ik dacht al even dat je was gaan zwemmen," zegt Boris even
later als ik verkleumd weer bij de auto terug ben.
k k
Tsjeljabinski. Dit is Azië. Hier begint Siberië. En ik ben hier naar
toe gekomen om een studie te doen naar de gevolgen die de
nucleaire industrie voor de streek gehad heeft. Een jaar of vier
geleden was zoiets nog niet mogelijk. Toen kwam je als buiten
lander Tsjeljabinsk niet eens binnen. Een geloten stad. Thans
ben ik als Nederlandse journalist in Tsjeljabinsk nog altijd ge
noeg curiositeit om door maar liefst twee kranten geïnterviewd
te worden. C.Erï wat denken de mensen in Nederland nou zoal
Op een kilometer of zestig van Tsjeljabinsk bouwden de Rus
sen vlak na de Tweede Wereldoorlog ook hun belangrijkste plu
toniumfabriek. Het hoog-radioactieve afval werd jarenlang ge
dumpt in de Tetsja, waar tienduizenden mensen hun drink-,
was- en irrigatiewater uit putten. In 1957 en 1968 volgden twee
ernstige ongelukken met opgeslagen nucleair afval. Kottom,
geen frisse plek.
Mijn eerste avond in Tsjeljabinsk bij mijn gastvrouw en -heer
Alexandra en Nicolaj die ik ken omdat hij als jazzmuzikant
veel in Nederland werkt ontmoet ik Iwan. Iwan kan alle con
tacten voor me regelen met wetenschappers, medici en be
stuurders, is mij verteld. Hij kan vertalen en voor vervoer zor
gen. Lachend komt hij binnen, zwaaiend met een fles cham
pagne. „Eerst drinken, dan praten. Zo doen we dat in Rusland,"
lacht hij en heeft de kurk al laten knallen. Later blijkt hij toch
niet zoveel contacten te hebben. Geen eigenlijk. En dat vervoer,
hoe zit het daarmee? Is er in Tsjeljabinsk misschien een auto te
huren? Iwan fronst de wenkbrauwen. „Dat Jcun je vergeten. Als
een Rus een auto huurt brengt hij hem gegarandeerd total-loss
terug. Daar begint geen garage hier aan, haha." Ja, maar hoe
kom ik dan ooit de stad uit als ik de Tetsja wil fotograferen,
vraag ik. Iwan haalt z'n schouders op. „Hier, schenk je glas nog
eens bij. Morgen zien we wel verder."
De volgende dag zit ik met Nicolaj en Alexandra aan de keu
kentafel. Dat ik m'n tien dagen in deze stad hard nodig zal heb
ben is me al duidelijk. De Russische slag is nog een graadje er
ger dan de Franse. Bestaat er hier geen Groene Partij of één of
andere milieubeweging die contacten met kernenergie- of
milieuspecialisten kan regelen, opper ik. Alexandra pakt reso
luut de telefoon en voert vijf gesprekken in vier minuten. Dan
wendt ze zich naar mij en zegt via Nicolaj als tolk dat ze
de voorzitter van het Tsjernobyl-comité aan de lijn heeft. Die
kan wel 20 minuten voor me uittrekken. Ik kan gelijk langsko
men. Spreekt-ie Engels of Duits?, vraag ik. Alexandra knikt.
Mooi.
Een half uurtje later zit ik in een grauw kantoor dat er uitziet
als alle andere Oosteuropese kantoren. .Coffee or tea?" raagt
de man die mij ontvangt beleefd. Veel verder blijkt zijn kennis
van het Engels niet te gaan. Met veel handen- en voeten-taal
vertelt hij me wat dingen die ik al weet. Detailvragen verstaat
hij niet. De belangrijkste oogst zijn de naam en het telefoon
nummer van de geneesheer-directeur van het Instituut voor
Stralingsziekten. „He tells you everrryzzing. "Ik hoop het maar.
