's Winters had hij het soms zwaar' Mannen mogen tegenwoordig weer dansen Lenin slaapt in een bijzonder droog klimaat 'Het is wel zo prettig om steeds een auto in de buurt te hebben' met rimpels Burenruzie Het Gesprek van de Dag Theo Bakker John en Jane, de aardige man en vrouw bij wie ik op een vriendelijke manier ontsnap aan de overal ter wereld even armetierige rijkeluishotels, zeggen dat het gebeurt in de buitenwijken van Melbourne. Maar die ken ik niet. Ik ken het centrum en daar gebeurt niets. Ja, er staat een dame met een grote megafoon al geluidsbar rière doorbrekend klanten naar binnen te lokken, zeg maar te blazen, in een ka- dootjeswinkel. En ik krijg haar getetter cadeau, terwijl ik pro beer stil aan mijn koffie nip pend weg te mijmeren. Terug denken aan thuis, aan Leiden. Leiden staat daar langer dan de mens. Er zijn uitgesleten stenen, steegjes waarin je voelt dat je te gast bent, dat ze jouw leeftijd ver teboven gaan. Als inwoner van Leiden ben je een tijdelijke passant. Je mag er even wonen. Met jouw stap pen mag je een ietsje toevoe gen aan haar eeuwenoude his torie. Leiden ademt oudheid, zoals een stad dat hoort te doen. Als ik gezeten op het ter ras van Sweet Water de neus ophaal, ruik ik slechts vluch tigheid, niets lijkt gebouwd om te blijven. De stad is om de mensen heen gebouwd. Ik hou van oud. Mijn hoofd afwenden van het voorbijrazend blik gaat niet door de blauwe spiegelruit, die mij een opgesloten gevoel geeft. Dan zie ik spiegelbeeldig een vrouw van middelbare leeftijd voorbijlopen en ik be trap mezelf erop, dat ik niet onmiddellijk mijn hoofd om draai om haar in levende lijve te aanschouwen. Vervolgens doe ik het langzaam toch en kijk haar na. De heupen zijn zwaarder van de gekregen kin deren, de tred is bedachtza mer, de outfit zegt niet meer 'ik ben mooi en jong en ik wil wat'. Ik voel genegenheid op borrelen en moet terugdenken aan de avond dat ik vorige week in Jakarta verzeild raakte in een disco. Een mens moet bijblijven, nietwaar? Als je te rug verlangt naar huis, ga je op zoek naar 'house'. Ze komt naast me staan. 'Hey hallo, how are you?' Ik zeg haar maar direct dat ik slecht gezelschap voor haar ben. Dat er geen geld aan me te verdie nen valt. 'No problem, no pro blem'. Na een tijdje schuifelt ze verder. De lijnen in haar "ge zicht hadden al verraden, dat ze voor haar soort werk oud is. Ze heeft een buikje en een dik ke kont. Daarmee probeert ze al draaiend te lonken naar het manvolk, dat na de copieuze maaltijd nog wel wat ander vlees wil consumeren. Nie mand reageert. Zonder één beantwoorde blik keert ze te rug bij mijn kruk. Ineens walg ik van het feit, dat alles blijkbaar oud mag wor den, behalve een vrouw. 'Hoe oud ben je', vraag ik. 'Te oud', glimlacht ze. 'Waarom werkje nog steeds hier?' Ze ant woordt: 'Geef me wat geld, ik heb nog niet gegeten van daag.' Als ze naar het belen dende restaurant wandelt, vind ik haar oudere vrouwenli chaam mooi. 'Barbiepoppen in de aanbie ding' schreeuwt de megadame mijn ondanks Melbourne ge lukte gemijmer aan duigen. O.k, ik kom al. Maar ik wil er een met rimpels. Buurman A wil dat buurman B zijn struik wegsnoeit boven de brandgang. B beweert dat echter dat hij dat niet hoeft te doen omdat de brandgang zijn eigendom is. Buurman A reageert hier verontwaardigd op en controleert of de brand gang inderdaad eigendom van B is. Daaruit blijkt dat de garage van buurman B voor een deel is gebouwd op grond van buurman A en C. Die bu ren willen dat B zijn garage tot op de grond afbreekt. Burenruzie dus. Hele buurten kunnen te lijden hebben van gezinnen die met elkaar over hoop liggen. De ontwikkelin gen in de kwestie worden veelal bij de melkboer en bak ker uitgebreid bijgehouden. Het Gesprek van de Dag wil aandacht besteden aan dit soort conflicten door beide partijen in de krant aan het woord te laten. Ruzies kunnen worden aan gemeld bij de redactie van het Gesprek van de Dag, Postbus 54, 2300 AB Leiden of telefo nisch van 9.00 tot 16.00 uur, 071-356440. ZATERDAG 22 JANUAR11994 Maarten 't Hart over zijn