Waarom moest Lulu ontbreken? onder de gron Een fees tic Horatius dichter van nu, duurzamer dan bron: Het geluid van stromend water Boeken Het literaire noodlot van Golo Mann Niet missen: 'Jou krijg ik nog wel! DONDERDAG 3 FEBRUARI 1994 "NDE Verrassende doorkijkjes in de schemerige en mysterieuze operawereld: 37 Pr la Wat is opera? „In de opera gaat het er alleen maar om dat de tenor met de sopraan naar bed wil en de bas dit pro beert te verhinderen", zo vond ooit de componist Ernst Vermeulen. En de Duitse publicist Kurt Honolka: „Opera is een onmogelijke kunstvorm". Wat het antwoord ook wezen mag, weinig kunstvormen zijn tegelijkertijd zo ge liefd en gehaat als de opera. Maar mogen we wel spreken van 'de' opera? De Nijmeegse uitgeverij SUN en de Open Universiteit hebben een lijvig boekwerk op de markt ge bracht, waaruit de vele verschijningsvormen van het fe nomeen duidelijk worden gemaakt aan de hand van twaalf voorbeelden ARNHEM TOM RUUFROK Opera, twaalf opera's als spie gels van hun tijd werd samen gesteld door Dick Disselkoen, die elf deskundigen uitnodigde opstellen te schrijven over twaalf muziekdrama's die zowel een belangrijke periode uit de opera-geschiedenis vertegen woordigen als onlosmakelijk verbonden zijn met de culturele ontwikkelingen in de jaren van ontstaan. Onder de schrijvers bekende publicisten als Paul Korenhof en Maarten Brandt ('Luister') en de Engelse drama turg Patrick Carnegy. De waarde van een dergelijke uitgave valt of staat, behalve met de kwaliteit van de inzen dingen, met de vooraf gemaakte keuze. Achtereenvolgens passe ren de revue: 'II ritorni d'Ulisse in patria' (Monteverdi), 'Alceste' (Lully), 'Orfeo et Euridice' (Gluck), 'Le Nozze di Figaro' (Mozart), 'Der Freischütz' (Von Weber), 'Tristan und Isolde' (Wagner), 'Carmen' (Bizet), 'Don Carlos' (Verdi), 'Elektra' (Strauss), 'Der Dreigoscheno- per' (Weill), 'The Rake's Pro gress' en 'Die Soldaten' van Zimmerman, een keuze die gro tendeels te verdedigen valt. Al léén had de belangrijkste opera componist uit de Tweede Weense School, Alban Berg, ei genlijk niet mogen ontbreken met 'Wozzeck' of, misschien be ter nog, 'Lulu'. Het 'buitenbeen tje' van Kurt Weill had er gerust plaats voor mogen maken. Het aantrekkelijke van het met relevante foto's doorspekte boek is de grote verscheiden heid waarmee de schrijvers hun onderwerpen benaderen. Om dat elke opera(vorm) zijn eigen accenten legt, gaat elk hoofd stuk in op andere facetten van de opera als kunstvorm. Daar mee ontstaat een overzichtelijk beeld van de ontwikkeling die het muziekdrama in ruim drie honderd jaar heeft doorge maakt. De twee laatste hoofdstukken zijn welkome aanvullingen op het historische overzicht. In 'operaregie' - „we hebben het niet meer over de 'Don Giovan ni' van Mozart, maar die van Sellars"- verklaart Paul de Bruy- i' van Monteverdi op toernee. In 'Opera, twaalf opera's als spiegels van hun tijd' staan opstellen over twaalf mu- ne de steeds belangrijker wor dende rol van de regisseur, en in 'Operabeleving' neemt Kas- per Jansen de moderne opera praktijk vanuit de visie van de toeschouwer onder de loep. Jansen slaat de plank wel eens mis - „Curieus zijn de semi-scè- nische uitvoeringen van Mo- zart-opera's onder dirigent John Eliot Gardiner. Het publiek blijkt irnmer zeer tevreden met het resultaat, dat men evengoed zou kunnen beschouwen als goedkoop, knullig of amateuris tisch" - maar daar staan veel zinnige en soms verrassende doorldjkjes in de voor velen mysterieuze en daarom sche merige opera-wereld tegenover. Dick