Mijn eerste weekend in Tsjeljabinsk leer ik weinig over de kern
energie-situatie, maar veel over de eet- en drinkgewoonten aan
gene zijde van de Oeral. Dat er bij tien, 15 graden vrieskou op
straat massaal ijs gegeten wordt, bijvoorbeeld. De verkopers
kunnen de ijsjes gewoon in een kartonnen doos bewaren en er
een paar open en bloot voor zich op een plankje etaleren. Ont
dooien doet het toch niet. „Weet je waarvoor een Siberiër een
koelkast koopt?" vraagt Nicolaj. „Om zich even op te warmen
als hij het koud krijgt, hahaha."
Als ik op een feestje om Russische wodka vraag, wordt er
naar me gekeken alsof ik de uit zijn graf herrezen tsaar Peter
zelve ben. Een Rus met een beetje smaak drinkt geen Russi
sche, maar Duitse, Franse, Finse, Zweedse, Amerikaanse of Ne
derlandse wodka. De Nederlandse distilleerders doen met spe
ciaal voor de export bestemde merken als Troyka en Katerina
uitstekende zaken in het land van Boris Jeltsin. Een cocktail van
wodka en champagne heet hier Ijsbeer en een mix van Armeen
se cognac met champagne Bruine beer leer ik al snel. Er is ook
kaviaar. Rode en zwarte. En dan niet uit zo'n lullig klein
schoensmeerblikje, zoals het in Nederland wel verkocht wordt,
maar meteen een fiks soepbord vol. Het smaakt alsof je een hap
zeewater in je mond neemt, maar dat zeg ik maar niet. Ze heb
ben het speciaal voor mij in huis gehaald.
Vrijwel niemand in het gezelschap spreekt een woord Engels
of Duits, terwijl mijn Russisch zich tot minder dan een handvol
woorden beperkt. Gelukkig heb ik vaker met dit bijltje gehakt.
Ik haal het populaire Kosmos-taalgidjes Wat 8e Hoe uit m'n zak.
Opeens zijn alle ogen op mij gericht. Met een ernstig gezicht
lees ik, alsof ik een gedicht declameer: Wratsj, oe was jeest sr-
jetstwe at panose?' Ofwel: 'Dokter, heeft u een middel tegen
diarree?' Succes verzekerd. Zeker als je er daarna nog verbou
wereerd aan toevoegt: ja bjirjeemjine', 'Ik ben zwanger.' Dan
komen je toehoorders niet meer bij. Werkt altijd en overal. En
gegarandeerd dat onmiddellijk de glazen weer worden bijge
vuld.
k k
Op maandag, m'n vijfde dag in Tsjeljabinsk, komt er eindelijk
een beetje schot in het werk. Ik maak een afspraak met de stra
lingsarts, wiens telefoonnummer ik gekregen had. Ik ontmoet
ook Joeri, een gepensioneerd journalist die in zijn jeugd een
tijdje in de plutoniumfabriek gewerkt heeft en daar veel over
kan vertellen. En Sonja, studente Engels, die mij wel als tolk wil
bijstaan. Nu de auto nog, want om interessante foto's te maken
moet ik de stad uit. Boris die ik ook vanuit Nederland ken
omdat hij in dezelfde jazzband speelt als Nicolaj heeft me
beloofd mij met zijn auto de omgeving te laten zien, schiet me
te binnen. Ik bel hem. „Wat? Met de auto de stad uit? Woens
dag? Ja, prima. Om negen uur 's morgens haal ik je af." Ook dat
lijkt geregeld.