vader als grafdelver Grafdelvers hebben het niet best. Tenminste, dat beweert de arbeidsinspectie in Amsterdam. Ze zouden veel last hebben van rugklachten en ook de emotio nele kant van hun werk wordt vaak te laag ingeschat. Veel ziekteverzuim dus, veel proble men die om de dooie dood niet zijn te verwaarlozen. Dus komaan, maar eens een paar grafdelvers gebeld. De fir ma Vliem in Sassenheim bij voorbeeld. Nee, daar hebben ze weinig trek om over him werk te praten. Dat ligt allemaal te ge voelig. Bij begraafplaats Rhijn- hof slagen wij er wel in een af- jpraak te maken, maar het kan pas komende donderdag en dan kunnen wij allang dood en begraven zijn. Hé, wacht eens, had onze streekgenoot Maarten Hart niet een vader die graf delver was? Maarten 't Hart kijkt op van het bericht dat het delven van gra- 3 zwaar zou zijn. ,,Wat is i zo zwaar aan? Nee, dat zie ik niet. Mijn vader vond het altijd heerlijk werk. Lekker rus tig op zo'n begraafplaats. De vo geltjes floten er en af en toe kraakte er een takje in het struikgewas. Hij vergeleek zijn werk altijd met dat van een on derwijzer. „Die meester van jou heeft dertig van die rotjongens waar hij op moet letten. En een herrie dat ze maken' Nou, ik heb nooit last. Hier maken ze geen herrie meer." „Het enige waar hij soms een hekel aan had was het ontrui- I men van graven. Als het nog niet zo lang geleden was dat ie mand was gestorven en er nog zo'n heel geraamte lag, was het best eng. Ik mocht wel eens kij ken bij dat ontruimen. Dan zei mijn vader altijd dat de dood helemaal niet zo erg was. „Kijk maar, jongen, wat schone botjes in het zand. Meer niet." „Mijn vader heeft vroeger op de tuin gewerkt en het omspitten van de grond vond hij heel wat zwaarder dan het delven van I graven. Maar in de winter had I hij het soms wel zwaar. Dan Maarten 't Hart: „Mijn vader heeft vroeger op de tuin gewerkt en het omspitten van de grond vond hij heel wat zwaarder dan het delven van gra ven." FOTO LOEK ZUYDERDUIN moest eerst de 'hal' uit de grond. Hal ja, zo noemen ze dat. Dan moest hij eerst een laagje harde grond weghakken voordat hij een gat kon graven. Vooral in de winter van 1963, die erg koud was, heeft hij het wel zwaar gehad. „Ik kwam graag bij mijn vader op het kerkhof. Er waren altijd wel rare en bijzondere mensen die een praatje met hem kwa men maken. Je kon er lekker rustig spelen. Op het slootje naast het kerkhof heb ik schaat sen geleerd. Eerst hield ik mij vast aa'n een oude stoel, maar op een zeker moment zei mijn vader: „Hier heb je de kinder baar, dat gaat veel beter. Dan kun je je wat beter vasthou den." „Ik heb dus schaatsen ge leerd achter een kinderbaar." „Het rook altijd zo lekker op het kerkhof. Zo'n wonderlijke, bijna mollige, lucht. Zoals je die ook wel in tuincentra aantreft. En er stond op dat kerkhof ook een kapelletje. Daar speelde ik mondharmonica. Vanwege de mooie akoestiek." „Mijn vader is zelf ook begra ven. Hij wilde pertinent geèn steen. Hij had een hekel aan grafstenen. Veel van die stenen waren in onderhoud. Dan moesten de lettertjes worden bijgeschilderd of de kettinkjes moesten worden gemaakt en dan kon mijn vader naderhand die zware steen weer met de hand terugplaatsen. Rotwerk, vond hij. En soms kwamen de mensen ook klagen dat de let ters niet meer te zien waren. Mijn vader heeft uit protest wel eens de hele naam van zo'n steen af geschuurd. Toen hij dood ging, kregen we van een steenhouwer met wie hij lang had gewerkt een steen aange boden, maar dat hebben we ge weigerd. Mijn vader was daar mordicus tegen." „Het werk werd erg slecht be taald. En nog, denk ik. Mijn va der verdiende in 1960 honderd gulden schoon in de week en dat was natuurlijk niks. Ja, gek eigenlijk, dat de verloskundige, degeen dus die de mensen op cfe wereld haalt, zoveel betaald krijgt en de grafdelver, de per soon die zorgt dat de mensen netjes wegkomen, wordt afge scheept met een fooi. Maar goed, mijn vader vond zijn werk dus helemaal niet zwaar. Hij hield ervan. En ik ben ook van kerkhoven gaan houden. Mijn vader heeft er gewérkt