Disselkoen (red.), Opera, twaalf opera's als spiegels van hun tijd. Uitgeverij Sun/Open Universiteit, 49,50. RECENSIE ROB VOOREN Henry Sepers, Het feest van de mollen Uitg. De Arbeiderspers, 29,90 De Nederlandse literatuur is er een van wanhoop en wee. Jaar in jaar uit treurigheid, daar wen je aan, natuurlijk, maar je blijft hopen op de verschijning van een blijmoedige debutant die - al is het maar met een voorzich tig grapje - zo'n vijftig jaar naoorlogs letterkundig leed uitwist. Maar we blijven tobben, hier in Holland. Aan de kwaliteit ligt het niet eens altijd. Het feest van de mol len, een roman van nieuweling Henry Sepers, is in uitmunten de stijl geschreven. Heldere, zelfs fraaie zinnen, absoluut foutloos Nederlands, behendige en toch doorgrondelijke op bouw, kloek bespraakte perso nages en een titel die ook al niet van de straat is. Die is afgeleid van 'Vander Mollenfeeste van de vijftiende-eeuwer Anthonis de Roovere, die in dit gedicht alle mensen laat uitnodigen voor het feest van de mollen, onder de grond dus. Als lijk. En zelden is een feest volmaakt waar de dames ontbreken. Sepers' titel verwijst dus naar dood en verderf, en inderdaad, ook bij deze jonge auteur valt weinig te lachen. Zijn hoofdper soon Peter Wambuis (is een houten wambuis geen doods kist?) leidt, hoewel hij in het verleden heeft doorgeleerd, een oppassend, maar roerloos be staan als conciërge in een dorpshuis in het oosten van Ne derland. Een zelfmoordenaar is hij niet, maar aan het leven h Zl hij evenmin. Integen (j( Steeds dieper graaft hij ziuo y( in duisternis en vergetelr n_ weg van aards gewoel. I echt vergaan lukt hem gg Want daar is de scholiere (j| die zijn begeerte opwekt q daar is ook zijn tegenpoo zondige, levenslustige en sUg q bare dominee Jonker, waai Peter menig rondje dood e^ g g ven bokst. Ten einde raad graaft de ongelukkige zie het enige graf, dat hem de j( biedt: het liefdeloze huwi^g „Ik heb de oude mens legd," verkondigt de anti- f aan het einde cursief. qq p Hoe het zo met die mei gekomen, wordt verhelder f tussengevoegde dagboek] menten. In een andere stai een vorig leven heeft zijn vr r Wanda hem verlaten voor zakenreis naar Peru. Tot oni ting van de eenzame ech noot laat zij niks van zich jc j ren, zodat hem allerlei aki door het hoofd speelt. En recht. Als hij Wanda achti reist, blijkt zij hem zat. IS staat een macabere afloop ii weg, en weer is er een gast i nn l-WiI/AA \^AllA¥.rnir het feest van Mollengijs. .27 .01 •25 Wat bevalt me dan niet deze correcte, bezonnen man? Hij is, zoals het overg deel van de Nederlandse lit n tuur, zo vreselijk saai. Het toch niet de bedoeling var schrijver zijn ook zijn rorr personages en hun activité elk leven te ontnemen? Met boek van papier en een wei vol mooie maar Jege woor0- - .Z.Ó wekt men niets tot leven. En' ker niet de dromer, die de lr ,.29 RECENSIE BERT KUIPERS Colo Mann, In de schaduw van de tove naar. Een jeugd in de Duitse storm. Pnvé- Domem nr 190, 69.90 Klaus, Golo, Erika en ten slotte Frido, zoons, dochter en klein zoon van de illustere Thomas Mann, Nobelprijswinnaar van 1928, allemaal droegen ze de topzware last van - zoals dat in het Duits zo beladen heet - hun 'Erbmasse'. Tot die onvermijde lijke bagage behoorde in het ge val van de Manns niet alleen de in de familie veel voorkomende zelfmoord, maar bovenal het formidabele schrijverskunnen van de vader c.q. grootvader. Met man en macht hebben de zich schrijver noemende kinde ren geprobeerd uit de enorme slagschaduw van hun vader te treden. In Klaus' geval ging