Behalve 'da', 'njet', 'wodka' en 'za zdarowji', zijn er twee
woorden Russisch die ik per se moet kennen, is mij de eerste
dag al geleerd. 'Spasiba', wat 'dank u wel' betekent en 'cha-
rasjo', 'goed'. Het blijkt een zinvolle les. Ik sta aan een soort
buffet in het centrum van de stad en drink een glas zoete lauwe
drab: koffie. Die komt hier standaard met veel suiker uit het
kraantje. Ik heb mijn lange jas aan en een van Nicolaj geleende
bontmuts op; het vriest immers fors. Een oude, bijna tandeloze
Rus komt bij me staan, haalt een flesje wodka, een half broodje
en een in papier verpakte vis tevoorschijn en vraagt iets in 't
Russisch aan me. Ik vermoed dat hij zijn vis bij mij aan het ta
feltje wil opeten. Dus knik ik en zeg 'da'. Dan begint de man
aan een eindeloos verhaal, onderwijl eerst de kop en daarna de
staart van de vis afsnijdend, om vervolgens de ingewanden en
de graat te verwijderen. Ik kijk toe. Als de man mij in het vuur
van z'n betoog doordringend aankijkt, zeg ik maar weer eens
'da'en knik begrijpend. Dan steekt hij me een stukje brood met
vis toe. 'Njet, spasiba, "bedank ik glimlachend. De man haalt z'n
schouders op en begint het vervolgens zelf op te peuzelen.
Charasjovraag ik belangstellend. „Da, da" zegt de man
knikkend en vervolgt onmiddellijk weer z'n eerdere verhaal.
Converseren in 't Russisch is gemakkelijker dan ik dacht.
k k
Woensdagochtend klokslag negen belt Boris. Het spijt hem vre
selijk, maar zijn auto moet naar de garage. De volgende dag is
die echter wel weer klaar. Of anders vrijdag. Zal ik op zoek gaan
naar een andere auto?, suggereer ik. „Nee nee, niet nodig. Ik
rijd je beslist", reageert hij. Ik besluit er maar op te vertrouwen.
Ondertussen voer ik zinvolle gesprekken met de directeur
van het Instituut voor Stralingszoekten, de gemeentevoorlichter
en de gedeputeerde die verantwoordelijk is voor de afwerking
van rampen met kernenergie. De eerste, die zijn kamer heeft in
een grauw ziekenhuis, vertelt mij over het unieke van de situa
tie nabij de Tetsja. „Nergens anders ter wereld zijn er mensen
drie, vier jaar achtereen aan een dergelijke dosis radioactiviteit
blootgesteld. Dat leverde vormen van stralingsziekte op die in
de medische literatuur nog niet bekend waren." En hij vertelt
over de sterk verhoogde kindersterfte in de streek en de toena
me van het aantal kankergevallen.
De gedeputeerde Vladislav A. Yatchmenev heeft vanuit zijn
kantoor in het centrum van Tsjeljabinsk een schitterend uit
zicht op het centrale plein. Ik vraag hem naar het belang van de
nucleaire industrie voor de regio Zuid-Oeral. „Die belangen zijn
er vooral voor Rusland als geheel", antwoordt hij. „Wij hier zit
ten voornamelijk met de problemen." De enige nucleaire acti
viteit die nu nog plaatsvindt in de omgeving, is de vernietiging
van het Sovjet-kernwapenarsenaal, meldt de gedeputeerde.
Daarom zullen de tot op heden 'geheime' steden Zlatoust-36,
Snezinsk en Ozersk waar de wetenschappers en arbeiders uit
de plutonium-industrie waren gehuisvest dit jaar voor het
eerst op de officiële landkaarten voorkomen, zo wordt mij ver
zekerd. Yatchmenev neemt met een gewichtig gebaar een com
muniqué van zijn bureau, wat één en ander zou moeten beves
tigen. Ik knik, noteer de namen van de steden en zet er een uit
roepteken bij in m'n schrijfblok. Dit is nieuws.
In mijn vrije uren zwerf ik door de stad en vergaap mij aan de
cowboy-economie. De talloze kiosken en de straathandel zoals
je die overal in Rusland ziet Daar is geen vergunning voor no
dig; wie wat te verkopen heeft kan dat doen, had Nicolaj me al
gezegd. Levi's jeans, medicijnen, chocolade, Nuts- en Marsre-
pen, tampons, boeken, alles wordt op straat verhandeld. Onder
het oog van Lenin zelfs, wiens enorme stenen beeltenis hier op
het centrale plein nog immer stevig en fier op z'n sokkel staat.