en nu ligt hij er ook nog eens. Ach, een kerkhof heeft voor mij zoiets vertrouwds." CEES VAN HOORE Lenin ziet er nog bijzonder puik uit, daar op zijn bedje in een Moskous mausoleum. Een vre dige slaper met een gezonde kleur en een gaaf huidje. En dat is opmerkelijk te noemen, want de man was gisteren op de kop af zeventig jaar dood. Zijn li chaam is evenwel onmiddellijk gebalsemd na zijn overlijden - en eens in de zo veel tijd ge beurt dat opnieuw - zodat het goed bewaard is gebleven. Dat is althans de officiële versie van de Russische autoriteiten. Er zijn ook boze tongen die be weren dat het een acteur is, die heeft plaatsgenomen op het bed. Het lichaam van Lenin zou al lang geleden zijn vergaan. Een lijk moet niet alleen worden gebalsemd, het moet ook nog eens in doeken worden gewik keld om het te kunnen bescher men tegen bacteriën en schim mels, zo wordt gefluisterd. Men wijst in dat verband op de mummies van de Egyptenaren. „Ik ken die verhalen", zegt M. Raven, conservator van het rijksmuseum van Oudheden in Leiden. „Er zijn ook mensen die beweren dat het lichaam van Lenin verloren is gegaan bij een brand. Er zou daar een model liggen, een namaaklichaam. Of die mensen gelijk hebben kan ik niet beoordelen." Raven acht het in elk geval mo gelijk dat een lichaam zo lang goed blijft. „Als het maar goed gebalsemd wordt. Hoe ze het in Rusland doen weet ik niet. Die geheimen geven ze niet prijs. Ik heb er wel ooit een artikel over gelezen. Daarin stond dat er een hele groep mensen was die Len in geregeld onder handen nam. Er zit in elk geval een hele tech nologie achter. Ze doen het on getwijfeld wel anders dan de Egyptenaren met hun mum mies. Ik neem ook aan dat ze andere chemicaliën gebruiken, het lichaam misschien afdekken met kunststof. En we kennen nu natuurlijk ook klimaatbeheer sing. Als de lucht maar droog blijft en je stoffen gebruikt die bacteriën en schirtimels we- Vooroordelen zijn er genoeg. Dansen is een sport voor mietjes en tutjes. Je danst op 'ouwe-lullenplaten'. En die dansleraar is een karikatuur van zichzelf: veel te galant en ele gant. Alleen, de waarheid blijkt an ders. 'We' dansen tegenwoordig op top-40 muziek en lijken dat nog leuk te vinden ook. Jongen of meisje, man of vrouw. De tijd dat jongens meegesleept moes ten worden en met schaamrood de dansvloer op gingen, lijkt voorgoed achter ons te liggen. En dat is goed nieuws, vinden dansscholen in de regio. Geen zorgen meer over tekorten aan jongens, mannen of heren meer. Zelfs overschotten komen voor. Zo meldt de Alphense dansschool Ruud Vermey dat zich meer mannen dan vrou wen hebben aangemeld voor de groep-twintigers. Voor een deel schrijft danslerares Y. van der Niet dat toe aan een 'inhaal race': „Ze wilden of durfden niet toen ze tiener waren, maar komen nu alsnog. Voor de ge zelligheid of omdat het handig is om te kunnen dansen op een feestje." Toch zou er wel eens meer ach ter kunnen zitten, denkt ook collega H. van der Geest van de Sassenheimse dansschool Van der Geest. Mannen lijken op steeds jeugdigere leeftijd de schaamte voorbij. Ze zien dat gewone Hollandse jongens de dansvloer op stormen, in spij kerbroek of gymschoenen als ze dat willen. En de muziek is ver trouwd. Paul de Leeuw's Droomland is een prima Engel se wals, de hits van René Froger zijn geknipt voor de cha-cha- cha en zelf met'house-platen valt het nodige te doen. „Natuurlijk, er komen altijd van die figuren die het idee hebben Gewone Hollandse jongens op de dansvloer. Gezien bij de Sassenheimse dansschool Van der Geest. dat dansen niks kan zijn. Maar de tweede les zeggen ze dan al: Het is veel gaver dan ik dacht", meldt de Sassenheimse. En ge lukkig vertellen de heren dat dan door. Op school, maar ook op de club. Want die clubs wor den niet voor niets driftig ge sponsord door haar dansschool. Ook de scholen worden 'be werkt': „Laatst nog belde een school uit Leiderdorp die een echt kerstbal wilde organiseren. Wat ze moesten doen? Die oude dansplaten eruit gooien, zei ik. En lekker gaan dansen." Man met vrouw, want man met man