dat niet zonder pijn en moeite. De literair zeer begaafde zoon zou mede daardoor zelfmoord ple gen. Met zijn jongere broer Golo ging het anders. Hoewel hij een eminent historicus werd, wor stelde hij met hetzelfde pro bleem. Hij weerde zich even eens tegen de roem van de va der en wilde pas echt gaan schrijven als 'de oude' zou zijn gestorven. Zo staat het althans in het eerste deel van zijn auto biografie. Het boek bevat over peinzingen en herinneringen aan gebeurtenissen en perso nen uit zijn ongelukkige jeugd in München, zijn relatief prettig verlopen kostschoolleven op een reformschool in Salem en de gelukkige en minder gelukki ge studentenjaren in Heidelberg en Hamburg (zelfmoord van een vriend). Op de omslag van het boek is een foto afgedrukt waarop de jonge Erika en Golo in matrozenpakjes gekweld en verdrietig in de lens kijken. In derdaad: deze kinderen bevon den zich 'In de schaduw van hun vader' die in huize Mann altijd 'de tovenaar' werd ge- RECENSIE HANS WARREN Horatius, De lyrische gedichten. Vertaald en ingeleid door Piet Schrijvers Uitgeverij Ambo, 49,50. Quintus Horatius Flaccus (65-8 v. Chr.) begon één van zijn oden met de trotse verklaring Exegi monumentum aere pe- rennius. Voor die vier Latijnse woorden had vertaler Piet Schrijvers elf Neder landse woorden nodig: „Ik heb mijn mo nument voltooid, dat langer standhoudt dan het brons." Inderdaad is de poëzie van Horatius duurzamer dan brons ge bleken. Zijn Epoden, zijn Satiren, zijn Ars Poëtica en vooral zijn Garmina ofwel Oden worden nog altijd gelezen, bewon derd en vertaald. Schrijvers, hoogleraar Latijnse taal- en letterkunde aan de Leid- se universiteit, verzorgde een nieuwe editie van alle 103 oden getiteld De lyri sche gedichten. Het boek De lyrische gedichten bevat inleidende beschouwingen, er is een na menregister, maar helaas werden naast de Nederlandse versies niet de originele teksten afgedrukt. Jammer is ook dat Schrijvers heeft nagelaten de gedichten van enig commentaar te voorzien. Er zijn verzen die rechtstreeks tot het hart van de hedendaagse lezer spreken, maar andere bevatten toespelingen die niet meteen duidelijk zullen zijn. Heel wat gedichten vonden hun aanleiding in ac tuele gebeurtenissen die de meeste le zers zich niet zonder meer voor de geest zullen kunnen halen. Een summiere toe lichting was in deze gevallen geen over bodige luxe geweest. Via Schrijvers' weergave krijgt men een goede indruk van Horatius' kwalitei ten. Het is een vertaling waar veel gun stigs over te zeggen valt. Schrijvers heeft vooral zijn best gedaan om het oor spronkelijke metrum recht te doen en slaagt daar dikwijls wonderwel in. Hij weet gekunstelde wendingen meestal te vermijden, hanteert een levendig Neder lands, en komt met pittige vondsten. Maar een enkele keer klinkt het toch al lemaal te stroef en te slepend. Horatius' poëzie staat vol gevleugelde woorden. Dit vers eindigt met de be faamde leus: „carpe diem quam mini mum credula postero", dat wil zeggen: pluk de dag, maak zo min mogelijk staat op die van morgen. Dergelijke wijsheden vind je overal in zijn werk. Ze komen voort uit het 'epicurisme'. De Griekse fi losoof Epikouros had voor 'ataraxia' ge pleit, voor onverstoorbaarheid. Niern: heeft deze leer zo fraai onder woon gebracht als Horatius: „Vergeet nu e je plicht als politicus, wees als mj.19 niet overbezorgd, grijp blij de ga van de dag van vandaag en laat je gen maar waaien". In een ander ged>— schrijft hij: „Waarom nemen we nietii a der een hoge plataan of bij deze p; boom, domweg gelukkig, met