In de miljoenenstad Tsjeljabinsk kom ik ook zegge en schrijve
één Duitstalig boek tegen: Adolf Hitiers Mein Kampf. Ik zie een
vrouw een kantoorboekhandel uitkomen met een rol WC-pa-
pier. Dat wordt hier niet in de supermarkt verkocht, of zo. Je
hebt hier niet eens supermarkten. Nee, WC-papier koop je ge
woon bij een zaak in papierwaren. Net als een schrijfclok of
kleurboek.
Eten is hier zo'n beetje het synoniem van peljmeni. Voor de
doorsnee Siberiër betekent het (ongeveer) wat een broodje van
Kootje is voor de gemiddelde Leidsepleinbezoeker. Peljmeni is
een deegkussentje, meestal gevuld met gehakt. Aan het begin
van de winter zet men zich vaak met de hele familie aan
peljmeni maken, krijg ik te horen. Grote zakken vol peljmeni,
wat vervolgens in de vrieskou maanden lang bewaard kan wor
den. Wie goed in de slappe was zit, eet peljmeni met een of an
dere uit het westen geïmporteerde saus. Ook nog luxe is een
scheutje tomatenketchup. En de andere alternatieven zijn wat
zout of een klein klontje boter. In mijn tien dagen Tsjeljabinsk
krijg ik alle varianten op m'n bord. Als ontbijt, als lunch, als di
ner. Peljmeni is voedsel voor alle uren. En Alexandra duldt niet
dat ik Rusland ook maar een grammetje lichter verlaat dan dat
ik gekomen ben.
k k
Vrijdagochtend, negen uur. Ik sta met m'n bontmuts in de ene
en m'n camera in de andere hand op Boris te wachten. De tele
foon. Het spijt hem verschrikkelijk, hoor ik Boris aan de andere
kant van de lijn zeggen. Maar ze waren nog niet klaar in de g
rage. Misschien om twaalf uur 's middags. Omdat ik niet kan
vloeken in 't Russisch, behelp ik mij maar met het Nederlands.
Ik loop naar buiten, naar het centraal station. Dan in vredes
naam maar kijken wat het kost om een halve dag een taxi te ne
men. Liever honderd dollar uitgeven dan zonder foto's in Ne
derland terugkomen. In een houten keet op het stationsplein
zie ik door het raam een vrouw van een jaar of vijftig zitten. Ze
oogt alsof ze reeds decennia in dat gore hok gesleten heeft en
tot haar verbittering weet dat ze daar voorlopig nog wel zal blij
ven ook. Met potlood noteert ze cijfers in een groot boek. Ik
klop op de deur en ga naar binnen. Ze kijkt nors in mijn rich
ting. Ik zet m'n vrouwvriendelijkste glimlach op en vraag in zo
simpel mogelijk Engels of ze mij kan zeggen wat een rjt naar
Moesljoemovo kost.
Een norse, verstoorde blik is het antwoord. Dan loop ik op
haar toe, onderwijl mijn kaart van de streek openvouwend. Ik
leg m'n vinger eerst op Tsjeljabinsk, dan op Moesljoemovo,
tenslotte de wrijfbeweging van duim over wijsvinger te maken
teneinde duidelijk te maken wat ik wil weten: 'Hoeveel'? Daar
bij kijk ik haar als de smekende onschuld zelve in de ogen.
Het mag niet baten. Haar blik zegt slechts: OprottenHet
woord dat ze uitspreekt en dat ik niet versta, drukt ongetwijfeld
hetzelfde uit. Daarbij wijst ze veelbetekenend op de deur waar
door ik zojuist binnengekomen ben.
Onverrichter zake loop ik terug naar Nicolajs huis. En waar
achtig. daar tref ik Boris aan. Met zijn dochter Natasja. En de
Lada beneden voor de deur. „Ben je er klaar voor?" vraagt hij.
Reken maar. „Zal ik rijden?", vraag ik nog. „Nee, geen denken
aan," antwoordt Boris. „Jij kent de Russische wegen niet."
Eén uurtje later bereiken we het kromgetrokken bordje Moe
sljoemovo linksaf, dat net boven de sneeuw uitsteekt. Boris
gooit het stuurwiel om...