is niks. Of, zoals de Leidse dansschoolhouder J. Alphenaar zegt, „daar ben ik principieel op tegen. Je krijgt eerst gedonder over wie de leiding neemt. En later blijkt degene die niet de leiding had, geen leiding te kun nen geven als het erop aan komt. Met een vrouw." Hij houdt dus altijd wat assis tenten of gevorderden achter de hand voor het geval een begin- nersgroep met een mannente- kort kampt. Gelukkig is dat steeds minder nodig. „Donder dagavond begon een clubje dat helemaal gelijk is. VannzelF', meldt hij tevreden. Het grete koppelen kan dus beginnen? „Nee, nee, we zijn geen huwe lijksbureau, al lijkt het er soms wel op. We krijgen nogal wat huwelijkskaartjes van oud-cur- We nemen twee Leidenaars, de een zonder en de ander met auto. We vragen de auto mobilist of hij echt zijn auto aan dp kant doet nu autobedrijven met jaarabonne menten het autohuren aantrekkelijk willen maken in de Leidse regio. De autoloze Lei- denaar mag ons vertellen of hij autoloos blijft of door het plan een echte autogebrui ker dreigt te worden. Onze bangste vermoedens worden bewaar heid door deze 'zeer representatieve' steek proef. De Leidenaar met auto, een dertiger van de Oude Vest, meldt dat hij zijn autootje nooit wegdoet. „Al gebruik ik hem niet zoveel, ik vind het een prettig idee om hem in de buurt te hebben. Ik kan dan op elk gewenst moment instappen." Voor kleine boodschapjes gebruikt hij het vervuilende vervoermiddel heus niet, maar wel voor voetbalwedstrijden en familiebe zoekjes, verspreid over het land: „En dat is met het openbaar vervoer vaak niet te doen. Bovendien zit ik voor langere stukken liever in een auto die ik goed ken, zodat ik precies weet hoe-ie werkt." En wat moet-ie doen als hij opeens een zak cement nodig heeft, maar de huurauto pas een dag later beschikbaar is? „Een taxi bellen? Nee toch zeker." De autoloze Leidse, een twintiger van de Oude Singel, heeft nooit serieus aan een ei gen auto gedacht. Te duur, vond ze altijd. Ook wanneer je alleen maar huurt. En dus neemt ze de trein voor haar regelmatige be zoekjes aan oorden als Hilversum. Daar komt nog bij dat haar werk zo dichtbij haar woning is, dat niets de fiets verslaat. Dat auto huren wil ze echter wel eens pro beren. Wie weet raakt ze dan wel verslaafd, meldt ze. En, zo vertellen rekenmeesters, als je meer dan 120 dagen per jaar een auto huurt, wordt kopen goedkoper. Dus... Ondanks deze onthutsende gegevens, blijft Natuur en Milieu een voorzichtige voor stander van het huurplan. „Het is een stap de goede richting. Natuurlijk, je loopt het ïsen het autorijden ook wel willen uitproberen", meldt voorlicht ster M. Brunt. „Maar dat kun je ondervan gen door een goede voorlichting. Je moet aangeven dat het echt bedoeld is om af te kicken." Bovendien blijven er drempels, praktische en financiële. „Je kunt niet zomaar je auto instappen, maar moet hem een dag van te voren bestellen en op de fiets gaan ophalen. En iedere keer als je hem huurt, denk je toch weer: Oh ja, dat kost geld." Vandaar dat de stichting eind vorig jaar een plan presenteerde dat een klein beetje lijkt op het Leidse. Autodelen, heet het. Het komt erop neer dat je samen met buren, vrienden of kennissen een auto deelt. In een contract regel je de verdeling van de (on)kos_ten, verzekeringen en de tijdstippen waarop je het karretje mag gebruiken. Autorijden blijft mogelijk, maar niet zo maar. Net als bij huren, staat de automobiel niet altijd voor je deur. En regelmatig rijdt er een ander in. „En düs ga je per keer na denken of je hem écht wel nodig hebt. Dus: minder milieuvervuiling, minder verspilling van grondstoffen en minder benodigde par keerruimte. Bovendien is het voordelig voor de gebruiker." Helaas kun je je in je huur- of deelauto nooit zo thuisvoelen als in je eigen auto, meldt de autorijder van de Oude Vest. Je kunt moeilijk heen en weer sjouwen met jc kralenzitting, dubbeldikke stere-oinstallatie en stickers die aangeven dat je je vrouw en kinderen mist of alleen voor konijnen remt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 15