ons gr haar geurend naar rozen en SyrisJND nardus, een glaasje samen, zolang Pas; kan?" n m< Het zijn wijsheden waar we ons furCÏ altijd in kunnen herkennen. Horatiui1^ daarom van alle Romeinse poëten jyatt meest een dichter van nu. Na de tussrrN komst van een getalenteerd vertaler Piet Schrijvers, blijkt zijn werk steP®P1 weer duurzamer dan brons. Hoe verdienstelijk de inmiddels tachtigjarige Golo Mann ook schrijft, het is zijn literaire lot om eeuwig in de schaduw van 'de tovenaar' te blijven. foto hella wolffseybold noemd. Later zou dat dus wat oneerbiedig 'de oude' worden, nog weer later: 'Opapa'. Golo Mann is intussen de tachtig gepasseerd en bewijst in deze voortreffelijk opgeschre ven herinneringen dat hij de be titeling 'grand old man van de Duitse geschiedschrijving' ten volste verdient. Hoewel sommi ge hoofdstukken van deze zeer Duitse conservatief wat stoffig aandoen, zijn de portretten van zijn leermeesters, de in Heidel- berg docerende filosoof Karl Jaspers en de geniale publicist Leopold Schwarzschild, die de politieke en historische gebeur tenissen voor en rondom de op komst van Hitier haarscherp en zeer kritisch wist te analyseren, heel boeiend en verfrissend ge schetst. Ronduit fascinerend wordt het als Golo beschrijft hoe de gedenkwaardige gebeur- tissen van de vroege jaren dertig over elkaar heen buitelen en cu muleren tot een zware onheils zwangere wolkenmassa die twaalf jaar over Duitsland zal blijven hangen. Een sterk staaltje ge schiedschrijving dit boek, maar mijn voorkeur gaat toch uit naar de helaas wat schaars uit gevallen passages die informa tie bevatten over Thomas, Erika, Klaus en de algehele situatie ten huize van 'de tovenaar'. Die ge deeltes ervoer ik als een welko me en zeer interessante aanvul ling op wat ik al wist over de Manns uit andere delen van de Privé-Domeinreeks. ('Dagboe ken 1918-1939' van Thomas Mann en 'Der Wendepunkt' van Klaus). Jammer voor Golo. Hoe verdienstelijk hij ook schrijft, het is zijn literaire lot om eeu wig in de schaduw van 'de tove naar' te blijven. RECENSIE KOOS POST Mary Higgins Clark, Jou krijg ik nog wel! Luitingh-Sijthoff, 29,90 Achteraf zal Mary Higgins Clark het niet betreuren dat zij eens door financiële nood werd ge dwongen te gaan schrijven. Ze had zo dringend geld nodig dat ze zich geen flop kon veroorlo ven. Ze moest en zou een ver haal produceren 'dat zou verko pen'. Het tekent haar talent dat Waar zijn de kinderen? meteen een groot succes, werd. En dat gebeurde ook met haar volgen de verhalen. Toch zal je Mary Higgins Clark nooit op literaire hoog standjes kunnen betrappen. Ze schrijft simpel. Soms is haar woordkeus niet eens vlekkeloos. Maar ze is een geboren vertel ster. Ze heeft een heel directe, rechtlijnige trant van schrijven. Ze heeft het vermogen al in het begin van het verhaal de aan dacht op te eisen en die verder stevig vast te houden. Zo gaat het ook in Jou krijg ik nog wel!, haar jongste thriller. Die draait - kort gezegd - om wat wordt genoemd gestuurde voortplanting en de dan moge lijke manipulaties met ingevro ren embryo's. Hoofdfiguur in het boek is de sympathieke tv- verslaggeefster Megham Col lins, die tot haar verbijstering in een neergestoken jonge vrouw zichzelf herkent en weinig later een fax krijgt, dat deze dode een vergissing was. Mede door deze bedreiging komt zij er toe zich wat intenser te verdiepen in de verdwijning van haar vader maanden tevoren. De verwikkelingen die daarop volgen, zijrr niet zo logisch en vanzelfsprekend als die in de vorige verhalen van Mary Hig gins Clark. Ze zijn meer gefor ceerd. Maar dat kan geen af breuk doen aan de kracht van het verhaal. Mary Higgins Clark schrijft nu eenmaal thrillers die liefhebbers niet mogen missen. RECENSIE PEER VAN 'T ZELFDE Amos Oz, De derde toestand Uitgeverij Meulenhoff, 39,50. Efraïm Nomberg, door iedereen Fima genoemd, is 54 jaar. Ge scheiden, met een aantal inge wortelde oude-vrijgezellege- woonten waaronder deze: „Het openritsen van zijn gulp terwijl hij nog op de gang liep op weg naar de wc, om tijd te sparen, met het missen van de wc- pot als hij begon te plassen, het doortrekken halverwege het plassen om het gestotter van zijn blaas de baas te worden met behulp van het geluid van het stromende water: hij pro beerde altijd uit alle macht ldaar te zijn als de wc nog doorliep, waardoor er een wedloop ont stond tussen het spoelwater van de wc en zijn eigen water. Altijd was hij het die de wedstrijd ver loor, en dan moest hij kiezen: irritant wachten, zijn penis in de hand, totdat het reservoir volgelopen was, om de wc nog maals door te kunnen spoelen, of zich gewonnen geven en de urine op het water laten drijven tot de volgende keer." Zo'n man dus. Vetplooien bij de heupen, slappe manneborst- jes, een buik die rust op twee magere witte beentjes (met daarop dun zwart haar). Onder goed dat niet altijd even fris is. Hij zet theewater op, gaat bood schappen doen, peinst zich on derweg suf over wat hij vooral niet mocht vergeten, komt daardoor thuis zonder bood schappen en vindt een zwartge blakerde ketel. En passant heeft hij echter ideetjes opgedaan voor een scherpzinnig artikel in de Haaretz, waarover terstond telefonisch van gedachten moet worden gewisseld. Met, laat ons zeggen, een bevriende hoogle raar geschiedenis. Die laatste staat hem korzelig te woord, want tegen de tijd dat Fima zijn voornemen uitvoert, blijkt het al ver na middernacht. Fima is, kortom, een kluns, maar ontegenzeggelijk sympa thiek, geliefd bij zijn vrienden, gekoesterd en vertroeteld door hun echtgenotes. Hij was een briljant student, veelbelovend. Tegelijkertijd is hij iemand die er niet in slaagt zich op een ding te concentreren. Op zijn theewater noch op zijn studie. Aan voornemens ontbreekt het hem niet ('morgen ga ik serieus aan de slag; alle oude kranten gooi ik eruit en ik begin achter een maagdelijk bureau') dat no bele streven wordt echter altijd gedwarsboomd: een opmerking van een politiek commentator, op de radio of in een van de ou de kranten kan hem alles doen vergeten; dan dient er onver wijld gereageerd, gediscussieerd en gedebateerd. Ongeacht het moment. Je zou De derde toestand een politieke roman kunnen noe men, maar dan eentje van het juiste soort, eentje waarin het persoonlijke element de boven toon voert: het wel en wee van Fima. Uiteraard ontbreekt de boodschap niet: Fima blijft tot het eind toe (nu ja, de actuele gebeurtenissen beslaan vijf da gen) geloven in 'de derde toe stand'; naast slapen en waken is er de situatie waarin dingen en gebeurtenissen hun vanzelf sprekendheid verliezen, waarin er met de onbevangenheid van een kind (zoals Fima zelf) wordt rondgekeken en gevraagd: waarom? Volwassenen zijn na verloop van tijd geneigd te zeg gen: daarom. Laat maar. Zeur niet zo. Amos Oz blijft, bij monde van Fima wel doorzeuren. Dat heeft, het moge paradoxaal klinken, een boeiende roman opgele verd. Amos Oz blijft, bij monde van Fima doorzeuren. Dat heeft, het moge paradoxaal klinken, een boeiende ro- fVi man opgeleverd. foto

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 12